Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Bestemmingsplan Buitengebied 2009, herziening Reintsweg 1a, 1b en 1c in Enter
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0189.BP2013000003-VA01

4.2 Milieuaspecten

4.2.1 Hinder
In paragraaf 2.3 zijn de in de omgeving aanwezig functies beschreven en is vastgesteld dat sprake is van verschillende functies die in elkaars aanwezigheid op basis van de huidige inzichten toelaatbaar zijn. Het omzetten van de agrarische functie in een woonfunctie vormt geen belemmering voor omliggende (agrarische)bedrijven. De dichtstbijgelegen agrarische bestemming ligt op 0 m afstand van het perceel Reintsweg 1a. Deze bestemming wordt in dit bestemmingsplan echter omgezet in de bestemming 'Wonen', waardoor het dan dichtstbijzijnde bedrijf (ten noorden van het wijzigingsgebied) op circa 150 m ligt. Op ?220 m is een paardenhouderij gevestigd en op ongeveer 85 m ligt een bedrijfsbestemming. Aangezien deze afstanden gemeten zijn vanaf de bestaande woning en op hetperceel Wolvesweg 5 een bedrijfswoning is gevestigd, vormt de herziening geen belemmering voor de in het gebied aanwezige bedrijven. Deze bedrijven vormen evenmin een belemmering voor de gewenste bestemmingsplanherziening.
4.2.2 Bodem
Bij bouwplannen dient inzicht te worden gegeven in de kwaliteit van de bodem. Indien een bodemonderzoek al heeft plaatsgevonden, dan worden de conclusies van dit rapport in deze paragraaf vermeld. Het gehele rapport kan als bijlage bij de toelichting worden gevoegd.
 
Door Kruse Milieu BV is onderzoek gedaan naar de bodemgesteldheid ter plaatse van de nieuw te bouwen woning. De bevindingen van dat onderzoek zijn beschreven in de rapportage van september 2012 (Projectcode: 12036810). Hieronder wordt in het kort een beschrijving gegeven van het onderzoek en worden de conclusies beschreven. Het volledige rapport is als bijlage aan dit bestemmingsplan gekoppeld.
 
De onderzoekslocatie is deels bebouwd met een oude (te slopen) boerderij en een schuur en grotendeels onbebouwd. Een deel van de onbebouwd onderzoekslocatie is verhard met klinkers. Het grootste gedeelte is onverhard en betreft gras.
Er zijn plannen om de oude boerderij te slopen en daarvoor in de plaats een nieuwe woning met inwoning te bouwen. In het kader van de bestemmingsplanwijziging en de aanvraag van de omgevingsvergunning dient onderzoek te worden uitgevoerd naar de bodemkwaliteit op het terrein. De onderzoekslocatie betreft perceelnummer 5049, is deels bebouwd met een te slopen oude boerderij met schuur en deels verhard met klinkers. De onderzoekslocatie omvat een oppervlakte van circa 1080 m?
  
Uit vooronderzoek blijkt dat de onderzoekslocatie niet verdacht is met betrekking tot asbest. Derhalve is geen asbestonderzoek op de locatie noodzakelijk.
 
In de bovengrond en in het grondwater zijn enkele zeer lichte verontreinigingen aangetoond. Aangezien de  tussenwaarden niet worden overschreden, is er geen reden om een nader onderzoek uit te voeren. De ondergrond is niet verontreinigd.
 
Uit milieukundig oogpunt is er naar onze mening geen bezwaar tegen de bestemmingsplanwijziging en de voorgenomen nieuwbouw, aangezien de vastgestelde zeer lichte verontreinigingen geen risico? voor de volksgezondheid opleveren. De bodem wordt geschikt geacht voor het huidige en toekomstige gebruik (wonen met tuin).
 
4.2.3 Geluid
De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai en industrielawaai. De Wgh geeft aan dat een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd bij het voorbereiden van de vaststelling van een bestemmingsplan of het nemen van een omgevingsvergunning indien het plan een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidszone van een bestaande geluidsbron of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt. Het akoestisch onderzoek moet uitwijzen of de wettelijke voorkeursgrenswaarde bij geluidgevoelige objecten wordt overschreden en zo ja, welke maatregelen nodig zijn om aan de voorkeursgrenswaarde te voldoen.
 
Met betrekking tot voorliggend plan wordt opgemerkt dat de woningen Reintsweg 1a en 1b binnen de 60 km/uur zone van het buitengebied liggen, hetgeen betekent dat inzichtelijk gemaakt moet worden wat de belasting op de gevels is. Hiervoor is een akoestisch onderzoek uitgevoerd.
 
Door Buijvoets Bouw- en Geluidsadvisering is een akoestisch onderzoek verricht. De bevindingen van dat onderzoek zijn beschreven in de rapportage van 6 september 2012 (kenmerk 12.160b1). De rapportage is als bijlage aan deze toelichting gekoppeld. Hierna wordt volstaan met een korte samenvatting van het rapport en de conclusie.
 
De woningen liggen in "buitenstedelijk" gebied binnen de wettelijk vastgestelde geluidszones, als bedoeld in artikel 74 van de Wet geluidhinder, van de Reintsweg en de Wolvesweg. De voorkeurgrenswaarde voor de geluidbelasting LDEN op de gevels van een woning ten gevolge van een weg bedraagt 48 dB.
De weg- en verkeersgegevens van de Wolvesweg zijn afkomstig van de gemeente Wierden. Van de Reintsweg zijn geen gegevens en ook geen verkeerstellingen aanwezig omdat het een rustige B-weg is met alleen bestemmingsverkeer naar de aanliggende percelen.
De woning ligt op circa 10 m uit de wegas van de Reintsweg. Bij een intensiteit van 800 motorvoertuigen bedraagt de geluidbelasting 48 dB. Omdat de intensiteit lager is, ligt de geluidbelasting ruim onder de voorkeurgrenswaarde en is geen nader onderzoek ingesteld.
 
Met behulp van het rekenmodel (DGMR-Geomilieu V.2.02) is de belasting op de gevel berekend. De berekende belasting LDEN bedraagt maximaal 37 dB op de voorgevel waarmee de voorkeursgrenswaarde ruimschoots wordt onderschreden. Voor het aspect wegverkeerslawaai is sprake van een goede ruimtelijke ordening
en wordt voldaan aan het gemeentelijk geluidbeleid zoals beschreven in paragraaf 3.5.5.
 
4.2.4 Verkeer
In deze paragraaf wordt ingegaan op de verkeerskundige aspecten van het plan. In deze aspecten zullen naar verwachting nauwelijks tot geen wijzigingen optreden. Hoewel de feitelijke situatie wel verandert, zal het aantal verkeersbewegingen met die verandering niet toenemen. Het aantal woningen was en blijft twee. Ook in  het gebruik van het voormalige bedrijfsgebouw treden geen wijzigingen op.
4.2.5 Externe veiligheid
Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Per 1 januari 2010 moet worden voldaan aan strikte risicogrenzen. Een en ander brengt met zich mee dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid.
Concreet gaat het om risicovolle bedrijven, vervoer gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Op de diverse aspecten van externe veiligheid is afzonderlijke wetgeving van toepassing. Voor risicovolle bedrijven gelden onder meer:
  • het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
  • de Regeling externe veiligheid (Revi);
  • de Registratiebesluit externe veiligheid;
  • het Besluit risico's Zware Ongevallen (Brzo);
  • het Vuurwerkbesluit..
Voor vervoer gevaarlijke stoffen geldt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (cRvgs). Op transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen zijn het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) van toepassing.  
Het doel van wetgeving op het gebied van externe veiligheid is risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen en activiteiten tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Het is noodzakelijk inzicht te hebben in de kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en het plaatsgebonden en het groepsrisico.
 
Aan de hand van de Risicokaart Overijssel is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond het plangebied. Op de Risicokaart Overijssel staan meerdere soorten risico's, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. In de volgende figuur is een uitsnede van de Risicokaart weergegeven.
 
Figuur 4.1. Fragment risicokaart (bron: provincie Overijssel)  
 
Uit de inventarisatie blijkt dat het plangebied:
  • zich niet bevindt binnen de risicocontour van Bevi- en Brzo-inrichtingen danwel inrichtingen die vallen onder het Vuurwerkbesluit (plaatsgebonden risico);
  • zich bevindt in een gebied waarbinnen een verantwoording van het groepsrisico nodig is;
  • niet is gelegen binnen de veiligheidsafstanden van het vervoer gevaarlijke stoffen ( op ruim 580 m ligt de snelweg A1 waarover vervoer van gevaarlijke stoffen is toegelaten. De grootste risicocontour bedraagt volgens informatie van de risicokaart (PR 108) 130 m.
  • is niet gelegen binnen de veiligheidsafstanden van buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen (op ruim 1,7 km, binnen de gemeente Hof van Twente,  ligt een aardgasleiding van de Nederlandse Gasunie). 
Verantwoording Groepsrisico
Ten opzichte van de huidige situatie zal niet of nauwelijks sprake zijn van een toename van het aantal personen. In de nieuwe situatie biedt de nieuwbouw de mogelijkheid van inwoning. Het aantal woningen neemt echter niet toe. Mede gelet op de zeer ruime afstand tot de betreffende buisleiding is geen sprake is van een onevenredige toename van het groepsrisico.
 
Een en ander brengt met zich mee dat het project in overeenstemming is met wet- en regelgeving inzake externe veiligheid.
    
4.2.6 Luchtkwaliteit
Bij besluitvorming is het van belang te bepalen of een initiatief "niet in betekenende mate" bijdraagt aan de luchtkwaliteit. In de algemene maatregel van bestuur Niet in betekenende mate (Besluit NIBM) en de ministeri? regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM.
Op 15 november is de wijziging van de Wet milieubeheer op het gebied van luchtkwaliteitseisen (Hoofdstuk 5 titel 2 Wm, Stb. 2007, 414) in werking getreden. Dit vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe wettelijke regels geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als:
  1. er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde
  2. een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt
  3. een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging
  4. een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit), dat in werking treedt nadat de EU derogatie heeft verleend. 
Van een verslechtering van de luchtkwaliteit ?n betekende mate?ls bedoeld onder c is sprake in zich ? van de volgende ontwikkelingen voordoet:
  • Woningbouw: 1500 woningen netto bij 1 ontsluitende weg of 3000 woningen bij 2 ontsluitende wegen.
  • Infrastructuur: 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten gecorrigeerd voor minder congestie);
  • Kantoorlocaties: 33.330 m2 bruto vloeroppervlak bij 1 ontsluitende weg, 66.667 m2 bruto vloeroppervlak bij 2 ontsluitende wegen.
Veel projecten in de gemeente Wierden vallen onder de regeling NIBM. In deze regeling staan de getalsmatige grenzen van projecten die ?iet in betekenende mate?NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Van de overige projecten moet worden aangetoond dat de concentratietoename beneden de 1% ligt, hetgeen voor fijn stof (PM10) en NO2 overeenkomt met 0,4 mg/m? Er zijn dus twee mogelijkheden om aannemelijk te maken dat een project binnen de NIBM-grens blijft:
  1. Aantonen dat een project binnen de grenzen van een categorie zoals bepaald in artikel 4 lid 1 van de Ministeri? regeling NIBM valt. Er is dan geen verdere toetsing nodig. Voor woningbouw is een ondergrens van 1.500 woningen opgenomen. Voor projecten of plannen met minder woningen is geen luchtkwaliteitsonderzoek noodzakelijk.
  2. Op een andere manier aannemelijk maken dat een project voldoet aan het 3% criterium.
De in voorliggend bestemmingsplan besloten ruimtelijke ontwikkeling is aan te merken als een project welke "niet in betekenende mate bijdraagt" aan luchtverontreiniging. De ontwikkeling valt onder de Regeling NIBM.