REGELS

 

HOOFDSTUK 1 Inleidende regels

 

Artikel 1 Begrippen

 

1.1 plan

het bestemmingsplan "Herziening weekmarkten, standplaatsen en evenementen" van de gemeente Wierden;

 

1.2 verbeelding

de plankaart van het bestemmingsplan"Herziening weekmarkten, standplaatsen en evenementen" bestaande uit de kaart met nummer NL.IMRO.0189.BP2012000015-ON01;

 

1.3 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0189.BP2012000015-ON01 met de bijbehorende regels;

 

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels

regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

 

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

 

1.6 ander-werk

een werk, geen bouwwerk zijnde, of een werkzaamheid;

 

1.7 archeologische waarde

de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis;

 

1.8 bebouwing

? of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

 

1.9 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

 

1.10 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

 

1.11 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

 

1.12 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

 

1.13 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

 

1.14 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

 

 

 

1.15 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

 

1.16 evenement

evenement als bedoeld in artikel 2.24 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Wierden;

 

1.17 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

 

1.18 nadere eis

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening;

 

1.19 peil

  1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:

de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

  1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:

de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

  1. het peil zoals door of namens burgemeester en wethouders is bepaald;

 

 

1.20 omgevingsvergunning

een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

 

1.21 standplaats voor ambulante handel of dienstverlening

een standplaats die gedurende bepaalde tijd al dan niet met enige regelmaat wordt bezet op een vaste plek voor verkoop of dienstverlening.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

2.1 Gebouwen en bouwwerken

 

2.1.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

 

2.2 Maatvoering

Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:

  1. voor lengten in meters (m);

  2. voor oppervlakten in vierkante meters (m2);

  3. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m3);

  4. voor verhoudingen in procenten (%);

  5. voor hoeken/hellingen in graden (?.

 

 

2.3 Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van de lijn.

HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3 Groen

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

  1. groenvoorzieningen;

  2. fiets- en/of voetpaden;

  3. speelvoorzieningen en hierbij passende openbare verblijfsvoorzieningen;

  4. parkeervoorzieningen;

  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  6. standplaatsen voor ambulante handel of dienstverlening;

 

met daarbijbehorende:

 

g bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

h werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;

i verhardingen;

 

 

3.2 Bouwregels

Op de voor Groen aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming.

 

3.2.1 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen.

 

Artikel 4 Sport

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Sport aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. sportvoorzieningen alsook ondergeschikte en daarbijbehorende horeca, zoals een kantine;

b standplaats voor ambulante handel of dienstverlening;

 

met daarbij behorende:

 

c gebouwen, geen bedrijfswoningen zijnde;

d bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

e wegen;

f paden;

g water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

h groenvoorzieningen;

i parkeervoorzieningen.

 

 

4.2 Bouwregels

Op de voor Sport aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

 

4.2.1 Hoofdgebouwen

Voor hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  1. een hoofdgebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;

  2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding "maximale bouwhoogte (m)".

 

 

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  1. indien zij v??de voorgevel of naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen;

  2. de bouwhoogte van reclame- en vlaggenmasten mag ten hoogste 8 m bedragen;

  3. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 2,5 m.

 

 

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen

van de bebouwing ten behoeve van:

  1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

b het behoud van de ruimtelijke kwaliteiten van het terrein;

c de sociale veiligheid;

d de verkeersveiligheid;

e de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

 

4.4 Afwijken van de bouwregels

 

4.4.1 Omgevingsvergunning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.2.1 onder a en kan worden toegestaan dat buiten het bouwvlak wordt gebouwd tot een oppervlakte van 50 m?en een goothoogte van niet meer dan 3,5 m.

 

 

 

 

 

 

 

4.4.2 Afwegingskader

Een in 4.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

 

a het straat- en bebouwingsbeeld;

b de milieusituatie;

c de verkeersveiligheid;

d de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

e de sociale veiligheid;

f de externe veiligheid.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 5 Verkeer ?Verblijfsgebied

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen, woonstraten, paden en pleinen;

  2. voet- en rijwielpaden;

  3. parkeervoorzieningen;

  4. nutsvoorzieningen;

  5. evenementen;

  6. standplaats voor ambulante handel of dienstverlening;

  7. fietsenstallingen, abri's, straatmeubilair en dergelijke;

  8. speel- en verblijfsvoorzieningen;

  9. ter plaatse van de aanduiding "parkeerterrein", zijn parkeerterreinen toegestaan;

 

met daarbijbehorende:

 

j bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

k water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

l groenvoorzieningen.

 

 

5.2 Bouwregels

Op de voor Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

 

5.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. een gebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;

  2. de hoogte maximaal 4 m bedraagt;

  3. voor ondergrondse parkeervoorzieningen geldt dat het aantal bouwlagen niet meer dan 2 mag bedragen, alsmede dat het bepaalde onder a en b buiten toepassing blijft.

 

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 6 m mag bedragen.

 

 

5.3 Specifieke gebruiksregels

 

5.3.1 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden voor een motorbrandstofverkooppunt.

 

 

5.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing ten behoeve van:

 

a een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

b de verkeersveiligheid;

c de sociale veiligheid;

d de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

e de externe veiligheid.

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 6 Waarde - Archeologie 1

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie 1 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) (basisbestemming), mede bestemd voor:

  1. het behoud, de bescherming en/of het herstel van verwachte archeologische waarden;

 

met daarbij behorende:

 

  1. bouwwerken;

  2. voorzieningen.

 

 

6.2 Bouwregels

Ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:

  1. de aanvrager van de bouwvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;

  2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de bouwvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

6.2.1 Uitzondering

Het bepaalde in artikel 6.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op ? of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:

  1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;

  2. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;

  3. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m2.

 

 

6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op de in artikel6.1 bedoelde gronden de volgende andere-werken en werkzaamheden uit te voeren:

  1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;

  2. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;

  3. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage;

  4. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;

  5. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen van gronden en het rooien van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd;

  6. het scheuren van grasland.

 

6.3.1 Uitzondering

Geen omgevingsvergunning is nodig voor:

  1. andere-werken die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, mits de gronden niet dieper dan 0,5m worden geroerd;

  2. andere-werken die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning;

  3. andere-werken als onderdeel van een ingreep in de bodem met een oppervlakte van ten hoogste 100 m2;

  4. andere-werken waarvoor een vergunning ingevolge de Monumentenwet 1988 nodig is.

 

 

6.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het verwijderen van de bestemming Waarde - Archeologie 1, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat dit mogelijk is.

 

 

HOOFDSTUK 3 Algemene regels

 

Artikel 7 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Artikel 8 Algemene bouwregels

  1. In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk2 van deze regels is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

  2. In die gevallen dat de bestaande afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen minder bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk2 van deze regels is voorgeschreven, geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan.

 

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

 

9.1 Strijdig gebruik

Onder een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan:

  1. het gebruiken of het laten gebruiken van gronden als paardenbak, tenzij dat uitdrukkelijk is toegestaan;

  2. het gebruiken of het laten gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting, tenzij dat uitdrukkelijk is toegestaan.

 

 

9.2 Toegestaan gebruik

Onder een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt niet verstaan:

 

a het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifistaties, indien en voorzover daardoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning, ontheffing of vrijstelling vereist is en deze is verleend, dan wel een melding is gedaan;

b het aanleggen of het laten aanleggen van kabels en leidingen ten behoeve van de

drinkwatervoorziening, de riolering, de waterhuishouding, de energievoorziening en de

datacommunicatie, met uitzondering van:

1. hoogspanningsleidingen;

2. buisleidingen voor het transport van water, afvalwater of stroom met een doorsnede van 1m of

meer en een lengte van 10 km of meer.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 10 Algemene aanduidingsregels

 

10.1 Milieuzone - intrekgebied

Ter plaatse van de aanduiding "milieuzone - intrekgebied" geldt dat de gronden naast de andere voor die gronden aangewezen bestemming(en) en aanduidingen, tevens bestemd zijn voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de kwaliteit van het grondwater.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

 

11.1 Afwijkingsbevoegdheid

 

11.1.1 Omgevingsvergunning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages, met uitzondering van

oppervlakte- en inhoudsmaten, tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, indien dat uit stedenbouwkundig oogpunt en/of welstand ter plaatse aanvaardbaar is;

  1. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting

van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;

  1. de bestemmingsregels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het

terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de vergunning gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;

  1. de bestemmingsregels en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen

zijnde wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;

  1. de bestemmingsregels en toestaan dat telecommasten tot een bouwhoogte van niet meer

dan 40 m worden geplaatst;

  1. de bestemmingsregels en toestaan dat wordt gebouwd voor nutsvoorzieningen tot een

bouwhoogte van niet meer dan 3 m en een oppervlakte van niet meer dan 25 m2;

  1. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de

bouwhoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en schotelantennes, indien de oppervlakte van de vergroting van de verhoging niet meer bedraagt dan 1 m2, met dien verstande dat de oppervlakte van de vergroting ten behoeve van een liftkoker niet meer bedraagt dan 4 m2;

  1. de bestemmingsregels ten behoeve van tijdelijk kamperen in groeps- of verenigingsverband

met een duur van niet meer dan 10 dagen (opbouw- en afbreekdagen daaronder begrepen).

 

 

11.2 Afwegingskader

Een in 12.1.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

b de milieusituatie;

c de verkeersveiligheid;

d de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

e de sociale veiligheid

f de externe veiligheid.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 12 Algemene procedureregels

 

12.1 Nadere eis

Voor het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure:

  1. een ontwerpbesluit ligt, met bijhorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;

  2. de terinzagelegging wordt vooraf bekend gemaakt in ? of meer dag-, nieuws of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze;

  3. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden tot het naar voren brengen van zienswijzen gedurende de onder a genoemde termijn;

  4. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.

 

HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels

 

Artikel 13 Overgangsrecht

 

13.1 Bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.

 

 

13.2 Omgevingsvergunning

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning kan eenmalig worden afgeweken van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.

 

 

13.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

 

13.4 Gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit deRichtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april

1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, beperkingen voortvloeien ten

aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.

 

 

13.5 Strijdig gebruik

  1. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 13.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  2. Indien het gebruik, bedoeld artikel 13.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

 

 

13.6 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Het bepaalde in 13.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

 

Regels van het bestemmingsplan "Herziening weekmarkten, standplaatsen en evenementen"

 

Vastgesteld door de raad van de gemeente Wierden in de vergadering van 18 juni 2013.

 

, voorzitter

 

, griffier