direct naar inhoud van 4.2 Milieu
Plan: Buitengebied 2009, herziening verbreding van de Regge, deelgebieden De Grimbergen en Zuna
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0189.BP2012000014-VA01

4.2 Milieu

4.2.1 Bodem
4.2.1.1 Landbodem

Om na te gaan of er bodemvervuilingen aanwezig zijn is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Het vooronderzoek is gebaseerd op NEN 5725, NNI januari 2009, ICS 13.080.01, en voor wat betreft de percelen die in de uiterwaarden liggen op NEN 5717, NNI november 2009, ICS 13.080.05.

Het volledige onderzoek naar de milieuhygienische kwaliteit van de bodem is opgenomen in Bijlage 3 Onderzoek landbodem. De conclusies en aanbevelingen uit het onderzoek zijn:

  • Bij de dammen en paden waarin alleen een rode klinker is aangetroffen, worden op basis van dit onderzoek vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen potentiële bodemverontreinigingen verwacht. Indien er daadwerkelijk grondverzet plaatsvindt, wordt aanbevolen om ter plaatse van de puinpaden en puindammen een bodemonderzoek uit te voeren teneinde een passende bestemming voor het vrijkomende materiaal te kunnen bepalen.
  • Op het perceel Wierden X14 is een overkapping met asbestverdachte dakplaten aanwezig. Wanneer deze overkapping wordt verwijderd, dient men hier rekening mee te houden. Op het maaiveld zelf zijn geen asbestverdachte materialen aangetroffen.
  • Op de overige percelen zijn vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen verdachte locaties aangetroffen.
4.2.1.2 Waterbodem

Naast het bodemonderzoek is ook een onderzoek naar de kwaliteit van het slib uitgevoerd. Omdat de Regge wordt verondiept, gedempt en geherprofileerd en het vrijkomende slib in het plangebied wordt hergebruikt is een onderzoek naar de kwaliteit van de waterbodem noodzakelijk. Doel van het onderzoek was het vaststellen van de milieuhygienische kwaliteit van het slib. Op basis van dit onderzoek zijn de hergebruiks- en verwerkingsmogelijkheden van het af te voeren slib vastgesteld.

Het volledige onderzoek naar de milieuhygische kwaliteit van de bodem is opgenomen in Bijlage 4 Onderzoek waterbodem. De belangrijkste conclusies en aanbevelingen uit het onderzoek zijn:

  • Onderzoeksopzet: de Regge is onderverdeeld in 13 monstervakken (de monstervakken A t/m D maken geen onderdeel uit van het plangebied). Per vak zijn 10 deelmonsters (steken) van de waterbodem verzameld. Per vak is één mengmonster van het slib samengesteld en geanalyseerd op de paramaters van het regionale waterbodempakket. Van de vakken waar geen slib aanwezig is, is een monster van de vaste bodem vastgesteld en geanalyseerd.
  • Het slib in de monstervakken E, F, G, J en M is verspreidbaar op de aangrenzende percelen. Geadviseerd wordt om dit slib te verwerken op de kant binnen het plangebied alvorens de dempingen uit te voeren.
  • Het slib in de monstervakken H en I is niet-verspreidbaar op de aangrenzend percelen op basis van het gehalte aan minerale olie. Geadviseerd wordt om dit slib te verwijderen alvorens de dempingen uit te voeren en om het slib in depot te plaatsen. Na indroging kan hierop een partijkeuring worden uitgevoerd, waarna voor het ingedroogde slib een passende bestemming kan worden gezocht voor hergebruik (wanneer het voldoet aan de achtergrondwaarden mogelijk zelfs binnen het plangebied).
  • Het slib uit vak L is niet-verspreidbaar en niet toepasbaar op basis van de gehalten aan minerale olie en kwik. Aanbevolen wordt om het slib uit deze vakken te verwijderen alvorens te dempen en af te voeren naar een erkend verwerker.
  • Het slib uit vak K is dermate verontreinigd dat dit nooit verspreidbaar en nooit toepasbaar is. Het slib uit vak K dient daarom voorafgaand aan de demping separaat te worden verwijderd, waarbij maatregelen tot voorkoming van verspreiding worden getroffen, en dient te worden afgevoerd naar een erkend verwerker. Het slib laten zitten is hier geen optie.
4.2.2 Waterparagraaf

De inrichting van de Regge in de landinrichting Rijssen is een gezamenlijk project, waarin naast DLG, en waterschap ook de gemeenten participeren. In goed overleg zijn scenario's doorgerekend en is een definitief scenario gekozen en definitief plan gemaakt. De effecten van het plan op de omgeving zijn berekend en in kaart gebracht.

De waterparagraaf is opgenomen in Bijlage 12 Waterparagraaf. Bij de waterparagraaf hoort een aantal kaarten. Deze zijn opgenomen in Bijlage 13 Kaarten bij de waterparagraaf. Daarmee kan gesteld worden dat de watertoets daarmee doorlopen is.

4.2.3 Watervergunning

In 1998 is de Reggevisie vastgesteld. Voor de Midden- en BenedenRegge is het toekomstbeeld die van een meanderende laaglandrivier. Dit betekent dat de rivier, meer dan nu het geval, zijn oorspronkelijke dynamiek en seizoensritmiek terugkrijgt. De rivier zal meer ruimte moeten krijgen en sommige plekken breder en tegelijkertijd minder diep zijn.

In 2008 is een hydraulisch ontwerp gemaakt voor de hermeandering van de Regge. Dit is een nadere uitwerking van de Reggevisie (zie voor het volledige rapport Bijlage 5 Hydraulisch onderzoek). In het rapport "concrete uitwerking van de Reggevisie" zijn de mogelijkheden onderzocht om de meandering van de Regge tussen het Twentekanaal bij Goor en het uitstroompunt in de Vecht zoveel mogelijk te herstellen. In het rapport (zie Bijlage 5 Hydraulisch onderzoek) zijn de berekeningen opgenomen.

In het rapport 'van Binnen Gait tot Zuna' is per deelgebied verder uitgewerkt hoe de Regge er daar uit komt te zien. Per deelgebied zijn de profielen weergegeven. Dit kan een hoogwatergeul zijn maar ook een serie poelen. Hierbij varieert ook de breedte van de overstromingsvlakte. In Hoofdstuk 2 Huidige en gewenste situatie is hier nader op ingegaan. Dit rapport is de basis voor de uitvoering en dit bestemmingsplan.

De hiervoor genoemde onderzoeken en berekeningen zijn uitgevoerd in overleg met en in opdracht van het waterschap Regge en Dinkel.

Voor het uitvoeren van de werkzaamheden moet de initiatiefnemer een watervergunning bij het waterschap aanvragen. De vergunning heeft betrekking op het afgraven en vergraven van gronden en de Regge. Het stuwpeil gaat niet veranderen. Deze vergunningaanvraag vervangt de voorheen geldende watertoets. Voor deze vergunning geldt, zoals gebruikelijk bij projecten die door de Dienst Landelijk Gebied worden uitgevoerd, een verkorte procedure. De vergunning zal naar verwachting worden verleend voordat het bestemmingsplan wordt vastgesteld.

4.2.4 Externe veiligheid

Sinds 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. Hierin zijn regels gesteld teneinde de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Bedrijven die onder het besluit vallen zijn onder meer grote chemische bedrijven, lpg-tankstations en bedrijven die 10.000 kilo of meer chemicaliën opslaan. Het besluit verplicht gemeenten en provincies voortaan met veiligheidsnormen rekening te houden. Op basis van de Risicokaart van de provincie Overijssel blijkt dat in de directe omgeving van het plangebied twee risicovolle bedrijven zijn gevestigd die vallen onder het Bevi.

Op camping 't Mölke staat een propaantank van 3.000 liter. Om de tank ligt een risicocontour van 20 meter. Deze zone ligt buiten het plangebied. Op de hoek Rijssensestraat-Klokkendijk is een diergeneesmiddelenfabrikant en -groothandel gevestigd. Op dit bedrijf worden gevaarlijke stoffen opgeslagen. Rondom de opslag ligt een risicocontour van twintig meter. Deze risicocontour ligt buiten het plangebied.

In het plangebied worden bovendien geen nieuwe kwetsbare functies (zoals woningen) gerealiseerd.

De N347 (weg naar Zuna) en de intercitylijn Amersfoort-Deventer-Almelo doorkruisen het plangebied. Voor beide is aangegeven dat er een risico bestaat voor verkeersongevallen. De ontwikkelingen in het plangebied dragen niet bij aan een groter risico dan bestaand. Langs de Klokkendijk wordt een nieuw fietspad aangelegd. De spoorwegovergang bij de Klokkendijk is beveiligd. Er ontstaat dus geen (extra) risico op ongevallen. Ten aanzien van de N347 ontstaat er geen extra risico op ongevallen als gevolg van dit bestemmingsplan.

Ter hoogte van het bedrijventerrein de Mors (Rijssen) kruisen gasleidingen het plangebied. Het gaat om de leidingen N-557-30-KR-047 en N-557-30-KR-001. In dit gebied gaan graafwerkzaamheden plaatsvinden. Voorafgaand aan de werkzaamheden worden KLIC-meldingen gedaan en wordt overlegd met de Gasunie.

Geconcludeerd kan worden dat uitvoering van dit bestemmingsplan geen negatieve gevolgen heeft ten aanzien van de veiligheid voor mensen. Er worden geen verblijfsruimtes voor mensen opgericht. Voor de uit te voeren graafwerkzaamheden in de buurt van de gasleidingen wordt overlegd met de Gasunie.

4.2.5 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de mensen te beschermen tegen geluidsoverlast. Op basis van deze wet dient bij het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te worden besteed aan het aspect "geluid". De wet heeft betrekking op situaties waarbij (spoor)wegen of bedrijventerreinen worden aangelegd of aangepast of wanneer nieuwe geluidgevoelige functies (zoals woningen) worden opgericht.

In dit plan zijn deze situaties niet aan de orde. Nader ingaan op dit thema is daarom niet noodzakelijk.

4.2.6 Luchtkwaliteit

Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen. Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld, indien:

  • aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, niet leiden tot het overschrijden van een in bijlage 2 opgenomen grenswaarde1, of
  • aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, leiden tot een verbetering per saldo van de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof danwel, bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, de luchtkwaliteit per saldo verbetert door een samenhangende maatregel of een optredend effect, of
  • aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen, of
  • het project is genoemd of beschreven dan wel past binnen een programma van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het NSL is per 1 augustus 2009 in werking getreden.

Van een verslechtering van de luchtkwaliteit in betekenende mate als bedoeld onder c is sprake indien zich één van de volgende ontwikkelingen voordoet:

  • woningbouw: 1.500 woningen netto bij 1 ontsluitende weg of 3.000 woningen bij 2 ontsluitende wegen;
  • infrastructuur: 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten gecorrigeerd voor minder congestie);
  • kantoorlocaties: 100.000 m² brutovloeroppervlak bij 1 ontsluitende weg, 200.000 m² brutovloeroppervlak bij 2 ontsluitende wegen.

Voorliggend bestemmingsplan maakt geen van de hiervoor genoemde ontwikkelingen mogelijk en het is ook geen project dat beschreven staat in het NSL. Er kan daarom geconcludeerd worden dat de luchtkwaliteit "niet in betekenende mate" zal verslechteren. Derhalve hoeft niet nader op het aspect luchtkwaliteit te worden ingegaan.

4.2.7 Hinder tijdens de aanlegfase

Tijdens de graafwerkzaamheden zal tijdelijk hinder ontstaan voor omwonenden. Het gaat met name om grondtransport. De omliggende bewoners worden voorafgaand aan de werkzaamheden tijdens een informatieavond geïnformeerd over het beperken van de hinder en welke wegen gebruikt gaan worden. Mocht er rijschade ontstaan dan is er geld gereserveerd voor compensatie of herstel.

Tevens zal overleg plaatsvinden met de wegbeheerders.

4.2.8 Voorkomen van (nat)schade

De verwachting is dat op een aantal percelen in de omgeving van de heringerichte Regge verdroging of vernatting plaats zal gaan vinden. Door het waterschap worden momenteel berekeningen gedaan of, waar en in welke mate schade door vernatting of verdroging plaats zal vinden.

Het waterschap Regge en Dinkel heeft een regeling voor het vergoeden van schade: de procedureverordening nadeelcompensatie 2010. Grondeigenaren die schade ondervinden van de maatregelen kunnen aanspraak maken op deze regeling en bijbehorende vergoedingen.

Het vergoeden van schade die is ontstaan door een rechtmatig handelen door een bestuursorgaan wordt ‘nadeelcompensatie' genoemd. Artikel 7.14 van de Waterwet (Wtw) bevat een algemene regeling die voorziet in de vergoeding van schade als gevolg van de rechtmatige uitoefening van een taak of bevoegdheid in het kader van het waterbeheer. Voorbeelden van schadeveroorzakende handelingen die onder de reikwijdte van artikel 7.14 Wtw vallen zijn onder meer de uitvoering van waterstaatkundige werkzaamheden, de aanleg of wijziging van waterstaatswerken, het verlenen, aanscherpen en intrekken van vergunningen of het opleggen van gedoogplichten.

Op de in Bijlage 13 Kaarten bij de waterparagraaf opgenomen kaarten is te zien of, waar en in welke mate schade als gevolg van de voorgenomen ingrepen in de waterhuishouding plaatsvinden.

4.2.9 Bevaarbaarheid van de Regge

Een ander belangrijk onderdeel van het inrichtingsplan vormt de bevaarbaarheid van de Regge. In de huidige situatie is de Regge een groot deel van het jaar bevaarbaar. Soms is het waterpeil echter te laag om te varen. Dit is een gebruikelijke situatie voor een riviertje als de Regge. Dit blijft ook na de herinrichting het geval.

Hoewel het bestuur van het Waterschap Regge en Dinkel bij het vaststellen van oa de Reggevisie heeft besloten dat de Regge op de lange termijn een nagenoeg natuurlijke rivier zonder stuwen moet zijn, is in gezamenlijkheid besloten om in de landinrichting Rijssen de stuw Notter toch te handhaven. Het bestaande stuwpeil blijft hier dus ongewijzigd. Verwijdering van de stuw heeft te grote risico's van verdroging in de omgeving, en handhaven van de stuw heeft als voordeel de bevaarbaarheid.

4.2.10 Milieueffectbeoordeling

In de Wet milieubeheer is bepaald dat voor een aantal soorten projecten een milieueffectrapportage verplicht is. Ook is aangegeven dat voor bepaalde projecten beoordeeld moet worden of er een milieueffectrapportage moet worden gemaakt. Voor welke projecten dit aan de orde is is bepaald in het Besluit milieueffectrapportage. Hierin is aangegeven dat een landinrichtingsproject waarbinnen sprake is van minimaal 125 hectare van functiewijziging van water, natuur, recreatie of landbouw m.e.r.-beoordelingsplichtig is.

In dit geval wijzigt circa 75 hectare van functie. Dit project blijft onder de drempelwaarde van 125 hectare. Omdat de drempelwaardes voor m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten indicatief is, moet wel een afweging gemaakt worden waarom er wel of geen officiele m.e.r.-beoordeling of m.e.r. wordt uitgevoerd: de zogenaamde vormvrije m.e.r.-beoordeling. Deze beoordeling wordt gedaan aan de hand van de selectiecriteria (genoemd in bijlage III van de Europese richtlijn voor milieueffectbeoordelingen). Aan de hand van deze criteria kan worden beoordeeld of plannen of projecten 'grote gevolgen voor het milieu' hebben. Het gaat dan om de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van het potentiële effect. Hierna wordt op deze drie onderdelen ingegaan.

Kenmerken van het project

Het project is circa 75 hectare groot en blijft daarmee ruim onder de indicatieve drempelwaarde van 125 hectare. Het project betreft een natuurontwikkelingsproject waarbij met name veel ruimte voor water wordt gemaakt. Door de hermeandering van de Regge en het aanleggen van overstromingsvlaktes neemt de mogelijkheid voor waterberging toe. Met dit plan wordt ook het landschap versterkt. Het beekdal wordt opener gemaakt en het contrast tussen het laaggelegen en open beekdal met het hoger gelegen en besloten essengebied wordt vergroot. De beide landschapstypen worden daardoor beter herkenbaar. In het plangebied is ook ruimte voor extensieve recreatie zoals wandelen en fietsen. Het uitloopgebied van met name de Rijssenaren wordt hiermee vergroot.

De plannen hiervoor zijn al vele jaren in de maak. In 1998 is het project al genoemd in het Landinrichtingsplan Rijssen en in de provinciale beleidsstukken die het gebied hebben aangewezen als een natuurontwikkelingsgebied. Met de betrokken grondeigenaren is overleg geweest, gronden zijn aangekocht en waar nodig zijn afspraken gemaakt over compensatie.

Het plangebied maakt onderdeel uit van een groter herinrichingsplan voor de Regge. Dit herinrichtingsplan wordt gefaseerd uitgevoerd. Belangrijk voor de planning en uitvoering van dit totale project is de mogelijkheid om gronden te kunnen verwerven. Omdat voor grote delen van het plangebied van het project de verwachting is dat de benodigde gronden niet kunnen worden aangekocht en dus niet uitgevoerd kunnen worden is dit onderdeel van de totale herinrichting naar voren gehaald.

Met dit bestemmingsplan worden geen vervuilende, afvalstromen veroorzakende of hinderende activiteiten mogelijk gemaakt. Bij het afgraven van delen van het plangebied moet verontreinigd slib worden afgevoerd. Dit zal gebeuren volgens de daarvoor geldende wettelijke regels.

Plaats van het project

Het project vindt plaats op gronden in en grenzend aan het riviertje de Regge. De gronden zijn over het algemeen de laag/lager gelegen gronden van het beekdal. Van oorsprong had de Regge hier de ruimte om te meanderen en in natte periodes buiten de oevers te treden. De gronden zijn momenteel voor een deel in agrarisch gebruik, een deel van de gronden is al in beheer bij natuur- en landschapsbeherende instanties. Het landbouwkundig gebruik is hier vaak wat extensiever vanwege de lagere ligging: de gronden zijn relatief nat.

Met het plan wordt het waterbergend vermogen in het gebied vergroot. Piekafvoeren of periodes van droogte kunnen goed opgevangen in een meanderende ondiepe rivier met overstromingsruimte. De veerkracht van het waterhuishoudkundig systeem wordt hiermee versterkt. Daarnaast vindt in samenhang met de mogelijkheden voor extra waterberging natuurontwikkeling plaats. Het gaat om natuurtypen die samenhangen met lage en natte(re) gebieden die met name in de wintermaanden overstromen (hooilanden, kruidenrijke graslanden, moerassige gebieden, poelen). De Regge vormt een verbinding tussen verschillende natuurgebieden en versterkt daarmee de ecologische uitwisselingsstructuren binnen de regio.

Het plangebied is in de provinciale beleidsdocumenten aangewezen als Ecologische Hoofdstructuur. Met het daadwerkelijk ontwikkelen van de natuurdoelstelling wordt voldaan aan de aan al langer bestaande beleidsdoelen om de EHS te ontwikkelen.

In het plangebied komen een aantal gebieden voor waar de kans op het doen van archeologische vondsten groot is. Deze gebieden zijn nader onderzocht. Dit onderzoek heeft geleid tot een aanpassingen van de loop van één van de meanders.

Het plangebied maakt geen onderdeel uit van een beschermd landschap. De uitvoering van het plan zorgt er wel voor dat op lokaal niveau de contrasten tussen het beekdallandschap en het aangrenzende essenlandschap worden vergroot. De karakteristiek en de herkenbaarheid van deze landschapstypen wordt daarmee versterkt.

Omdat het plangebied aan de rand van de kern Rijssen en in de buurt van een aantal buurtschappen zoals Zuna en Notter ligt nemen de uitloopmogelijkheden toe. In het gebied worden fiets, wandel- en struinpaden aangelegd.

Kenmerken van het potientele effect

De effecten van de uitvoering van het project zijn een veerkrachtiger waterhuishouding, meer ruimte voor de natuur en extensieve recreatie. Hier is eerder in deze paragraaf al op ingegaan. De negatieve effecten van dit project (nat- en droogschade voor met name de landbouw) worden nog onderzocht. Eventuele schade wordt vergoed door het waterschap op basis van de nadeelcompensatieregeling. Een deel van de landbouwgronden gaat verloren. Het gaat hier echter om gronden die minder geschikt zijn voor intensief agrarisch gebruik. Na de herinrichting zijn er mogelijkheden voor natuurbeheer door het inscharen van vee van bijvoorbeeld een agrarier uit de buurt.