direct naar inhoud van 3.3 Gemeentelijk beleid
Plan: Buitengebied 2009, herziening Notterveldsweg 4
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0189.BP2011000031-VA01

3.3 Gemeentelijk beleid

In deze paragraaf wordt nader ingegaan op het gemeentelijk beleid en de gemeentelijke beleidsuitgangspunten. Aan de orde komen de 'Structuurvisie Wierden', het 'Landschapsontwikkelingsplan' en de 'Welstandsnota' van de gemeente Wierden.

3.3.1 Structuurvisie Wierden

De structuurvisie van de gemeente Wierden is een toekomstvisie op de ruimtelijke ontwikkelingen in de gemeente: vanaf nu tot 2030. Naast de vraag wat de gemeente Wierden wil bereiken (ruimtelijke ontwikkelingsvisie), staat er ook in hoe de gemeente Wierden dit wil bereiken (uitvoeringsparagraaf). De structuurvisie is op 5 oktober 2010 vastgesteld door de gemeenteraad. Op de Ruimtelijke Ontwikkelingsvisiekaart staat het plangebied weergegeven als 'Natuur - Ecologische hoofdstructuur', zie de afbeelding hieronder.

afbeelding "i_NL.IMRO.0189.BP2011000031-VA01_0013.png" Uitsnede Ruimtelijke Ontwikkelingsvisiekaart, met oranje omcirkeld het plangebied

De Structuurvisie kent drie deelgebieden. Onderhavig perceel valt onder het deelgebied 'Landelijk gebied, inclusief Hoge Hexel en buurtschappen'. Voor dit deelgebied geldt de volgende visie: 'Wierden heeft een vitaal platteland. De gemeente streeft naar goede ontwikkelingsmogelijkheden voor agrarische bedrijven en biedt daarnaast kansen voor verbrede landbouw. Ook is er ruimte voor functieverandering in vrijkomende agrarische bebouwing, natuurbeheer en de ontwikkeling van enkele nieuwe landgoederen. Verrommeling en verpaupering worden zoveel mogelijk tegengegaan. De Ecologische Hoofdstructuur is ontwikkeld en de wateropgaven in de verdroogde natuurgebieden met nog steeds grote natuurwaarden (TOP-gebieden) en voor de beken zijn uitgevoerd. Het landelijk gebied heeft zich nog meer ontwikkeld als aantrekkelijk recreatiegebied op regionaal niveau. De Regge is bevaarbaar. Er is ruimte voor landelijk wonen, waarbij de leefbaarheid in het landelijk gebied en de buurtschappen optimaal is gebleven.'

Het voorgenomen plan is niet in strijd met het gemeentelijk beleid zoals verwoord in de Structuurvisie Wierden.

3.3.2 Landschapsontwikkelingsplan Wierden

Het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) is een landschappelijk toetsingskader dat de gemeente kan benutten bij het opzetten van Groene diensten projecten en het beoordelen van subsidieaanvragen, initiatieven en projecten. Daarnaast biedt het aanknopingspunten voor om projecten in te dienen. Het is tevens de bedoeling om financiering van landschapsprojecten meerjarig vast te leggen. Het voordeel hiervan is, dat er sneller ingesprongen kan worden op lokale initiatieven zonder dat er iedere keer een ruimtelijk kader moet worden ontwikkeld. De opstelling van het LOP heeft niet als doel om meer regelgeving op te leveren. De regelgeving omtrent landschap wordt vastgelegd in de Verordening Landschapssubsidies en de Kapverordening. Daarnaast geeft het Bestemmingsplan Buitengebied aan wat wel en niet kan in het buitengebied.

Het LOP Wierden onderscheidt een dertiental deelgebieden, waarbij het onderhavige plangebied deel uitmaakt van deelgebied 7: Notter - Zuna.

De opgaven van het LOP voor dit deelgebied zijn:

  • Behoud en versterking van de identiteit van het kleinschalige oude cultuurlandschap, de buurtschappen en het landgoederenlandschap;
  • Behoud (door ontwikkeling) van historische erven;
  • Zichtbaar maken van historische/archeologische waarden in het gebied;
  • Behoud van de ruimtelijke variatie in open en besloten delen bij de bosgebieden/landgoederen;
  • Landschappelijk kader bieden voor de ruimtelijke kwaliteit van nieuwe ontwikkelingen, zoals burgererven, bedrijvigheid (o.a. kwekerijen);
  • Behoud van onverharde wegen en behoud en herstel van steilranden;
  • Stimuleren van recreatief medegebruik en recreatienetwerk;
  • Stimuleren van erfbeplantingen.

Om het te realiseren plan goed in te passen met behoud van de ter plaatse aanwezige identiteit is een inrichtingsplan opgesteld welke mede is gebaseerd op het LOP.

3.3.3 Welstandsnota

De Welstandsnota van de gemeente Wierden is oorspronkelijk vastgesteld in de raadsvergadering van 15 juni 2004. De herziening is vastgesteld in de raadsvergadering van 25 augustus 2009. Er is een wijziging in het beleidsstuk doorgevoerd naar aanleiding van de komst van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en vastgesteld in de raadsvergadering van 5 oktober 2010. De welstandsnota onderscheidt 21 deelgebieden in de gemeente Wierden. Onderhavig plangebied valt binnen deelgebied 1 'Heideontginningen'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0189.BP2011000031-VA01_0014.png"

Kaart welstandsnota, met geel omcirkeld het plangebied (in deelgebied 'Heideontginningen')

Heideontginningen
Westelijk van de heuvel van Wierden bevindt zich een lager gebied waar hoogveen ontwikkeld is. Door uitoefening van gemengd agrarisch bedrijf zijn er mest en heideplaggen aangebracht. Het natte heidelandschap is hierdoor en door veenputten, zandkoppen en zandruggen geen vlak gebied meer. De grootste heideontginning ten westen van Wierden is in vier landschappen met ieder een eigen karakter gedeeld. Het westelijke Notterveld is met naaldbossen ingeplant, afgewisseld door een enkel erf met enkele open kavels. Zandpaden zijn in het gebied nog altijd belangrijke ontsluitingen.

De aard van de bebouwing is zeer divers. Over het algemeen bestaat de agrarische bebouwing uit één bouwlaag met kap. De bebouwing heeft een rechthoekige plattegrond met zadeldak, waarbij de goothoogte laag of hoog is, afhankelijk van de bouwtijd van het pand. Naast zadeldaken al of niet met dakkapellen, komen ook wolfseinden voor. De gevels zijn opgetrokken uit baksteen van diverse aardkleurige tinten, soms ook wit geschilderd, waardoor er samen met de verschillen in kleuren van de dakpannen en soms riet een grote diversiteit ontstaat. Schuren zijn van wisselend formaat, opgetrokken uit baksteen. Af en toe bestaan ze ook uit hout of damwandprofiel, afgedekt met een golfplaten zadeldak. Gevelopeningen zijn licht verticaal of horizontaal, afhankelijk van de bouwtijd. Kozijnen zijn licht geschilderd, ramen en deuren variëren van licht tot donker. De detaillering is eenvoudig en bestaat voornamelijk uit plinten, witte windveren en houten topgevels.

In het deelgebied Heideontginningen is nu sprake van een matige dynamiek. Functieveranderingen van panden veroorzaken geen grootschalige aanpassingen. Wel kunnen schuren veranderen of bijgebouwd worden, waardoor de totale massa toe kan nemen. Ook het veranderen van boerderijen in burgerwoningen en andere vrijkomende agrarische bebouwing brengt vaak een andere erfinrichting met zich mee en een ‘oppoetsing' van de woning die niet altijd zo gelukkig hoeft te zijn voor het karakter van een erf in het buitengebied. Op enkele plekken is al nieuwe bebouwing ingepast. De versterking van de structuur van de landschappelijke beplanting is een toekomstig aandachtspunt. Dit landschap biedt door zijn structuur en diversiteit aan bebouwing mogelijkheden voor ontwikkelingen zonder dat het oorspronkelijke patroon wordt verstoord (bijvoorbeeld nieuwe landgoederen).

Welstandscriteria
Gebouwen in het landelijk gebied dienen ook de karakteristiek uitstraling van gebouwen in dit deel van Twente te hebben. De bebouwing dient zich te houden aan de beschreven gebiedskenmerken.

Dit zijn de voor het gebied Heideontginningen van toepassing zijnde welstandscriteria die stedenbouwkundig/landschappelijk van aard zijn:

  • Het verschil in de huidige landschappelijke situering tussen de vier kwadranten van dit gebied moet gehandhaafd blijven: in het zuidoosten moet de bebouwing gekoppeld zijn aan de dekzandkoppen. In het noordoostelijk deel dient de openheid versterkt te worden door het karakter van de erven als ‘oases’ in het open landschap te behouden.
  • Handhaven van de regelmatigheid en de relatieve kleinschaligheid.
  • Oorspronkelijke erfindeling handhaven of verbeteren.
  • De gebouwen staan geclusterd of in onderlinge samenhang op het erf.
  • Bij renovatie en verbouw van boerderijen de originele vorm als uitgangspunt nemen.
  • De oorspronkelijke streekeigen architectonische kenmerken behouden, herstellen en als uitgangspunt nemen voor vervangende nieuwbouw.
    De hoofdvorm moet bestaan uit een rechthoekige plattegrond en een forse kap.
  • Onderscheid tussen woongedeelte en oorspronkelijk bedrijfsgedeelte moet herkenbaar blijven.
  • Nieuwbouw voegt zich naar bestaande bebouwing op het erf.
  • Bijgebouwen moeten ondergeschikt zijn aan het hoofdgebouw.

Conclusie
Het te realiseren plan zal worden getoetst aan voornoemde criteria. Daarnaast dient het plan te voldoen aan het op basis van het advies van de ervenconsulent opgestelde inrichtingsplan (zie bijlage 4 en 5).

3.3.4 Conclusie toetsing aan de gemeentelijke uitgangspunten

Geconcludeerd kan worden dat de in dit voorliggende bestemmingsplan besloten ruimtelijke ontwikkeling in overeenstemming is met de gemeentelijke uitgangspunten zoals verwoord in de Structuurvisie Wierden, het Landschapsontwikkelingsplan Wierden en de gemeentelijke Welstandsnota.