Plan: | Buitengebied 2009, herziening natuurgebied Mokkelengoor |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0189.BP2011000025-VA01 |
Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met de Natuurbeschermingswet en de Ecologische Hoofdstructuur. Soortenbescherming komt voort uit de Flora- en faunawet.
Op 1 oktober 2005 is de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 in werking getreden. Daarbij wordt er onderscheid gemaakt tussen drie typen gebieden, te weten:
Natuurgebieden of andere gebieden die belangrijk zijn voor flora en fauna kunnen op basis van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn (Natura2000) worden aangemerkt als speciale beschermingszones (SBZ.s).
Op 1 oktober 2005 is de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 in werking getreden. Vanaf dat moment heeft Nederland de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn in nationale wetgeving verankerd. Nederland zal aan de hand van een vergunningenstelsel de zorgvuldige afweging waarborgen rond projecten die gevolgen kunnen hebben voor Natura 2000-gebieden. Deze vergunningen worden verleend door de provincies of door de Minister van EL&I.
In de wijde omgeving van het onderzoeksgebied liggen geen Beschermde natuurmonumenten en Natura-2000 gebieden . Negatieve effecten op dergelijke gebieden zijn door de plannen dan ook niet aan de orde.
Door het rijk en provincies is een beleidskader opgesteld met de spelregels die gelden bij ingrepen binnen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). In dit beleidskader is aangegeven dat ingrepen met significante negatieve effecten op de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS alleen onder voorwaarden worden toegestaan. In dit kader moet allereerst in beeld worden gebracht wat de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS in of nabij het onderzoeksgebied zijn. Provincies hebben het rijksbeleid doorvertaald in het provinciaal beleid.
Binnen de EHS geldt de ‘Nee, tenzij’-benadering. Dit houdt in dat een bestemmingsplanwijziging niet mogelijk is als daarmee de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant worden aangetast, tenzij er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar belang.
De in te richten percelen zijn begrensd als EHS – Nieuwe natuur. De fietspaden zijn niet begrensd als EHS maar liggen er deels wel direct langs. De beoogde plannen vormen geen aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS, omdat juist natuur ontwikkeld wordt. De beoogde plannen zullen de uitgangssituatie voor de (potentieel) aanwezige natuurwaarden aanzienlijk verbeteren. Daarnaast worden de werkzaamheden zodanig uitgevoerd dat eventuele schade aan (beschermde) natuurwaarden (in de EHS) geminimaliseerd wordt.
Wat betreft de soortbescherming is de Flora- en Faunawet van toepassing. Hierin wordt onder andere de bescherming van dier- en plantensoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Als hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden gevraagd.
Middels een Quickscan natuurtoets, uitgevoerd door Ecogroen Advies uit Zwolle, is getoetst of ruimtelijke ingrepen of activiteiten niet conflicteren met aanwezige beschermde plant- en diersoorten en habitats. De complete Quickscan is opgenomen in Bijlage 2 bij deze toelichting.
Uit de 'Quickscan natuurtoets inrichting nieuwe natuur "Mokkelengoor" en drie fietspaden' is naar voren gekomen dat in het onderzoeksgebied in de huidige situatie reeds een aantal belangrijke natuurwaarden aanwezig zijn. Door hier bij de inrichting rekening mee te houden blijven de beschermde waarden van het gebied gewaarborgd en kunnen de ingrepen zonder, vanuit de natuurwetgeving noodzakelijke vervolgstappen (aanvullend onderzoek, aanvraag ontheffing e.d.), plaatsvinden.
Uit de Quickscan komen de volgende conclusies naar voren;
Op 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) van kracht geworden. Deze wet, een wijziging op de Monumentenwet 1988, regelt de omgang met het archeologisch erfgoed. Nieuw in de wet is dat gemeenten een archeologische zorgplicht krijgen en dat initiatiefnemers van projecten waarbij de bodem wordt verstoord, verplicht zijn rekening te houden met de archeologische relicten die in het plangebied aanwezig (kunnen) zijn. Hiervoor is onderzoek noodzakelijk: het archeologisch vooronderzoek. Als blijkt dat in het plangebied behoudenswaardige archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, dan kan de initiatiefnemer verplicht worden hiermee rekening te houden. Dit kan leiden tot een aanpassing van de plannen, waardoor de vindplaatsen behouden blijven, of tot een archeologische opgraving en publicatie van de resultaten.
Bureau Baac heeft voor het grondgebied van de gemeente Wierden een inventarisatie opgesteld van de archeologische verwachtingen. Het plangebied is getoetst aan archeologische verwachtingskaart. Een uitsnede van de kaart is opgenomen in afbeelding 4.1, het projectgebied ligt binnen het rode kader.
Afbeelding 4.1 Uitsnede archeologische verwachtingskaart (bron: gemeente Wierden)
Het plangebied kent verschillende archeologische verwachtingswaarden. Veruit het overgrote deel van plangebied kent een lage archeologische verwachtingswaarde. Hiervoor geldt een onderzoeksplicht voor gebieden groter dan 10 hectare. Het rustpunt wordt gerealiseerd in een gebied met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde. Hiervoor geldt een onderzoeksplicht indien het gebied groter is dan 5000 m² en bij een verstoring dieper dan 50 cm. Tot slot kent een klein deel van het plangebied een hoge archeologische verwachtingswaarde.
Gezien het feit dat er in het voorliggende geval enkel sprake is van de herinrichting van het gebied met nieuwe natuur (waarbij de gronden niet dieper geroerd worden dan 50 cm) en het oprichten van een rustpunt kleiner dan 50 m² is geen archeologisch onderzoek noodzakelijk.
In het kader van de watertoets is het waterschap Regge en Dinkel geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. De beantwoording hiervan heeft er toe geleid dat de 'normale procedure' van de watertoets is toegepast. Dit betekent dat het project in het kader van vooroverleg voorgelegd moet worden aan het waterschap Regge en Dinkel. De bij deze 'normale procedure' behorende uitgangspuntennotitie is opgenomen in Bijlage 3 van deze toelichting. Hieronder zal nader worden ingegaan op een aantal aspecten zoals genoemd in de uitgangspuntennotitie.
Algemeen
Het plangebied is gelegen in landelijk gebied. Het plangebied bevindt zich niet binnen een keurzone van het waterschap, een grondwaterbeschermingsgebied, een intrekgebied of een waterwingebied.
Grondwater
In het plangebied wordt nieuwe natuur gerealiseerd. De functieverandering van agrarische percelen naar natuur zal geen verslechtering van de grondwaterkwaliteit met zich meebrengen.
Oppervlaktewater
Er is geen oppervlaktewater in het plangebied aanwezig. Nabij het plangebied is de Doorbraak gelegen. Binnen het plangebied worden wel mogelijkheden voor natte natuur gerealiseerd.
Afvalwater
In het plan is er geen sprake van de productie van afvalwater.
Hemelwater
In de huidige situatie wordt het hemelwater geïnfiltreerd en afgevoerd. Gezien de beoogde ontwikkeling van een nat schraalland is het gewenst om het hemelwater niet af te voeren. In de toekomstige situatie zal de aanwezige sloot op de grens met natuurgebied "Mokkelengoor" worden gedempt en het hemelwater zal worden geïnfiltreerd.