direct naar inhoud van Artikel 3 Wonen
Plan: Enter, partiële herziening Freriksweg 1
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0189.BP2010000044-0003

Artikel 3 Wonen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor

  • a. het wonen in woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, met dien verstande dat de woning en/of een aan de woning aangebouwd gebouw mogen worden gebruikt voor bed & breakfast;
  • b. het behoud, de bescherming en/of het herstel van de cultuurhistorische waarden, ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden';

met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen, erven en waterhuishoudkundige voorzieningen.

3.2 Bouwregels

Op de tot 'Wonen ' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

3.2.1 Hoofdgebouwen in casu woonhuizen

Voor hoofdgebouwen in casu woonhuizen gelden de volgende regels:

  • a. woonhuizen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de maximale goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 4 meter;
  • c. per bestemmingsvlak is één woonhuis toegestaan;
  • d. de dakhelling mag niet minder dan 25° en niet meer dan 60° bedragen;
  • e. de voorgevel van een hoofdgebouw dient te worden gebouwd in de naar de weg gekeerde bouwgrens. Indien bij een hoekperceel twee bouwgrenzen naar de openbare weg zijn gekeerd, dan dient de voorgevel te worden gebouwd in de bouwgrens, welke zoveel mogelijk een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging ten opzichte van de voorgevels van de bestaande hoofdgebouwen op de naastgelegen percelen heeft;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder a tot en met e geldt, ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', dat de hoofdvorm van de gebouwen, bepaald door de oppervlakte van het grondvlak, gevelbreedte, goothoogte, bouwhoogte dakhelling en nokrichting gehandhaafd dient te worden.
3.2.2 Bijgebouwen

Voor bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw mag per bouwperceel niet meer bedragen dan:
    • 1. 75 m2;
    • 2. 100 m2 voor percelen groter dan 400 m2;

met dien verstande dat:

  • b. het bebouwingspercentage van het bouwperceel niet meer dan 50 mag bedragen;
  • c. bij de berekening van de gezamenlijke oppervlakte wordt de oppervlakte van de aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen voor zover gelegen binnen het bouwvlak tussen het verlengde van de zijgevels van het hoofdbouw niet meegerekend;
  • d. de goothoogte van een bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 6 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte 15% lager dient te zijn dan het hoofdgebouw, met een minimum van 1 m;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder c geldt in geval van een hoofdgebouw met één bouwlaag, dat de bouwhoogte van een bijgebouw niet meer dan 4 m mag bedragen;
  • g. de afstand van een aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mag niet minder dan 1 m bedragen;
  • h. de dakhelling mag niet minder dan 25° en niet meer dan 60° bedragen;
  • i. uitbouw in de vorm van erkers mogen worden opgericht, met dien verstande dat:
    • 1. de gronden niet gelegen zijn ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden';
    • 2. de diepte van een erker of entree gemeten vanaf de voorgevel van de woning mag niet meer dan 1,5 meter bedragen;
    • 3. de breedte van de erker mag niet meer bedragen dan 2/3 van de gevel tot een maximum van 4 meter;
    • 4. de hoogte van de erker of entree, gemeten vanaf aansluitend terrein
      • niet hoger is dan 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van die woning of dat woongebouw, en
      • niet hoger is dan 3 meter;
    • 5. de afstand van de erker tot de weg ten minste 3 meter.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder begrepen overkappingen, gelden de volgende regels:

  • a. indien zij vóór de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m bedragen.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de sociale veiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in 3.2.2 onder a en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen voor percelen groter dan 500 m2 maximaal 150 m2 mag bedragen;
  • b. het bepaalde in 3.2.2 onder i sub 1 en toestaan dat ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' bijgebouwen in de vorm van erkers mogen worden opgericht;
  • c. het bepaalde in 3.2.2 onder i en toestaan dat een hoekerker wordt gerealiseerd, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. de breedte van de erker aan de voorkant en zijkant niet meer bedraagt dan 2/3 van de voor- en zijgevel met een maximum van 4 meter;
    • 2. de hoogte van de erker of entree, gemeten vanaf aansluitend terrein;
      • niet hoger is dan 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van die woning of dat woongebouw en
      • niet hoger is dan 3 meter;
    • 3. de afstand van de erker tot de weg ten minste 3 meter is.
3.4.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of van eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • d. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van kampeermiddelen, bijgebouwen, gastenverblijven en recreatiewoningen voor permanente bewoning of als tweede woning.

3.5.2 Toegestaan gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik, wordt in ieder geval niet gerekend het gebruik van ruimten binnen de woning of in de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden-beroep of bedrijf, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de beleidsregel 'beroep en bedrijf aan huis gemeente Wierden'. Onder meer moet worden voldaan aan onderstaande voorwaarden:

  • a. niet meer dan 35% van het vloeroppervlakte van de woning en de bijgebouwen mag worden gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep tot een maximale oppervlakte van 50 m2, dan wel, indien de bestaande oppervlakte groter is, de oppervlakte zoals die bestond op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan;
  • b. degene die de activiteiten uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • c. er mag geen sprake zijn van opslag danwel bedrijfsactiviteiten buiten de aangegeven ruimte;
  • d. er mag geen flinke toename van verkeers- en parkeerdrukte plaatshebben;
  • e. detailhandel is niet toegestaan.