Plan: | Buitengebied 2009, partiele herziening Goorseweg ong.-Eversdijk 16 in Enter |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0189.BP2010000036-0003 |
Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met de Natuurbeschermingswet en de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Soortenbescherming komt voort uit de Flora- en faunawet.
Natuurgebieden of andere gebieden die belangrijk zijn voor flora en fauna kunnen op basis van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn (Natura2000) worden aangemerkt als speciale beschermingszones (SBZ’s).
Op 1 oktober 2005 is de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 in werking getreden. Vanaf dat moment heeft Nederland de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn in nationale wetgeving verankerd. Nederland zal aan de hand van een vergunningenstelsel de zorgvuldige afweging waarborgen rond projecten die gevolgen kunnen hebben voor Natura 2000-gebieden. Deze vergunningen worden verleend door de provincies of door de Minister van LNV.
Zowel de locatie aan de Eversdijk als de locatie aan de Goorseweg is niet gelegen in een Natura 2000-gebied of andere beschermde natuurmonumenten. Omdat het hier het verplaatsen van een agrarisch bedrijf betreft is wel gekeken of er sprake is van een depositietoename van stikstof op Natura 2000-gebieden. Dit onderzoek is uitgevoerd door DLV Bouw, Milieu en Techniek B.V. uit Deventer. Het onderzoek is opgenomen in Bijlage 3 van deze toelichting
Het bedrijf aan de Goorseweg ong. te Enter beslaat een verplaatsing. Omdat sprake is van een depositietoename ten opzichte van 7 december 2005 is het bedrijf vergunningplichtig in het kader van de Natuurbeschermingswet. Op basis van de gewenste situatie (300 stuks jongvee en 85 droge koeien) valt het bedrijf onder de categorie 'veehouderijen met een depositie onder de drempelwaarde'. In onderhavige situatie houdt dit in dat een emissietoename van 1977,5 kg NH3/jaar teniet moet worden gedaan door middel van in- of externe saldering. Door beëindiging van de bedrijfslocatie aan de Eversdijk 16 te Enter kan 897 kg NH3 worden gesaldeerd (mits aantoonbaar met meitellingen).
Er zal nog 1098,5 kg NH3/jaar gesaldeerd moeten worden. Vooruitlopend op een provinciaal salderingssysteem kan saldering plaatsvinden door projectsaldering of interne saldering. Dit betekent dat het bedrijf emissiearme maatregelen kan treffen of emissie'rechten' kan over kan nemen van bedrijven die na 1 februari 2009 binnen de provincie Overijssel zijn of worden beëindigd. Daarbij moet wel rekening gehouden worden met afroming.
Daarnaast zal in 2028 het gehele bedrijf moeten voldoen aan de emissienormen 'einde derde beheerplanperiode' zoals weergegeven in bijlage IV van het onderzoeksrapport.
Beide locaties maken geen onderdeel uit van de EHS maar zijn wel gelegen in de nabijheid van de EHS. In figuur 5.1. is de ligging van de beide locaties t.o.v. de EHS weergegeven.
Figuur 5.1. Ligging locaties t.o.v. de EHS (Bron: Ministerie van LNV)
Locatie Eversdijk
De locatie aan de Eversdijk ligt op ongeveer 200 meter van de EHS. Het agrarische bedrijf aan de Eversdijk wordt verplaatst naar de Goorseweg. De bestaande bedrijfswoningen worden bestemd als burgerwoningen en alle agrarische activiteiten worden aan de Eversdijk opgeheven. Het betreft hier enkel een functiewijziging van een bestaande situatie. Gelet op het feit dat het enkel een functiewijziging betreft kan worden geconcludeerd dat aantasting van de wezenlijke kenmerken of waarden van de EHS niet aan de orde is.
Locatie Goorseweg
Het nieuwe agrarische bouwperceel aan de Goorseweg ligt op ongeveer 2 kilometer van de EHS. Gelet op het feit dat het nieuwe agrarische bouwperceel niet in de EHS ligt en er zich tussen het nieuwe bouwperceel en de EHS dusdanig veel verstorende objecten bevinden wordt geconcludeerd dat er geen sprake is van enige vorm van aantasting van de wezenlijke kenmerken of waarden van de EHS.
Wat betreft de soortbescherming is de Flora- en Faunawet van toepassing. Hierin wordt onder andere de bescherming van dier- en plantensoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Als hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden gevraagd.
Aveco de Bondt uit Rijssen heeft een quickscan flora en fauna uitgevoerd op het perceel voor het nieuwe agrarische bedrijf aan de Goorseweg.
Op basis van de uitgevoerde quickscan flora en fauna wordt geconcludeerd dat er beschermde soorten voorkomen op de onderzochte locatie. Derhalve dienen maatregelen te worden getroffen, zodat niet in strijd wordt gehandeld met de bepalingen in de Flora- en faunawet.
Omdat geen significant nadelige effecten op speciale beschermingszones te verwachten zijn, is de Natuurbeschermingswet niet van toepassing. De locatie ligt niet binnen de Ecologische Hoofdstructuur, waardoor beperkingen of maatregelen in dit kader niet aan de orde zijn. Het perceel ligt buiten de zones met een regime van de Wet ammoniak en veehouderij.
De volgende soortgroepen zijn voor de onderzoekslocatie van belang:
Vaatplanten
De locatie heeft een betekenis voor een aantal algemene wilde plantensoorten. De betreffende soorten zijn niet beschermd en staan niet vermeld op de Rode Lijst.
Broedvogels
De dichte begroeiingen, bomen en struiken langs de perceelsgrenzen vormen een geschikte broedplaats voor vogels. Hierin zijn diverse nesten uit een voorgaand broedseizoen aangetroffen.
Vogels zijn volgens de Flora- en faunawet beschermd, waardoor de voorgenomen werkzaamheden kunnen leiden tot het overtreden van artikel 11 (verstoren van vaste rust- en verblijfsplaatsen). Voor het verstoren of verontrusten van broedende vogels kan geen ontheffing verkregen worden. Met de boogde herontwikkeling is het opzettelijk verontrusten van vogels (artikel 10) niet aan de orde.
Zoogdieren
Op de locatie zijn sporen gevonden van de Haas, het Ree en de Mol.
Verspreid langs de perceelsgrenzen bevinden zich enkele oude bomen (zomereiken), hierin kunnen mogelijke verblijfsplaatsen van vleermuizen aanwezig zijn. Op basis van de uitgevoerde quickscan kan echter geen uitspraak worden gedaan of daadwerkelijk sprake is van de aanwezigheid van vleermuizen.
Dagvlinders
De aangetroffen dagvlindersoorten zijn algemeen voorkomend en niet beschermd of vermeld op de Rode Lijst.
Overige soorten
Sporen of kenmerken van andere beschermde of Rode Lijstsoorten zijn niet waargenomen en worden niet verwacht op de locatie.
Broedvogels
Het verstoren van broedende vogels is op grond van artikel 11 verboden, hiervoor kan geen ontheffing worden verkregen. Werkzaamheden, zoals het snoeien/verwijderen van dichte begroeiingen, bomen en struiken, moeten buiten het broedseizoen worden uitgevoerd.
Op het moment dat geen broedende vogels aanwezig zijn kunnen de werkzaamheden zonder een ontheffing of verdere maatregelen worden uitgevoerd.
Zoogdieren
Voor de Haas, het Ree en de Mol gelden algemene vrijstellingsregels bij ruimtelijke ontwikkeling, beheer en inrichting, waardoor maatregelen of een ontheffing voor deze soorten niet benodigd zijn.
Ten aanzien van vleermuizen wordt aanbevolen de oude zomereiken te behouden. Alle in Nederland voorkomende vleermuizen zijn strikt beschermd. Wanneer de betreffende bomen gekapt moeten worden zal aanvullend onderzoek nodig zijn om vast te stellen of daadwerkelijk vleermuizen aanwezig zijn. Deze zomereiken blijven gehandhaafd. Derhalve is een aanvullend vleermuizenonderzoek niet nodig.
Overige soorten
Ten aanzien van vaatplanten en dagvlinders zijn de voorgenomen ruimtelijke ingrepen niet in strijd met de bepalingen in de Flora- en faunawet en zijn geen specifieke maatregelen of een ontheffing benodigd.
Benadrukt wordt dat rekening gehouden wordt met de in artikel 2 van de Flora- en faunawet opgenomen zorgplichtbepaling.
Op grond van artikel 2, lid 1 neemt een ieder voldoende zorg in acht voor de in het wild levende dieren en planten, evenals voor hun directe leefomgeving. In artikel 2, lid 2 is bepaald dat de zorg, bedoeld in het eerste lid, in ieder geval inhoudt dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor flora of fauna kunnen worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten voorzover zulks in redelijkheid kan worden gevergd, dan wel alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd teneinde die gevolgen te voorkomen of, voorzover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken. De zorgplicht geldt altijd en voor alle planten en dieren, of ze beschermd zijn of niet, en in het geval dat ze beschermd zijn ook als er ontheffing of vrijstelling is verleend.