direct naar inhoud van 3.2 Provinciaal beleid
Plan: Buitengebied 2009, partiele herziening Goorseweg ong.-Eversdijk 16 in Enter
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0189.BP2010000036-0003

3.2 Provinciaal beleid

Het provinciaal beleid is verwoord in tal van plannen. In het onderhavige geval zijn de belangrijkste plannen het Landinrichtingsplan Enter en de Omgevingsvisie Overijssel 2009.

3.2.1 Landinrichtingsplan Enter

Het gebied rondom Enter maakt deel uit van het Reconstructieplan Salland-Twente dat in september 2004 door Provinciale Staten is vastgesteld. Voor dit gebied is in oktober 2006 het landinrichtingsplan Enter vastgesteld, ook wel Uitwerkingsplan Enter geheten. Dit plan omvat maatregelen voor verbeteringen van landbouw, recreatie, leefbaarheid, landschap, milieu, water en natuur.

Naderhand heeft er nog een wijziging plaatsgevonden. Deze wijziging heeft echter geen betrekking op de locatie aan de Eversdijk, dan wel de locatie aan de Goorseweg.

In het uitwerkingsplan worden doelen gesteld met daar aan gekoppeld maatregelen die in hoofdzaak gericht zijn op een verbetering van de fysieke omgeving (inrichting voor natuur, landbouw, landschap en recreatie). Verder worden in het uitwerkingsplan ook maatregelen gesteld voor de verbetering van de sociaal-economische structuur en vitaliteit van het platteland. Hierbij gaat het om wonen, werken en leefbaarheid.

Onderdeel van het uitwerkingsplan is een plankaart. In figuur 3.1. zijn uitsneden van de kaart opgenomen voor respectievelijk de locatie een de Eversdijk en de locatie aan de Goorseweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0189.BP2010000036-0003_0007.png"

Figuur 3.1. Uitsneden plankaart behorende bij het uitwerkingsplan (Bron: Landinrichting-Enter)

3.2.1.1 Locatie Eversdijk

Het te verplaatsen agrarische bedrijf aan de Eversdijk kent valt enkel in het beheersgebied van de landinrichting Enter. Gronden behorende bij het bedrijf zullen worden ingezet ten behoeve van nieuwe natuur en gaan onderdeel uitmaken van de ecologische verbindingszone.

Zo wordt ten behoeve van de ontwikkeling van nieuwe natuur in het Reggedal een meer natuurlijk beeksysteem met bijbehorende gebruik- en natuurwaarden nagestreefd. De natuurgebieden in het Reggedal bevinden zich op de laagste gronden langs de beken. Dit betreffen venige, moerige en beekleemgronden, die in potentie een hoge natuurwaarde hebben. De inrichting van de nieuwe natuur is gericht op de hoofdfuncties water en natuur. Zo wordt het natuurlijke zomerbed voor een relatief klein deel afgegraven en wordt in het Reggedal een grazige vegetatie ontwikkeld door hoge grondwaterstanden en incidentele inundatie met beekwater. In 2010 wordt voor de Regge een inrichtingsplan gemaakt door de Dienst Landelijk Gebied.

3.2.1.2 Locatie Goorseweg

Aan de Goorseweg wordt een nieuw agrarisch bouwperceel gerealiseerd. Deze verplaatsing levert een bijdrage aan een verbetering van de verkaveling en aan de realisering van Ecologische Hoofdstructuur en het bereiken van waterdoelen vanuit de Kader Richtlijn Water (KRW). Voor het oplossen van knelpunten in de verwerving van natuurgebieden is het bij uitzondering mogelijk een agrarisch bedrijf intern te verplaatsen. Hiervoor is in het gebied Enter één nieuwbouwlocatie in de Zuidermaten gereserveerd. Dit betreft de locatie aan de Goorseweg waar voorliggend bestemmingsplan betrekking op heeft.

De nieuwvestiging van een nieuw agrarisch bedrijf is mogelijk aan de Goorseweg. Met betrekking tot de landschappelijke inpassing van het bedrijf moet wel met een aantal aspecten rekening gehouden worden. Zo dient de landschappelijke inpassing van het bedrijf aan te sluiten bij de aanwezige singelstructuur in het gebied. Het landinrichtingsplan houdt rekening met de bestaande singels en sluit, waar mogelijk, aan op de bestaande singelstructuur van het landschap.

3.2.2 Uitgangspunten van de Omgevingsvisie Overijssel 2009

De Omgevingsvisie Overijssel 2009 betreft een integrale visie die het voorheen geldende Streekplan Overijssel 2000+, het Verkeer- en vervoerplan, het Waterhuishoudingsplan en het Milieubeleidsplan samen brengt in één document. Hiermee is de Omgevingsvisie het integrale provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel. De Omgevingsvisie is op 1 juli 2009 vastgesteld door Provinciale Staten en op 1 september 2009 in werking getreden.

Leidende thema's voor de Omgevingsvisie zijn:

  • Duurzaamheid;
  • Ruimtelijke kwaliteit.

De definitie van duurzaamheid luidt: “duurzame ontwikkeling voorziet in de behoefte aan de huidige generatie, zonder voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien”. Duurzaamheid vraagt om een transparante afweging van ecologische, economische en sociaal-culturele beleidsambities.

De definitie van ruimtelijke kwaliteit luidt: “het resultaat van menselijk handelen en natuurlijke processen dat de ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mens, plant en dier belangrijk is". Ruimtelijke kwaliteit is het resultaat (bedoeld en onbedoeld) van menselijk handelen en natuurlijke processen. De provincie wil ruimtelijke kwaliteit realiseren door, naast bescherming, ook vooral in te zetten op het verbinden van bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen. De essentiële gebiedskenmerken zijn daarbij uitgangspunt.

De hoofdambitie van de Omgevingsvisie is een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. Enkele belangrijke beleidskeuzes waarmee de provincie haar ambities wil realiseren zijn:

  • door meer aandacht voor herstructurering wordt ingezet op een breed spectrum aan woon-, werk- en mixmilieu’s; dorpen en steden worden gestimuleerd hun eigen kleur te ontwikkelen;
  • investeren in een hoofdinfrastructuur voor wegverkeer, trein, fiets en waarbij veiligheid en doorstroming centraal staan;
  • zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik bij bebouwing door hantering van de zogenaamde ‘SER-ladder’; deze methode gaat ervan uit dat eerst het gebruik van de ruimte wordt geoptimaliseerd, dan de mogelijkheid van meervoudig ruimtegebruik wordt onderzocht en dan pas de mogelijkheid om het ruimtegebruik uit te breiden, wordt bekeken; hierbij is afstemming tussen gemeenten over woningbouwprogramma’s en bedrijfslocaties noodzakelijk;
  • ruimtelijke plannen ontwikkelen aan de hand van gebiedskenmerken en keuzes voor duurzaamheid.

3.2.3 Kwaliteitsimpuls Groene omgeving: een ontwikkelingsgerichte aanpak

De provincie wil ontwikkelingen in de Groene omgeving samen laten gaan met een impuls in kwaliteit. Daarom is de ‘Kwaliteitsimpuls Groene omgeving’ ontwikkelt als een eenduidige bundeling van diverse bestaande regelingen als rood voor rood, rood voor groen, vab’s, landgoederen etc. Deze regelingen blijven daarin overigens wel herkenbaar.

Er is een eenvoudige werkwijze ontwikkeld om principes van ontwikkelingsplanologie toepasbaar te maken voor sociaal-economische ontwikkelingen in de Groene omgeving. De basis ligt in de principes van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik, de ontwikkelingsperspectieven en 'Catalogus Gebiedskenmerken'.

Ontwikkelingen in de Groene omgeving worden als volgt benaderd:

Er wordt ruimte voor sociaal-economische ontwikkeling geboden als deze ontwikkeling vanuit zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik verantwoord is en in het ontwikkelingsperspectief ter plekke past en volgens de 'Catalogus Gebiedskenmerken' wordt uitgevoerd.

Aan de geboden ontwikkelruimte worden dus voorwaarden verbonden om ruimtelijke kwaliteit te handhaven danwel in voorkomende gevallen de gewenste ruimtelijke kwaliteit te kunnen realiseren. Het gaat hierbij in alle gevallen in ieder geval om een goede ruimtelijke inpassing van de ontwikkeling. Op deze manier wordt aantasting van de omgevingskwaliteit en een verlies aan ecologisch en landschappelijk kapitaal als gevolg van de nieuwe ontwikkeling voorkomen danwel in voldoende mate gecompenseerd. Een en ander moet nader worden onderbouwd in een bij het ruimtelijk plan behorende toelichting.

3.2.4 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel 2009

De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn in de Omgevingsvisie Overijssel 2009 geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving.

Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveaus, te weten:

  • 1. generieke beleidskeuzes;
  • 2. ontwikkelperspectieven;
  • 3. gebiedskenmerken.

Deze begrippen worden hieronder nader toegelicht.

3.2.4.1 Generieke beleidskeuzes

Generieke beleidskeuzes zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of ontwikkelingen nodig dan wel mogelijk zijn. In deze fase wordt beoordeeld of er sprake is van een behoefte aan een bepaalde voorziening. Ook wordt in deze fase de zgn. ‘SER-ladder’ gehanteerd. Deze komt er kort gezegd op neer dat eerst bestaande bebouwing en herstructurering worden benut, voordat er uitbreiding kan plaatsvinden.

Andere generieke beleidskeuzes betreffen de reserveringen voor waterveiligheid, randvoorwaarden voor externe veiligheid, grondwaterbeschermingsgebieden, bescherming van de ondergrond (aardkundige en archeologische waarden), landbouwontwikkelingsgebieden voor intensieve veehouderij, begrenzing van Nationale Landschappen, Natura 2000-gebieden, Ecologische Hoofdstructuur en verbindingszones etc. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend.

3.2.4.2 Ontwikkelingsperspectieven

Als uit de beoordeling in het kader van de generieke beleidskeuzes blijkt dat de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling aanvaardbaar is, vindt een toets plaats aan de ontwikkelingsperspectieven. In de Omgevingsvisie is een spectrum van zes ontwikkelperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving. Met dit spectrum geeft de provincie ruimte voor het realiseren van de in de visie beschreven beleids- en kwaliteitsambities.

De ontwikkelperspectieven geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden. Daar waar generieke beleidskeuzes een geografische begrenzing hebben, zijn ze consistent doorvertaald in de ontwikkelingsperspectieven. De ontwikkelingsperspectieven zijn richtinggevend en bieden de nodige flexibiliteit voor de toekomst.

3.2.4.3 Gebiedskenmerken

Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisure-laag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en –opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag ‘hoe’ een ontwikkeling invulling krijgt.

Aan de hand van de drie genoemde niveaus kan worden bezien of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is, waar het past in de ontwikkelingsvisie en hoe het uitgevoerd kan worden.

Figuur 3.2. geeft dit schematisch weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0189.BP2010000036-0003_0008.png"

Afbeelding 3.2. Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel (Bron: Provincie Overijssel)

3.2.5 Toetsing van het initiatief aan de uitgangspunten van de regeling 'Kwaliteitsimpuls Groene omgeving' en de Omgevingsvisie Overijssel 2009

Indien het concrete initiatief, de verplaatsing van het agrarische bedrijf aan de Eversdijk 16 naar de Goorseweg en het bestemmen van de twee bedrijfswoningen aan de Eversdijk 16 als burgerwoning, wordt getoetst aan de regeling 'Kwaliteitsimpuls Groene omgeving'en de Omgevingsvisie Overijssel ontstaat globaal het volgende beeld.

3.2.5.1 Kwaliteitsimpuls Groene omgeving

De Omgevingsverordening Overijssel 2009 stelt in artikel 2.1.6 het volgende:

Artikel 2.1.6 Kwaliteitsimpuls Groene omgeving

    • 1. Bestemmingsplannen voor de Groene omgeving kunnen met in achtneming van het bepaalde in artikel 2.1.3. en artikel 2.1.4. en het bepaalde in artikel 2.1.5. voorzien in nieuwvestiging en grootschalige uitbreidingen van bestaande functies in de Groene omgeving, uitsluitend indien hier sociaaleconomische en/of maatschappelijke redenen voor zijn en er is aangetoond dat het verlies aan ecologisch en/of landschappelijk waarden in voldoende mate wordt gecompenseerd door investeringen ter versterking van ruimtelijke kwaliteit in de omgeving.
    • 2. In afwijking van het gestelde onder lid 1 en onverminderd artikel 2.1.5. kan de vestiging van nieuwe agrarische bouwpercelen worden toegestaan als:
      • een ondernemer zijn landbouwbedrijf verplaatst voor het realiseren van publieke belangen;
      • een ondernemer op de huidige locatie geen ontwikkelingsmogelijkheden meer heeft en een volwaardig agrarisch bedrijf verplaatst naar een locatie waar wel ontwikkelingsmogelijkheden zijn op voorwaarde dat het agrarisch bouwperceel als bestemming op de uitplaatsingslocatie(s) in Overijssel wordt opgeheven. Deze voorwaarde geldt niet als er sprake is van een verplaatsing van een intensieve tak van een gemengd landbouwbedrijf naar een landbouwontwikkelingsgebied of als de uitplaatsingslocatie herbenut zal worden door een volwaardig agrarisch bedrijf.

Het onderhavige plan past binnen de Omgevingsverordening en het daarin verwoorde artikel m.b.t. de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving.

Het voorliggende bestemmingsplan voldoet aan hetgeen gesteld in de Omgevingsverordening. Met name het bovenstaande artikel heeft betrekking op de in dit plan besloten ruimtelijke ontwikkeling. Dit omdat het hier de verplaatsing betreft van een agrarisch bedrijf naar een nieuwe locatie. Deze verplaatsing is noodzakelijk om uitvoering te kunnen geven aan het landinrichtingsplan Enter. Daarbij komt dat het agrarische bedrijf ter plekke van de Eversdijk 16 geen ontwikkelingsmogelijkheden meer heeft.

Het landinrichtingsplan Enter betreft een overheidsplan dat voorziet in het realiseren van publieke belangen. In het onderhavige geval is het publieke belang de realisatie van nieuwe natuur in het Reggedal en het bereiken van waterdoeleinden in vanuit de KRW. Hiervoor is verplaatsing van het agrarische bedrijf noodzakelijk. Alle agrarische activiteiten aan de Eversdijk zullen verplaatst worden naar een nieuwe locatie aan de Goorseweg. Deze nieuwe locatie is ook opgenomen in het landinrichtingsplan Enter.

Door de verplaatsing van het agrarische bedrijf wordt het mogelijk om, op de gronden behorende bij het agrarische bedrijf aan de Eversdijk 16, uitvoering te geven aan de natuurontwikkeling in het Reggedal zoals deze o.a. is voorzien in het landinrichtingsplan Enter. Dit gecombineerd met het bereiken van waterdoeleinden vanuit de KRW. Deze natuurontwikkeling en het bereiken van waterdoeleinden vanuit de KRW genereert een aanzienlijke kwaliteitsimpuls in de groene omgeving van het natuurlijke landschap.

De nieuwe locatie voor het agrarische bedrijf aan de Goorseweg zal landschappelijk worden ingepast, waarbij de bestaande landschappelijke structuren en kwaliteiten van de omgeving leidend zijn. Nieuwe elementen worden toegevoegd waardoor het geheel op een landschappelijk verantwoorde manier wordt ingepast. De landschappelijke inpassing past binnen de uitgangspunten die de landinrichting Enter stelt aan het gebied waarbinnen de Goorseweg valt (zie paragraaf 3.3.2). In hoofdstuk 6 wordt nader ingegaan op het planvoornemen en de landschappelijke inpassing die hier onderdeel van uitmaakt.

Zoals uit de volgende paragrafen zal blijken, past de verplaatsing van het agrarische bedrijf binnen het ontwikkelingsperspectief ter plekke en wordt het plan volgens de 'Catalogus Gebiedskenmerken' uitgevoerd. Hiermee wordt voldaan aan de wens van de provincie Overijssel met betrekking tot de impuls aan de groene omgeving.

3.2.5.2 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel.

3.2.5.2.1 Generieke beleidskeuzes

Bij de afwegingen in de eerste fase “generieke beleidskeuzes” zijn er geen aspecten die bijzondere aandacht verdienen. Van grote belemmeringen is niet gebleken. Een en ander blijkt ook uit hoofdstuk 4 van deze plantoelichting waarin uitgebreid op de diverse omgevingsaspecten wordt ingegaan.

3.2.5.2.2 Ontwikkelingsperspectieven

De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. Met de ontwikkelingsperspectieven wordt de ruimtelijke ontwikkelingsvisie van de provincie Overijssel vorm gegeven. Hiervoor gelden de gebiedskenmerken als onderligger.

Het ontwikkelingsperspectief geeft een hoofdkoers op provinciaal niveau. Dit vraagt maatwerk op lokaal niveau. De begrenzing van de gebieden moet worden gezien als signaleringsgrens. Bij doorvertaling naar gemeentelijk niveau betekent dit dat er nog variaties en detailleringen kunnen voorkomen.

Omdat ontwikkelingsperspectieven geen functies bepalen maar een ruimtelijk ontwikkelingsperspectief schetsen voor een combinatie aan functies is er, naast een lokale invulling van de begrenzing, ook ruimte voor lokale afwegingen binnen de ontwikkelingsperspectieven.

De ontwikkelingsperspectieven zijn dan ook niet normstellend maar richtinggevend. Afwijkingen van de ontwikkelingsperspectieven zijn mogelijk als daar op lokaal niveau maatschappelijke of sociaaleconomische redenen voor zijn, mits de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken wordt versterkt en er voor de beoogde ontwikkeling geen sprake is van een MER-plicht.

In dit geval zijn vooral de ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving van belang. In de groene ruimte gaat het - kort door de bocht - om het behoud en de versterking van het landschap en het realiseren van de groen-blauwe hoofdstructuur alsmede om de ontwikkelingsmogelijkheden voor de landbouw en andere economische dragers.

In figuur 3.3. is een uitsnede van de perspectievenkaart behorende bij de Omgevingsvisie opgenomen

afbeelding "i_NL.IMRO.0189.BP2010000036-0003_0009.png"

Figuur 3.3. Uittreksel Perspectievenkaart Omgevingsvisie Overijssel 2009 (Bron: Provincie Overijssel)

Het plangebied behoort tot het ontwikkelingsperspectief ‘Buitengebied - accent veelzijdige gebruiksruimte/ mixlandschap’.

Buitengebied - accent veelzijdige gebruiksruimte - mixlandschap

Gebieden, aangewezen als ‘Buitengebied - accent veelzijdige gebruiksruimte’ zijn bedoeld voor gespecialiseerde landbouw, mengvormen van landbouw-recreatie-zorg, landbouw-natuur en landbouw-water, bijzondere woon-, werk- en recreatiemilieus, die de karakteristieke gevarieerde opbouw van het cultuurlandschappen in deze gebieden versterken. Naast de bescherming van kwaliteiten wil de provincie vooral ontwikkeling en dynamiek benutten voor duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit.

Het ontwikkelingsperspectief ‘mixlandschap’ verzet zich niet tegen de verplaatsing van het agrarische bedrijf aan de Eversdijk 16 naar een nieuwe locatie aan de Goorseweg. Het agrarische perceel aan de Eversdijk zal door het voorliggende bestemmingsplan de bestemming 'Wonen' krijgen waardoor er aan de Eversdijk 16 geen agrarische activiteiten meer mogelijk zijn.

Er wordt aanzienlijk geïnvesteerd in de ruimtelijke kwaliteit. De gronden behorende bij het bedrijf aan de Eversdijk 16 worden gebruikt voor de uitvoering van het landinrichtingsplan Enter. De nieuwe locatie voor het agrarische bedrijf aan de Goorseweg zal op een landschappelijk verantwoorde wijze worden ingepast in het landschap. Aanwezige landschapstructuren worden versterkt en er worden enkele nieuwe landschapselementen aangelegd. Hiermee past de in dit plan besloten ruimtelijke ontwikkeling binnen het ontwikkelingsperspectief 'Buitengebied - accent veelzijde gebruiksruimte -mixlandschap'.

3.2.5.2.3 Gebiedskenmerken

Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch-cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisurelaag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en –opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen.

1. De natuurlijke laag.

Overijssel bestaat uit een rijk en gevarieerd spectrum aan natuurlijke landschappen. Deze vormen de basis voor het gehele grondgebied van Overijssel. Het beter afstemmen van ruimtelijke ontwikkelingen op de natuurlijke laag kan ervoor zorgen dat de natuurlijke kwaliteiten van de provincie weer mede beeldbepalend worden. Ook in steden en dorpen bij voorbeeld in nieuwe waterrijke woonmilieus en nieuwe natuur in stad en dorp.

De locaties zijn op de gebiedskenmerkenkaart 'de natuurlijke laag' aangeduid met de gebiedstypen 'dekzandvlakten en ruggen' en 'beekdalen en natte laagtes'. In figuur 3.4. is dat aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0189.BP2010000036-0003_0010.png"

Figuur 3.4. Gebiedstype “Dekzandvlakte en ruggen” en "Beekdalen en natte laagtes" (Bron: Provincie Overijssel)

Dekzandvlakte en ruggen

Kenmerken

De dekzandgronden beslaan een groot gedeelte van de oppervlakte van de provincie. Na de ijstijden bleef er in grote delen een reliëfrijk – door de wind gevormd – zandlandschap achter, dat gekenmerkt wordt door relatief grote verschillen tussen hoog/droog en laag/ nat gebied. Soms vlak bij elkaar, soms verder van elkaar verwijderd

Ambitie

De ambitie is de natuurlijke verschillen tussen hoog en laag en tussen droog en nat functioneel meer sturend en beleefbaar te maken. Dit kan bijvoorbeeld door een meer natuurlijk watersysteem, door beplanting met 'natuurlijke' soorten en door de (strekkings)richting van het landschap te benutten in gebiedsontwerpen.

Richting

Als ontwikkelingen plaatsvinden, dragen deze bij aan het beter zichtbaar en beleefbaar maken van de hoogteverschillen en het watersysteem. Beide zijn tevens uitgangspunt bij (her)inrichting. Bij ontwikkelingen is de (strekkings)richting van het landschap, gevormd door de afwisseling van beekdalen en ruggen, het uitgangspunt.

Locatie Eversdijk

De locatie van het huidige agrarische bedrijf aan de Eversdijk 16 ligt in de natuurlijke laag 'Dekzandvlakte en ruggen'. De omliggende gronden die met het verplaatsen van het bedrijf vrijkomen, en die ingezet worden t.b.v. natuurontwikkeling in het Reggedal, liggen voornamelijk in het ontwikkelingsperspectief 'Beekdalen en natte laagtes'. Gekeken naar de sturing en de ambitie die het provinciebestuur heeft, blijkt dat deze natuurontwikkeling in het Reggedal goed aansluit bij het gebiedskenmerk 'beekdalen en natte laagtes'. De functiewijziging op het erf aan de Eversdijk 16 van 'Agrarisch' naar 'Wonen' heeft geen gevolgen voor het op het erf geldende gebiedskenmerk 'dekzandvlakte en ruggen'. Dit omdat op het erf geen spoor meer is te bekennen van dit oorspronkelijke natuurlijke landschap.

Beekdalen en natte laagtes

Kenmerken

Het Overijsselse zandlandschap is van oorsprong kletsnat. In de laagtes van het zandgebied verzamelde zich het water. Hier ontwikkelden zich moerassen en broekbossen, waar het water in de loop van het seizoen geleidelijk uit weg sijpelde naar de lager gelegen delen, naar de beken en rivieren.

Beeld van de beken: zomers kleine stroom met droge geulen, 's winters bredere stroomdraad met meestromende geulen. De dynamiek (water, wind) bepaalt de verschijningsvorm; de gedaante wisselt. Dynamisch landschap, open karakter met hogere randen.

Ambitie

De ambitie is de beekdalen als functionele en ruimtelijke dragende structuren van het landschap betekenis te geven. Ruimte voor water, continuïteit van het systeem zijn leidend. Tevens is de ambitie afwenteling van wateroverlast op stroomafwaarts gelegen gebieden te voorkomen door het beeksysteem als eenheid te beschouwen en het vasthouden van water te bevorderen. Tot slot zijn beekdalen belangrijke verbindingen voor mens, plant en dier.

Richting

Als ontwikkelingen plaats vinden in of in de directe nabijheid van beekdalen en natte laagtes, dan dragen deze bij aan extra ruimte voor de dynamiek van het stromende water en het vasthouden van water, aan versterking van de samenhang in het beeksysteem en aan vergroting van de zichtbaarheid, bereikbaarheid en beleefbaarheid van het water. Dit zijn uitgangspunten bij (her)inrichting.

Locatie Goorseweg

De nieuwe locatie aan de Goorseweg ligt in de natuurlijke laag 'beekdalen en natte laagtes'. Met de inrichting van het nieuwe agrarische bouwblok wordt rekening gehouden met de aanwezige waterlopen en watergangen. Van het oorspronkelijke natuurlijke landschap is ter plekke van deze locatie nauwelijks nog een spoor te bekennen. Met de landschappelijke inpassing van het nieuwe agrarische bouwblok wordt aangesloten op de aanwezige landschappelijke structuren en kwaliteiten. De plantsoort bestaat uit streekeigen soorten als Sleedoorn, Meidoorn, Linde, Beuk etc. In hoofdstuk 6 wordt nader ingegaan op de landschappelijke inpassing van het nieuwe agrarische bouwperceel.

2. De laag van het agrarische cultuurlandschap

In het agrarisch cultuurlandschap gaat het er altijd om dat de mens inspeelt op de natuurlijke omstandigheden en die ten nutte maakt. Hierbij hebben nooit ideeën over schoonheid een rol gespeeld. Wel zijn we ze in de loop van de tijd gaan waarderen om hun ruimtelijke kwaliteiten. Vooral herkenbaarheid, contrast en afwisseling worden gewaardeerd. De ambitie is gericht op het voortbouwen aan de kenmerkende structuren van de agrarische cultuurlandschappen door óf versterking óf behoud óf ontwikkeling of een combinatie hiervan.

De locatie aan de Eversdijk is op de gebiedskenmerkenkaart 'de laag van het agrarisch-cultuurlandschap' aangeduid met het gebiedstype “Oude hoevenlandschap”. De locatie aan de Goorseweg is op deze laag aangeduid met het gebiedstype 'maten en flierenlandschap'. In figuur 3.5. is dat aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0189.BP2010000036-0003_0011.png"

Figuur 3.5. Gebiedskenmerkenkaart 'Laag van het agrarische cultuurlandschap' (Bron: Provincie Overijssel)

'Oude hoevenlandschap '

Kenmerken

In het oude hoevenlandschap is sprake van verspreide erven. Het landschap ontstond nadat de complexen met de grote essen 'bezet' waren en een volgende generatie boeren nieuwe ontwikkelingsruimte zocht. Die vonden ze bij kleine dekzandkopjes die individueel werden ontgonnen. Dit leidde tot een landschap dat dezelfde opbouw kent als het essenlandschap, alleen in een meer kleinschalige, meer individuele en jongere variant. Deze kleinere maat en schaal is tevens de reflectie van de natuurlijke ondergrond.

Contrastrijke landschappen met veel variatie op de korte afstand: open es, kleinschalige flank met erf, kleinschalige natte laagtes met veel houtwallen, open heidevelden en -ontginningen.

Ambitie

De ambitie is gericht op kwaliteitsverbetering van het kleinschalige, afwisselende oude hoevenlandschap vanuit de verspreid liggende erven. Deze erven bieden veel ruimte voor landbouw, wonen, werken, recreatie, mits er wordt voortgebouwd aan kenmerkende structuren van het landschap.

Richting

Als ontwikkelingen plaats vinden in het oude hoevenlandschap, dan dragen deze bij aan behoud en accentuering van de dragende structuren (groenstructuur en routes) van het oude hoevenlandschap en aan de samenhang en de karakteristieke verschillen tussen de landschapselementen: de erven met erfbeplanting; open es(je); beekdal; voormalige heidevelden, de mate van openheid en kleinschaligheid.

Locatie Eversdijk

De uitplaatsinglocatie aan de Eversdijk 16 valt in het 'oude hoevenlandschap'. Indien de ambitie en de richting van de sturing worden geprojecteerd op deze locatie, en de daarmee samenhangende natuurontwikkeling in het Reggedal, blijkt dat deze ontwikkeling goed aansluit bij ambities van het provinciebestuur. Een agrarisch bedrijf zonder ontwikkelingsperspectief wordt uitgeplaatst naar een duurzame ontwikkelingslocatie. De gronden behorende bij dit bedrijf worden grotendeels ingezet om uitvoering te geven aan het landinrichtingsplan Enter en de daarin opgenomen natuurontwikkeling in het Reggedal.

'Maten­ en flierenlandschap'

Kenmerken

Laaggelegen kleinschalig landschap dat zich langs de beken, in de natuurlijke laagten heeft ontwikkeld. Langs de ontwateringssloten haaks op de beek werd vaak hakhout aangeplant. Dit diende tevens als perceelsafscheiding – daar, waar de ontwateringssloot niet altijd watervoerend – was in geval van beweiding. Rond de beek ontstond een lineair landschap, met daaromheen in de natte laagtes een matenlandschap. Kleinschalig landschap langs beken en in laagten met veel variatie in ruimtelijke opbouw: de open ruimte van de watergang, de coulissen van hakhoutstruweel, de open kamers van de hooien weilanden, met hier en daar een broekbos op de nattere plekken. Vloeivelden maakten onderdeel uit van het bemestingssysteem.

Het maten en flierenlandschap is veelal de contramal van het essenlandschap en het oude hoevenlandschap en was daar functioneel aan verbonden

Ambitie

De ambitie is dit landschapstype weer herkenbaar te maken, en de samenhang met de esdorpen en erven weer betekenis te geven. De nog gave delen verdienen een intensief op cultuurhistorische waarden gerichte inrichting en beheer. Voor de andere delen is het aanzetten van de randen, het beleefbaar maken van het waterrijke karakter, de continuïteit van het landschap het uitgangspunt.

Nieuwe dragers als biomassateelt, (es)dorpsontwikkeling in de nabijheid, water(voorraad)berging, particulier natuurbeheer zijn voor dit landschap aan de orde.

Richting

Als ontwikkelingen plaats vinden in of nabij het Maten en Flierenlandschap, dan dragen deze bij aan versterking van het historische lineaire landschap met open 'kamers' en coulissen, aan accentuering van de overgang naar hogere gronden, de toegankelijkheid, de beleefbaarheid en het vasthouden van water.

Locatie Goorseweg

De nieuwe locatie aan de Goorseweg valt in het 'maten en flierenlandschap'. Zoals uit hoofdstuk 6 blijkt is er sprake van een goed doordacht stevig landschapsplan waardoor het agrarisch bouwperceel op een landschappelijk verantwoorde wijze wordt ingepast in het landschap. Extra aandacht daarbij gaat uit naar randen van het perceel. Door het landschappelijk inpassen van het nieuwe agrarische bouwperceel wordt aantasting van het omliggende landschap zoveel mogelijk voorkomen. In het landinrichtingsplan wordt met nieuwe duidelijke structurerende landschapselementen aangesloten bij de eigenschappen van het thans aanwezige landschap.

3. De stedelijke laag

Beide locaties hebben op de gebiedskenmerkenkaart 'de stedelijke laag' geen bijzondere eigenschappen. Deze gebiedskenmerken kunnen derhalve feitelijk buiten beschouwing worden gelaten.

4. De 'lust- en leisurelaag'

Beide locaties hebben op de gebiedskenmerkenkaart 'de lust- en leisurelaag' geen bijzondere eigenschappen. Deze gebiedskenmerken kunnen derhalve feitelijk buiten beschouwing worden gelaten.

3.2.6 Conclusie toetsing aan de Omgevingsvisie Overijssel 2009 en het Landinrichtingsplan Enter

Geconcludeerd kan worden dat de in dit voorliggende bestemmingsplan besloten ruimtelijke ontwikkeling in overeenstemming is met het vastgestelde landinrichtingsplan Enter en het in de Omgevingsvisie Overijssel 2009 verwoorde, en in de Omgevingsverordening, verankerde provinciaal ruimtelijk beleid. Tevens heeft inzake de in dit plan besloten ruimtelijke ontwikkeling ambtelijk overleg plaatsgevonden met de provincie Overijssel.