Plan: | Bedrijfsterrein Kluinveen, herziening Oost Kluinveenweg ong. in Wierden |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0189.BP2010000029-0003 |
Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van die bodem en of deze aspecten optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Om hierin inzicht te krijgen, dient een bodemonderzoek te worden verricht.
Kruse Milieu B.V. uit Geesteren heeft ter plaatse een bodemonderzoek verricht. In deze paragraaf worden de conclusies en aanbevelingen naar aanleiding van het bodemonderzoek uiteengezet. Het bodemonderzoek is in Bijlage 2 van deze toelichting toegevoegd.
In opdracht van BJZ.NU BV is in een verkennend bodemonderzoek de bodem op een terreindeel ter grootte van circa 250 m² aan de Hexelseweg 4a (Oost Kluinveenweg zijde) te Wierden onderzocht. De onderzoekslocatie is momenteel deels bebouwd en grotendeels verhard met beton en grind. Aanleiding voor het bodemonderzoek is de voorgenomen nieuwbouw van een woning.
Het terrein is beschouwd als niet verdacht. In totaal zijn er 4 boringen verricht, waarvan één tot 5.5 meter diepte. Er is één boring afgewerkt tot peilbuis. Gebleken is dat de bodem voornamelijk bestaat uit matig fijn tot matig grof zand en leem. Zintuiglijk zijn bodemvreemde materialen waargenomen. Het freatische grondwater is in peilbuis 1 aangetroffen op 3.5 meter min maaiveld.
Op basis van de resultaten van de chemische analyses kan het volgende worden geconcludeerd:
De hypothese "onverdachte locatie" dient te worden verworpen, aangezien enkele overschrijdingen van de achtergrond- en streefwaarden zijn aangetoond. Overschrijdingen van tussenwaarden en interventiewaarden zijn alleen gemeten in de oude erfverharding onder de grindverharding.
In de bovengrond en in het grondwater zijn enkele (zeer) lichte verontreinigingen aangetoond. De ondergrond is niet verontreinigd. De oude erfverharding is licht tot sterk verontreinigd. Voor een beschrijving en mogelijke verklaringen wordt verwezen naar de paragrafen 4.3 en 4.4. Aangezien de tussenwaarden in de bodem niet worden overschreden, is er geen reden om een nader onderzoek uit te voeren.
Op basis van het onderzoek kan gesteld worden dat de onderzoekslocatie ter plekke van de oude erfverharding (plaatselijk) asbesthoudend is. Door de veldwerker zijn plaatselijk zintuiglijk asbesthoudende materialen waargenomen.
Bij de geplande nieuwbouw komt in de toekomst mogelijk grond vrij. Afvoer van de grond dient te voldoen aan het Besluit Bodemkwaliteit en de voorschriften van het bevoegd gezag (de ontvangende gemeente). Op basis van de huidige onderzoeksresultaten kan een indicatieve toetsing in het kader van het Besluit Bodemkwaliteit worden uitgevoerd.
De bovengrond in onderhavig onderzoek is aanwezig vanaf circa 0.3 meter min maaiveld. Deze bodemlaag bevat vrijwel geen bodemvreemde materialen en is licht verontreinigd met diverse parameters. De onderzochte bovengrond is als gevolg van de aangetoonde verhoogde gehalten niet multifunctioneel toepasbaar, maar dient te worden verwerkt in gebieden met de functieklasse Industrie.
Aanbevolen wordt de grond na ontgraving her te gebruiken op de locatie (bijvoorbeeld om een lager gelegen terreindeel op te hogen).
Uit milieukundig oogpunt is er naar onze mening geen bezwaar tegen de voorgenomen nieuwbouwplannen, aangezien de vastgestelde verontreinigingen in de bodem geen risico's voor de volksgezondheid opleveren. De sterk verontreinigde erfverharding dient separaat naar een erkende verwerker worden afgevoerd. De bodem wordt daarna geschikt geacht voor het huidige en toekomstige gebruik (wonen met tuin).