direct naar inhoud van 4.2 Geluid
Plan: Bedrijfsterrein Kluinveen, herziening Oost Kluinveenweg ong. in Wierden
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0189.BP2010000029-0003

4.2 Geluid

4.2.1 Wettelijk kader
4.2.1.1 Algemeen

De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen ten aanzien van de geluidsbelasting van geluidsgevoelige functies. De functie ‘wonen’ is aan te merken als een geluidsgevoelige functie.

Op basis van artikel 77 van de Wet geluidhinder (Wgh) dient bij vaststelling of herziening van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek te worden ingesteld. Het akoestisch onderzoek bepaalt de geluidsbelasting aan de gevel van de geluidsgevoelige bestemming die vanwege de weg of spoorweg wordt ondervonden.

4.2.1.2 Wegverkeerslawaai

Het onderzoek is alleen noodzakelijk als de geluidsgevoelige bestemming binnen de wettelijke geluidszone van de weg gelegen is. In artikel 74.1 van de Wgh is aangegeven dat een weg een zone heeft die zich uitstrekt vanaf de as van de weg tot de volgende breedte aan weerszijden van de weg:

1.  
a.   in stedelijk gebied:  
  1°.   voor een weg, bestaande uit drie of meer rijstroken: 350 meter;  
  2°.   voor een weg, bestaande uit een of twee rijstroken genoemde geval: 200 meter;  
b.   in buitenstedelijk gebied:  
  1°.   voor een weg, bestaande uit vijf of meer rijstroken: 600 meter;  
  2°.   voor een weg, bestaande uit drie of vier rijstroken: 400 meter;  
  3°.   voor een weg, bestaande uit een of twee rijstroken: 250 meter.  

2.   Het eerste lid geldt niet met betrekking tot:  
  a.   wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied;  
  b.   wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km per uur geldt.  

4.2.1.3 Railverkeerslawaai

Conform de Wet geluidhinder dient te worden getoetst in het tiende jaar na realisatie van het nieuwbouwplan, te weten het jaar 2020 als toetsjaar. De representatieve (spoor)gegevens zijn overgenomen uit het Akoestisch Spoorboekje met het programma Aswin 2009. Bij Aswin versie 2009 worden geen prognoses meer meegeleverd. Dit is een uitvloeisel van het Reken- en Meetvoorschrift 2006. Op dit moment ligt het wetsvoorstel ten aanzien van de geluidsproductieplafonds ter advies bij de Raad van State en wordt verwacht dat de plafonds worden gebaseerd op de waarden van peiljaar 2007 plus 1.5 dB. Deze methode is indicatief en kan toegepast worden tot het moment van in werking treden van de geluidsproductieplafonds.

4.2.2 Akoestisch onderzoek
4.2.2.1 Algemeen

Buijvoets Bouw- en Geluidsadvisering uit Oldenzaal heeft de akoestische aspecten nader beoordeeld. Het akoestisch onderzoek is in Bijlage 1 van deze toelichting toegevoegd. Er is een onderzoek voor de geluidsbelasting wegverkeerslawaai uitgevoerd en een onderzoek naar aanleiding van de geluidsbelasting railverkeerslawaai. Uit het advies blijkt het volgende.

De op de gevels invallende geluidbelasting L(den) kan worden bepaald met een rekenmodel, volgens het Reken- en Meetvoorschrift Geluidhinder 2006, standaard-methode I of II. In deze situatie is binnen de randvoorwaarden gebruik gemaakt van de rekenmethode II zowel voor het weg- als spoorweglawaai.

Deze methoden zijn gebaseerd op het berekenen van de geluidemissie (afhankelijk van het aantal en type voertuigen/treinstellen, het soort wegdek/onderbouw, de rijsnelheid en enkele correctiefactoren) en de geluidoverdracht tussen de weg/spoorweg en de immissiepunten (geplande gevels).

4.2.2.2 Geluidsbelasting wegverkeerslawaai

Berekend is de invallende geluidbelasting L(den) bij de geplande woningen, dat is de gemiddelde geluidbelasting van de dag, avond en nachtperiode. Toetsing van de geluidbelasting aan de grenswaarden gebeurd volgens de Wgh per weg. Alvorens de geluidbelasting te toetsen aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB mag de berekende waarde op grond van art. 110g van de Wet geluidhinder worden verminderd met 5 dB (i.v.m. het stiller worden van motorvoertuigen) voor wegen met een wettelijke maximum snelheid tot 70 km/uur.

De geluidbelasting is berekend conform het gestelde in het “Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006” ex art 110d van de wet geluidhinder. De berekening van de geluidbelasting is gemaakt volgens de standaard rekenmethode II.

In het rekenmodel (DGMR-Geomilieu V1.30) zijn schematisch opgenomen :

  • de wegen met intensiteiten,
  • de woningen en de gebouwen, objecten en verharde bodemgebieden,
  • 4 waarneempunten met een waarneemhoogte van 1.5 m boven de vloer op een hoogte van 1.5 en 4.5 m boven het maaiveld.

De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt niet overschreden.

4.2.2.3 Geluidsbelasting railverkeerslawaai

De geluidbelasting is berekend conform het gestelde in het “Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006” ex art 110d van de wet geluidhinder. De berekening van de geluidbelasting is gemaakt volgens de standaard rekenmethode II en uitgevoerd m.b.v. een software pakket (DGMR-Geomilieu V1.40) door Munsterhuis Geluidadvies BV.

In het rekenmodel zijn schematisch opgenomen:

  • de spoorweg met intensiteiten,
  • de woningen en de gebouwen, objecten en verharde bodemgebieden,
  • 4 waarneempunten met een waarneemhoogte van 1.5 m boven de vloer op een hoogte van 1.5 en 4.5 m boven het maaiveld.

De verhoging van 1.5 dB t.b.v. het productieplafond is in het model berekend door een negatieve reductie op de belasting.

De wettelijke voorkeursgrenswaarde van 55 dB wordt met maximaal 1 dB overschreden. De maximale ontheffingswaarde van 68 dB wordt niet overschreden. Maatregelen om de geluidbelasting te reduceren worden onderzocht in de volgorde van bronmaatregelen, overdrachtsmaatregelen en maatregelen aan de gevels.

Bronmaatregelen

De verwachting is dat treinstellen in de toekomst stiller worden. De initiatiefnemer van het bouwplan ten behoeve waarvan dit akoestisch onderzoek wordt uitgevoerd heeft geen invloed op het reduceren van het brongeluid.

Overdrachtsmaatregelen

Maatregelen om de belasting te kunnen beperken zijn het plaatsen van een geluidscherm dicht langs de spoorlijn. Aan de noordzijde van de spoorlijn liggen alleen bedrijven welke al voor de nodige afscherming zorgen, echter net niet genoeg. Ter plaatse van de overgang van de Hexelseweg is uiteraard geen scherm mogelijk terwijl op dit deel de geluidbijdrage van de spoorlijn bij de woning het hoogste is.

Maatregelen aan de gevels

Wanneer een hogere grenswaarde wordt verleend zijn maatregelen aan de gevels noodzakelijk. De vereiste geluidwering G(a;k) bedraagt maximaal (56 – 33 =) 23 dB. De kosten van de maatregelen zijn afhankelijk van de keuze voor het ventilatiesysteem. Wanneer wordt gekozen voor een natuurlijke toevoer via openingen in de geluidbelaste gevel zijn susroosters noodzakelijk. De susroosters voor de verblijfsruimten komen dan i.p.v. normale roosters. De meerkosten voor susroosters/suskasten i.p.v. gewone roosters in de belaste gevels bedragen ca € 500,- excl. BTW.

Tot een geluidwering van 27-28 dBA kan met normale dubbele HR++ beglazing in de belaste gevels worden volstaan. Rekening moet worden gehouden met een verzwaarde dakplaat bij slaapkamers onder het hellende dak (meerkosten € 10,-/m²). De totale meerkosten voor geluidwerende maatregelen worden geraamd op maximaal € 2.000,- excl. BTW.

Conclusie maatregelen

De maatregelen die voor de woning getroffen dienen te worden om aan de voorkeursgrenswaarde te voldoen, ontmoeten overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, landschappelijke of financiële aard. De ontheffingsgrond is:

  • 1. in de omgeving van een station of halte gesitueerd worden;
  • 2. door de gekozen situering een open plaats tussen de aanwezige (geplande) bebouwing opvullen.

In alle gevallen waarin ontheffing wordt verleend worden eisen gesteld aan het binnenniveau en de indeling van de woning. Aan de voorwaarde dat moet worden gestreefd dat er tenminste één geluidluwe gevel aanwezig is wordt voldaan. De binnenwaarde, waaraan bij het realiseren van de nieuwe woning zal moeten worden voldaan, bedraagt 33 dB.