direct naar inhoud van 3.4 Overige waarden
Plan: Rondweg Enter 2010
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0189.BP2010000023-0003

3.4 Overige waarden

3.4.1 Archeologie

Wet op de archeologische monumentenzorg

Per 1 september 2007 is de nieuwe wet op de archeologische monumentenzorg een feit. Daarmee zijn de uitgangspunten van het verdrag van Malta verankerd in de Nederlandse wetgeving. Naast de wijziging van de Monumentenwet, zijn ook de Ontgrondingenwet, de Wet Milieubeheer en de Woningwet op onderdelen aangepast. Door de Wet ruimtelijke ordening (1 juli 2008) is archeologie wettelijk geïntegreerd in de systematiek van de ruimtelijke ordening.

De wet regelt de bescherming van het bodemarchief, het archeologisch erfgoed, in de bodem. Ook wordt de inpassing van archeologisch erfgoed geregeld en de financiering van opgravingen. Doel van de wet is het reguleren van bodemverstorende activiteiten. Kern is het zo vroeg mogelijk rekening houden met de (mogelijke) aanwezigheid van archeologische waarden in de bodem. Het streven is behoud in situ. Als behoud in situ niet mogelijk is dan moet een archeologisch onderzoek worden uitgevoerd. De kosten van het benodigde onderzoek zijn voor rekening van de verstoorder.

Op grond van de gewijzigde Monumentenwet 1988 (Wamz 2007) heeft de gemeentelijke overheid de wettelijke zorgplicht om archeologie een plek te geven in de ruimtelijke processen. Het bestemmingsplan is het meest geschikte instrument om dit te regelen.

Wettelijke verankering in het bestemmingsplan

Artikel 5 van het verdrag van Malta heeft een rechtstreekse vertaling in de wet gekregen door aan te sluiten bij de wettelijke figuur van het bestemmingsplan. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet rekening worden gehouden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden. Dit geldt ook voor ontheffingen zoals bedoeld in artikel 3.6, 3.22, 3.10 en 3.23 van de Wet op de ruimtelijke ordening. Dit betekent dat archeologisch waardevolle gebieden moeten worden opgenomen in bestemmingsplannen. Daarnaast zullen archeologische voorschriften opgenomen moeten worden voor de afgifte van bouw-, sloop- en aanlegvergunningen (Wro 3.16, 3.20). De beslissing daarover is een gemeentelijke verantwoordelijkheid. Indien hieraan niet wordt voldaan kan Provinciale Staten attentiegebieden aanwijzen. Dit heeft tot gevolg dat de gemeenteraad binnen een door PS te stellen termijn een beschermend bestemmingsplan dient vast te stellen (Wamz 44).

De archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart

Verantwoord beheer van het cultuurhistorisch erfgoed in de gemeente Wierden begint met het inzichtelijk maken waar en wanneer met het bodemarchief rekening dient te worden gehouden. BAAC bv heeft in opdracht van de gemeente Wierden een archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart opgesteld. De kaart is in overleg met de provincie, Het Oversticht en de plaatselijke historische en archeologische verenigingen tot stand gekomen. De gemeente Wierden heeft van de provincie Overijssel een prestatiesubsidie voor het opstellen van de kaart ontvangen.

De archeologische verwachtingskaart maakt voor het grondgebied van de gemeente Wierden duidelijk waar zich (mogelijke) archeologische resten kunnen bevinden.

De kaart is hiervoor opgedeeld in drie zones:

  • hoge archeologische verwachting;
  • middelhoge archeologische verwachting;
  • lage archeologische verwachting.

Beleid

De gemeente Wierden heeft een archeologische verwachtingskaart en archeologiebeleid opgesteld. Aan de op de kaart voorkomende verwachtingszones zijn beleidsadviezen gekoppeld. De kaart is een visuele vertaling van het gemeentelijk archeologiebeleid. De verwachtingskaart kan worden gebruikt voor toetsing van ruimtelijke ontwikkelingsplannen.

Beleidsadvies verwachting buitengebied:

Er geldt een onderzoeksplicht in gebieden met:

  • Hoge archeologische verwachting (zie archeologische beleidsadvieskaart gemeente Wierden) bij plangebieden groter dan 2500 m² en bij een verstoring dieper dan 50 cm.
  • Middelhoge archeologische verwachting (zie archeologische beleidsadvieskaart gemeente Wierden) bij plangebieden groter dan 5000 m² en bij een verstoring dieper dan 50 cm.
  • Lage verwachting onderzoeksplicht bij plangebieden groter dan 10 ha.

Beleidsadvies verwachting verstoorde gebieden:

  • Op de kaart staan ook gebieden aangegeven die verstoord zijn. Voor deze gebieden is het niet duidelijk hoe diep de verstoring van de bodem is. Het advies voor dergelijke gebieden is dan ook dat er per aanvraag wordt gekeken of er onderzoek nodig is en zo ja, in welke vorm dat moet gebeuren.

Uit de verwachtingskaart blijkt dat een klein deel van de percelen een hoge verwachting hebben. De meeste percelen vallen in het gebied met lage verwachting. Op basis van bovenstaand schema en de maximale bebouwingsmogelijkheden kan worden geconcludeerd dat voor de meeste percelen geldt dat er geen onderzoek nodig is.

Veranderingen ten opzichte van het bestemmingsplan kunnen worden gerealiseerd middels een wijzigingsbevoegdheid. Indien gebruik wordt gemaakt van deze wijzigingsbevoegdheid zal voor ieder bouwplan, ten aanzien van archeologie,de verwachtingskaart en het bijbehorende beleid gevolgd worden.

3.4.2 Ecologie

In 2010 is een ecologische verkenning gedaan om de natuurwaarden van het plangebied te inventariseren en te beoordelen.

Gebiedsgericht natuurbeleid

Natura 2000

In de directe nabijheid van het plangebied bevinden zich geen Natura 2000-gebieden of Beschermde Natuurmonumenten. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied ‘Borkeld’ ligt op een afstand van circa 1,9 kilometer van het plangebied. Een directe relatie tussen Natura 2000-gebied ‘Borkeld’ en het plangebied ontbreekt.

Beschermde Natuurmonumenten

In de invloedssfeer van het plangebied bevinden zich geen Beschermde Natuurmonumenten. Het dichtstbijzijnde gebied betreft landgoed Weldam nabij Goor, op ruim 8,3 kilometer afstand. Gezien de afstand tot het genoemde gebied, de ligging van het plangebied aan de rand van de bebouwde kom en de aard en omvang van de ingreep, wordt geconcludeerd dat er geen negatieve effecten te verwachten zijn op het Beschermde Natuurmonument Weldam.

Ecologische Hoofdstructuur

Het plangebied maakt zelf geen onderdeel uit van de EHS. Het dichtstbijzijnde als EHS begrensde gebied betreft de Rijssense bossen op een afstand van circa 750 meter van de rondweg. Ook maakt het plangebied volgens de Omgevingsvisie Overijssel geen deel uit van belangrijke natuurwaarden buiten de EHS, zoals foerageergebieden voor ganzen en weidevogelgebieden. Gezien de afstand, barrièrewerking als gevolg van tussenliggende infrastructuur (N347) en de aard van de plannen wordt geconcludeerd dat er geen aantasting plaatsvindt van de EHS of andere gebieden met specifieke natuurwaarden die door de provincie als dusdanig zijn aangemerkt.

Flora en fauna

Op 4 december 2009 is er een verkennend veldbezoek aan het onderzoeksgebied gebracht. Tijdens dit bezoek is aandacht besteed aan de beschermde soorten binnen de Flora- en faunawet. Vooral aan zwaarder beschermde soorten (tabel 2 en 3). Hieronder staat een korte samenvatting van de bevindingen.

  • Flora
    Gezien het verkennende karakter van het onderzoek en de voor planten ongunstige periode, heeft geen uitgebreide inventarisatie plaatsgevonden. Op grond van het landschapstype en grondgebruik wordt ingeschat dat er geen hoge floristische waarden aanwezig zijn. Zwaar beschermde soorten (FFW tabel 2-3) worden op grond van terreinkenmerken en bekende verspreidingsgegevens niet verwacht.

  • Fauna
    • 1. Vleermuizen
      Gedurende het veldonderzoek is gelet op panden die op het eerste gezicht geschikt lijken voor vleermuizen. Vanaf de weg leken echter op minimaal vijf erven voor vleermuizen geschikte gebouwen aanwezig.
      Langs de Rondweg zijn geen voor vleermuizen geschikte bomen aangetroffen. Mogelijk bevinden zich nog dergelijke bomen op de niet onderzochte erven.
      Nader onderzoek naar vleermuizen is noodzakelijk indien na concretisering van de plannen blijkt dat deze mogelijk negatieve effecten met zich mee kunnen brengen. Behalve bij de sloop van panden of het kappen van bomen worden moet hierbij ook worden gedacht aan renovaties of het realiseren van bebouwing tegen bestaande bebouwing aan.
      Negatieve effecten op onmisbare vliegroutes worden bij eventuele toekomstige ingrepen, niet aannemelijk geacht vanwege de aanwezigheid van diverse alternatieve lijnvormige structuren die als vliegroute kunnen dienen zoals singels, houtwallen en lintbebouwing.
      Uit de gegevens uit 2006-2008 blijkt dat vrij grote aantallen vleermuizen foeragerend zijn waargenomen langs de weg. Met name de perceelsranden met bomenrijen en de randen van erven en tuinen vormen geschikt foerageergebied.
      Bij kleinschalige ingrepen in het gebied blijven voldoende uitwijkmogelijkheden aanwezig en is aantasting van onmisbaar foerageergebied niet aan de orde.
    • 2. Overige zoogdieren
      Bij de planrealisatie zullen exemplaren en verblijfplaatsen van enkele algemene en laag beschermde (FFW tabel 1) kleine zoogdieren verloren kunnen gaan. Bij ruimtelijke ontwikkelingen geldt hiervoor automatisch een vrijstelling.
    • 3. Broedvogels
      Aan de hand van de aangetroffen biotopen is een inschatting gemaakt van de mogelijk aanwezige broedvogels. Hieruit blijkt dat drie soorten met een jaarrond beschermde nestplaats aanwezig of te verwachten zijn, namelijk Huismus, Steenuil en Kerkuil.

      Tijdens het veldbezoek werden drie grote groepen huismussen aangetroffen; elk naar schatting bestaande uit ongeveer 20 exemplaren. Nader onderzoek naar Huismus noodzakelijk is indien potentiële nestlocaties worden aangetast.

      Op voorhand kan niet worden uitgesloten dat Steenuil in het plangebied tot broeden komt. De Steenuil leeft meestal in kleinschalig cultuurlandschap met boerenerven. Het plangebied voldoet goed aan deze omschrijving. Bij concrete ontwikkelingen in het plangebied is het noodzakelijk om nader onderzoek aan Steenuilen te wijden.

      Het plangebied vormt potentieel leefgebied van de Kerkuil. Indien blijkt dat er door ontwikkelingen in het plangebied potentiële broedplaatsen van Kerkuil verloren gaan (doorgaans aanwezig in bebouwing) of aantasting van de functionaliteit van het leefgebied kan optreden, dan dienen effecten te worden opgeheven door het nemen van mitigerende maatregelen.
    • 4. Vissen
      In het plangebied is voor zover bekend geen permanent oppervlaktewater aanwezig, met uitzondering van tuinvijvers. Dergelijke vijvers vormen geen geschikt leefgebied voor beschermde vissoorten. De westgrens van het plangebied wordt gevormd door de gekanaliseerde beek Elsgraven, die niet tot het plangebied wordt gerekend. Vooralsnog wordt geen beïnvloeding van het watermilieu van de Elsgraven verondersteld.
    • 5. Amfibieën
      Juridisch zwaar beschermde soorten worden op basis van biotoopkenmerken en bekende verspreidingsgegevens niet verwacht in het onderzoeksgebied.
    • 6. Overige soortgroepen
      Gezien de terreingesteldheid van het gebied en bekende verspreidingsgegevens, kan verder worden geconcludeerd dat er geen reptielen en beschermde dagvlinders, libellen en overige ongewervelden aanwezig en te verwachten zijn.
3.4.3 Radarverstoringsgebied

Een gedeelte van het grondgebied van de gemeente Wierden ligt in het radarverstoringsgebied van de vliegbasis Twente. Het radarverstoringsgebied is aangegeven om ervoor zorg te dragen dat de radar- en communicatieapparatuur op de vliegbasis ongestoord kan functioneren. Het radarverstoringsgebied ligt als een cirkel met een straal van 15 nautische mijl (=27,8 km, gemeten vanaf de positie van de radar) rond de vliegbasis.

Binnen het radarverstoringsgebied dient voor ieder (nieuw) obstakel, hoger dan 85 meter boven NAP te worden berekend of er verstoring van de radar optreedt. De mate van verstoring van de radar is afhankelijk van enerzijds het type radar en anderzijds de hoogte, breedte en opstelling van de hoge objecten. In dit bestemmingsplan zijn geen mogelijkheden opgenomen voor de realisatie van objecten met deze hoogte, om deze reden is het gebied enkel in de toelichting van het bestemmingsplan opgenomen.