direct naar inhoud van 4.5 Aanvullend onderzoek vleermuizen en Steenmarter
Plan: Tunnel, Dikkensweg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0189.BP2009000001-0002

4.5 Aanvullend onderzoek vleermuizen en Steenmarter

Het onderzoek naar vleermuizen is uitgevoerd middels vijf nachtelijke bezoeken (26 juni, 7 juli, 4, 12 en 27 augustus 2009) door EcoGroen Advies BV. De eerste twee bezoeken hebben zich gericht op kraamkolonies/ zomerverblijfplaatsen. De bezoeken in augustus hebben zich gericht op het in kaart brengen van baltslocaties/paarverblijfplaatsen.

Het onderzoek naar de middelhoog beschermde Steenmarter (FFW tabel 2) heeft plaatsgevonden door bij de eigenaars van de te slopen bebouwing na te gaan of het voorkomen van Steenmarter bekend is. Daarnaast is tijdens de vleermuizenonderzoeken gelet op de aanwezigheid van de nachtactieve Steenmarter in het plangebied.

Op basis van de resultaten van het veldonderzoek wordt geen aantasting van vaste verblijfplaatsen, vliegroutes en/of belangrijke foerageergebieden van vleermuizen en Steenmarter verondersteld.
Het nemen van vervolgstappen (zoals mitigerende maatregelen) of het aanvragen van een ontheffing van de Flora- en faunawet is hier zodoende niet aan de orde.


Aangezien tijdens het onderzoek geen vaste verblijfplaatsen van vleermuizen zijn aangetroffen, is het niet aannemelijk dat aankomende winterperiode (2009/2010) overwinterende vleermuizen aanwezig zijn in de te slopen bebouwing.


Gezien het mobiele karakter van vleermuizen is vleermuizenonderzoek juridisch gezien slechts voor een bepaalde periode rechtsgeldig. Vleermuizen wisselen regelmatig van verblijfplaats, waardoor de mogelijkheid bestaat dat de situatie de komende jaren anders is en er dan wel belangrijke verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig zijn. Na overleg te hebben gepleegd met de afdeling Flora- en faunawet van het Ministerie van LNV blijkt dat er geen richtlijnen zijn voor hoe lang een vleermuizenonderzoek houdbaar is. Over het algemeen wordt een periode van één tot twee jaar aangehouden. Gezien de mogelijke (her)vestiging van vleermuizen in de toekomst wordt in deze situatie de volgende strategie aangeraden:

  • Sloopwerkzaamheden die vóór circa 1 maart 2010 uitgevoerd worden, kunnen -
    vanuit het oogpunt van vleermuizen - zonder nadere voorwaarden plaatsvinden.
  • Indien de sloopwerkzaamheden uitgevoerd worden in de periode 1 maart 2010 tot en met 1 maart 2012, wordt aangeraden niet te slopen in de meest kwetsbare perioden van vleermuizen. Deze perioden zijn globaal aan te geven als de
    voortplantingsperiode (1 mei - 15 juli) en de overwinteringsperiode (15 november - 15 maart). Om het risico van schade aan vleermuizen tot een minimum te beperken, wordt sterk aangeraden om in de perioden 15 juli tot en met 15 november en 15 maart tot en met 1 mei - kort voorafgaand aan de geplande sloop - een controlebezoek uit te voeren om na te gaan of vleermuizen aanwezig zijn. Hierbij kan gelijktijdig worden vastgesteld of broedvogels aanwezig zijn, die in dergelijke gebouwen tot broeden kunnen komen van 1 maart tot en met 1 oktober.
  • Indien het bijtijds – voor circa half maart 2012 – slopen van het pand niet haalbaar is, is een actualiserend vleermuizenonderzoek noodzakelijk in het seizoen voorafgaand aan de sloop.

Voor meer uitgebreide informatie wordt verwezen naar bijlage 2 Aanvullend onderzoek vleermuizen en Steenmarter.