direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Oosthavenkade 17-18
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0184.BP2018OHK1718-0301

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doelstelling

Sinds 2007 wordt door externe partijen gekeken naar de ruimtelijke en planologische mogelijkheden rondom het gebied van de voormalige scheepswerf Metz met als doel te komen tot een volledige transformatie van het gebied. In januari 2013 heeft de gemeente Urk de voormalige scheepswerf Metz met bijbehorende havenmeesterwoning aangekocht om er zorg voor te dragen dat de cultuurhistorische werf(activiteit) behouden blijft voor de toekomstige generaties. Een belangrijk uitgangpunt daartoe was het Beschermd Dorpsgezicht Urk. In 2013 is een geschikte partij gevonden voor de werf, waardoor de doelstelling ten aanzien van het behouden van de cultuurhistorische waarden zijn bewerkstelligd.

Het eerder beoogde transformatiegebied is hierdoor verkleind tot de omgeving rondom de voormalige havenmeesterwoning. Het geldende bestemmingsplan 'Havens' biedt onvoldoende sturingsmogelijkheden aangaande de geluidsproblematiek als gevolg van de scheepswerf. Om de voorgenomen plannen uit te kunnen voeren dient daarom een nieuw bestemmingsplan opgesteld te worden. Voorliggend bestemmingsplan voorziet hierin.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied ligt aan de westzijde van Urk ten noorden van de haven. Ten oosten van het plangebied ligt scheepswerf Metz. Aan de noordzijde grenst het gebied aan woonpercelen. Ten westen van het plangebied ligt de straat Oosthavenkade (Wijk 2) en Plein 1890 met parkeerplaatsen en een uitgaansgelegenheid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2018OHK1718-0301_0001.png"

Ligging plangebied met plangrens

1.3 Vigerende bestemmingsplannen

Het plangebied maakt onderdeel uit van het bestemmingsplan 'Havens' (2013) en kent de bestemmingen: Wonen, Kantoor en Verkeer, waarvan Wonen de belangrijkste is. Er zijn bouwvlakken aangegeven waar binnen gebouwd moet worden. Ter plaatse van de bestemming 'Wonen' geldt dat het bebouwingspercentage van het bouwperceel 100% mag bedragen. De maximale goothoogte bedraagt 4 meter en de maximale bouwhoogte 9 meter. Daarnaast zijn er enkele specifieke bebouwingsaanduidingen weergegeven (bebouwing niet toegestaan en nokrichting loodrecht). Ten slotte gelden binnen het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd Dorpsgezicht' en 'Waarde - Archeologie -2', evenals de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2018OHK1718-0301_0002.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2018OHK1718-0301_0003.png"

Uitsnede verbeelding Bestemmingsplan Havens (2013)

1.4 Opzet bestemmingsplan en toelichting

In deze toelichting komen achtereenvolgens de volgende aspecten aan de orde:

  • In hoofdstuk 2 'Planbeschrijving' wordt de bestaande en toekomstige invulling van het plangebied beschreven.
  • In hoofdstuk 3 'Beleidskader' volgt vervolgens een beschrijving van het beleidskader dat van toepassing is op het plan.
  • In hoofdstuk 4 'Planologische en milieutechnische randvoorwaarden' worden de relevante milieu- en omgevingsaspecten behandeld.
  • In hoofdstuk 5 'Juridische aspecten' wordt ingegaan op de juridische aspecten van het bestemmingsplan.
  • In hoofdstuk 6 'Economische uitvoerbaarheid' komt de economische uitvoerbaarheid aan bod.
  • In hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid'' ten slotte worden de resultaten uit overleg en inspraak behandeld.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Beschrijving plangebied

Het plangebied is gelegen aan de Oosthaven in Urk. Urk functioneert sinds het midden van de 19e eeuw als vissersplaats. Het plangebied omvat een blokvormig woonperceel. Omliggende functies zijn stedelijk van aard en bestaan voornamelijk uit wonen en bedrijfsfuncties ten behoeve van de scheepswerf. Op het perceel bevindt zich de voormalige Havenmeesterwoning (hoofdgebouw) met bijbehorende bouwwerken. De oppervlakte van het gevestigde hoofdgebouw bedraagt ca. 100 m2. De oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bedraagt ca. 36 m2. Het overige gebied is ingericht als erf, werkkade en openbare ruimte.

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2018OHK1718-0301_0004.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2018OHK1718-0301_0005.png"

Huidige situatie plangebied, Google Streetview

Het plangebied maakt onderdeel uit van het Havenfront dat het overgangsgebied vormt van het Oude Dorp en de oude haven. Het Oude Dorp is hoofdzakelijk een woongebied, waarbij sprake is van functiemenging (voorzieningen). De oude haven is een meer bedrijfsmatig gebied, waarbij in zeer beperkte mate aan de Oosthavenkade woonfuncties gevestigd zijn.

2.2 Beschrijving ontwikkeling

2.2.1 Bestemming

De huidige bestemming van het plangebied is 'Wonen' en voor een klein deel 'Kantoor'. De gemeente heeft een kleinschalige herontwikkeling voor ogen bestaande uit 2 woningen. Het bestemmingsplan voorziet in het behoud/verbouw van de voormalige havenmeesterwoning en de ontwikkeling van 1 extra woning met een maximale goothoogte van 6 meter en een maximale bouwhoogte van 10 meter. Ook zal er ruimte worden geboden voor de uitvoering van een beroep- en bedrijf aan huis conform de beleidsregel 'Wonen en werken aan huis Urk 2008'.

Op dit moment is er één woning in het plangebied gevestigd. Wanneer rekening wordt gehouden met milieukundige aspecten (zie hoofdstuk 4) kunnen er meerdere woningen worden gerealiseerd zonder dat deze de naburige werf in zijn bedrijfsvoering belemmeren.

2.2.2 Ruimtelijk kader

Een herontwikkeling zoals mogelijk wordt gemaakt in voorliggend bestemmingsplan is nodig om het plangebied weer op te waarderen.

Bij de herontwikkeling van het plangebied is het mogelijk om de havenmeesterwoning te behouden en eventueel bebouwing toe te voegen. De status van Beschermd Dorpsgezicht geldt hierbij als belangrijk uitgangspunt voor het stedenbouwkundig kader, zodat de karakteristieke waarden van het Oude Dorp behouden blijven en waar mogelijk versterkt worden.

Karakteristiek voor het gebied zijn de Oosthavenkade en Plein 1890 als dragers voor zowel het havengebied als de steile helling van de Urker Bult. Het voorliggend bestemmingsplan biedt de mogelijkheid voor maximaal 2 woningen Er is ruimte voor twee bouwblokken. Het westelijk bouwvlak betreft de voormalige havenmeesterwoning (al dan niet verbouwd). Vanwege het beschermd dorpsgezicht dient de bebouwing zoveel mogelijk in dezelfde vorm behouden te blijven. Modernisering is wel mogelijk, maar met behoud van het karakter van de woning.

Het oostelijke bouwblok richt zich met name op de Oosthavenkade. De kwaliteit van het Plein 1890 als centrale openbare ruimte wordt versterkt en uitgebreid met de open ruimte voor de bouwvlakken in het plangebied. In het plangebied wordt een maximale goot- en bouwhoogte toegestaan van respectievelijk 6 en 10,5 meter. Hier mogen maximaal drie bouwlagen worden gebouwd.

De open ruimte die aan Plein 1890 grenst dient aan te sluiten bij de sfeer van Plein 1890. Hier is eventueel ruimte voor parkeerplaatsen.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Het voorliggend bestemmingsplan heeft betrekking op een specifieke ontwikkeling van geringe omvang. Omdat niet al het ruimtelijk beleid van de verschillende overheden direct betrekking heeft op c.q. relevant zijn voor dit bestemmingsplan, wordt in deze paragraaf uitsluitend ingegaan op het relevante beleid.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het Rijk legt met het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), de nationale ruimtelijke belangen juridisch vast. Dit betreft onder meer waterveiligheid (bescherming van primaire waterkeringen en bouwbeperkingen in het IJsselmeergebied). Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden waarop een primaire waterkering ligt of die de functie van primaire waterkering hebben, wordt voor die gronden de bestemming 'waterkering' opgenomen. In een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden die deel uitmaken van een beschermingszone, wordt de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk' opgenomen, indien de primaire waterkering een dijk is en wordt voor de overige gevallen de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - waterstaatswerk' opgenomen.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie FlevolandStraks

Op 8 november 2017 heeft de provincie Flevoland deze omgevingsvisie vastgesteld. De Omgevingsvisie FlevolandStraks geeft de visie van de provincie Flevoland op de toekomst van dit gebied. De visie gaat over de periode tot 2030 en verder. Het geeft aan welke kansen en opgaven er voor Flevoland liggen en welke ambities voor de toekomst er zijn. Het bijzondere verleden van de jongste provincie van Nederland vormt de basis van de visie.

Flevoland is gemaakt voor ontwikkeling. De ontwikkelingsgerichtheid is onderdeel van onze identiteit. Hier grijpt de provincie met lef de kansen van nieuwe ontwikkelingen. En de ontwikkelingen blijven doorgaan. Denk aan opgaven zoals woningbouw, bedrijvigheid, herontwikkelingen, nieuwe voorzieningen, klimaatverandering, bodemdaling, waterveiligheid, transformatie in landbouw, duurzame energie. Alle opgaven - klein of groot - omarmt de provincie op een wijze, waarbij ze de kenmerkende elementen van de polder koesteren. Binnen deze kenmerken geven ze ruimte aan ontwikkelingen. De overheden hebben de polders aangelegd en ingericht. Het is een plek waar inwoners, organisaties en ondernemers hun idealen kunnen realiseren. Hierdoor krijgt de provincie meer verrassing, spontaniteit en variatie. Mensen maken Flevoland.

Meer specifieke uitspraken over de toekomstige invulling van de provincie worden in de visie niet beschreven. De provincie faciliteert de ontwikkelende partijen zo veel mogelijk, zo ook bij de ontwikkeling in het plangebied.

3.2.2 Verordening fysieke leefomgeving

Deze verordening is vooral gericht op watertechnische aspecten, maar dient niettemin te worden meegenomen in de ontwikkeling van onderhavig plan. In de verordening staat onder andere provinciale regelgeving hoe omgegaan dient te worden met bodemonderzoeken, milieubeschermingsgebieden, ontgrondingen en waterkeringen (legger). In de planvorming is hier rekening mee gehouden, zie hoofdstuk 4.

3.3 Gemeentelijk/lokaal beleid

3.3.1 Structuurvisie Urk 2035+

In 2014 heeft de raad de Structuurvisie Urk 2035+ vastgesteld. Het vertrekpunt van deze visie is dat Urkers willen wonen op Urk zowel nu als in de toekomst. Dit betekent dat er voldoende ruimte binnen de eigen gemeentegrens moet zijn en blijven om te wonen, te werken en te recreëren. Tot 2035 zal, uitgaande van het gemiddeld scenario Urk doorgroeien naar ca. 25.600 inwoners. De groei van de Urker bevolking vraagt naar ruimte, ruimte om in te kunnen spelen op de woonwensen van woonconsumenten. Het streven is om te komen tot een betere afstemming tussen behoefte, vraag en aanbod.

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2018OHK1718-0301_0006.png"

Gemeente Urk, Structuurbeeld 2035+

3.3.2 Masterplan Hart van Urk 2014

Het Masterplan is als bijlage van de Structuurvisie Urk 2035+ vastgesteld. Binnen het Masterplan Hart voor Urk wordt niet specifiek gesproken over de voormalige Havenmeesterwoning. De aan het plangebied grenzende locatie voormalige scheepswerf Metz is hierin wel weergegeven. De werf draagt bij aan de beeldkwaliteit van Urk (schepen op het droge, een hoge kraan en specifieke werkzaamheden). Het masterplan constateert dat de Oosthavenkade doodloopt in oostelijke richting tot de werf en dat een voetpad langs het werkterrein onderzocht moet worden. Dit bestemmingsplan maakt dit voetpad niet direct mogelijk binnen het plangebied. Een openbaar voetpad wordt als te beperkend gezien voor de ontwikkelingsmogelijkheden binnen het plangebied. Ruimte voor een eventueel voetpad zal dan ook gezocht moeten worden op het terrein van de werf zelf.

Conclusie

Het abstractie niveau van Structuurvisie alsmede het Masterplan zijn globaal van aard en geven geen directe inzage met betrekking tot de mogelijk op te nemen planologische bestemmingen.

3.3.3 Beschermd dorpsgezicht Urk

De voormalige havenmeesterwoning betreft geen gemeentelijk of rijksmonument. Wel maakt het object deel uit van het beschermd dorpsgezicht Urk. Voor het geheel slopen van het pand is dan ook een omgevingsvergunning noodzakelijk. Afhankelijk van het ontwerp kan hier wel of geen toestemming voor worden verleend. Dit is dan ook de ingang om eisen te stellen aan nieuwbouw.

Kenmerken zijn de situering van het pand op zichzelf staand en in combinatie met het havenfront, en de jaren 30-stijl van de woning. Ook de materiaalkeuze is afwijkend van wat gangbaar is in de omgeving. Het beeld van het object kan gezien worden als behoudenswaardig, maar dat wil niet zeggen dat door middel van een gehele vernieuwing (sloop en nieuwbouw) niet hetzelfde beeld uiteindelijk kan worden bewerkstelligd.

3.3.4 Welstandsnota en Beeldkwaliteitsplan Urk 2004

De raad heeft in 2004 de Welstandsnota Urk 2004 en het Beeldkwaliteitsplan Urk 2004 vastgesteld. De aanleiding hiertoe vormde onder meer de wens voor een status beschermd dorpsgezicht voor het Oude Dorp en het actualiseren van het uit 1992 stammende beeldkwaliteitsplan. Het plan geeft in woord en beeld voor verschillende schaalniveaus de uitgangspunten. Het is een op locatie en situatie afgestemd referentiekader voor de architectonische en stedenbouwkundige vormgeving.

De grondslag voor de ontwikkeling van de Welstandsnota is een inventarisatie, analyse en evaluatie van de ruimtelijke kwaliteit van de bestaande gebouwde omgeving. Een Welstandsnota vormt een aanvulling op de bestaande gemeentelijke instrumenten als het bestemmingsplan, dat op het gebruik en ruimtebeslag is gericht. Het belangrijkste doel van de Welstandsnota is de ruimtelijke kwaliteit. In het beeldkwaliteitsplan wordt bijvoorbeeld het materiaal- en kleurgebruik beschreven en worden aanbevelingen gegeven voor het voeren van ruimtelijk beleid in de kom van Urk. In het oude gedeelte van Urk worden hogere eisen gesteld aan de leef- en omgevingskwaliteit. De criteria uit de Welstandsnota vormden de basis voor het aanwijzingsbesluit voor het beschermd dorpsgezicht.

De gebieden buiten het Oude Dorp zijn welstandsvrij, met uitzondering van de inbreidingslocaties. Aangezien het hier een inbreidingslocatie betreft zal een eventuele ontwikkeling in het plangebied op welstand getoetst moeten worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2018OHK1718-0301_0007.png"

3.3.5 Woonvisie Urk 2035+

Binnen de Woonvisie Urk 2035+ zijn de visie en ambities van Urk weergegeven op het gebied van 'Wonen'. Er wordt beschreven hoe de gemeente verwacht dat het aantal inwoners zich zal gaan ontwikkelen de komende decennia en hoe men zal gaan wonen. Voor de uitbreidingsgebieden is bepaald dat er ruimte is voor minimaal 95 nieuwe woningen per jaar tot 2030. Voor de inbreidingslocaties wordt juist een maximum gesteld van 35 woningen per jaar om te voorkomen dat de inbreidingslocaties gaan concurreren met de uitbreidingslocaties. In de woningbouwprognoses van de gemeente is rekening gehouden met het toevoegen van maximaal 3 woningen in het plangebied.

3.3.6 Visie Parkeren Urk 2014

In de 'Visie Parkeren Urk 2014' stelt de gemeenteraad van Urk kaders voor het parkeren op Urk. Op basis van deze kaders heeft het college van B&W in de 'Notitie Parkeernormen 2014, 1e herziening' aangegeven op welke wijze de parkeerbehoefte in voorkomende gevallen kan worden bepaald door middel van een heldere normering.

Uitgangspunt is dat op eigen terrein wordt voorzien in de parkeerbehoefte. Indien niet op eigen terrein in de parkeerbehoefte wordt voorzien, kan onder bepaalde voorwaarden op andere wijze in de parkeerbehoefte wordt voorzien. De kaders voor deze alternatieve oplossingen worden in de notitie geschetst. Of dat voor het voorliggend plan van toepassing is, is afhankelijk van de exacte ontwikkeling.

Conclusie

De huidige situatie en de in het bestemmingsplan geboden ontwikkelingsmogelijkheden passen binnen het rijks-, provinciale en gemeentelijke beleid.

Hoofdstuk 4 Planologische en milieutechnische randvoorwaarden

4.1 Ladder voor Duurzame verstedelijking

In de SVIR is de ladder voor duurzame Verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen. De LDV dient ter ondersteuning van provincies en gemeenten in vraaggerichte programmering van hun grondgebied en ten slotte het voorkomen van overprogrammering en de keuzes die daaruit volgen. De LDV dient bij ruimtelijke en infrastructurele besluiten te worden doorlopen.

Bij een kleinschalige woningbouwontwikkeling is de LDV niet van toepassing. Waar de grens precies ligt volgt niet expliciet uit het Besluit ruimtelijk ordening. In de Handreiking staat dat er geen ondergrens is bepaald voor wat een 'stedelijke ontwikkeling' is. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft in 2015 geconcludeerd dat een plan van 11 woningen niet als nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt aangemerkt (ABRvS, 24 december 2014, 201501297/1/R4). Het voorliggend plan betreft de realisatie van extra nieuwe woning in stedelijk gebied.

Het vigerend bestemmingsplan laat 35 m2 kantoren toe, het overige deel van het perceel heeft de bestemming wonen waarbij het hele perceel als bouwvlak geldt. In het voorliggend bestemmingsplan worden slechts 2 woningen mogelijk gemaakt. Het bestemmingsplan laat derhalve geen 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' toe in de zin van de ladder voor duurzame verstedelijking. Vanwege de kleinschalige omvang van het project kan worden geconcludeerd dat er geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling. De duurzaamheidsladder is niet van toepassing.

4.2 Archeologie en cultuurhistorie

4.2.1 Archeologie

De gemeente is op grond van de Erfgoedwet verplicht bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening te houden met de in de grond aanwezige of te verwachten archeologische waarden. Om dit te kunnen onderbouwen dient de gemeente er voor te zorgen dat de archeologische waarden en verwachtingen binnen het gemeentelijk grondgebied bekend zijn. Deze waarden en verwachtingen zijn aangegeven op de Archeologische Beleidskaart van de gemeente Urk (Beleidsnota archeologie gemeente Urk. Definitief, 11 november 2015). Het plangebied bevindt zich binnen een zone met archeologische waarden, namelijk categorie 4 - onderzoek als ontwikkeling groter dan 100 m² en dieper dan 50 cm. Het betreft hier de keileembult van Urk. In verband met de archeologische verwachtingswaarde binnen het plangebied is archeologisch (bureau)onderzoek uitgevoerd, zie Bijlage 3. De conclusies van dit rapport luiden als volgt:

'Geconcludeerd wordt dat de aangetroffen archeologische indicatoren duiden op de aanwezigheid van een archeologische vindplaats uit de Nieuwe tijd en mogelijk ook nog uit de Late-Middeleeuwen A en de Steentijd.

Behoud in situ is alleen maar mogelijk als bodemingrepen niet dieper gaan dan circa 30 cm minus huidig maaiveld.

Op basis daarvan wordt geconcludeerd dat nieuwbouw alleen mogelijk is als archeologievriendelijk wordt gebouwd. In dit geval betekent dat, dat (zonder nader archeologisch onderzoek) niet dieper dan 30 cm (de huidige bouwvoor) gebouwd kan worden, waarbij een plaat kan worden aangebracht in de bodem.

Conclusie

De dubbelbestemming Waarde - Archeologie wordt in het bestemmingsplan opgenomen.

4.2.2 Cultuurhistorie

De modernisering van de monumentenzorg (MoMo) heeft erin geresulteerd dat per 1 januari 2012 het Besluit ruimtelijke ordening is aangepast. Met deze aanpassing is cultureel erfgoed ingebed in de ruimtelijke ordening. Het is verplicht om in bestemmingsplannen aandacht te geven aan cultuurhistorie en de effecten van het initiatief op cultuurhistorische waarden die in het plangebied voorkomen.

Het plangebied is gelegen binnen het beschermd dorpsgezicht Urk. In het beschermde gebied is de oorsprong van Urk als Zuiderzee-eiland het meest herkenbaar. De stedenbouwkundige structuur vormt in samenhang met de hoogteverschillen en de contour van het eiland (kustlijn), de ruimtelijke uitdrukking van de invloed van de Zuiderzee. De ontwikkeling van een boerendorp naar een vissersdorp is herkenbaar in de bebouwingskarakteristiek en de fijnmazige structuur. Monumentale gebouwen benadrukken de historische betekenis van het gehele dorp. De cultuurhistorische waarde van het beschermd dorpsgezicht Urk wordt ontleend aan de samenhang tussen de geologische kenmerken en de cultuurhistorische, historisch-ruimtelijke en architectuurhistorische waarden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2018OHK1718-0301_0008.png"

Begrenzingskaart Beschermd Dorpsgezicht Urk

In de aanwijzing wordt aangegeven wat belangrijke te beschermen waarden zijn. Dat betreft onder meer dat de werf van belang is voor geschiedenis van Urk, maar ook voor de stedenbouwkundige historische ontwikkeling. De werf onderstreept de functie van Urk als vissersplaats sinds midden 19e eeuw. De Oosthavenkade wordt als een drager van de havenfunctie gezien. Plein 1890 neemt een centrale plaats in als belangrijke openbare ruimte in het havengebied. De bebouwing aan Plein 1890 wordt meer gekarakteriseerd als 'het stadse huis': een groter huis dat vooral in de later meer planmatig aangelegde delen van Urk zoals de Haven voorkomt. De meer welvarende woningen weerspiegelen de bouwstijlen en details die in het begin van de twintigste eeuw ook op het vaste land toegepast werden. Rond 1825 kreeg het eiland Urk een Rijkshaven en werd aan de kade een woning gebouwd ten behoeve van de Rijkshavenmeester en opzichter van de Zeewerken. Op het perceel aan Wijk 2/Oosthavenkade 17 staat de voormalige Havenmeesterwoning die verbonden is met de eiland- en visserijcultuur en maritieme geschiedenis van het eiland Urk. De naastgelegen schuur is gelegen op de locatie van het voormalig 's Land Pakhuys. In dit gebouw werden de goederen uit Strand- en Zeevond opgeslagen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2018OHK1718-0301_0009.png"

Gevelaanzicht havenzijde Havenmeesterwoning

Ter bescherming van de waarden van het Beschermd Dorpsgezicht Urk, is de dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' in onderhavig bestemmingsplan opgenomen.

Conclusie

De dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' is opgenomen ter bescherming van het Beschermd Dorpsgezicht Urk.

4.3 Bodem

Bij ruimtelijke ontwikkelingen is het uitgangspunt dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de toekomstige functie. Wanneer een toekomstige functie mogelijk wordt belemmerd door de bodemkwaliteit, zal een verkennend bodemonderzoek moeten aantonen of dit daadwerkelijk het geval is. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het daarom van belang om te kijken of de toekomstige functie van het gebied niet in strijd is met de kwaliteit van de bodem.

In het kader van het voorgenomen plan is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd, zie Bijlage 4. De conclusie van dit onderzoek luidt dat de "ondergrond licht verontreinigd is met koper, kwik, lood, zink en sterk verontreinigd met PAK. De lichte tot sterke verontreiniging(en) zijn naar alle waarschijnlijkheid te relateren aan zintuiglijke bijmengingen".

Op basis hiervan is een 'Nader bodemonderzoek' uitgevoerd (zie Bijlage 5). De ingeschatte maximale oppervlakte van de sterke PAK-verontreiniging, binnen de perceelgrenzen, bedraagt circa 20 m². Op basis van een gemiddelde laagdikte van 0,5 m wordt ingeschat dat dat maximaal een bodemvolume van circa 10 m³ grond gemiddeld tot boven de interventiewaarde verontreinigd is met PAK. Uitgaande het volume van de geconstateerde grondverontreiniging op de onderzoekslocatie (minder dan 25 m³ sterk verontreinigde grond) is er conform de Wet bodembescherming géén sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging.

Het is aannemelijk dat de aangetoonde verontreiniging deel uitmaakt van een op locatie aanwezige oude stedelijke ophooglaag. Er is sprake van een bestaand geval van bodemverontreiniging (ontstaan vóór 1 januari 1987). Voor de vastgestelde verontreinigingssituatie geldt conform de Wet bodembescherming geen saneringsplicht. Afhankelijk van de toekomstige inrichting (en gebruik) van de verschillende terreindelen, zal rekening moeten worden gehouden met extra kosten voor het geschikt maken van de bodem (saneren). In dit kader wordt ingeschat, dat bij grondverzet binnen het geval, vrijkomende partijen grond onder het Generieke beleid mogelijk als niet toepasbaar worden geclassificeerd.

Conclusie

De ondergrond is licht verontreinigd met koper, kwik, lood, zink en sterk verontreinigd met PAK. Er geldt geen saneringsplicht. Wel dient rekening gehouden te worden met extra kosten voor het geschikt maken van de bodem.

4.4 Externe veiligheid

Externe Veiligheid heeft betrekking op de gevaren die de directe omgeving loopt in het geval er iets mis gaat tijdens de opslag, productie of het transport van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven.

Op de risicokaart van de provincie Flevoland zijn geen belemmeringen te vinden voor het plangebied op het gebied van veiligheidsafstanden of incidenten met brandbare, explosieve of giftige stoffen. Het aspect externe veiligheid levert dan ook geen belemmeringen op voor het voorgenomen plan.

Conclusie

Er zijn geen belemmeringen voor het plan op basis van externe veiligheid.

4.5 Flora en fauna

Op 1 januari 2017 is de Wet Natuurbescherming (Wnb) in werking getreden. Deze wet betreft voornamelijk de samenvoeging van de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbw 1998), de Flora- en faunawet (Ffw) en de Boswet. Om de uitvoerbaarheid van onderhavig plan te toetsen, is op 28 juni 2014 een ecologische inventarisatie van de natuurwaarden in het plangebied uitgevoerd. Tevens is gekeken naar de effecten op beschermde natuurgebieden in de omgeving. Het onderzoek is uitgevoerd met als doel om na te gaan of aanvullend onderzoek in het kader van de Wnb of het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid noodzakelijk is.

Het plangebied is daartoe op 28 juni 2014 bezocht door een ecoloog van BügelHajema Adviseurs.

De staat van het plangebied is dat de woning leeg staat, het bijgebouw is in gebruik door een roeivereniging en de beplanting in de tuin was ten tijde van het veldbezoek kort afgemaaid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2018OHK1718-0301_0010.png"

Voorzijde havenmeesterwoning (links) en achterliggende tuin (rechts) (28 juni 2014)

4.5.1 Soortbescherming

Onderdeel van de Wnb is soortenbescherming van planten en dieren. Dit betreffen:

  • alle van nature in Nederland in het wild voorkomende vogels die vallen onder de Vogelrichtlijn (Wnb art. 3.1-3.4);
  • dier- en plantensoorten die beschermd zijn op grond van de Habitatrichtlijn en de verdragen van Bern en Bonn (Wnb art. 3.5-3.9);
  • nationaal beschermde dier- en plantensoorten genoemd in de bijlage van de wet (Wnb art. 3.10-3.11).

Van deze laatst genoemde groep beschermde soorten mogen provincies een zogenaamde 'lijst met vrijstellingen' opstellen (Wnb art. 3.11). Voor de soorten op deze lijst geldt een vrijstelling van de verboden genoemd in art. 3.10 eerste lid van de Wnb.

Inventarisatie

Uit het raadplegen van de Nationale Database Flora en Fauna (NDFF) via Quickscanhulp.nl (© NDFF - quickscanhulp.nl 03-07-2014 11:35:59) blijkt dat in de omgeving van het plangebied de laatste vijf jaar verschillende middelzwaar en streng beschermde soorten zijn waargenomen. In een omtrek van één kilometer tot het plangebied gaat het om steenmarter, jeneverbes en enkele vis-, vleermuis- en vogelsoorten.

Op basis van het veldbezoek blijkt echter dat het plangebied een zeer beperkte natuurwaarde kent. Beschermde wilde planten zijn niet aangetroffen en worden gezien de terreinomstandigheden ook niet binnen het plangebied verwacht.

Tijdens het veldbezoek is de bebouwing met behulp van een ladder onderzocht op aanwezigheid van nesten van de huismus aangezien nesten van huismus jaarrond streng beschermd zijn. Gezien de hoogte van de dakrand kon alleen de oostzijde van het dak van de woning worden onderzocht. Hierbij zijn vier oude vervallen nesten aangetroffen onder het pannendak. Onder de pannen van het bijgebouw zijn geen nesten aangetroffen. In het plangebied is geen hogere opgaande beplanting aanwezig waardoor er onvoldoende schuil- en foerageermogelijkheid in de directe omgeving is. Er kan derhalve van worden uitgegaan dat de huismus in de huidige situatie niet meer broedt in het plangebied. Onder het pannendak kan mogelijk wel de spreeuw broeden. Nestplaatsen van de spreeuw zijn alleen beschermd in de periode dat een broedgeval aanwezig is.

De bebouwing is niet geschikt als verblijfplaats voor vleermuizen. Er zijn geen geschikte invliegopeningen aanwezig die toegang bieden tot een spouw of restruimtes onder het dak. Er zijn ook geen uitwerpselen van vleermuizen aangetroffen in het plangebied. Aansluitend op het veldbezoek is een avondinventarisatie uitgevoerd naar vleermuizen. De avondinventarisatie vond plaats gedurende 2 uur vanaf zonsondergang. Hierbij zijn de gehele avond slechts 2 waarnemingen van een langsvliegende gewone dwergvleermuis gedaan. Deze exemplaren hadden geen binding met het plangebied. Op basis van de waarnemingen verkregen tijdens het verkennend veldbezoek en de avondinventarisatie kan gesteld worden dat in het plangebied geen verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig zijn. Gezien de geringe hoeveelheid opgaand groen en de grote mate van verharding, maken het plangebied en directe omgeving hooguit een klein deel uit van het totale foerageergebied van in de omgeving verblijvende vleermuizen.

In de tuin kunnen wel algemeen voorkomende soorten zoals gewone bosspitsmuis, huisspitsmuis, veldmuis en egel worden verwacht. Het betreft hier licht beschermde soorten.

Toetsing

Voor vogels geldt dat wanneer werkzaamheden tijdens het broedseizoen worden uitgevoerd, er (in de directe omgeving) in gebruik zijnde nesten van vogels kunnen worden verstoord en vernietigd. Het is bij wet verboden nesten van vogels (indien nog in functie) te verstoren of te vernietigen. Met betrekking tot de planning en uitvoering van de werkzaamheden dient daarom rekening te worden gehouden met het broedseizoen. De Wnb kent geen standaardperiode voor het broedseizoen. Het is van belang of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Voor de meeste vogels geldt dat het broedseizoen ongeveer van 15 maart tot 15 juli duurt. De ontwikkelingen hebben geen betrekking op vogels met een jaarrond beschermde nestplaats.

Als gevolg van het plan zal verder het plangebied niet in kwaliteit achteruitgaan als foerageergebied voor vleermuizen.

Met het verwijderen van begroeiing en het vergraven van gronden, kunnen verblijfplaatsen van licht beschermde diersoorten worden vernield en/of verwijderd. Ook kunnen bij de werkzaamheden exemplaren worden verwond en/of gedood. De licht beschermde soorten worden niet in hun voortbestaan bedreigd en vallen bij ruimtelijke ontwikkelingen in de vrijstellingsregeling. Voor deze soorten hoeft dan ook geen ontheffing te worden aangevraagd.

4.5.2 Gebiedsbescherming

Voor onderhavig plangebied is de volgende wet- en regelgeving op het gebied van gebiedsbescherming relevant: de Wnb en de provinciale structuurvisie en verordening.

Wet Natuurbescherming

In de Wnb is de bescherming van Natura 2000-gebieden, geregeld. Plannen en projecten met negatieve effecten op deze gebieden zijn vergunningsplichtig. Relevant daarbij is dat de Wnb een externe werking kent.

Natuurnetwerk Nederland

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) (voormalig EHS) is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het natuurbeleid.Het Natuurnetwerk Nederland is als beleidsdoel opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. De begrenzing en ruimtelijke bescherming van het Natuurnetwerk Nederland is voor de provincie Flevoland uitgewerkt in het Omgevingsplan 2006 en de Verordening voor de Fysieke Leefomgeving Omgevingsvisie 2012.

Inventarisatie

Beschermde gebieden in het kader van de Wnb liggen op geruime afstand van het plangebied. Het meest nabij gelegen beschermde gebied betreft het Natura 2000-gebied IJsselmeer dat gelegen is op een afstand van ruim 600 meter ten westen van het plangebied. Het meest nabij gelegen beschermde gebied in het kader van het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid ligt op een afstand van ruim 500 meter ten zuidoosten van het plangebied. Het betreft de Urkervaart (aangewezen als Natuurnetwerk Nederland). Het plangebied heeft verder geen betrekking op bestaand bos- of natuurgebied of belangrijk weidevogel- en ganzengebied.

Toetsing

Gezien de aard van de ontwikkeling en de terreinomstandigheden en ligging van het plangebied, worden met betrekking tot het voorgenomen plan geen negatieve effecten op beschermde natuurwaarden in het kader van de Wnb en het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid verwacht.

Conclusie

Op basis van de ecologische inventarisatie is een voldoende beeld ontstaan. Uit de ecologische inventarisatie is naar voren gekomen dat een vooronderzoek in het kader van Wnb of een analyse in het kader van het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid niet noodzakelijk is.

Met in achtname van het broedseizoen van vogels is een ontheffing van de Wnb niet nodig. Voor het plan is verder geen vergunning op grond van de Wnb nodig en het plan is op het punt van het Natuurnetwerk Nederland niet in strijd met de Verordening voor de Fysieke Leefomgeving 2012.

Het plan is wat betreft de natuurwet en -regelgeving uitvoerbaar.

4.6 Bedrijven en milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient in ruimtelijke plannen rekening te worden gehouden met afstemming tussen gevoelige functies en milieuhinderlijke functies. Uitgangspunt daarbij is dat nieuwe en bestaande bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt en dat ter plaatse van woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Als uitgangspunt voor het bepalen van de aan te houden afstanden, wordt veelal de VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke indicatieve richtafstand. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het plan mogelijk is.

Plangebied

In de VNG-publicatie wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende omgevingstypen. De VNG-publicatie gebruikt het omgevingstype 'gemengd gebied' om gebieden te typeren waar sprake is van meerdere functies die zorgen voor een bepaalde levendigheid, maar ook voor een bepaalde milieubelasting. In een dergelijk gemengd gebied wordt de vestiging van milieubelastende activiteiten op een kortere afstand dan in woongebieden, mogelijk geacht. Voor het plangebied is sprake van het omgevingstype 'gemengd gebied'. Het plangebied is gelegen in de kern van Urk aan de Oosthavenkade. In het plangebied en directe omgeving is sprake van functiemenging: een combinatie van wonen, recreatieve voorzieningen, een jachthaven, en bedrijvigheid (scheepswerf).

Voorliggend bestemmingsplan voorziet in het mogelijk maken van een (verbouwde en uitgebreide) havenmeesterwoning met een extra woning ernaast. In de nabijheid van de woningen ligt een scheepswerf. Op basis van de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering passen de omliggende bedrijfsactiviteiten onder de volgende categorieën:

SBI – 2008   Omschrijving activiteit   Categorie   Grootste afstand  
63, 69tm71, 73, 74, 77, 78, 80tm82   Overige zakelijke dienstverlening : kantoren   1   Geluid: 10 m  
301, 3315   Scheepsbouw en reparatiebedrijven: metalen schepen < 25 m   4.1   Aspect geluid: 200 m  

Bovengenoemde richtafstanden kunnen met één afstandsstap worden verlaagd. Voor de scheepswerf dienen de volgende richtafstanden in acht te worden genomen:

  • geluid: 100 meter;
  • gevaar: 10 meter;
  • stof: 50 meter;
  • geur: 30 meter.

De dichtstbijzijnde woning ligt op een afstand van 0 meter ten opzichte van het bedrijf (gemeten vanaf de grens van het nieuwe bouwvlak tot de grens van het bestemmingsvlak 'Bedrijf - 1'. Dit betekent dat een aantal woningen binnen bovengenoemde richtafstanden zijn gelegen. De aspecten zijn afzonderlijk onderzocht en beschouwd.

Uit akoestisch onderzoek blijkt, zie paragraaf 4.7 , dat ter plaatse van omliggende woningen een goed woon- en leefklimaat gegarandeerd kan worden met inachtneming van bepaalde maatregelen. In het bestemmingsplan is een voorwaardelijke verplichting opgenomen voor de aanleg van een dove gevel (tenzij kan worden aangetoond dat de gevelbelasting volstaat).

Ten aanzien van het aspect veiligheid kan worden geconcludeerd dat in de omgeving geen belemmeringen te vinden zijn voor het plangebied op het gebied van veiligheidsafstanden of incidenten met brandbare, explosieve of giftige stoffen, zie paragraaf 4.4. Ook de aspecten stof en geur leveren geen belemmeringen op voor de woningen. Aan de noordzijde van het plangebied liggen al woningen. Hierdoor worden de bedrijfsactiviteiten van de scheepswerf reeds beperkt.

Het feit dat niet aan de richtafstand wordt voldaan vormt geen extra belemmering voor de bedrijfsactiviteiten en leidt niet een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat vanuit milieuhygiënisch oogpunt.

Conclusie

Het aspect bedrijven en milieuzonering staat de bouw van naastgelegen woningen niet in de weg.

4.7 Geluid

De milieubelasting op de nieuwe ontwikkeling wordt met name veroorzaakt door de naastgelegen werf. Het betreft met name stof- en geluidhinder. Het is om die reden dat voor dit bedrijf op basis van de milieuvergunning criteria zijn opgenomen ten aanzien van de uitstoot van stof en geluid. De werf valt namelijk op basis van de VNG-uitgave "Bedrijven en Milieuzonering" in milieucategorie 4.1, met de bijbehorende richtafstand van 200 m tot gevoelige bestemmingen. De grootste afstand wordt bepaald door geluid.

Het is overigens niet de bedoeling om de in deze publicatie genoemde richtafstanden zonder meer toe te passen. De richtafstanden zijn namelijk afhankelijk van de omgevings- en bedrijfskenmerken, naar boven of beneden bij te stellen. Uitgangspunt is dat de in de bedrijvenlijst genoemde richtafstanden gelden tussen enerzijds de perceelgrens van het bedrijf en anderzijds de gevel van de woning.

Plangebied

Op 14 april 2017 is door bureau Peutz een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de te verwachten beoordelingsniveaus en maximale geluidniveaus in de omgeving van de historische scheepswerf aan de Oosthaven te Urk, zie Bijlage 6. Doel van het onderzoek is de geluidniveaus vanwege de historische scheepswerf bij de woningen binnen de bouwvlakken in beeld te brengen en te toetsen aan gangbare normen voor geluid. Vervolgens worden oplossingsrichtingen beschreven waarmee de woningen van het plan ingepast kunnen worden binnen de akoestische invloedssfeer van de scheepswerf en waarmee een aanvaardbaar woon- en leefklimaat gerealiseerd kan worden bij de woningen van het plan. Hierbij beperkt het onderzoek zich tot geluid van de scheepswerf op de binnen de bouwvlakken geprojecteerde woningen. Uit de onderzoeksresultaten kan worden geconcludeerd dat wanneer geen geluidreducerende voorzieningen getroffen worden de scheepswerf door de geprojecteerde woningbouw van het plan belemmerd zal worden in haar activiteiten. In voorliggend bestemmingsplan is een voorwaardelijke verplichting opgenomen, waarin wordt geregeld dat de bij de aanvraag van een omgevingsvergunning voor bouwen en gebruik door middel van een akoestisch onderzoek wordt aangetoond dat ter plaatse van de nieuwe woningen de geluidbelasting ten gevolge van de bedrijvigheid op de scheepswerf wordt voldaan aan de maximale binnenwaarde van 30 dB(A). Aan deze voorwaarden kan worden voldaan door het treffen van maatregelen, zoals het toepassen van dove gevels.

Conclusie

Het aspect geluid levert geen belemmering op voor de vaststelling van voorliggend bestemmingsplan. Ten behoeve van het aspect geluid is een voorwaardelijke verplichting in het plan opgenomen.

4.8 Luchtkwaliteit

Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer (Wm). De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing).

Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wm in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit. De ministerraad heeft op voorstel van de minister van VROM ingestemd met het NSL. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden.

Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm. In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 Rg/m3, NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd. Voor kleinere ruimtelijke en verkeersplannen die effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit, heeft VROM, in samenwerking met InfoMil, de 'nibm-tool 2017' ontwikkeld. Daarmee kan op een eenvoudige en snelle manier worden bepaald of een plan niet in betekenende mate bijdraagt aan luchtverontreiniging.

Gezien de kleinschaligheid van de ontwikkeling wordt ervan uitgegaan dat het hier een zogenaamd NIBM (Niet In Betekenende Mate)-project betreft (zie onderstaand schema).

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2018OHK1718-0301_0011.png"

Met behulp van de NIBM-tool is de toename van de stoffen NO2 en PM10 bepaald. Hierbij is uitgegaan van 3 woningen met in totaal 24 verkeersbewegingen. Uit de berekeningen met de nibm-tool blijkt dat het plan de grens van 3% (een toename van 1,2 Pg/m² NO2 of PM10) niet overschrijdt. Het project wordt beschouwd als een nibm-project. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit kan derhalve achterwege blijven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2018OHK1718-0301_0012.jpg"

Conclusie

De bijdrage van het extra verkeer ten gevolge van de 3 extra woningen is niet in betekenende mate en er is geen nader onderzoek nodig.

4.9 Waterparagraaf

De locatie is deels gelegen op de kernzone van de primaire kering. Verandering en/of uitbreiding van bebouwing is gebonden aan regelgeving van de Legger en Keur (watervergunning waterschap ZZL). Daarnaast is de locatie deels buitendijks gelegen. Ook is de locatie deels gelegen aan de regionale kering (damwand). Regelgeving is vastgelegd in de Keur en Legger (watervergunning waterschap ZZL).

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2018OHK1718-0301_0013.png"

In een notitie van april 2014 heeft het waterschap Zuiderzeeland een voorlopig advies gegeven omtrent de beoogde planontwikkeling. Het waterschap kan pas een definitief advies geven wanneer de exacte ontwikkeling en bouwconstructie bekend is. Maar op basis van het eerdere beeldkwaliteitsplan heeft het waterschap beoordeeld dat er op dit moment geen reden is om te stellen dat bouwen op deze locatie niet mogelijk is, mits rekening wordt gehouden met het volgende:

  • Er dient een vrije ruimte van minimaal 5 meter naast de damwandconstructie te worden aangehouden.
  • Er dient aangetoond te worden dat de stabiliteit van de damwandconstructie ten tijde van de uitvoering en in de definitieve situatie niet in gevaar komt (extra aandacht voor verankering van de damwand).
  • Er zijn toekomstige versterkingsmogelijkheden van de regionale waterkering noodzakelijk (wellicht sprake van een regionaal belang en in mindere mate van een locatie belang).
  • Trillingsarm aanbrengen van een eventuele paalfundering.

Het plangebied krijgt de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'. De bestemming 'Waterstaat - Waterkering' heeft betrekking op het gebied waar volgens de keur van het Waterschap Zuiderzeeland een beperking geldt in verband met de waterkerende functie van het gebied. Dit is de primaire waterkering. De beschermingszone langs de primaire waterkering is in overeenstemming met het Barro aangeduid als 'vrijwaringszone - dijk' en als zodanig vastgelegd op de verbeelding en in de regels. De overige hiervoor genoemde punten zijn aandachtspunten bij de bouw/uitvoering van voorliggend plan.

Naar aanleiding van het ontwerp bestemmingsplan heeft Waterschap Zuiderzeeland een nader (positief) wateradvies gegeven op 11 oktober 2018. Dit advies wordt in dit bestemmingsplan hieronder overgenomen.

 

Waterveiligheid

Het buitenwater is een reële bedreiging voor de veiligheid in Flevoland. Waterkeringen beschermen Flevoland tegen deze bedreiging. Het waterschap wil de veiligheid ook in de toekomst blijven waarborgen. Door te werken aan veilige, robuuste en duurzame waterkeringen anticipeert het waterschap op sociale, ruimtelijke, economische en klimatologische ontwikkelingen.

Het is belangrijk dat de kering aan de gestelde veiligheidsnormen blijven voldoen. Op dit moment is nog niet bekend of versterking van de Westermeerdijk noodzakelijk is, de beoordeling op grond van het programma Wettelijk Beoordelingsinstrumentarium 2017 moet nog plaatsvinden. Ten behoeve van de veiligheid, beheerbaarheid en de benodigde ruimte voor toekomstige ontwikkelingen geldt een beperking voor handelingen op of in de nabijheid van de waterkering. Daarvoor zijn de dijk en zijn omgeving in zones opgedeeld. Dit betreffen de kern, binnen-, tussen- en buitenbeschermingszones van de waterkeringen.

De locatie ligt geheel in beschermd buitendijks gebied. De locatie raakt diverse beschermingszones van twee keringen (zie ook Bijlage 8). Het plangebied is gelegen nabij de primaire waterkering, de Westermeerdijk. Een deel van het gebied ligt binnen de binnenbeschermingszone buitenkant van deze kering, het andere deel ligt in de buitenbeschermingszone buitenkant hiervan. Daarnaast overlapt deze buitenbeschermingszone buitenkant grotendeels met de zone 'dubbelregime buitendijks gebied' van de regionale kering, de damwand. In een dubbelregime wordt aangesloten bij de strengste voorschriften en beperkingen van de betreffende keringen. Dit heeft als gevolg dat voor het gehele plangebied sprake is van voorschriften en beperkingen zoals die voor de binnenbeschermingszone buitenkant van de Westermeerdijk gelden. Bouwactiviteiten (realisatie van gebouwen) zijn hier in principe niet toegestaan. Op dit verbod kan het waterschap voor beoogde planontwikkeling onder bepaalde voorwaarden ontheffing (vergunning) verlenen. Verandering en/of uitbreiding van bebouwing is gebonden aan regelgeving van de Legger en Keur (watervergunning waterschap ZZL).

De relevante waterbelangen (waterkeringen) zijn juist weergegeven op de verbeelding en/of gereguleerd in de regels van dit ruimtelijk plan.

Voldoende water

Wateroverlast

Het plangebied is gelegen in het stedelijk gebied. Het netto verhard oppervlak neemt als gevolg van de ontwikkeling niet toe.

Schoon water

Goed omgaan met afvalwater en Goede oppervlaktewaterkwaliteit

Voor nieuw te ontwikkelen terreinen geldt dat het hemelwater niet naar een centrale rioolwaterzuivering wordt afgevoerd maar in of in de nabijheid van het plangebied wordt verwerkt. Voor bestaande gebieden wordt gestreefd naar het afkoppelen van verhard oppervlak. Het hemelwater stroomt onder vrij verval af, direct of indirect (eventueel via een lokale zuivering) richting open water. Het afstromend hemelwater wordt vanaf de erfgrens, en waar mogelijk, bovengronds aangeboden. Bij voorkeur worden geen uitlogende bouwmaterialen toegepast.

Vervolg voor de initiatiefnemer

Ten behoeve van het voorkomen van strijdigheden door de planontwikkeling met de Keur Waterschap Zuiderzeeland 2017 zal overleg plaatsvinden met de initiatiefnemer en de gemeente en is een aanvraag voor een watervergunning aan de orde.

Conclusie

Uitbreiding van de bouwmogelijkheden in het bestemmingsplan is mogelijk, mits voldaan wordt aan de gestelde voorwaarden en overleg plaatsvindt met het Waterschap. Bovendien wordt de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' opgenomen en de beschermingszone van de primaire waterkering aangeduid als 'vrijwaringszone - dijk'.

4.10 Leidingen en maatschappelijke voorzieningen

Er bevinden zich geen planologisch relevante kabels in of in de directe nabijheid van het plangebied. Wel bevinden zich binnen het plangebied de benodigde kabels en leidingen. Bij de herstructurering dient rekening gehouden te worden met het omleggen van de betreffende kabels en leidingen.

Conclusie

Er zijn geen belemmeringen voor het plan op basis van leidingen en maatschappelijke voorzieningen.

4.11 Parkeren

Huidige situatie

In de huidige situatie bevinden zich binnen het plangebied voor de bestaande berging 2 parkeerplaatsen op eigen terrein. Indien de bestaande situatie behouden blijft is dit voldoende om aan de Notitie Parkeernormen 2014 te voldoen.

Nieuwe situatie

Het aantal benodigde parkeerplaatsen in de nieuwe situatie is afhankelijk van de exacte ontwikkeling. In de 'Notitie Parkeernormen Urk 2014, 1e herziening' worden, afhankelijk van het type woning parkeernormen gegeven.

In de Notitie Parkeernormen Urk 2014, 1e herziening zijn gemiddelde parkeernormen opgenomen die gelden per type woning. Voor vrijstaande woningen wordt uitgegaan van 1,8 parkeerplaats per woning. Uitgaande van het behoud van de Havenmeesterswoning en de realisatie van 1 nieuwe woning zullen er maximaal 3,6 parkeerplaatsen op eigen terrein nodig zijn voor wonen.

Uitgangspunt is dat op eigen terrein wordt voorzien in de parkeerbehoefte. Het plangebied valt onder de 'Notitie Parkeernormen Urk 2014, 1e herziening' waarin kaders worden genoemd waaronder het college van B&W mee kan werken aan een mogelijke alternatieve oplossing. Het plangebied grenst aan het Oude Dorp waar de parkeerdruk reeds erg hoog is. Daarom zal de gemeente zeer terughoudend zijn in het meewerken aan een alternatieve oplossing voor de benodigde parkeerbehoefte.

Conclusie

De benodigde ruimte in het plangebied voor parkeren kan beperkt zijn, afhankelijk van de planontwikkeling. Het is aan de initiatiefnemer om te laten zien hoe aan de parkeerbehoefte op eigen terrein wordt voorzien.

Hoofdstuk 5 Juridische aspecten

5.1 Algemene juridische opzet

In dit hoofdstuk worden de van het bestemmingsplan deel uitmakende regels van een nadere toelichting voorzien. De regels van dit bestemmingsplan geven inhoud aan de bestemmingen binnen het plangebied. Aan de in het plangebied voorkomende bestemmingen zijn in de regels bepalingen gekoppeld waarmee het gebruik en de toegestane bebouwing zijn geregeld.

Het bestemmingsplan fungeert bij de aanvraag van de vergunning voor het bouwen als belangrijk toetsingskader. Een heldere opzet van de regels draagt derhalve bij aan de inrichting van het plangebied en de toekomstige handhaafbaarheid in het gebied.

De regels en verbeelding van het bestemmingsplan vormen samen het juridische deel van het bestemmingsplan.

Verbeelding

Op de verbeelding zijn de bestemmingen en dubbelbestemmingen die in het gebied voorkomen, aangegeven. Ook zijn aanduidingen opgenomen voor specifieke ruimtelijke elementen die een nadere regeling behoeven.

Regels 

De opbouw van de regels is gelijk aan die van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012). De opbouw van de regels is als volgt:

  • Hoofdstuk 1 van de regels geeft de algemene bepalingen weer. Het betreft de begripsbepalingen (artikel 1), waarin de in het plan voorkomende begrippen worden gedefinieerd. In artikel 2 'wijze van meten' wordt aangegeven hoe de voorgeschreven maatvoering in het plan gemeten moet worden.
  • In Hoofdstuk 2 zijn de in het plan voorkomende bestemmingen geregeld. Per bestemming is bepaald welk gebruik van de gronden is toegestaan en welke bebouwingsregels er gelden. Tevens zijn waar mogelijk flexibiliteitsbepalingen opgenomen (afwijkingsbevoegdheden).
  • In Hoofdstuk 3 staan aanvullende bepalingen die, in aanvulling op de bestemmingsbepalingen, voor het hele plangebied gelden. Hierbij kan worden gedacht aan de algemene afwijkingsregeling, die het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid geeft om op ondergeschikte punten van de regels in hoofdstuk 2 af te wijken.
  • Hoofdstuk 4 van de regels heeft betrekking op het overgangsrecht en de slotbepaling.

De inhoud van de regels is gebaseerd op het bestemmingsplan Havens (2013) dat op dit moment vigerend is voor het voorliggende bestemmingsplangebied.

5.2 Bestemmingsregels

Deze regels betreffen het hart van het bestemmingsplan. In de bestemmingsregels wordt aangegeven waarvoor en hoe de betreffende gronden mogen worden gebruikt en bebouwd. In dit bestemmingsplan komen de volgende bestemmingen voor:

  • Groen;
  • Tuin;
  • Verkeer - Verblijfsgebied;
  • Wonen

Het komt regelmatig voor dat twee functies op één perceel aanwezig zijn, zoals bijvoorbeeld bij aanwezigheid van archeologische waarden. De aanwezigheid van deze waarden brengt de nodige beperkingen ten opzichte van de primair toegekende functie met zich mee. Deze beperkingen kunnen ook gelegen zijn voor het gebied onder het maaiveld. Als twee functies tegelijk op één perceel geregeld moeten worden in een bestemmingsplan wordt wel gesproken van een 'dubbelbestemming'. In dit bestemmingsplan komen de volgende dubbelbestemmingen voor:

  • Waarde - Archeologie;
  • Waarde - beschermd dorpsgezicht;
  • Waterstaat - Waterkering.
5.2.1 Bestemmingen

Groen

De open ruimte naast en boven het bouwvlak van 'Wonen' heeft de bestemming 'Groen' gekregen om het groene open karakter te benadrukken. Het is niet de bedoeling dat hier erfafscheidingen gerealiseerd gaan worden. De gronden kunnen groen worden ingericht, en parkeervoorzieningen en paden zijn mogelijk.

Tuin

De open ruimte naast het bouwvlak van 'Wonen' heeft de bestemming 'Tuin' behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen, gekregen. Hierbinnen zijn groenvoorzieningen, evenals verhardingen en water toegestaan.

Verkeer

Binnen deze bestemming staat de verblijfsfunctie van verkeer centraal (parkeren). Er is ruimte voor de straat en paden, groenvoorzieningen, bermen en watergangen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, voorzieningen voor de scheepvaart, fietsenstallingen en ander straatmeubilair.

Wonen

Binnen de bestemming Wonen zijn 2 woningen mogelijk. Op de locatie waar momenteel de havenmeesterswoning is gesitueerd is een ruimere bouwmogelijkheid opgenomen om bij herbouw iets meer mogelijkheden te bieden.

Door de ligging naast de werf van Wijk 2/Raadhuisstraat 25-25a, dient er bij de aanvraag omgevingsvergunning (bij wijze van voorwaardelijke verplichting) te worden aangetoond dat gebruik is gemaakt van een dove gevel, danwel dat de gevelbelasting acceptabel is.

Waarde - Archeologie

Om de archeologische waardevolle gebieden veilig te stellen, gelden op deze gronden beperkingen ten aanzien van het bouwen voor de met deze bestemming samenvallende bestemmingen.

De regeling is van toepassing op het oprichten van nieuwe bebouwing die groter is dan 50 m2 en waarbij de grond dieper dan 0,30 m geroerd wordt.

Waarde - Beschermd dorpsgezicht

Het plangebied is gelegen binnen het beschermd dorpsgezicht Urk. Daarom heeft het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' gekregen. De voor ´Waarde - Beschermd dorpsgezicht` aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor: de bescherming en instandhouding van het dorpsgezicht, zoals beschreven in het Aanwijzingsvoorstel voor bescherming van Urk als beschermd gezicht, zie Bijlage 2 bij de regels.

Waterstaat - Waterkering

De bestemming Waterstaat - Waterkering heeft betrekking op het gebied waar volgens de keur van het Waterschap Zuiderzeeland een beperking geldt in verband met de waterkerende functie van het gebied. Dit is de primaire waterkering. Voor werkzaamheden en bouwen is vaak een keurvergunning nodig. De keurvergunning staat los van de omgevingsvergunning. Het kan voorkomen dat een omgevingsvergunning verleend wordt, maar dat het waterschap de keurvergunning weigert. In zo'n geval mag er geen gebruik gemaakt worden van de omgevingsvergunning. Het is dus verstandig als de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering geldt, om zowel bij de gemeente als bij het waterschap te informeren, of en welke beperkingen er gelden.

5.2.2 Algemene regels

De algemene regels hebben betrekking op alle bestemmingen in het plan. In plaats van bij elke bestemming dezelfde regels te plaatsen, kan gebruik worden gemaakt van een algemene regel. Zo zijn er algemene bouwregels, gebruiksregels, aanduidingsregels en afwijkingsregels.

Algemene gebruiksregels

Het gebruik van de functies binnen dit bestemmingsplan is niet mogelijk indien niet wordt voldaan aan de parkeernormen en indien geen dove gevel is gerealiseerd (tenzij een dove gevel niet nodig blijkt).

Algemene bouwregels

Er wordt geen omgevingsvergunning voor het bouwen afgegeven indien niet wordt voldaan aan de parkeernormen en indien geen dove gevel.

Vrijwaringszone - dijk

De beschermingszone langs de primaire waterkering is in overeenstemming met het Barro aangeduid als vrijwaringszone - dijk.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Bij het opstellen van een nieuw bestemmingsplan dient op grond van artikel 6.12.1 Wro onderzoek plaats te vinden naar de economische uitvoerbaarheid van het plan.

Kostenverhaal

De gemeente Urk is eigenaar van de gronden waarop het voorliggende plan betrekking heeft. Voor het bestemmingsplan heeft de gemeente financiële middelen gereserveerd. Het perceel zal worden verkocht aan een ontwikkelende partij. Conform artikel 6.12, eerste lid Wro moet de gemeenteraad een exploitatie-plan vaststellen, tenzij conform artikel 6.12, tweede lid, onder a, het verhaal van de kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins is verzekerd. Met de ontwikkelende partij is een anterieure overeenkomst aangegaan waarin alle kosten conform artikel 6.2.3/6.2.4 Bro zijn opgenomen.

Planschade

Het bestemmingsplan is in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen als een titel voor planschade. Een belanghebbende kan, na een besluit tot vaststellen van een bestemmingsplan nadat een omgevingsvergunning onherroepelijk is, een verzoek indienen om een tegemoetkoming in de schade, indien die in de vorm van een inkomensderving of een vermindering van de waarde van een onroerende zaak schade lijdt of zal lijden als gevolg van een in artikel 6.1 tweede lid Wro genoemde oorzaak (artikel 6.1 Wro). Eventuele planschade wordt verhaald op de initiatiefnemer.

Gelet op de uiterst geringe externe effecten van het project, in combinatie met de functionele aansluiting bij het geldende omgevingstype van het gebied ligt het niet voor de hand dat realisering van het project op enigerlei wijze tot inkomensderving of waardevermindering als bedoeld in artikel 6.1 Wro aanleiding zal geven.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

7.1 Vooroverleg ex artikel 3.1.1. Bro

In het kader van het wettelijke verplichte overleg op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerpbestemmingsplan aan de overlegpartners toegezonden. Alleen de provincie Flevoland heeft een reactie ingediend. Deze reactie is opgenomen in als Bijlage 7.

7.2 Inspraak

Op basis van de gemeentelijke inspraakverordening heeft het voorontwerpbestemmingsplan vanaf 30 juni 2017 voor een periode van 6 weken ter inzage worden gelegd. Tijdens deze periode is geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid voor inspraak.

7.3 Tervisielegging ontwerp-bestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan heeft gedurende zes weken ter visie gelegen. In deze periode was het voor eenieder mogelijk om zienswijzen in te dienen. Binnen deze periode is 1 zienswijze ingediend. Deze wordt behandeld in de reactienota zienswijzen (Bijlage 2).

 

7.4 Vaststelling bestemmingsplan

Het bestemmingsplan is vastgesteld door de gemeenteraad op 13 december 2018 (Bijlage 1).