direct naar inhoud van Regels
Plan: Oosthavenkade 17-18
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0184.BP2018OHK1718-0301

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Oosthavenkade 17-18 met identificatienummer NL.IMRO.0184.BP2018OHK1718-0301 van de gemeente Urk;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 ambachtelijk verzorgende bedrijven:

een bedrijf waarin bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk, vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsook het verkopen en/of leveren, als ondergeschikte activiteit, van goederen die verband houden met het ambacht plaats vindt;

1.6 archeologische waarde

de aan het gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied aanwezige archeologische sporen en relicten;

1.7 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens de gemeente, door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het Centraal College van Deskundigen (CCvD) en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA);

1.8 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.9 bedrijf aan huis

het bedrijfsmatig door een bewoner van de woning verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk, waarvan de omvang in een woning met aangebouwde bijbehorende bouwwerken past en waarbij de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate blijft behouden;

1.10 beroep aan huis:

een beroep of beroepsmatig verlenen van diensten door een bewoner van de woning op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en de aangebouwde bijbehorende bouwwerken kan worden uitgeoefend;

1.11 bestaand bouwwerk:

een bouwwerk dat op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan bestaat of in uitvoering is of dat na dat tijdstip is of mag worden gebouwd krachtens een bouwvergunning of omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen, waarvoor de aanvraag voor dat tijdstip is ingediend;

1.12 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.13 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.14 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.15 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.16 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.17 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, onder welk gedeelte niet is begrepen een vliering of onderbouw;

1.18 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten (zie toelichting voor een nadere uitleg);

1.19 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.20 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.21 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.22 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan degenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.23 dove gevel

een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB (A) etmaalwaarde, alsmede een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidgevoelige ruimte;

1.24 erf

de grond deel uitmakende van een bouwperceel, behorende bij één woning, waarop geen hoofdgebouw is of mag worden gebouwd krachtens de vigerende woonbestemming;

1.25 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.26 geluidgevoelige ruimte

een ruimte binnen een woning voor zover die kennelijk als slaap-, woon-, of eetkamer wordt gebruikt of voor een zodanig gebruik is bestemd;

1.27 hoofdgebouw:

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.28 indelingslijn:

een op de kaart aangegeven lijn, die de grens vormt tussen delen van de bestemmingsvlakken waarvoor een verschil in maatvoering en/of gebruik geldt;

1.29 kantoor:

een ruimte die dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige dan wel financiële, organisatorische en/of zakelijke dienstverlening - niet zijnde detailhandel - al dan niet met een (publiekgerichte) baliefunctie;

1.30 kunstwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct, een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;

1.31 nadere eis:

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 sub d Wet ruimtelijke ordening;

1.32 particulier opdrachtgeverschap

situatie dat de burger of een groep van burgers - in het dat laatste geval georganiseerd als rechtspersoon zonder winstoogmerk of krachtens een overeenkomst zonder winstoogmerk of krachtens een overeenkomst - tenminste de economische eigendom verkrijgt en volledige zeggenschap heeft over en verantwoordelijkheid draagt voor het gebruik van de grond, het ontwerp en de bouw van de eigen woning;

1.33 peil:

de bovenkant van de afgewerkte begane grond vloer nabij de hoofdtoegang van een gebouw;

1.34 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding

1.35 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte (hieronder wordt mede begrepen een voer- of vaartuig), waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf waaronder begrepen een seksclub een privé-huis, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.36 voorgevel:

de in de gevellijn, of binnen de in de regels aangegeven afstand tot deze gevellijn, gebouwde zijde van een gebouw, indien een bouwperceel met meerdere zijden aan een gevellijn grenst, of als de gevellijn ontbreekt, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel(s);

1.37 vloeroppervlakte

de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en bijbehorende gebouwen op de begane grond;

1.38 wijziging

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 sub a Wet ruimtelijke ordening;

1.39 woning:

een gebouw of gedeelte van een gebouw, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
  • a. vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.5 bebouwingspercentage:

de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen op een bouwperceel, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van dat bouwperceel;

2.6 overige

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons, ingangspartijen, galerijen en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens, dan wel de rooilijn met niet meer dan 1,5 m wordt overschreden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. fiets- en/of voetpaden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. bijbehorende verhardingen en watergangen.
3.2 Bouwregels

Op deze gronden zijn geen bouwwerken toegestaan.

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuin behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. perceelsontsluitingen ten dienste van de woningen;
  • d. bijbehorende verhardingen en water.
4.2 Bouwregels

Op deze gronden zijn geen bouwwerken toegestaan.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. straten en paden;
  • b. groenvoorzieningen, bermen en watergangen;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. voorzieningen voor de scheepvaart;
  • f. fietsenstallingen en ander straatmeubilair.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen zijn toegestaan ten behoeve van nutsvoorzieningen;
  • b. de oppervlakte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 25 m2;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 2,5 m bedragen;
  • b. kunstobjecten en bouwwerken ten behoeve van verlichting, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mogen maximaal 10 m hoog zijn;
  • c. de bouwhoogte van scheepvaartvoorzieningen, zoals radarmasten mag niet meer bedragen dan 18 m.

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. vrije beroepen zoals opgenomen in Bijlage 1;
  • c. geluidwerende voorzieningen;
  • d. aan huis verbonden beroep en bedrijf aan huis.

met de daarbij behorende:

  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. tuinen;
  • g. erven;
  • h. paden.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. het maximum aantal woningen bedraagt 2;
  • b. woningen dienen in 100% particulier opdrachtgeverschap te worden gebouwd;
  • c. gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'kap' dient het gebouw te zijn voorzien in een kap;
  • e. de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'kap' ten hoogste de met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven goot- en bouwhoogte;
  • f. buiten de aanduiding 'kap' is de maximale bouwhoogte 3 meter met uitzondering van de strook tussen de 2 'kap'-aanduidingen in, hier bedraagt de maximale bouwhoogte 6 meter;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' zal het gebouw in de gevellijn worden gebouwd en zal de nokrichting van het gebouw haaks op de figuur 'gevellijn' op de verbeelding lopen;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dove gevel' dient bij de noordelijke en de oostelijke gevel van een geluidgevoelige ruimte op de begane grond, 1e en 2e verdieping de gevel en /of kap als dove gevel te worden gerealiseerd.

6.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Bijbehorende gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak.

 

6.2.3 Bouwwerken geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn niet meer dan 1,80 m mag bedragen met uitzondering van de locatie met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - geluidwerende muur';
  • c. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - geluidwerende muur' mag de bouwhoogte van een geluidwerende muur niet lager zijn dan 2 m en niet hoger zijn dan 4 m;
  • d. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overkapping' is buiten het bouwvlak een aan het hoofdgebouw verbonden overkapping mogelijk met een maximale bouwhoogte die de hoogte van de vloer van de 1e verdieping van het hoofdgebouw niet overschrijdt;
  • e. Buiten de aanduiding 'kap' mag de onder 6.2.1 onder f genoemde maximum bouwhoogte uitsluitend worden overschreden door een hekwerk van maximaal 1,5 m hoog. Aan de

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de afmetingen en de plaatsing van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. de in Bijlage 2 van de regels aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht;
  • b. de woonsituatie;
  • c. eisen vanuit de sectorale milieu- en waterwetgeving;
  • d. de verkeerssituatie;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 7 Waarde - Archeologie

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ´Waarde - Archeologie` aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Onderzoeksplicht

Op de in lid 7.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van een overige aan deze gronden toegekende bestemming met omgevingsvergunning worden gebouwd, mits op basis van archeologisch onderzoek is vastgesteld dat ter plaatse geen behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn of de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld dan wel de aanwezige behoudenswaardige archeologische waarden niet onevenredig worden geschaad.

7.2.2 Vrijstelling

Artikel 7.2.1 is niet van toepassing op aanvragen voor een omgevingsvergunning in de op de verbeelding als 'Waarde - Archeologie´ aangewezen gronden, die betrekking hebben op plangebieden die niet groter zijn dan 50 m2 en ingrepen die niet dieper dan 30 cm de bodem verstoren.

7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.3.1 Vergunningsplicht

Op of in de in 7.1 bedoelde gronden is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders, de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het vergraven en egaliseren van gronden;
  • b. het bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters;
  • c. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
  • d. het aanleggen van waterlopen en het vergraven, verruimen en dempen van bestaande waterlopen;
  • e. het aanbrengen van leidingen, constructies, installaties en apparatuur;
  • f. het ophogen van gronden en aanleggen van (geluids)wallen;
  • g. werken en werkzaamheden die wijziging van de waterhuishouding of waterstand beogen of ten gevolge hebben, zoals uitdiepen, draineren en slaan van putten.
7.3.2 Toepassingsvoorwaarden

Een omgevingsvergunning als bedoeld in 7.3.1 mag alleen worden verleend indien:

  • a. door de uitvoering van de werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvende onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden dan wel hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen,
  • b. vooraf door aanvrager van de aanlegvergunning een rapport op basis van de in de beroepsgroep geldende normen is overgelegd waaruit naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate blijkt dat:
      • I. de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld; of
      • II. er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
      • III. de archeologische waarden niet of niet onevenredig worden geschaad.
7.3.3 Uitzonderingen

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in 7.3.1 is vereist voor:

  • a. werken en werkzaamheden behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
  • b. werken en werkzaamheden welke op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning;
  • c. werken en werkzaamheden die betrekking hebben op plangebieden die niet groter zijn dan 50 m2 en ingrepen die niet dieper dan 30 cm de bodem verstoren.
7.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om het plan te wijzigen op grond van artikel 3.6 lid 1 sub a Wet ruimtelijke ordening ten behoeve van het verwijderen van de bestemming ´Waarde - Archeologie´ zoals bedoeld in artikel 7, indien uit nader deskundig archeologisch onderzoek is gebleken:

  • a. dat ter plaatse geen behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn; en/of
  • b. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in de bescherming van deze waarden.

Artikel 8 Waarde - Beschermd dorpsgezicht

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ´Waarde - Beschermd dorpsgezicht` aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en instandhouding van het dorpsgezicht zoals beschreven in Bijlage 2.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Vergunningplicht

Op de in 8.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend met een omgevingsvergunning bouwwerken ten behoeve van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen worden gebouwd.

8.2.2 Aanvulling

In aanvulling op het bepaalde bij de bestemming 'Wonen' gelden voor het bouwen dat gronden die nog niet conform de bestemming zijn bebouwd, uitsluitend mogen worden gebruikt als tuinen en erven met de daarbij behorende verhardingen. Er mogen alleen materialen worden toegepast die passen in het historisch beeld van het plangebied. De verharding dient daarom in overleg met de gemeente te worden bepaald.

8.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.2, indien geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden welke de aanwijzing als beschermd dorpsgezicht als bedoeld in lid 8.1 beoogt te beschermen, dan wel hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de in lid 8.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders, de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het vergraven en egaliseren van gronden;
  • b. het bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters;
  • c. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
  • d. het aanleggen van waterlopen en het vergraven, verruimen en dempen van bestaande waterlopen;
  • e. het aanbrengen van leidingen, constructies, installaties en apparatuur;
  • f. het ophogen van gronden en aanleggen van (geluids)wallen;
  • g. werken en werkzaamheden die wijziging van de waterhuishouding of waterstand beogen of ten gevolge hebben, zoals uitdiepen, draineren en slaan van putten;
  • h. het slopen of verwijderen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.4.2 Toepassingsvoorwaarden

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 8.4.1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van de werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden welke de aanwijzing als beschermd dorpsgezicht als bedoeld in lid 8.1 beoogt te beschermen, dan wel het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.

8.4.3 Uitzonderingen

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in lid 8.4.1 is vereist voor:

  • a. werken en werkzaamheden behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
  • b. werken en werkzaamheden welke op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning;
  • c. werken en werkzaamheden op gronden die reeds op basis van de Erfgoedwet zijn beschermd.
8.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
8.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de in lid 8.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders, bouwwerken in het geheel of gedeeltelijk te slopen.

8.5.2 Toepassingswaarde

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 8.5.1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van de werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden welke de aanwijzing als beschermd dorpsgezicht als bedoeld in lid 8.1 beoogt te beschermen, dan wel hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.

Artikel 9 Waterstaat - Waterkering

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de waterkering en waterstaatkundige werken. De belangen van deze dubbelbestemming zijn primair ten opzichte van de belangen van de andere daar voorkomende bestemmingen.

9.2 Bouwregels

Ten aanzien van de in lid 9.1 bedoelde gronden geldt dat bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming mogen worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 6 m.

9.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan in afwijking van het bepaalde in lid 9.2 worden toegestaan dat ten dienste van de andere daar voorkomende bestemmingen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, kunnen worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende waterbeheerder.

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de in lid 9.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders, de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het vergraven en egaliseren van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen van waterlopen en het vergraven, verruimen en dempen van bestaande waterlopen;
  • d. het aanbrengen van leidingen, constructies, installaties en apparatuur;
  • e. het ophogen van gronden en aanleggen van (geluids)wallen;
  • f. werken en werkzaamheden die wijziging van de waterhuishouding of waterstand beogen of tengevolge hebben, zoals uitdiepen, draineren en slaan van putten.
9.4.2 Toepassingsvoorwaarde

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 9.4.1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van de werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterkering en de waterstaatkundige werken, dan wel door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.

9.4.3 Uitzonderingen

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in lid 9.4.1 is vereist voor:

  • a. werken en werkzaamheden behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
  • b. werken en werkzaamheden welke op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene gebruiksregels

11.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met de dit plan opgenomen regels wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden of bouwwerken ten behoeve van horeca;
  • b. het gebruik van gronden of bouwwerken waarbij niet op eigen terrein bij de ontwikkeling wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze hiervoor is opgenomen in de 'Notitie Parkeernormen Urk 2014 (1e herziening)' (vastgesteld d.d. 4 november 2014).
  • c. het gebruik van gronden of bouwwerken waarbij ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dove gevel' bij geluidgevoelige ruimten van de woning, de noordelijke en oostelijke gevel niet is voorzien in een dove gevel, tenzij de woningen vanwege de naastgelegen scheepswerf op het perceel Wijk 2/Raadhuisstraat nr. 25 en 25a aan industrielawaai in de periode tussen 07:00 tot 19:00 uur niet meer op de gevel hebben dan:
  • langtijdgemiddeld beoordelingsniveau LAr,LT 55 dB(A);
  • maximaal geluidniveau LAmax 70 dB(A).

Artikel 12 Algemene bouwregels

12.1 Voorwaardelijke verplichting
12.1.1 Voorwaardelijke verplichting parkeren

Een omgevingsvergunning voor het bouwen, van gebouwen wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze hiervoor is opgenomen in de 'Notitie Parkeernormen Urk 2014 (1e herziening)' (vastgesteld d.d. 4 november 2014) dan wel, ingeval van wijziging hiervan, aan de gewijzigde parkeernormen.

12.1.2 Voorwaardelijke verplichting geluid

Een omgevingsvergunning voor het bouwen van woningen wordt slechts verleend indien de geluidgevoelige ruimten binnen de woningen van het plan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dove gevel' bij de noordelijke en oostelijke gevel zijn voorzien van een dove gevel, tenzij de woningen vanwege de naastgelegen scheepswerf op het perceel Wijk 2/Raadhuisstraat nr. 25 en 25a aan industrielawaai in de periode tussen 07:00 tot 19:00 uur niet meer op de gevel hebben dan:

  • . langtijdgemiddeld beoordelingsniveau LAr,LT 55 dB(A);
  • . maximaal geluidniveau LAmax 70 dB(A).
12.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in 12.1 en toestaan dat:

  • a. parkeergelegenheid niet op eigen terrein bij de ontwikkeling wordt gerealiseerd, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie ter plaatse en wordt voldaan aan de in de ´Notitie Parkeernormen Urk 2014 (1e herziening)´ (vastgesteld d.d. 4 november 2014), dan wel, ingeval van wijziging hiervan, aan de gewijzigde parkeernormen;
  • b. met maximaal 10% wordt afgeweken van de toe te passen parkeernorm in gevallen waarin de toepassing van de parkeernormering conform de ´Notitie Parkeernormen Urk 2014 (1e herziening)´ (vastgesteld d.d. 4 november 2014) naar hun oordeel in individuele gevallen tot niet bedoelde en onaanvaardbare normen leidt.

Artikel 13 Algemene aanduidingsregels

13.1 vrijwaringszone - dijk
13.1.1 Aanduidingsregel

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk' zijn de gronden, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens aangeduid voor de bescherming, onderhoud en instandhouding van de primaire waterkering.

13.1.2 Bouwregels

Ter plaatse van gronden met de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk ' mag niet worden gebouwd.

13.1.3 Afwijking van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 13.1.2 met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen;
  • b. het belang van de waterkering wordt niet onevenredig geschaad en vooraf wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.

Artikel 14 Algemene afwijkingsregels

Het college van burgemeester en wethouders kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, met een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • c. de bestemmingsbepalingen voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
  • d. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
  • e. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 2 m;
  • f. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
      • I. de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 8 m2 bedraagt;
      • II. de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig een omgevingsvergunning in afwijking van het bestemmingsplan verlenen van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10 %.
  • 3. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
15.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Oosthavenkade 17-18.