Plan: | Weemselerveld Zuid fase 3 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0183.weemselerveldzuid3-VG01 |
Op 1 juli 2013 is het bestemmingsplan "Albergen, Weemselerveld Zuid fase III" vastgesteld. Met dit bestemmingplan is de wijk Weemselerveld Zuid in de kern Albergen, gelegen in de gemeente Tubbergen, in zuidoostelijke richting uitgebreid.
Het bestemmingsplan voorzag in zowel concreet uitgewerkte woonbestemmingen als in zes nader uit te werken woonbestemmingen. Op 14 juli 2015 is voor vijf van de nader uit te werken woonbestemmingen het uitwerkingsplan “Albergen, Weemselerveld Zuid fase 3” vastgesteld, aangezien behoefte was aan meer kavels in de wijk.
De gemeente Tubbergen wenst ter plaatse van de zesde nader uit te werken woonbestemming eveneens woningen te ontwikkelen, zodat kan worden voldaan aan een nieuwe behoefte. Deze ontwikkeling is niet mogelijk middels een uitwerkingsplan, aangezien de woningaantallen uit het bestemmingsplan "Albergen, Weemselerveld Zuid fase III" reeds overschreden zijn.
Een bestemmingsplanherziening is noodzakelijk om de gewenste ontwikkeling mogelijk te maken. Voorliggend bestemmingsplan voorziet daarom in een passend juridisch-planologisch kader, waarin wordt aangetoond dat het gewenste plan vanuit ruimtelijk en planologisch oogpunt verantwoord is en in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening.
Het plangebied is gelegen in fase III van de wijk Weemselerveld Zuid en in de zuidoostelijke dorpsrand van de kern Albergen, gemeente Tubbergen. De begrenzing hiervan komt overeen met die van de bestemming 'Wonen - Uit te werken' uit het bestemmingsplan "Weemselerveld Zuid fase III" (zie afbeelding 1.2).
Het gebied staat kadastraal bekend als gemeente Tubbergen, sectie H, nummers 8226, 7353, 7354 en 7355. In afbeelding 1.1 is een topografische kaart opgenomen waarin de ligging van het plangebied in de kern Albergen, middels de blauwe ster, en ten opzichte van de directe omgeving, middels de blauwe omlijning, is weergegeven.
![]() |
Afbeelding 1.1 Ligging van het plangebied in de kern Albergen en de directe omgeving (Bron: ArcGIS) |
Het bestemmingsplan "Weemselerveld Zuid fase 3" bestaat uit de volgende stukken:
Op de verbeelding zijn de bestemmingen binnen het plangebied aangegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting geeft een duidelijk beeld van het bestemmingsplan, maar maakt geen onderdeel uit van het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.
Het plangebied is gelegen binnen de begrenzing van het bestemmingsplan "Albergen, Weemselerveld Zuid fase III" van de gemeente Tubbergen. Dit bestemmingsplan is op 1 juli 2013 door de gemeenteraad van de gemeente Tubbergen vastgesteld. In dit bestemmingsplan heeft het plangebied de bestemming 'Wonen – Uit te werken'.
Daarnaast is het bestemmingsplan gelegen binnen de begrenzing van de (voor)ontwerp bestemmingsplannen 'Facetbestemmingsplan parkeren Tubbergen', '(veeg)bestemmingsplan kernen gemeente Tubbergen' en 'Grote kernen, herziening bijgebouwenregeling' op basis waarvan de regels van het geldende bestemmingsplan op een aantal aspecten wordt gewijzigd.
In afbeelding 1.2 is een uitsnede van het huidige bestemmingsplan ter plaatse van het plangebied weergegeven. Door middel van de blauwe belijning is het plangebied aangegeven.
![]() |
Afbeelding 1.2 Uitsnede bestemmingsplan "Albergen, Weemselerveld Zuid III" (Bron: ruimtelijkeplannen.nl) |
Het plangebied kent de bestemming 'Wonen – Uit te werken'. Deze gronden zijn, na uitwerking, bestemd voor wonen, vrije beroepen/aan huis verbonden beroepen, groen, parkeer- en speelvoorzieningen, water en wegen, voet- en fietspaden. Met bijbehorende bebouwing, tuinen, erven en (on)bebouwde gronden.
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming uitwerken in een uitwerkingsplan met inachtneming van de volgende voorwaarden:
Ter plaatse van het plangebied is het mogelijk woningen te realiseren, wanneer voldaan wordt aan de hiervoor gestelde voorwaarden. Het initiatief kan aan punt a. van deze voorwaarden niet voldoen, aangezien het maximum aantal woningen ter plaatse door eerdere plannen is overschreden. Het initiatief is dan ook strijd met het bestemmingsplan.
Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving van de huidige en gewenste situatie in het plangebied gegeven. Hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van het beleidskader. Hierin wordt het beleid van het Rijk, provincie Overijssel en de gemeente Tubbergen beschreven. In hoofdstuk 4 passeren alle relevante milieu- en omgevingsthema's de revue. In de hoofdstukken 5 en 6 wordt respectievelijk ingegaan op de juridische aspecten/planverantwoording en de economische uitvoerbaarheid. Tot slot gaat hoofdstuk 7 in op het vooroverleg.
Het plangebied is gelegen in de wijk Weemselerveld Zuid, aan de zuidoostelijke rand van de kern Albergen. De ruimtelijk-functionele structuur van de omgeving bestaat voornamelijk uit woongebied, groen en agrarische gronden.
De ligging van het plangebied in de directe omgeving is op een luchtfoto weergegeven in afbeelding 2.1.
![]() |
Afbeelding 2.1 Luchtfoto omgeving plangebied (Bron: Provincie Overijssel) |
Het plangebied betreft braakliggend terrein. Ten noorden van het plangebied bevindt zich een watergang met daarachter woningen, in het oosten bevindt zich de Weemselerweg en in het zuiden en westen bevindt zich de Ringovenweg met daarachter woningen.
De wijk 'Weemselerveld' is tot circa het jaar 2000 ontwikkeld. Bij deze ontwikkeling is rekening gehouden met het landschap en een organische verkavelingsstructuur is toegepast. Na het jaar 2000 is een kleiner deel, genaamd de Weemselerveld Zuid, ontwikkeld. Dit deel kenmerkt zich landschappelijk door zijn lange slagen van oost naar west. De Weemselerveld Zuid wordt begrensd door de Weemselerweg aan de oostzijde en de Kanaalweg aan de westzijde. De wijk wordt doorkruist door de Molendijk. De Molendijk verdeelt het gebied in een tweetal fasen: de Weemselerveld Zuid fase I en de Weemselerveld Zuid fase II.
In 2013 is het gelijknamige bestemmingsplan vastgesteld voor de ontwikkeling van Weemselerveld Zuid fase III. Dit betreft de afronding van het slagengebied en sluit daarom in ruime mate aan bij Weemselerveld Zuid fase I en II. Het eerste deel van fase III is op basis van het bestemmingsplan uit 2013 ontwikkeld. Vervolgens zijn vijf van de zes overige deelgebieden op basis van een uitwerkingsplan, gelijknamig aan het bestemmingsplan uit 2013, uit 2015 ontwikkeld.
Voorliggend bestemmingsplan voorziet in de ontwikkeling van zesde deelgebied van fase III.
In opdracht van de gemeente Tubbergen is in 2012 door CZT Ruimtelijk Advies & Procesmanagement een beeldkwaliteitsplan opgesteld voor Weemselerveld Zuid fase III (zie bijlage 1 van deze toelichting voor het gehele plan).
In afbeelding 2.2 wordt het stedenbouwkundig ontwerp uit dit beeldkwaliteitsplan weergegeven. Het plangebied is hierin aangegeven door middel van de blauwe omlijning. Hier wordt een viertal vrijstaande woningen gerealiseerd.
![]() |
Afbeelding 2.2 Stedenbouwkundig ontwerp bestemmingsplan "Albergen, Weemselerveld Zuid III" (Bron: Gemeente Tubbergen) |
De ontwikkeling wordt vormgegeven volgens het beeldkwaliteitsplan (zie paragraaf 3.3.3), waarin aansluiting is gezocht met de eerdere ontwikkelfasen van Albergen. Deze zijn gericht op een zorgvuldige overgang naar het landschap en een eigen interne kwaliteit. Het beeldkader voor de woningen is binnen het plan redelijk vrij. In hoofdzaak zal sprake zijn van individuele ontwikkeling van de kavels door de uiteindelijke eigenaar of bewoners.
Bij het opstellen van bestemmingsplannen dient rekening te worden gehouden met de parkeerbehoefte die ontstaat als gevolg van een nieuwe ontwikkeling. De gemeente Tubbergen hanteert hiervoor de gemeentelijke 'Beleidsnotitie Bouwen en Parkeren'. In deze notitie zijn geen kencijfers opgenomen ten aanzien verkeersgeneratie. Hiertoe wordt de publicatie 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie, publicatie 317 (oktober 2012)' van het CROW aangehouden.
Het plangebied bevindt zich in de zone 'rest bebouwde kom' en de verstedelijkingsgraad is 'niet stedelijk'. De functie van de ontwikkeling wordt aangemerkt als 'wonen, vrijstaand'.
Verkeer
De bestaande verkeersgeneratie zal op basis van de 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie, publicatie 317 (oktober 2012)' met gemiddeld 8,2 verkeersbewegingen per woning toenemen. Voor de totale ontwikkeling zijn dit circa 33 verkeersbewegingen.
Bij de ontwikkelingen van het geldende bestemmingsplan is destijds rekening gehouden met een toename van de verkeergeneratie en de ontsluiting voor fase III van de wijk waarin het plangebied is gelegen. Het plangebied wordt ontsloten via de Ringovenweg op de Veldoven. Deze wegen zijn zowel bedoeld voor het gemotoriseerd verkeer als voor fietsers en voetgangers. Aan de noordzijde van het plangebied is daarnaast een directe verbinding met de kern Albergen voor voetgangers en fietsers aanwezig.
De ontwikkeling van voorliggend initiatief heeft geen nadelige effecten op het aspect verkeer, aangezien sprake is van een zeer geringe toename van het aantal verkeersbewgingen en de omliggende wegen deze toename zonder problemen kunnen afwikkelen.
Parkeren
Als gevolg van de ontwikkeling zal de parkeerbehoefte toenemen. Op basis van de 'Beleidsnotitie Bouwen en Parkeren' van de gemeente Tubbergen zal de behoefte met 2,30 parkeerplaasen per woning toenemen. Voor de totale ontwikkeling zijn dit 10 parkeerplaatsen.
Het parkeren zal plaatsvinden op het eigen erf. Gelet op het feit dat de woningbouwontwikkeling bestaat uit vrijstaande woningen is dit zonder meer mogelijk.
Daarnaast beschikt de directe omgeving van het plangebied over meerdere parkeerhavens. Tevens zijn de wegen aan de noordzijde en aan de westzijde van de fase van de wijk waarin het plangebied is gelegen 6 meter breed, hier is dan ook voldoende ruimte om op straat te parkeren. De overige wegen beschikken over een standaard wegbreedte van 5,5 meter. Ook hier wordt langs de weg parkeren niet als belemmering gezien, aangezien hierdoor tevens een snelheidsremmende werking wordt gecreëerd.
De ontwikkeling van voorliggend initiatief heeft geen nadelige effecten op het aspect parkeren, aangezien de kavels over voldoende ruimte beschikken om de parkeerbehoefte op te vangen en de directe omgeving eveens over voldoende ruimte beschikt om een eventuele extra behoefte op te vangen.
De aspecten verkeer en beweging vormen geen belemmering voor voorliggend initiatief.
Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover van belang, het rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifieke voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven.
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en heeft de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de Mobiliteits Aanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving vervangen. Tevens vervangt het een aantal ruimtelijke doelen en uitspraken in onder andere de Agenda Landschap en de Agenda Vitaal Platteland. Daarmee wordt de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
In de SVIR heeft het Rijk drie rijksdoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
Voor de drie rijksdoelen worden de 13 onderwerpen van nationaal belang benoemd. Hiermee geeft het Rijk aan waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
De drie hoofddoelen van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid kennen nationale opgaven die regionaal neerslaan. Opgaven van nationaal belang in Oost-Nederland (de provincies Gelderland en Overijssel) zijn:
In de SVIR is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen. Op 1 juli 2017 is de Ladder in het Besluit ruimtelijke ordening gewijzigd. Aanleiding voor de wijziging waren de in de praktijk gesignaleerde knelpunten bij de uitvoering van de Ladder en de wens om te komen tot een vereenvoudigd en geoptimaliseerd instrument.
Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij geldt een motiveringsvereiste voor het bevoegd gezag als nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt.
Teneinde een ontwikkeling adequaat te kunnen toetsen aan de ladder is het noodzakelijk inzicht te geven in de begrippen 'bestaand stedelijk gebied' en 'stedelijke ontwikkeling'.
In de Bro zijn in artikel 1.1.1 definities opgenomen voor:
bestaand stedelijk gebied: 'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'.
stedelijke ontwikkeling: ´ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.´
Bij het beschrijven van de behoefte dient te worden uitgegaan van het saldo van de aantoonbare vraag naar de voorgenomen ontwikkeling (de komende tien jaar, zijnde de looptijd van het bestemmingsplan) verminderd met het aanbod in planologische besluiten, ook als het feitelijk nog niet is gerealiseerd (harde plancapaciteit).
De SVIR laat zich niet specifiek uit over dergelijke lokale ontwikkelingen. De realisatie van een viertal woningen raakt geen rijksbelangen zoals opgenomen in de SVIR.
Wat de “Ladder voor duurzame verstedelijking” betreft is een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van belang. Hierin is uitgesproken dat met de realisatie van 11 woningen niet voorzien wordt in een woningbouwlocatie of andere stedelijk ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (ABRS 16 september 2015, 201501297/1/R4). Deze ruimtelijke onderbouwing voorziet in de realisatie van een viertal woningen. Gelet op de hiervoor genoemde uitspraken van de Afdeling is in voorliggend geval dan ook geen sprake van een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in het Besluit ruimtelijke ordening.
Geconcludeerd wordt dat geen verdere toetsing plaats hoeft te vinden aan de “Ladder voor duurzame verstedelijking” en dat het initiatief voldoet aan het rijksbeleid.
In deze paragraaf wordt het voor deze ontwikkeling relevante provinciale beleid behandeld. Op 12 april 2017 hebben Provinciale Staten van Overijssel de nieuwe Omgevingsvisie Overijssel 2017 'Beken Kleur' en bijbehorende Omgevingsverordening Overijssel 2017 vastgesteld. Op 1 mei zijn de nieuwe Omgevingsvisie en Omgevingsverordening in werking getreden.
De omgevingsvisie is het centrale provinciale beleidsplan voor het fysieke beleidsplan voor het fysieke leefmilieu in Overijssel. De opgaven en kansen waar de provincie Overijssel voor staat, zijn vertaald in centrale beleidsambities voor negen beleidsthema's. De hoofdambitie van de Omgevingsvisie is een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. Enkele centrale ambities van de provincie:
De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. Het gaat er daarbij om steeds de meest optimale mix van instrumenten toe te passen, zodat effectief en efficiënt resultaat wordt geboekt voor alle ambities en doelstellingen van de Omgevingsvisie. Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening Overijssel. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is. Er wordt nadrukkelijk gestuurd op ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid. Uitgangspunt is dat verstedelijking en economische activiteiten gebundeld worden ten behoeve van een optimale benutting van bestaand bebouwd gebied.
Om te bepalen of een initiatief bijdraagt aan de ambities van de provincie Overijssel, wordt het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel gebruikt. In dit uitvoeringsmodel staan de volgende stappen centraal:
Bij een initiatief voor bijvoorbeeld woningbouw, een nieuwe bedrijfslocatie, toeristisch-recreatieve voorzieningen, natuurontwikkeling, etcetera kun je aan de hand van deze drie stappen bepalen of een initiatief binnen de geschetste visie voor Overijssel mogelijk is, waar het past en hoe het uitgevoerd kan worden.
De eerste sta p, het bepalen van de of-vraag, lijkt in strijd met de wens zoveel mogelijk ruimte te willen geven aan nieuwe initiatieven. Met het faciliteren van initiatieven moet echter wel gekeken worden naar de (wettelijke) verantwoordelijkheden zoals veiligheid of gezondheid. Het uitvoeringsmodel maakt helder wat kan en wat niet kan.
Om een goed evenwicht te vinden tussen het bieden van ruimte aan initiatieven en het waarborgen van publieke belangen, varieert de provinciale sturing: soms normstellend, maar meestal richtinggevend of inspirerend.
In afbeelding 3.1 is het Uitvoeringsmodel weergegeven.
![]() |
Afbeelding 3.1 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel (Bron: Provincie Overijssel) |
Maatschappelijke opgaven zijn leidend in het handelen. Allereerst is het dan ook de vraag of er een maatschappelijke opgave is. Of een initiatief mogelijk is, wordt onder andere bepaald door generieke beleidkeuzes van EU, Rijk of provincie. Denk hierbij aan beleidskeuzes om basiskwaliteiten als schoon drinkwater en droge voeten te garanderen. Maar ook aan beleidskeuzes om overaanbod van bijvoorbeeld woningbouw- en kantorenlocaties - en daarmee grote financiële en maatschappelijke kosten - te voorkomen. In de omgevingsvisie zijn de provinciale beleidskeuzes hieromtrent vastgelegd.
De generieke beleidskeuzes zijn vaak normstellend. Dit betekent dat ze opgevolgd moeten worden: het zijn randvoorwaarden waarmee iedereen rekening moet houden vanwege zwaarwegende publieke belangen. De normstellende beleidskeuzes zijn vastgelegd in de omgevingsverordening.
Na het beantwoorden van de of-vraag, is de vraag waar het initiatief past of ontwikkeld kan worden. In de omgevingsvisie op de toekomst van Overijssel onderscheid de provincie zes ontwikkelingsperspectieven. Deze ontwikkelingsperspectieven schetsen een ruimtelijk perspectief voor een combinatie van functies en geven aan welke beleids- en kwaliteitsambities leidend zijn. De ontwikkelingsperspectieven geven zo richting aan waar wat ontwikkeld zou kunnen worden.
De ontwikkelingsperspectieven zijn richtinggevend. Dit betekent dat er ruimte is voor lokale afweging: een gemeente kan vanwege maatschappelijke en/of sociaal-economische redenen in haar Omgevingsvisie en bestemmings- of omgevingsplan een andere invulling kiezen. Die dient dan wel te passen binnen de - voor dat ontwikkelingsperspectief - geldende kwaliteitsambities. Daarbij dienen de nieuwe ontwikkelingen verbonden te worden met de bestaande kenmerken van het gebied, conform de Catalogus Gebiedskenmerken (de derde stap in het uitvoeringsmodel). Naast ruimte voor een lokale afweging ten aanzien van functies en ruimtegebruik, is er ruimte voor een lokale invulling van de begrenzing: de grenzen van de ontwikkelingsperspectieven zijn signaleringsgrenzen.
Ten slotte is de vraag hoe het initiatief ingepast kan worden in het landschap. De gebiedskenmerken spelen een belangrijke rol bij deze vraag. Onder gebiedskenmerken worden verstaan de ruimtelijke kenmerken van een gebied of gebiedstype die bepalend zijn voor de karakteristiek en kwaliteit van dat gebied of gebiedstype. Voor alle gebiedstypen in Overijssel is in de Catalogus Gebiedskenmerken beschreven welke kwaliteiten en kenmerken van provinciaal zijn en behouden, versterkt of ontwikkeld moeten worden.
De gebiedskenmerken zijn soms normstellend, maar meestal richtinggevend of inspirerend. Voor de normerende uitspraken geldt dat deze opgevolgd dienen te worden; ze zijn dan ook in de omgevingsverordening geregeld. De richtinggevende uitspraken zijn randvoorwaarden waarmee in principe rekening gehouden moet worden. Hier kan gemotiveerd van worden afgeweken mits aannemelijk is gemaakt dat met het alternatief de kwaliteitsambities even goed of zelfs beter gerealiseerd kunnen worden. De inspirerende uitspraken bieden een wenkend perspectief: het zijn voorbeelden van de wijze waarop ruimtelijke kwaliteitsambities ingevuld kunnen worden. Initiatiefnemers kunnen zich hierdoor laten inspireren, maar dit hoeft niet.
Indien het concrete initiatief wordt getoetst aan het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel ontstaat globaal het volgende beeld.
Bij de afwegingen in de eerste fase 'generieke beleidskeuzes' zijn een aantal artikelen uit de Omgevingsverordening Overijssel van belang. Op deze artikelen zal hierna nader worden ingegaan.
Artikel 2.1.3 Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik
lid 1:
Bestemmingsplannen voorzien uitsluitend in stedelijke ontwikkelingen die een extra ruimtebeslag door bouwen en verharden leggen op de groene omgeving wanneer aannemelijk is gemaakt:
In de Omgevingsverordening Overijssel is het begrip “groene omgeving” nader gedefinieerd als: de gronden die niet vallen onder bestaand bebouwd gebied.
In de Omgevingsverordening Overijssel is het begrip “bestaand bebouwd gebied” nader gedefinieerd als: de gronden binnen steden en dorpen die benut kunnen worden voor stedelijke functies op grond van geldende bestemmingsplannen en op grond van voorontwerp-bestemmingsplannen voor zover de provinciale diensten daarover schriftelijk een positief advies hebben uitgebracht in het kader van het vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro;
Toetsing van het initiatief aan artikel 2.1.3 van de Omgevingsverordening Overijssel
De woningbouwontwikkeling van het laatste kleine deel van Weemselerveld Zuid fase III vindt aansluitend plaats binnen bestaand stedelijk gebied van de kern Albergen. De ontwikkeling bestaat uit de realisatie van vier woningen op gronden die binnen het geldende bestemmingsplan bestemd zijn voor woningbouw. Daarnaast wordt het plangebied eveneens op basis van de gebiedskenmerken onder andere aangemerkt als stedelijk gebied (zie paragraaf 3.2.4.3).
Gezien in voorliggend initiatief geen sprake is van leggen van extra ruimtebeslag op de groene omgeving, wordt geconcludeerd dat de ontwikkeling van dit gebied van de Weemselerveld Zuid III in overeenstemming is met artikel 2.1.3 uit de Omgevingsverordening Overijssel 2009.
Artikel 2.2.2 Realisatie nieuwe woningen
Lid 1
Bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c van de Wabo, voorzien uitsluitend in de mogelijkheid tot het realiseren van nieuwe woningen als de behoefte daaraan is aangetoond door middel van actueel onderzoek woningbouw.
Lid 4
De behoefte aan nieuwe woningen zoals bedoeld in lid 1 wordt in ieder geval geacht te zijn aangetoond als realisatie daarvan past binnen de geldende woonafspraken zoals die zijn gemaakt tussen gemeente en provincie op basis van regionale afstemming.
Toetsing van het initiatief aan artikel 2.2.2 van de Omgevingsverordening Overijssel
De gemeente Tubbergen beschikt, zoals in het vervolg beschreven in subparagraaf 3.3.2, over een woonvisie welke is afgestemd met de regio. De woonvisie beschrijft dat Albergen voor de periode 2015 tot 2024 over een woningbehoefte van 60 tot 91 woningen beschikt.
Voorliggend bestemmingsplan voorziet voor een klein deel in deze aanwezige lokale woningbehoefte en geeft daarbij invulling aan de gemeentelijke beleidsdoelen. Daarnaast wordt prioriteit toegekend aan het plan, aangezien geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling (zie paragraaf 3.1.2).
Geconcludeerd wordt dat de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling in overeenstemming is met het gemeentelijke woningbouwprogramma en daarmee eveneens met het regionale woningbouwprogramma. Hiermee voldoet het initiatief aan artikel 2.2.2 van de Omgevingsverordening Overijssel.
In dit geval zijn vooral de ontwikkelingsperspectieven voor de stedelijke omgeving van belang. In de stedelijke omgeving is de uitdaging om de economische centra bereikbaar te houden en door herstructurering de kwaliteit van de woonomgevingen en bedrijfslocaties te vergroten.
Het plangebied behoort tot het ontwikkelingsperspectief 'Woon- en werklocaties buiten de stedelijke netwerken'. In afbeelding 3.2 is een uitsnede van de perspectievenkaart behorende bij de Omgevingsvisie opgenomen.
![]() |
Afbeelding 3.2 Uitsnede ontwikkelingsperspectievenkaart Omgevingsvisie Overijssel (Bron: Provincie Overijssel) |
“Woon- en werklocaties buiten de stedelijke netwerken”
De steden en dorpen buiten de stedelijke netwerken mogen altijd bouwen voor de lokale behoefte aan wonen, werken en voorzieningen, inclusief lokaal gewortelde bedrijvigheid, mits onderbouwd en regionaal afgestemd. Herstructurering en transformatie van de woon-, werk-, voorzieningen- en mixmilieus moeten deze vitaal en aantrekkelijk houden en de diversiteit aan milieus versterken. Herstructurering en transformatie bieden kansen om te anticiperen op klimaatverandering (bijvoorbeeld door ruimte voor groen, natuur en water te reserveren). Van belang is de stedelijke ontwikkeling altijd af te stemmen op de kenmerken van het watersysteem, bijvoorbeeld in laaggelegen gebieden bij bouw- en evacuatieplannen rekening houden met risico's op overstroming of wateroverlast. Herstructurering en transformatie kunnen ook bijdragen aan de energietransitie (door het nemen van energie-efficiënte maatregelen en/of het opwekken van duurzame energie door bijvoorbeeld het aanwezige dakoppervlak te benutten).
Toetsing van het initiatief aan de “Ontwikkelingsperspectieven”
De te realiseren woningen binnen voorliggend initiatief zijn bedoeld voor de lokale behoefte. Daarnaast blijkt uit eerdere soortgelijke ontwikkelingen in de nabije omgeving van het gebied en paragraaf 3.3.2 dat hier behoefte aan is. Daarmee sluit het tevens aan op de behoefte van de regio. Bij de ontwikkeling van fase III van de wijk Weemselerveld, waarvan het plangebied onderdeel is, is daarnaast al rekening gehouden met de waterhuishouding, zo wordt voorzien in het aanleggen van wadi's, stuwen en beekelementen door het gehele gebied.
Geconcludeerd wordt dat voorliggende ontwikkeling past binnen het geldende ontwikkelingsperspectief.
Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch-cultuurlandschap, stedelijke laag en de laag van de beleving) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en –opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. De “Natuurlijke laag” en de “Laag van het agrarisch cultuurlandschap” kunnen in dit geval buiten beschouwing blijven, vanwege de binnenstedelijke ligging van het plangebied.
1. De 'Stedelijke laag'
In de “Stedelijke laag” ontstaat de koppeling van de sociale en fysieke dynamiek van de stedelijke functies aan het verbindende netwerk van wegen, paden, spoorwegen en kanalen. Elke stad of dorp bezit zijn eigen karakteristieke ruimtelijke, sociale en functionele opbouw en kwaliteiten. Het plangebied is gelegen in het gebiedstype “Woonwijken 1955 - nu”, dit is in afbeelding 3.3 weergegeven.
![]() |
Afbeelding 3.3 Stedelijke laag (Bron: Provincie Overijssel) |
“Woonwijken 1955 – nu”
De woonwijken van 1955 tot nu zijn planmatig opgezette uitbreidingswijken op basis van een collectief idee en grotere bouwstromen. De functies (wonen, werken, voorzieningencentra) zijn uiteengelegd en de wijken zijn opgedeeld in buurten met een homogeen bebouwingskarakter: buurten met eengezinswoningen, flatwijken, villawijken, wijk(winkel)centra. Er is sprake van een tijdsgebonden verkavelingsstructuur op basis van verschillende ordeningsprincipes.
Als ontwikkelingen plaats vinden de naoorlogse woonwijken, dan voegt nieuwe bebouwing zich in de aard, maat en het karakter van het grotere geheel (patroon van o.a. wooneenheden en parken), maar is als onderdeel daarvan wel herkenbaar. De groenstructuur is onderdeel van het wijkontwerp.
Toetsing van het initiatief aan de 'Stedelijke laag”
Door met de ontwikkeling van Weemselerveld Zuid fase III destijds direct aan te sluiten bij de bestaande bebouwing van de kern Albergen is minimaal afbreuk gedaan aan het landschap, terwijl tegemoet is gekomen aan de vraag naar nieuwbouwwoningen. De wijk vormt de stedenbouwkundige afronding van de kern Albergen. Er is daarom rekening gehouden met de structuren van het gebied. Eén en ander is vastgelegd ineen beedkwaliteitsplan (zie bijlage 1). In voorliggend initiatief wordt hierbij aangesloten.
Geconcludeerd wordt dat voorliggende ontwikkeling past binnen de stedelijke laag.
2. De 'Laag van de beleving'
In de laag van de beleving komen de natuurlijke, functionele en sociale processen bij elkaar. Dit is de laag die gaat over de beleefbaarheid van ruimtelijke kwaliteit, identiteit en tijdsdiepte, van recreatieve gebruiksmogelijkheden die een belangrijke rol spelen bij de waardering van de leefomgeving. De laag van de beleving is de laag van de verbinding en het netwerk; tussen het stedelijke en het landelijke, de cultuur en de natuur, snel en traag, oud en nieuw, tussen nut en schoonheid. De laag van de beleving benut vooral de kwaliteiten van de andere drie lagen, maar voegt ook eigen kenmerken toe, zoals landgoederen, recreatieparken en recreatieve routes. Het stelt kwaliteiten zoals de natuur, de productielandschappen en de steden in een ander daglicht en maakt ze beleefbaar en tot een belevenis.
De locatie is op de gebiedskenmerkenkaart de 'Laag van de beleving' aangeduid met 'Donkerte'. In afbeelding 3.4 wordt dit weergegeven.
![]() |
Afbeelding 3.4 Laag van beleving (Bron: Provincie Overijssel) |
''Donkerte''
Lichte gebieden geven een beeld van de economische dynamiek van de provincie: de steden en dorpen, de autosnelwegen, de kassengebieden, de attractieparken, de grote bedrijventerreinen en de gebieden met veel bebouwing. De donkere gebieden geven een indicatie van de 'buitengebieden' van Overijssel. De natuurcomplexen en de grote landbouwgebieden. De donkere gebieden zijn de gebieden waar het 's nachts nog echt donker is, waar je de sterrenhemel kunt waarnemen. Het zijn de relatief 'luwe' dun bewoonde gebieden met een lage gebruiksdruk.
Donkerte wordt een te koesteren kwaliteit. De ambitie is de huidige 'donkere' gebieden, ten minste zo donker te houden, maar bij ontwikkelingen ze liever nog wat donkerder te maken. Dit betekent op praktisch niveau terughoudend zijn met verlichting van wegen, bedrijventerreinen e.d. en verkennen waar deze 's nachts uit kan of anders lichtbronnen selectiever richten. Structureel is het vrijwaren van donkere gebieden van verhoging van de dynamiek het perspectief. De ambitie is het rustige en onthaaste karakter te behouden, zodat passages van autosnelwegen en regionale wegen niet leiden tot stedelijke ontwikkeling aan eventuele op- en afritten. Bundeling van stedelijke functies en infrastructuur in de 'lichte' gebieden.
Toetsing van het initiatief aan de 'Laag van de beleving'
De kern Albergen is gelegen binnen een gebied waarin het aspect 'donkerte' gezien wordt als een kwaliteit. Een kern heeft te maken met een bepaalde mate van lichtuitstraling op de omgeving. Dit kan afnemen wanneer randen van de kern groen vorm te geven en het gebruik van kunstlicht zoveel mogelijk te minimaliseren. In voorliggend initiatief is, evenals in de rest van de wijk, met de vormgeving en inrichting van de woningen rekening gehouden. De lichtuitstraling van de nieuwe woningen op de omgeving zal daarom minimaal zijn.
Geconcludeerd wordt dat voorliggende ontwikkeling past binnen de laag van beleving.
Geconcludeerd wordt dat de ruimtelijke ontwikkeling in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel verwoorde en in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.
De structuurvisie 'Op en top Tubbergen', vastgesteld door de gemeenteraad op 14 maart 2016, is opgesteld voor het gehele grondgebied van de gemeente Tubbergen. In de structuurvisie wordt vooruit gekeken naar 2025 en een doorkijk gegeven naar 2030. De structuurvisie vormt het afwegingskader voor nieuwe ontwikkelingen/initiatieven in de gemeente. De structuurvisie bindt alleen de gemeente, er is geen sprake van rechtstreekse bindende werking naar burgers.
De rode draad voor deze structuurvisie vormt de samenhang tussen begrippen 'sociaal', vitaliteit' en 'ruimte'. De gemeente Tubbergen streeft naar een vitale samenleving met een goed woon- en leefklimaat, met voldoende (en de juiste) woningen voor de inwoners en met goede mogelijkheden voor het starten van een bedrijf. Een samenleving die een hechte sociale samenhang kent; waar ruimte is voor initiatief; die bewust is van de eigen kracht en kansen benut om maatschappelijke waarden te behouden, te versterken of te creëren en die op geheel eigentijdse wijze invulling geeft aan het 'noaberschap'. Burgers en bedrijven krijgen de ruimte om samen met ons als gemeente, te werken aan een duurzame samenleving met ruimtelijke kwaliteit. Dit is vertaald in drie hoofdkeuzen.
In de structuurvisie wordt op hoofdlijnen de uitgangspunten en afwegingskaders voor initiatieven en ontwikkelingen vanuit de thema's Wonen, Werken, Voorzieningen, Recreatie en toerisme, Landschap en ruimtelijk karakter, Verkeer en infrastructuur, Milieu en duurzaamheid gegeven.
In dit geval is het thema 'Wonen' van belang. In de structuurvisie worden een aantal randvoorwaarden en uitgangspunten benoemd voor initiatieven binnen dit.
Tevens is er in de structuurvisie en kerngerichte visie opgenomen. Op de visie voor de kern Albergen zal daarom worden ingegaan.
Wonen
Aantrekkelijk wonen is een kracht van Tubbergen en dient te worden versterkt, in combinatie met voorzieningen, inrichting openbare ruimte, bereikbaarheid van (werk)locaties elders en identiteit en saamhorigheid. De gemeente Tubbergen scheptvoorwaarden en ondersteunt waar mogelijk. De woningvoorraad binnen de gemeente is vergeleken met andere gemeenten in Noordoost Twente relatief jong, met name in Geesteren en Albergen bevindt zich veel nieuwbouw.
Er is geen sprake van structurele leegstand. Om dit te behouden wordt gestuurd op een geleidelijke woningbouwontwikkeling, op de juiste locatie(s) én afgestemd op de lokale behoefte. Tevens is aandacht voor herstructureringsopgaven, aanpassingen van de bestaande voorraad en het op gang houden van de doorstroming. Omdat de nieuwbouwopgave afneemt dient de juiste woning op de juiste locatie gerealiseerd te worden en dienen meer mogelijkheden te komen voor het levensloopbestendig maken van woningen. Tevens dient er voldoende gelegenheid te zijn voor verzorgd of beschermd wonen.
In alle dorpen is het mogelijk om op beperkte schaal woningen te bouwen, waardoor voorzien kan worden in de eigen behoefte. In de drie grote kernen zijn meer mogelijkheden.
In onderstaande afbeelding is de visiekaart van Albergen weergegeven. Het plangebied is hierop met de blauwe ster aangeduid.
![]() |
Afbeelding 3.5 Kern Albergen in structuurvisie (Bron: Gemeente Tubbergen) |
Albergen
Albergen is de oudste nederzetting binnen de gemeente Tubbergen en was oorspronkelijk een krans-esdorp in plaats van een kerkdorp. Het dorp bestond voor de Tweede Wereldoorlog uit lintbebouwing, na de oorlog is de kern verder uitgegroeid. Dit veroorzaakte een karakteristieke dorpsstructuur In de verschillende deelgebieden wordt gedifferentieerd omgegaan met de afweging van initiatieven en is de sturing op kwaliteit anders.
Wonen
Albergen is een van de drie hoofdkernen in de gemeente Tubbergen. Er zijn in Albergen verscheidene commerciële en maatschappelijke voorzieningen gelegen. Er zijn kansen voor wonen in combinatie met zorg, nabij deze voorzieningen. Inbreiding gaat voor uitbreiding, mits de identiteit, de karakteristiek en het aangename woon- en leefklimaat blijven bestaan.
De komende periode is sprake van zowel een kwantitatieve als een kwalitatieve woningbouwopgave voor starters en doorstromers. Na realisatie van de zuidelijke uitbreidingslocatie is uitbreiding in zuidelijke en oostelijke richting afweegbaar. De oostelijke richting heeft hierbij, in verband met de gebiedskenmerken, de voorkeur. Uitbreiding in noordelijke richting is niet gewenst, gezien de barrièrewerking van de Ootmarsumseweg en het voornemen om extra verkeersbewegingen over deze weg te voorkomen.
Kwaliteit door dynamiek is het motto. Ontwikkelingen zijn dus van harte welkom, want stilstand (geen investeringen) is echt achteruitgang. Echter niet alles kan zomaar overal ontwikkeld worden. Een goede landschappelijke en stedenbouwkundige inpassing gebaseerd op de specifieke gebiedskenmerken staat voorop. Een goede inpassing is maatwerk voor ieder initiatief. Initiatiefnemers worden uitgedaagd om een zo hoog mogelijke ruimtelijke kwaliteit te bereiken. Een goede ruimtelijke inpassing betekent in ieder geval:
Een belangrijk instrument waarmee gestuurd wordt op de ruimtelijke kwaliteit in de kernen zijn de bestemmingsplannen. Hierbij betekent meer flexibiliteit niet automatisch meer kwaliteit. In de kernen bepaalt met name de kwaliteit van de bebouwing en de inrichting van de openbare ruimte de belevingswaarde en de algehele ruimtelijke kwaliteit. Met het welstandsbeleid wordt er gestreefd naar het versterken daarvan. De ambitie is om mensen te inspireren om iets moois te maken, bij voorkeur zonder bindende en gedetailleerde regels. Mogelijk dat in de te onderscheiden deelgebieden (historische centra, linten, woongebieden en niet-woon-functies) verschillende accenten worden gelegd. Het welstandsbeleid moet bijdragen aan een zo kort mogelijk proces, meer gebiedsdynamiek, vitaliteit, leefbaarheid én ruimtelijke kwaliteit.
Wanneer een initiatief strijdig is met het bestemmingsplan, wordt een afweging gemaakt of de gemeente wel of geen medewerking wil verlenen. Bij deze afweging wordt de structuurvisie betrokken. Eerst wordt er gekeken of de aanvraag in het algemeen passend is (bijvoorbeeld functioneel). Wanneer dit positief is, is een volgend (net zo belangrijk) aandachtspunt of een goede ruimtelijke inpassing gewaarborgd is. Afsluitend: respect tonen voor waarden, betekent niet dat er geen vernieuwing mogelijk is.
Voorliggend initiatief betreft de ontwikkeling van een viertal woningen voor de lokale behoefte op een hiervoor, onder andere op basis van het geldende bestemmingsplan, zeer geschikte locatie. Hiermee wordt fase III van de wijk Weemselerveld Zuid afgerond.
Bij de ontwikkeling blijven de identiteit, de karakteristiek en het aangename woon- en leefklimaat bestaan. De ontwikkeling wordt namelijk aangesloten bij de rest van wijk door middel van het hiervoor opgestelde beeldkwaliteitsplan (zie bijlage 1). Hierbij wordt eveneens aangesloten op het ontwikkelingsperspectief en de gebiedskenmerken.
Geconcludeerd wordt dat de in voorliggend bestemmingsplan besloten ontwikkeling in overeenstemming is met de gemeentelijke structuurvisie.
De provincie Overijssel heeft met de Twentse gemeenten (waaronder Tubbergen) woonafspraken gemaakt over de woningbouwprogrammering binnen de regio Twente. Hierbij zijn afspraken gemaakt over de hoeveelheid woningen die gemeenten in de komende jaren gaan bouwen binnen deze regio.
Op 13 juli 2016 is de gemeentelijke woonvisie vastgesteld door de gemeenteraad van Tubbergen. De visie vorm de basis voor strategische afwegingen omtrent het thema wonen. Hoofddoel is het versterken van de woonaantrekkelijkheid van de gemeente, middels een drietal ambities:
Gebleken is dat inwoners van Tubbergen wensen te blijven wonen in de kern waarin zij zijn opgegroeid of waar zij al jaren wonen. In alle kernen dient dan ook nieuwbouw plaats te vinden, afgestemd op de plaatselijke behoefte. Jongeren die op zoek gaan naar een zelfstandige woonruimte kunnen in hun eigen kern blijven wonen en bouwactiviteiten laten zien dat de kern leeft en vernieuwd.
Woonvoorkeuren van inwoners veranderen, evenals de rol van de gemeente en de wijze van projectontwikkeling. Consumenten en ontwikkelaars wensen hun eigen ideeën vorm te geven. Flexibiliteit is van belang, bijvoorbeeld in het type woning, de prijsklassen, eigendomsvormen en woonconcepten. De gemeente kent een prioritering voor doelgroepen. Tevens wordt een kwaliteitskader ontwikkeld om te beoordelen of bouwplannen aansluiten op de marktvraag. Dit kwaliteitskader wordt twee keer per jaar vernieuwd.
De gemeente wenst te voorzien in de lokale woningbehoefte volgens Primos 2013 voor de periode 2015-2024, één en ander volgens de regionale afspraken en de bestuursovereenkomst met de provincie Overijssel. De gemeente dient voor de realisatie van nieuwe plancapaciteit te voldoen aan het volgende:
De woonvisie beschrijft dat kwantitatief gezien voor de gehele gemeente sprake is van een additionele woningbehoefte van 290 nieuwe woningen van 2020 tot 2024 (exclusief sloop). In Albergen is van 2015 tot 2024 een woningbehoefte van 60 tot 91 woningen.
Voorliggend bestemmingsplan voorziet in de realisatie van vier woningen in de wijk Weemselerveld Zuid in Albergen. Het plan voorziet voor een klein deel in de aanwezige lokale woningbehoefte en geeft tevens invulling aan de gemeentelijke beleidsdoelen. Daarnaast betreft het een plan waarbij geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling (zie paragraaf 3.1.2). Hierdoor wordt prioriteit toegekend aan het plan.
Geconcludeerd wordt dat de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling in overeenstemming is met het geactualiseerde gemeentelijke woningbouwprogramma.
In de welstandsnota, vastgesteld op 4 maart 2016, worden de criteria voor de welstandstoets geformuleerd en toegelicht. De nota is daarnaast vooral een sturend en stimulerend hulpmiddel en niet een instrument om van alles te verbieden. De nota is mede bedoeld om een initiatiefnemer enthousiast te maken voor de kwaliteiten van hun directe omgeving, en om daarmee te bereiken dat zij zorgvuldig nadenken over hun bouwplannen.
De nota omgevingskwaliteit is bedoeld om te kunnen beoordelen of bouwplannen voldoen aan redelijke eisen van welstand. Op grond van de kwaliteitsniveaus wordt de beoordeling ambtelijk of door de stadsbouwmeester uitgevoerd. De beoordeling vindt plaats aan de hand van de tekst in de nota omgevingskwaliteit.
Voor elk deelgebied is een waarderingsblad en een ambitiekaart gemaakt. Ieder blad bestaat uit een kaartje van het gebied, een toelichting, en een weergave van de beoogde omgevingskwaliteit dat bij de welstandstoets voor de omgevingsvergunning (onderdeel bouwen) van toepassing is. Het welstandsbeleid van de gemeentes bestaan uit drie niveaus van omgevingskwaliteit:
Het niveau dat van toepassing is geldt voor de algemeen heersende karakteristiek van een gebied. De waarde is dus door de bestaande omgeving bepaald. Het komt voor dat binnen een gebied een gebouw of complex ligt dat zich door de bijzondere kwaliteit onderscheidt. Deze wordt apart genoemd.
Waardering, ambitie en beleid vormen de gespreksagenda voor de begeleiding en beoordeling van bouwplannen, om samen met de initiatiefnemer tot het gewenste ambitieniveau te komen.
De impact van een bouwwerk wordt met name bepaald door de grootte van dat bouwwerk en de mate waarop deze past in de bestaande omgeving. Op grond hiervan zijn verschillende soorten bouwwerken te onderscheiden:
Onderstaand schema geeft de verschillende omgevingsniveaus en de ambities die in dat gebied gelden weer. Dit schema is de verantwoording en verklaring achter de manier waarop het beleid voor omgevingskwaliteit wordt toegepast.
In afbeelding 3.6 staat per type bouwwerk en per type omgeving de toetsingsmethodiek weergegeven.
![]() |
Afbeelding 3.6 Toetsing aan de welstand (Bron: Noaberkracht Dinkelland-Tubbergen) |
Welstand
Het plangebied is gelegen aan de rand van Albergen, in een gebied dat in het welstandsbeleid is aangemerkt als 'midden omgeving'. In voorliggend geval gaat het om de bouw van vier woningen, welke worden aangemerkt als reguliere bouwwerken (bouwwerken buiten het bestemmingsplan). Aangezien het plangebied gelegen is in de midden omgeving dient het initiatief getoetst te worden door het Q-team (kwaliteitsteam).
Beeldkwaliteitsplan
Echter is voor de Weemselerveld Zuid fase III een beeldkwaliteitsplan opgesteld. Deze vervangt voor dit gebied de welstandsnota, aangezien het gebied zich destijds in het buitengebied bevond. Het plangebied dient aan dit beeldkwaliteitsplan te voldoen. Het plan heeft een sterke relatie met de Welstandsnota: het betreft een gedetailleerde, planspecifieke uitwerking van de globale welstandsnota. In paragraaf 2.2 is het plan reeds vermeld en beschreven en in bijlage 1 van deze toelichting is het plan opgenomen.
Het initiatief wordt ontwikkeld op het laatste uit te werken deel van fase III van Weemselerveld Zuid en is door het Q-team akkoord bevonden. Qua bebouwing wordt, conform de welstandseisen, aangesloten bij de bestaande omliggende bebouwing. Dit volgens het voor deze fase opgestelde beeldkwaliteitsplan (zie bijlage 1 van deze toelichting).
Gezien het vorenstaande wordt geconcludeerd dat de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling goed past binnen de gemeentelijke beleidskaders.
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop de milieu- en omgevingsaspecten bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieu- en omgevingsaspecten en ruimtelijke ordening.
In de plantoelichting bij het bestemmingsplan "Weemselerveld Zuid fase III" is uitgebreid ingegaan op de verschillende omgevingsaspecten. Aangezien dit bestemmingsplan slechts een nadere invulling betreft van één woongebied binnen dit bestemmingsplan wordt voor een uitgebreide beschrijving van de onderwerpen volstaan met een verwijzing naar het moederplan.
De Brakenweg, Weemselerweg en Molendijk zijn rondom de wijk Weerselerveld Zuid fase III gelegen. De wegen die het dichtsbij het plangebied zijn gelegen betreffen wegen waar maximaal 30 km/uur mag worden gereden, zo ook op de Weemselerweg. Deze wegen kennnen, integendeel tot de Brakenweg en de Molendijk waar maximaal 60 km/uur mag worden gereden, geen geluidszone.
In 2013 heeft Buijvoets Bouw- en Geluidsadvisering in het kader van de aanwezige geluidszones akoestisch onderzoek verricht. Dit betrof onderzoek naar de gevolgen van deze wegen op de te ontwikkelen woningen binnen het geldende bestemmingsplan (zie bijlage 2 van deze toelichting). Hieruit is destijds gebleken dat daar waar de te ontwikkelen woningen gesitueerd worden (en momenteel grotendeels zijn) geen sprake is van een te hoge geluidsbelasting. Ter plaatse van de te ontwikkelen woningen binnen het plangebied, die destijds in het onderzoek zijn meegenomen, is daarom sprake van een goed woon- en leefklimaat.
Tevens bevinden zich in de nabijheid van het plangebied geen spoorwegen of gezoneerde bedrijventerreinen.
Het aspect geluid vormt dan ook geen belemmering voor voorliggend initiatief.
In de periode augustus- september 2010 is een verkennend bodem- en asbestonderzoek uitgevoerd door DHV. B.V. uit Deventer (zie bijlage 3 van deze toelichting). Hieruit bleek destijds het volgende:
Peilbuis 19 zoals genoemd in punt 4 uit bovenstaande opsomming bevond zich buiten het plangebied van voorliggend initiatief.
De milieuhygiënische bodemkwaliteit vormde geen belemmering voor de realisatie van de Weemselerveld fase III. Sinds het onderzoek heeft het plangebied braakgelegen en hebben geen bodembedreigende activiteiten plaatsgevonden. Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat het aspect bodem eveneens geen belemmering zal vormen voor voorliggend initiatief.
Voorliggend initiatief betreft de realisatie van vier woningen. Een project met een dergelijk kleinschalige omvang is aan te merken als een project welke "niet in betekende mate bijdraagt" aan luchtverontreiniging. Tevens betreft de realisatie van vier woningen geen gevoelige bestemming in het kader van de luchtkwaliteit.
Het aspect luchtkwaliteit vormt dan ook geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.
Aan de hand van de Risicokaart is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond het plangebied. In figuur 5.1 is een uitsnede van de Risicokaart weergegeven, waarin het plangebied is gelegen ter plaatse van de blauwe ster.
![]() |
Figuur 5.1 Uitsnede risicokaart (Bron: Risicokaart) |
Uit de inventarisatie blijkt dat het plangebied:
Het project is daarmee in overeenstemming met wet- en regelgeving inzake externe veiligheid.
Het plangebied is op basis van de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' aan te merken als een 'rustige woonwijk'. Bij bedrijven en milieuzonering is onderscheid gemaakt tussen de externe en de interne werking.
Externe werking
Hierbij gaat het met name om de vraag of de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling leidt tot een situatie die, vanuit hinder of gevaar bezien, in strijd is te achten met een goede ruimtelijke ontwikkeling. Daarvan is sprake als het woon- en leefklimaat van omwonenden in ernstige mate wordt aangetast.
De functie 'wonen' is niet milieubelastend voor de woningen in nabije omgeving.
Interne werking
Hierbij gaat het om de vraag of de nieuwe functie binnen het plangebied hinder ondervindt van bestaande functies in de omgeving.
In de nabijheid van het plangebied is kinderopvang Bambino gelegen. Op basis van de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' geldt voor een kinderopvang enkel een richtafstand voor het aspect geluid. Deze richtafstand bedraagt 30 meter. De afstand van de dichtstbijzijnde woning die voorliggend bestemmingsplan mogelijk maakt tot aan deze kinderopvang bedraagt circa 57 meter. Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de gestelde richtafstand van 30 meter.
Daarnaast bevinden zich in de nabijheid van het plangebied enkele agrarische bedrijven, zowel grondgebonden als niet-grondgebonden (intensieve veehouderijen). Het dichtstbijzijnde agrarisch bedrijf is gelegen aan de Molendijk 54. Dit bedrijf is gelegen op een afstand van ruim 340 meter vanaf de geplande woningen. Afhankelijk van het type bedrijf bedraagt de richtafstand tot deze bedrijven ten hoogste 100 meter.
Bij veehouderijen zijn echter niet de adviesafstanden op basis van de VNG-uitgave bepalend, maar de wettelijk aan te houden afstanden of de berekenende geuremissiecontouren voor vergunningplichtige bedrijven. Daarom wordt hier het aspect 'geur' buiten beschouwing gelaten en zal hier in paragraaf 4.6 nader op in worden gegaan.
Indien het aspect 'geur' buiten beschouwing wordt gelaten geldt een richtafstand van 50 meter voor de overige aspecten. Aan deze richtafstand wordt ruimschoots voldaan.
Het aspect milieuzonering vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.
In de omgeving van het plangebied bevinden zich diverse veehouderijen. De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt het toetsingskader vergunningverlening, als het gaat om geurhinder vanwege dierenverblijven van veehouderijen. De Wgv stelt één landsdekkend beoordelingskader met een indeling in twee categorieën. Voor diercategorieën waarvan de geuremissie per dier is vastgesteld, wordt deze waarde uitgedrukt in een ten hoogste toegestane geurbelasting op een geurgevoelig object. Voor de andere diercategorieën is die waarde een wettelijke vastgestelde afstand die ten minste moet worden aangehouden.
Op grond van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) dient voor diercategorieën waarvoor per dier geen geuremissie is vastgesteld (bijvoorbeeld melkkoeien) en een geurgevoelig object de volgende afstanden aangehouden te worden:
De dichtstbijzijnde grondgebonden veehouderij is gelegen op een afstand van meer dan 340 meter (zie paragraaf 4.5) en vormt daarmee geen belemmering voor de in dit plan besloten ontwikkeling. Andersom worden agrarische bedrijven eveneens niet gehinderd in hun bedrijfsvoering door de realisatie van vier woningen in het plangebied.
Op basis van de Wgv en een goede ruimtelijke ordening is geen belemmering voor de realisatie van het plan.
Vanaf 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Wnb) in werking getreden. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Als hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden gevraagd.
In 2011 heeft Eelerwoude hiernaar onderzoek verricht door middel van een quickscan Flora & Fauna (zie bijlage 4 van deze toelichting) en daarnaast is een nader onderzoek ten aanzien van muizen uitgevoerd (zie bijlage 5 van deze toelichting).
Gebiedsbescherming
Natura-2000 is een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Deze gebieden worden in Nederland op grond van de Wet natuurbescherming beschermd. Het dichtsbijzijnde gebied bevindt zich op een afstand van ruim 6,5 kilometer van het plangebied.
Natuur Netwerk Nederland (NNN) is de kern van het Nederlandse natuurbeleid. In principe zijn geen ontwikkelingen toegestaan als zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten. Het dichtsbijzijnde gebied bevindt zich op een afstand van ruim 900 meter van het plangebied.
Het plangebied ligt niet in gebieden behorende tot de Natura-2000 of de NNN en de invloedsfeer van de voorgenomen activiteit is lokaal. De voorgenomen activiteit heeft dan ook geen negatief effect op deze gebieden. Uit de onderzoeken is daarnaast gebleken dat van negatieve effecten ten aanzien van de beschermde natuurgebieden geen sprake is.
Soortenbescherming
Wat betreft de soortenbescherming is, met uitzondering van de steenuil, niets aangetroffen tijdens de onderzoeken. Voor de steenuil zijn compenserende maatregelen benodigd gebleken. Bij werkzaamheden wordt daarom uitvoering gegeven aan de maatregelen die het plangebied geschikt houden voor de steenuil, hiervoor is een protocol opgesteld (bijlage 6).
Sinds de onderzoeken heeft het plangebied braak gelegen, waardoor niet wordt verwacht dat andere ecologische waarden aanwezig zullen zijn.
Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.
Archeologie
Initiatiefnemers hebben op basis van de Erfgoedwet een archeologische zorgplicht bij projecten waarbij de bodem wordt verstoord. Hiervoor is onderzoek noodzakelijk: het archeologisch vooronderzoek. Als blijkt dat in het projectgebied behoudenswaardige archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, dan kan de initiatiefnemer verplicht worden hiermee rekening te houden. Dit kan leiden tot een aanpassing van de plannen, waardoor de vindplaatsen behouden blijven, of tot een archeologische opgraving en publicatie van de resultaten.
Bureauonderzoek
In 2011 is uit bureauonderzoek door Hamaland Advies gebleken dat het plangebied Weemselerveld Zuid III in het noorden en zuiden een hoge trefkans had op archeologische resten uit de periode van het Laat Paleolithicum tot en met de Nieuwe Tijd. Voor het centrale deel gold een lage tot middelhoge trefkans op archeologische resten uit dezelfde periode (zie bijlage 7 van deze toelichting). Om deze reden is voorafgaand aan vergunningverlening voor bodemingrepen eveneens in 2011 vroegtijdig archeologisch onderzoek in de vorm van een verkennend archeologisch veldonderzoek uitgevoerd (zie bijlage 8 van deze toelichting).
Verkennend onderzoek
Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek kende de onderzoekslocatie een brede archeologische verwachting. Door middel van het verkennend onderzoek is door MUG Ingenieursbureau b.v. de archeologische verwachting getoetst. Het gespecificeerde verwachtingsmodel uit het bureauonderzoek is daarin getoetst door middel van een booronderzoek. Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek werd geconcludeerd dat de bodem in de onderzoekslocatie over het algemeen is verstoord. Slechts in een klein gedeelte waren intacte bodems aanwezig.
Proefsleuvenonderzoek
In samenspraak met de regio-archeoloog is op basis van het veldonderzoek besloten voor het gedeelte met intacte bodem een proefsleuvenonderzoek te laten verrichten door RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V. in 2013 (zie bijlage 9 van deze toelichting). Hieruit is gebleken dat ter plaatse geen aanwijzingen waren voor de aanwezigheid van waardevolle archeologische resten. Vervolgonderzoek was daarom niet benodigd.
Conclusie
Het plangebied bevindt zich in het noordoosten van de wijk Weemselerveld Zuid III. Gebleken is dat in het plangebied geen aanwijzingen zijn voor de aanwezigheid van waardevolle archeologische resten.
Cultuurhistorie
Onder cultuurhistorische waarden worden alle structuren, elementen en gebieden bedoeld die cultuurhistorisch van belang zijn. In de Bro is sinds 1 januari 2012 (artikel 3.1.6, vijfde lid, onderdeel a) opgenomen dat een bestemmingsplan “een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden” dient te bevatten.
Ter plaatse van het plangebied bevinden zich, op basis van de Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie Overijssel, geen rijks- dan wel gemeentelijke monumenten of bijzondere cultuurhistorische waarden. In de directe nabijheid van het plangebied is er eveneens geen sprake van bijzondere cultuurhistorische waarden. Gesteld wordt dat het aspect cultuurhistorie geen belemmering vormt voor dit plan.
Geconcludeerd kan worden dat er geen archeologisch onderzoek benodigd is en geen sprake is van negatieve effecten op de cultuurhistorische waarden.
Gezien de aard en omvang van de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling en de afstand tot Natura-2000 gebied wordt geconcludeerd dat geen sprake zal zijn van een aantasting van de instandhoudingsdoelstellingen van Natura-2000 gebied. Een beoordeling op basis van artikel 2.8 van de Wet natuurbescherming is niet noodzakelijk.
Daarnaast kan, gelet op de kleinschaligheid van het voornemen en de grote afstand tot Natura 2000-gebieden, geconcludeerd worden dat sprake is van een activiteit die als verwaarloosbaar kan worden beschouwd in het kader van de PAS. Tevens is in het voorliggende geval geen sprake van activiteiten die op grond van onderdeel C en D van het Besluit milieueffectrapportage m.e.r.-plichtig zijn.
Dit bestemmingsplan is niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig. Er zijn geen nadelige milieugevolgen te verwachten als gevolg van de vaststelling van dit bestemmingsplan.
Voor het gehele plangebied Weemselerveld Zuid fase III is voor het geldende bestemmingsplan een waterstructuurplan opgesteld. Hierin wordt voorzien in voldoende infiltratiemogelijkheden om de toename aan verhard oppervlak te compenseren (zie bijlage 10 van deze toelichting).
Daarnaast is het waterschap Vechtstromen geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets (http://www.dewatertoets.nl). De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat de zogenoemde 'korte procedure' van de watertoets van toepassing is. De standaard waterparagraaf behorende bij de korte procedure is opgenomen in bijlage 11 van deze toelichting. De procedure in het kader van de watertoets is goed doorlopen. Het waterschap Vechtstromen geeft een positief wateradvies.
De in deze toelichting beschreven planopzet is juridisch-planologisch vertaald in een bestemmingsregeling, die (digitaal) bindend is voor overheid en burgers. Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en regels en is voorzien van een toelichting. De regels en verbeelding vormen het juridisch bindende deel, terwijl de toelichting geen juridische binding heeft, maar moet worden beschouwd als handvat voor de uitleg en de onderbouwing van de opgenomen bestemmingen. De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De verbeelding heeft een rol voor toepassing van de regels, alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen.
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden, is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De digitaliseringsverplichting geldt vanaf 1 januari 2010. In de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen. Naast de SVBP zijn ook het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening en de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten normerend bij het vastleggen en beschikbaar stellen van bestemmingsplannen.
De SVBP geeft normen voor de opbouw van de planregels en voor de digitale verbeelding van het bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan is opgesteld conform de normen van de SVBP2012.
Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende verbeelding waarop de bestemmingen zijn aangegeven. Deze verbeelding kan zowel digitaal als analoog worden verbeeld. De verbeelding en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.
De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
In Artikel 1 zijn omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze zijn opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Begripsbepalingen zijn alleen nodig voor begrippen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn.
Om op een eenduidige manier afstanden, oppervlakten en inhoud van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bepalen wordt in de wijze van meten (Artikel 2) uitleg gegeven wat onder de diverse meetvoorschriften wordt verstaan.
Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de in het plangebied voorkomende bestemmingen. In de bestemmingen is het toegestane gebruik geregeld en zijn bouwregels en, eventueel, ook bepalingen met betrekking tot het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden opgenomen. Ieder artikel kent een vaste opzet. Eerst wordt het toegestane gebruik geformuleerd in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn bouwregels opgenomen. Aansluitend volgen afwijkingsregels met betrekking tot bouw- en/of gebruiksregels. Ten slotte zijn eventueel bepalingen met betrekking tot het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden opgenomen. Belangrijk om te vermelden is dat naast de bestemmingsregels ook in andere artikelen relevante informatie staat die mede gelezen en geïnterpreteerd moet worden. Alleen zo ontstaat een volledig beeld van hetgeen is geregeld.
In hoofdstuk 4 van de regels staan de overgangs- en slotregels. In de overgangsregels is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan. In de slotregel is aangegeven hoe het bestemmingsplan wordt genoemd.
Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing mag worden opgericht. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn keuzes gemaakt over welke functies waar worden mogelijk gemaakt en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig toegestaan kan worden.
Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Zij zijn het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is.
In voorliggend geval is aangesloten bij het moederplan bestemmingsplan 'Albergen, Weemselerveld Zuid fase III', zodat het plangebied stedenbouwkundig gezien aansluit bij het omliggende gebied. Er is slechts op een aantal aspecten afgeweken van het moederplan, namelijk op basis van de plannen: het 'Facetbestemmingsplan parkeren Tubbergen', het '(veeg)bestemmingsplan kernen gemeente Tubbergen' en het bestemmingsplan 'Grote kernen, herziening bijgebouwenregeling'. Deze plannen zijn momenteel in (voor)ontwerp.
In deze paragraaf worden de gemaakte keuzes nader onderbouwd. Hierbij zullen de bestemmingen in dezelfde volgorde als in de regels worden behandeld.
De nieuwe woonpercelen binnen het plangebied zijn voor een relatief klein deel bestemd tot 'Tuin'. Deze gronden zijn bestemd voor tuin en erf, met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Bouwen is uitsluitend in de vorm van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan. Hiervoor gelden een aantal maatvoeringseisen. Bij een omgevingsvergunning mogen erkers, afdaken, balkons, entreeportalen en veranda's worden gebouwd, mits aan een viertal voorwaarden wordt voldaan.
De nieuwe woonpercelen binnen het plangebied zijn grotendeels bestemd tot 'Wonen'. De gronden met de bestemming 'Wonen' zijn bestemd voor wonen, waaronder zorgwonen, vrije beroepen en de daarbij behorende voorzieningen.
Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, dienen vrijstaand gebouwd te worden en het aantal dient maximaal het op de verbeelding aangeduide aantal te bedragen. Bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd. Ook is een bepaling opgenomen voor het maximaal toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken. Daarnaast is een aantal afwijkingsregels opgenomen die de regels van deze bestemming flexibeler maken.
Het bestemmingsplan wil een sturend instrument zijn voor de ruimtelijke en functionele inrichting van het plangebied. Aan de hand van de in het bestemmingsplan opgenomen regels worden voorgenomen activiteiten (bouwactiviteiten en gebruik van gronden en gebouwen) getoetst.
Het integrale handhavingsbeleid van de gemeente Tubbergen richt zich op het toezicht en de handhaving van de fysieke leefomgeving met als doel een bijdrage te leveren aan de naleving van de gestelde normen en regels. De gemeente Tubbergen zet integrale handhaving helder en strak in.
Een beschikbaar beleidskader voor de gemeente Tubbergen is de handhavings- en gedoogstrategie Fysieke Leefomgeving Overijssel. Dit is een beleidskader voor de bestuursrechtelijke- en strafrechtelijke handhaving en voor het gedogen. Het is een kader dat aangeeft hoe met handhaving wordt omgegaan en ook hoe er gehandeld wordt bij afwijkingen van de strategie.
In deze strategie is weergegeven welke handhavingsinstrumenten er zijn en is een afweging gemaakt naar de effectiviteit van de verschillende handhavingsinstrumenten. Afhankelijk van de uitkomsten uit de probleemanalyse kan gekozen worden voor preventieve instrumenten (zoals communicatie en voorlichting) en repressieve instrumenten (sanctiemiddelen zoals waarschuwen, opleggen van een last onder dwangsom of een last onder bestuursdwang).
In de strategie is transparant weergeven (helder) op welke de repressieve instrumenten worden ingezet in de praktijk. Hieruit volgt een uniforme wijze van omgaan met niet naleven van regelgeving welke ook consequent (strak) nagevolgd wordt. Onderdeel van deze toezichtstrategie is de sanctiestrategie. In de sanctiestrategie is aangegeven op welke wijze de gemeente Tubbergen bestuursrechtelijk zal optreden bij een geconstateerde overtreding. Voor passief gedogen is geen plaats binnen deze strategie. Gedogen zal alleen in uitzonderingssituaties en alleen actief geschieden, dat wil zeggen op basis van een gedoogbeschikking genomen door het college van burgemeester en wethouders.
Handhavend optreden tegen overtredingen van bestemmingsplannen door de gemeente Tubbergen vindt plaats via de publiekrechtelijke weg. Handhavend optreden kan ook plaatsvinden via de strafrechtelijke weg. In de regels is daartoe de zogenaamde strafbepaling opgenomen, waarin overtredingen van de regels worden aangemerkt als een strafbaar feit als bedoeld in artikel 1a, aanhef en lid 2 van de Wet op de Economische Delicten. Relevante constateringen worden daarom doorgegeven aan de strafrechtelijke partner(s). De opsporingsambtenaar besluit vervolgens zelf of een proces-verbaal wordt opgemaakt.
In het voorliggende geval is de gemeente eigenaar van de gronden. De ontwikkeling van het laatste relatief kleine deel van Weemselerveld Zuid III is een initiatief van de gemeente. De gemeente draagt de kosten voor de planvorming, maakt de gronden bouw- en woonrijp en geeft de kavels uit. De gemeentelijke exploitatieopzet heeft een gunstig resultaat opgeleverd waardoor geconcludeerd wordt dat het beoogde plan economisch uitvoerbaar is.
Op grond van artikel 3.1.1 Bro is vooroverleg vereist met het waterschap en met de diensten van de provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Geoordeeld wordt dat dit bestemmingsplan geen nationale belangen schaadt. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.
Het plan is in het kader van het wettelijk vooroverleg naar de provincie toegezonden.
In het kader van de watertoets heeft er een digitale watertoets plaatsgevonden via de website www.dewatertoets.nl. De uitkomsten van deze watertoets hebben geleid tot de 'korte procedure'. Het waterschap geeft een positief wateradvies. De beantwoording van de vragen heeft er niet toe geleid dat er nader overleg met het waterschap moet worden gevoerd.
Conform de gemeentelijke inspraakverordening kan het bestuursorgaan zelf besluiten of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid. In voorliggend geval is geen sprake geweest van een inspraakfase.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 7 juli 2018 tot en met 18 augustus 2018 voor een periode van 6 weken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn geen zienswijzen ingediend.