direct naar inhoud van Regels
Plan: Weemselerveld Zuid fase 3
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0183.weemselerveldzuid3-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan "Weemselerveld Zuid fase 3" met identificatienummer NL.IMRO.0183.weemselerveldzuid3-VG01 van de gemeente Tubbergen;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrische bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0183.1104453-vg01 met bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan huis gebonden beroep:

een beroep of bedrijf dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.6 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.7 bebouwingspercentage:

een in de regels aangegeven percentage dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel dat ten hoogste mag worden bebouwd;

1.8 bestaand:

legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

1.9 bestaand bouwwerk:

een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning voor het bouwen, met uitzondering van (het deel van) de bouwwerken die niet legaal gebouwd zijn;

1.10 bestaand gebouw:

een gebouw dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning voor het bouwen, met uitzondering van (het deel van) de gebouwen die niet legaal gebouwd zijn;

1.11 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.12 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.13 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.14 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.15 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.16 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijk omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder;

1.17 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.18 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.19 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.20 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.21 bouwwerk van openbaar nut:

een gebouw ten behoeve van een op het openbaar net aangesloten nutsvoorziening, het meten van de luchtkwaliteit, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer of het wegverkeer.

1.22 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.23 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.24 gevellijn:

de in een bouwvlak als zodanig aangegeven bouwgrens;

1.25 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.26 horeca:

een bedrijf waar hoofdzakelijk overdag dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin logies wordt verstrekt, zoals bijvoorbeeld een café, restaurant, hotel, pension en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.27 huishouden:

persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; daaronder niet begrepen kamerverhuur;

1.28 kamerverhuur:

ruimte(n) in een (deel van een) gebouw die geschikt is (zijn) of geschikt te maken is (zijn) voor (nacht)verblijf, niet zijnde een huishouden, een logiesfunctie als bedoeld in het Bouwbesluit 2012 of niet zijnde een (zelfstandige) woonruimte als bedoeld in de Huisvestingswet 2014, ongeacht de duur van het verblijf en al dan niet tegen betaling;

1.29 omgevingsvergunning:

vergunning zoals bedoeld in de artikelen 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

1.30 praktijkruimte:

een ruimte, zijnde (een zelfstandige eenheid van) een gebouw of indien onderdeel uitmakende van een woning dan zijnde een ondergeschikt deel van de woning, dat dient voor de uitoefening van een vrij beroep dan wel voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep.

1.31 prostitutiebedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het tegen betaling doen plaatsvinden van seksuele omgang met prostituees op een naar buiten toe kenbare wijze, zoals een bordeel of escortservice;

1.32 seks- en/of pornobedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel voor detailhandel in seks- en/of pornoartikelen, zoals een seksbioscoop, seksclub, seksautomaat of sekswinkel;

1.33 voorgevel:

de gevel die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd;

1.34 vrij beroep:

een professionele dienstverlening, voornamelijk bestaande uit hoofdarbeid, waarbij gebruik wordt gemaakt van verworvenheden verkregen door een academische of hogere beroepsopleiding. Het vrije beroep dient te worden uitgeoefend door de gebruiker van de woning;

1.35 verbeelding:

de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie;

1.36 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, niet zijnde een bijzondere woonvorm en/of voor de huisvesting van personen wanneer er daarnaast geen huishouding in het gebouw is ondergebracht;

1.37 zorgwoning:

een zelfstandige woning die specifiek geoormerkt is voor mensen met een zorgvraag. Deze woningen zijn blijvend geschikt of eenvoudig geschikt te maken voor bewoners van alle leeftijden met een zorgvraag.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens

tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en een bepaald punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd)gebouw, waar die afstand het kortst is.

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met uitzondering van kilgoten en goten van ondergeschikte bouwonderdelen zoals dakkapellen, wolfseinden en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 peil:
  • a. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang nabij een weg of pad ligt: de hoogte van die weg of dat pad ter plaatse van de hoofdtoegang vermeerderd met 30 cm;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte terrein ter plaatse van de hoofdtoegang vermeerderd met 30 cm.
2.7 ondergeschikte bouwonderdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 0,75 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Tuin

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuin en erf, met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

Bouwen is toegestaan uitsluitend ten dienste van de in artikel 3.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende regels: uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan met een bouwhoogte van maximaal:

  • a. erfafscheidingen: 2 m;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die worden geplaatst vóór de gevellijn van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan: 1 m;
  • c. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m.
3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikelen 3.1 en 3.2 ten behoeve van erkers, afdaken, balkons, entreeportalen en veranda's met dien verstande dat:

  • a. de overschrijding van de voorgevelrooilijn maximaal 1 m mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van erkers, afdaken, entreeportalen en veranda's maximaal de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw mag bedragen;
  • c. de breedte van erkers, afdaken, balkons, entreeportalen en veranda's maximaal 3/5 deel van de breedte van de betreffende gevel van het hoofdgebouw mag bedragen;
  • d. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens minimaal 2 m dient te bedragen.

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, waaronder begrepen zorgwonen;
  • b. vrije beroepen, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte die voor het vrije beroep mag worden gebruikt maximaal 30% van de bruto-vloeroppervlakte van de woning bedraagt;
    • 2. woning en/of bijbehorend bouwwerk blijven voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit;
    • 3. geen opslag dan wel bedrijfsactiviteiten buiten de aangegeven ruimte plaatsvind(t)en;
    • 4. het vrije beroep plaatsvindt in de woning en/of in een bijbehorend bouwwerk waarin een verblijfsfunctie is toegestaan;

met bijbehorende bebouwing en voorzieningen.

4.2 Bouwregels

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in artikel 4.1 omschreven bestemmingen en met inachtneming van de volgende regels.

  • a. voor hoofdgebouwen geldt dat:
    • 1. deze uitsluitend binnen de bouwvlakken mogen worden gebouwd;
    • 2. deze vrijstaand dienen te worden gebouwd;
    • 3. het aantal woningen mag per bouwvlak niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven;
    • 4. de voorgevel in of maximaal 3 m achter de gevellijn dient te worden gebouwd;
    • 5. de afstand van een woning of woningblok tot de zijdelingse bouwperceelsgrens minimaal 3 m dient te bedragen;
    • 6. de goothoogte maximaal 6 m mag bedragen;
    • 7. de bouwhoogte maximaal 10 m mag bedragen;
  • b. voor bijbehorende bouwwerken geldt dat:
    • 1. deze zowel aangebouwd als vrijstaand mogen worden gebouwd;
    • 2. De gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken mag, mits het bebouwingspercentage van het perceel maximaal 50% bedraagt, voor zover gelegen buiten het bouwvlak:
      • a. ten hoogste 85 m2 bedragen;
      • b. bij percelen groter dan 400 m2 maximaal 100 m2 bedragen;
      • c. tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt dan onder a of b is gesteld, dan mag de bestaande oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte bedragen, met een maximum van 350 m2 . de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak per woning maximaal 50 m² mag bedragen, mits het bebouwingspercentage van het bouwperceel maximaal 50 bedraagt;
    • 1. de goothoogte maximaal 3 m mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte minimaal 1 m lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
    • 3. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens minimaal 1 m dient te bedragen;
    • 4. deze minimaal 4 m achter de gevellijn of in het verlengde daarvan dienen te worden gebouwd;
  • c. voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende maximale bouwhoogten:
    • 1. erfafscheidingen: 2 m;
    • 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die worden geplaatst vóór de gevellijn van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan: 1 m;
    • 3. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Afwijking

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2:

  • a. onder a sub 1, 4 en/of 5 ten behoeve van erkers, afdaken, balkons, entreeportalen en veranda's, met inachtneming van het bepaalde in artikel 4.3.2 onder a.;
  • b. onder b sub 5 ten behoeve van een vermindering van de afstand tot 0 m, met inachtneming van het bepaalde in artikel 4.3.2 onder b.;
  • c. onder b sub 6 ten behoeve van een vermindering van de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan tot maximaal 2 m, met inachtneming van het bepaalde in artikel 4.3.2 onder c.
4.3.2 Afwegingskader

Het bevoegd gezag maakt uitsluitend gebruik van de bevoegdheid zoals bedoeld in artikel 4.3.1:

  • a. onder a. mits:
    • 1. de overschrijding van de gevellijn maximaal 1 m bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte van erkers, afdaken, entreeportalen en veranda's maximaal de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw bedraagt;
    • 3. de breedte van erkers, afdaken, balkons, entreeportalen en veranda's maximaal 3/5 deel van de breedte van de betreffende gevel van het hoofdgebouw bedraagt;
    • 4. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens minimaal 2 m bedraagt;
  • b. onder b. mits:
    • 1. het bijbehorend bouwwerk uit niet meer dan één bouwlaag bestaat;
    • 2. voor zover het een aangebouwd bijbehorend bouwwerk betreft, de bouwhoogte van het bijbehorend bouwwerk niet groter is dan 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van de woning;
    • 3. voor zover het een vrijstaand bijbehorend bouwwerk betreft, de bouwhoogte niet groter is dan 3 m;
    • 4. op de erfgrens geen vensters of andere gevelopeningen worden geplaatst;
    • 5. voor bijbehorende bouwwerken die worden opgericht in de zijdelingse bouwperceelsgrens geldt dat maximaal 50% van de zijdelingse perceelsgrens tussen het bouwvlak en de achterste perceelsgrens mag worden bebouwd;
  • c. onder c. mits:
    • 1. het bijbehorend bouwwerk uit niet meer dan één bouwlaag bestaat;
    • 2. voor zover het een aangebouwd bijbehorend bouwwerk betreft, de bouwhoogte van het bijbehorend bouwwerk niet groter is dan 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van de woning;
    • 3. voor zover het een vrijstaand bijbehorend bouwwerk betreft, de bouwhoogte niet groter is dan 3 m.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Strijdig gebruik

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken, dan wel te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de bestemmingsomschrijving voor 'Wonen'. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden-beroep;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijvigheid;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van detailhandel;
  • e. het gebruik van een woning voor de huisvesting van meer dan één huishouding;
  • f. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • g. het gebruik van een woning voor kamerverhuur.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Aan-huis-verbonden-beroep

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.4.1 onder a in die zin dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt ten behoeve van aan-huis-verbonden-beroep, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning tot een maximum van 50 m2 mag worden gebruikt voor aan huis verbonden beroepsactiviteit;
  • b. het beroep dient door een bewoner van de woning te worden uitgeoefend;
  • c. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse waarbij voor de parkeersituatie geldt dat op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid aanwezig dient te zijn;
  • d. het gebruik dient qua aard, milieubelasting en uitstraling te passen in een woonomgeving;
  • e. het geen horeca-activiteiten en/of prostitutieactiviteiten en/of detailhandel betreft;
  • f. er geen buitenopslag plaatsvindt;
  • g. opslag vindt uitsluitend binnen de woning en de daarbij behorende bouwwerken plaats.
4.5.2 Aan-huis-verbonden-bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.4.1 onder b in die zin dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt ten behoeve van aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteiten, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. alleen beroepen of bedrijven zijn toegestaan die worden genoemd in de in bijlage 1 opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten en behoren tot categorie 1, of die qua aard en invloed op het milieu en de omgeving redelijkerwijs met deze bedrijven kunnen worden gelijkgesteld;
  • b. het pand waarin het bedrijf wordt geëxploiteerd tevens kan worden aangemerkt als het hoofdverblijf van de exploitant of de beoefenaar van het beroep, dan wel kan worden aangemerkt als het bij het hoofdverblijf behorende bijbehorende bouwwerk, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
  • c. het gebruik ondergeschikt is aan de woning, waarbij het bedrijfsvloeroppervlak niet meer bedraagt dan 40% van de vloeroppervlakte van de begane grond van het hoofdgebouw, inclusief de aan- en uitbouwen en aangebouwde bijbehorende bouwwerken op het bouwperceel met een maximum tot 50 m2 ;
  • d. het geen horeca-activiteiten en/of prostitutieactiviteiten en/of detailhandel betreft;
  • e. het woon- en leefklimaat en de bebouwings- en gebruiksmogelijkheden van de nabij gelegen gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • f. er geen buitenopslag plaatsvindt;
  • g. opslag vindt uitsluitend binnen de woning en de daarbij behorende bouwwerken plaats;
  • h. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse waarbij voor de parkeersituatie geldt dat op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid aanwezig dient te zijn.
4.5.3 Bed-and-breakfast

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.4.1 onder c in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt voor logiesverstrekking in de vorm van bed-and-breakfast, mits:

  • a. de logiesverstrekking plaatsvindt binnen het bestaande hoofdgebouw. Er wordt uitgegaan van een bestaande entree (deur);
  • b. er maximaal twee kamers gerealiseerd worden voor maximaal 5 personen;
  • c. er geen keukenblok in de wooneenheden wordt gemaakt;
  • d. het parkeren op het eigen erf plaatsvindt;
  • e. er geen extra inrit wordt aangelegd in verband met de vestiging;
  • f. gelegen aan een verkeersontsluiting van voldoende omvang;
  • g. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • h. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.5.4 Inwoning

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.4.1 onder e in die zin dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt voor inwoning, mits:

  • a. de (hoofd)toegang tot de afzonderlijke wooneenheden plaatsvindt via één voordeur, die toegang verschaft tot de gemeenschappelijke hal. Een eigen achterdeur is wel toegestaan;
  • b. de gemeenschappelijke hal rechtstreeks toegang verschaft tot beide woonruimtes, zonder dat door een slaapkamer, badkamer, toilet of bergruimte behoeft te worden gegaan;
  • c. in geval van meerdere achterdeuren deze visueel te onderscheiden zijn van de hoofdtoegang;
  • d. in de centrale hal een trap aanwezig is voor het bereiken van de verdieping. Meerdere trappen zijn toegestaan, doch deze dienen uit te komen op één gezamenlijke overloop (zoldertrappen hierin niet meegerekend);
  • e. er sprake is van één aansluiting voor de verschillende nutsvoorzieningen (één meterkast);
  • f. de inwoning niet leidt tot een toename van het aantal ontsluitingswegen van het perceel;
  • g. er geen sprake is van het realiseren van extra bouwmogelijkheden, de bouwmogelijkheden zijn gekoppeld aan de woning;
  • h. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • i. er geen woning wordt toegevoegd.

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene gebruiksregels

6.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval verstaan:

  • a. een gebruik van gronden als stort- en opslagplaats van aan het gebruik onttrokken goederen en materialen, anders dan als tijdelijke opslag ten behoeve van het normale gebruik en onderhoud;
  • b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor inrichtingen als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer;
  • d. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seks- en/of pornobedrijf dan wel een prostitutiebedrijf, met uitzondering van een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is toegestaan in of krachtens deze regels.
6.2 Toegestaan gebruik

Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van afvoer, (tijdelijke) berging en infiltratie van hemelwater.

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels

7.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van de regels van het plan ten behoeve van de volgende punten:

  • a. de voorgeschreven goothoogte, bouwhoogte en oppervlakte van gebouwen, percentages, afstand tot bouwperceelsgrenzen en overige maatvoering, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen niet meer bedragen dan 10% van de in het plan voorgeschreven maatvoering, het beoogde stedenbouwkundig beeld niet wordt geschaad en er geen dringende redenen zijn die zich hiertegen verzetten;
  • b. het bouwen van bouwwerken van openbaar nut voor zover deze, indien het gebouwtjes betreft, geen grotere inhoud hebben dan 50 m³ en geen grotere bouwhoogte dan 4 m.
7.2 Voorwaarden

Het bevoegd gezag maakt uitsluitend van de bevoegdheid tot het verlenen van een omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 7.1 onder a gebruik mits:

  • a. de afwijking betrekking heeft op een bouwplan dat op geen andere wijze aan de maatvoering van het bouwbesluit kan voldoen;
  • b. de afwijking betrekking heeft op een bouwplan dat noodzakelijk is vanwege aanpassing in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning
7.3 Beoordeling

De onder artikel 7.1 bedoelde omgevingsvergunning wordt slechts verleend, indien geen onevenredige inbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 8 Overige regels

8.1 Parkeren
8.1.1 Algemene parkeerregels

Het is verboden te bouwen dan wel het gebruik van gronden en/of bouwwerken te wijzigen indien er niet wordt voldaan aan de op grond van dit artikel gestelde eisen ten aanzien van parkeren of stallen van voertuigen.

8.1.2 Specifieke parkeerregels bouwen

Bij de uitoefening van de bevoegdheid tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen geldt de regel dat de inrichting van de bij het bouwplan behorende en daartoe bestemde gronden zodanig moet plaatsvinden dat er voldoende parkeergelegenheid ten behoeve van het parkeren of stallen van voertuigen wordt gerealiseerd.

8.1.3 Specifieke parkeerregels gebruikswijzigingen

Indien het wijzigen van het gebruik van gronden en/of bouwwerken daartoe aanleiding geeft, moet, voor wat betreft de toename in de parkeer- of stallingsbehoefte van voertuigen, in voldoende mate ruimte zijn aangebracht op die gronden, of op de bij die bouwwerken behorende en daartoe bestemde gronden.

8.1.4 Gemeentelijk parkeerbeleid

Voor lid 8.1.2 en lid 8.1.3 geldt dat voldoende betekent dat wordt voldaan aan de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de 'Beleidsnotitie Bouwen en Parkeren 2018' en dat indien deze beleidsregel gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging.

8.1.5 Afmetingen parkeerplaatsen

De in lid 8.1.2 en lid 8.1.3 bedoelde ruimte voor het parkeren van auto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan als de afmetingen voor parkeren in de lengterichting van de weg en voor parkeren in de dwarsrichting van de weg voldoen aan de afmetingen die zijn neergelegd in bijlage V van de 'Beleidsnotitie Bouwen en Parkeren 2018' en dat indien deze beleidsregels gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging.

8.1.6 Afwijken

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 8.1.2 en lid 8.1.3 . Het bevoegd gezag neemt hierbij, conform het beleid als bedoeld in lid 8.1.4, in overweging of er op andere wijze in de benodigde parkeer- of stallingruimte, wordt voorzien, zoals omschreven in het de 'Beleidsnotitie Bouwen en Parkeren 2018' en dat indien deze beleidsregel gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging;
  • b. de afmetingen in lid 8.1.5 indien de feitelijke inrichting daartoe aanleiding geeft.
8.1.7 Specifieke gebruiksregel

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de bestemming zonder de aanleg en instandhouding van de gerealiseerde voorzieningen als bedoeld in dit artikel.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het bestemmingsplan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gedaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
9.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Weemselerveld Zuid fase 3' van de gemeente Tubbergen.