direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Zondermansweg 8 Albergen / Langemaatsweg 16 Manderveen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0183.BUIBPZONMW8LANGW16-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Voor de locatie aan de Zondermansweg 8 in Albergen is een plan ontwikkeld. De initiatiefnemer wil extra bijgebouwen op het erf realiseren, maar het maximum oppervlak aan bijgebouwen is al bereikt. De initiatiefnemer heeft daarom sloopmeters geregeld aan de Langemaatsweg 16 in Manderveen. Door aan de Langemaatsweg 16 in Manderveen landschapsontsierende agrarische bebouwing te slopen, kan de initiatiefnemer de sloopmeters inbrengen op de locatie Zondermansweg 8 in Albergen voor het vergroten van het oppervlak aan vrijstaande bijbehorende bouwwerken (schuur voor schuur).

Daarnaast wil de initiatiefnemer de huidige bestemming 'Wonen' vergroten, om de bestaande tuin en verharding die op agrarische gronden gerealiseerd zijn planologisch gezien bij het erf te betrekken.

De beoogde ontwikkelingen passen momenteel niet bij recht in het geldende bestemmingsplan. Het vigerende bestemmingsplan bevat geen relevante afwijkingsbevoegdheden of wijzigingsbevoegdheden om de voorgenomen ontwikkelingen mogelijk te maken. Een herziening van het vigerende bestemmingsplan is derhalve noodzakelijk. Voorliggende bestemmingsplanherziening voorziet daarin.

1.2 Ligging en begrenzing deellocaties

1.2.1 Zondermansweg 8 Albergen

Ligging

Het plangebied aan de Zondermansweg 8 maakt deel uit van de percelen die kadastraal bekend staan als gemeente Tubbergen sectie H perceelnummer 7966 en 7965 en deels 6194 en 6193. De globale ligging van het plangebied (zie rode cirkel) wordt in figuur 1.1 op een luchtfoto weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPZONMW8LANGW16-VG01_0001.png"

Figuur 1.1: Zondermansweg 8 Albergen (bron: Street Smart by Cyclomedia).

Begrenzing

De begrenzing van het plangebied aan de Zondermansweg 8 te Albergen wordt in figuur 1.2 indicatief weergegeven (rood omkaderd). Dit wordt gedaan door middel van een luchtfoto. Het plangebied wordt aan alle zijden (noord, oost, zuid, west) begrensd door agrarische weilanden die bij de omliggende agrarische- en woonfuncties toebehoren. Voor de exacte begrenzing van het plangebied aan de Zondermansweg 8 te Albergen wordt verder verwezen naar de verbeelding behorende bij voorliggend bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPZONMW8LANGW16-VG01_0002.png"

Figuur 1.2: Begrenzing van het plangebied aan de Zondermansweg 8 (bron: PDOK)

1.2.2 Langemaatsweg 16 Manderveen

Ligging

Het plangebied aan de Langemaatsweg 16 in Manderveen is onderdeel van de percelen die kadastraal bekend zijn als gemeente Tubbergen, sectie B, perceelnummers 5135, 4062, 4061, 5134 en 4872. De globale ligging van het plangebied aan de Langemaatsweg 16 in Manderveen (zie rode cirkel)wordt in figuur 1.3 op een luchtfoto weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPZONMW8LANGW16-VG01_0003.png" Figuur 1.3: Langemaatsweg 16 Manderveen (bron: Google Maps).

Begrenzing

De begrenzing van het plangebied aan de Langemaatsweg 16 in Manderveen wordt in figuur 1.4 op een luchtfoto weergegeven (rood omkaderd). Het plangebied aan de Langemaatsweg 16 in Manderveen wordt begrensd door agrarische weilanden aan alle zijden (noord, oost, zuid, west) en door enkele woonfuncties en een bedrijfsfunctie. Voor de exacte begrenzing van het plangebied aan de Langemaatsweg 16 in Manderveen wordt verder verwezen naar de verbeelding behorende bij voorliggend bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPZONMW8LANGW16-VG01_0004.png"

Figuur 1.4: Begrenzing van het plangebied aan de Langemaatsweg 16 (bron: ruimtelijkeplannen.nl).

1.3 Vigerend bestemmingsplan

1.3.1 Zondermansweg 8 Albergen

Voor het plangebied aan de Zondermansweg 8 in Albergen is het bestemmingsplan 'Tubbergen Buitengebied 2016' en 'Tubbergen Buitengebied 2016 Veegplan' van toepassing. De bestemmingsplannen zijn respectievelijk op 23 mei 2016 en 15 december 2020 door de gemeenteraad van Tubbergen vastgesteld. Beide plannen zijn onherroepelijk.

Met het veegplan zijn actualisaties verricht voor de bestemmingregels van het bestemmingsplan 'Tubbergen Buitengebied 2016'. Hiermee wordt in voorliggend bestemmingsplan rekening gehouden. Voor de geldende bestemmingen binnen het plangebied dient gekeken te worden naar het bestemmingsplan 'Tubbergen buitengebied 2016', aangezien de verbeelding niet is aangepast.

Binnen het plangebied komt de enkelbestemming 'Wonen' en 'Agrarisch - 1' voor. Daarnaast is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' van toepassing op het plangebied. Voor een gedeelte van het plangebied is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' van toepassing. Ook zijn twee gebiedsaanduidingen opgenomen, namelijk 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied' en 'vrijwaringszone - radarverstoringsgebied'.

In figuur 1.5 is een uitsnede van de geldende verbeelding opgenomen. Daarop zijn het plangebied (rood omkaderd) en de geldende bestemmingen en aanduidingen te zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPZONMW8LANGW16-VG01_0005.png"

Figuur 1.5: Uitsnede vigerend bestemmingsplan 'Tubbergen Buitengebied 2016' (bron: ruimtelijkeplannen.nl).

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn onder meer bestemd voor woonhuizen en bijbehorende bouwwerken. De gezamenlijke oppervlakte van de vrijstaande bouwwerken bij een hoofdgebouw mogen ten hoogste 100 m² bedragen. Indien de bestaande oppervlakte meer bedraagt dan mag de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte bedragen, met een maximum van 350 m². De voor 'Agrarisch -1' aangewezen gronden zijn onder meer bestemd voor het agrarisch gebruik en voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, geomorfologische en cultuurhistorische waarden. Daarnaast voor diverse ondergeschikte functies, waaronder onder andere hobbymatig agrarisch gebruik, nutsvoorzieningen, kleinschalige duurzame energiewinning.

De voor 'Waarde - Archeologie 4' en 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, naast de hoofdbestemming, mede bestemd voor het behoud van de archeologische waarden. Een archeologisch onderzoek is noodzakelijk respectievelijk bij een oppervlak groter dan 5.000 m² of 2.500 m² en dieper dan 0,40 meter bij bodemingrepen.

De gebiedsaanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied' houdt in dat de voor deze aanduiding aangeduide gronden mede bestemd zijn voor de ontwikkeling van de landbouw, waarbij het belang van de landbouw bovengeschikt is aan andere belangen. Overige functies (o.a. natuur en landschap, recreatie en toerisme en wonen) kunnen zich in deze gebieden ontwikkelen, mits er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ontwikkeling van bestaande of inplaatsing van nieuwe agrarische bedrijven.

Voor wat betreft de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - radarverstoringsgebied' geldt dat deze voor het plangebied is opgenomen voor het vrijhouden van een goed radarbeeld van het luchtruim.

Het voornemen is het bestaande aantal oppervlak aan bijgebouwen aan de Zondermansweg 8 te Albergen uit te breiden met 156 m² aan bijgebouwen. Aangezien de maximale oppervlakte op het erf reeds bereikt is, past het voornemen niet binnen de bouwregels van het vigerende bestemmingsplan. Door toepassing van de gemeentelijke schuur voor schuur regeling opgenomen in het beleid 'Buitengebied met kwaliteit' kan met de sloop van een landschapsontsierende bebouwing elders in de gemeente Tubbergen of Dinkelland extra recht worden verkregen op het bouwen van extra bijgebouwen aan de Zondermansweg 8 in Albergen.

Naast het mogelijk maken van extra oppervlak aan bijgebouwen op het plangebied aan de Zondermansweg 8 in Albergen, wil de initiatiefnemer de huidige bestemming 'Wonen' vergroten. Hiermee kunnen de bestaande tuin en verharding die op agrarische gronden gerealiseerd zijn positief worden bestemd.

Aangezien het vigerende bestemmingsplan voor de hierboven genoemde ontwikkelingen geen afwijkingsbevoegdheden of wijzigingsbevoegdheden bevat, is een bestemmingsplanherziening noodzakelijk. Voorliggende bestemmingsplanherziening voorziet daarin

1.3.2 Langemaatsweg 16 Manderveen

Voor het plangebied aan de Langemaatsweg 16 in Manderveen is ook het bestemmingsplan 'Tubbergen Buitengebied 2016' en 'Tubbergen Buitengebied 2016 Veegplan' van toepassing. Binnen het plangebied komt de enkelbestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' voor. Daarnaast komt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' voor in het plangebied, alsmede 'Waarde - Archeologie 4'. Ook is er een bouwvlak opgenomen voor het plangebied en zijn er drie functieaanduidingen, namelijk 'specifieke vorm van recreatie - overige voorzieningen', 'specifieke vorm van waarde - landschappelijke inpassing bijlage 3' en 'verblijfsrecreatie'.

In figuur 1.6 is een uitsnede van de geldende verbeelding opgenomen. Daarop zijn het plangebied (rood omkaderd) en de geldende bestemmingen en aanduidingen te zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPZONMW8LANGW16-VG01_0006.png"

Figuur 1.6: Uitsnede vigerend bestemmingsplan 'Tubbergen Buitengebied 2016' (bron: ruimtelijkeplannen.nl).

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn onder meer bestemd voor een verblijfsrecreatie. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - overige voorzieningen' zijn de gronden tevens bestemd voor centrale voorzieningen, bedrijfswoningen, gebouwen ten behoeve van opslag en werktuigenberging, caravanstalling, speelvoorzieningen, groenvoorzieningen, verkeers- en verblijfsdoeleinden, openbare nutsvoorzieningen, detailhandel in de vorm van een kampwinkel, parkeervoorzieningen, andere bouwwerken, water, watergangen en waterpartijen. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - landschappelijke inpassing bijlage 3' zijn de gronden en bouwwerken tevens bestemd voor de uitvoering van werkzaamheden die nodig zijn om een goede invulling te geven aan het ruimtelijk kwaliteitsplan dat op 4 augustus 2014 was opgesteld. Ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie' zijn de gronden en bouwwerken en bouwwerken tevens bestemd voor verblijfsrecreatie.

In het kader van de schuur voor schuur regeling van de gemeente Tubbergen wordt aan de Langemaatsweg 16 in Manderveen landschapsontsierende bebouwing gesloopt. Het te slopen oppervlak wordt aan de Zondermansweg 8 in Albergen ingebracht voor het kunnen bouwen van extra bijgebouwen. Omdat er op het erf aan de Langemaatsweg 16 in Manderveen geen bijbehorende bouwwerken meer gebouwd mogen worden, dient de maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken te worden vastgelegd.

Voorliggende bestemmingsplanherziening voorziet daar tevens in.

1.4 De bij het plan behorende stukken

Het onderhavige bestemmingsplan 'Zondermansweg 8 Albergen / Langemaatsweg 16 Manderveen' bestaat naast deze toelichting uit de volgende stukken.

  • Verbeelding (identificatie NL.IMRO.0183.BUIBPZONMW8LANGW16-VG01);
  • Bijlagen bij de toelichting;
  • Regels;
  • Bijlagen bij de regels.

1.5 Leeswijzer

De toelichting van het bestemmingsplan kent de volgende opbouw. In hoofdstuk 2 worden de huidige situatie en het te realiseren plan beschreven. Hoofdstuk 3 schetst het beleidskader. In hoofdstuk 4 worden de resultaten van de uitgevoerde omgevingsonderzoeken behandeld. In hoofdstuk 5 wordt het bestemmingsplan in juridisch opzicht toegelicht. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de economische uitvoerbaarheid en in hoofdstuk 7 wordt ten slotte de maatschappelijke uitvoerbaarheid belicht.

Hoofdstuk 2 Het plan

2.1 Huidige situatie

2.1.1 Zondermansweg 8 Albergen

In de huidige situatie is er aan de Zondermansweg 8 in Albergen sprake van een woonerf. Het woonerf is gelegen in het buitengebied van de gemeente Tubbergen, op circa 1,3 km ten zuiden van het dorp Albergen. Het erf wordt begrensd door de Zondermansweg in het noorden en een onverharde perceel toegangsweg in het westen. Voor het overige wordt het erf omsloten door agrarische gronden. In de directe nabijheid zijn een viertal agrarische bedrijven en een niet-agrarisch bedrijf aanwezig. Verderop zijn verspreid liggende andere woonerven gesitueerd. In figuur 2.1 is de ligging van het plangebied opgenomen. Daarbij is het woonerf met een rode pijl aangegeven. In figuur 2.2 is een foto opgenomen, waarin een vooraanzicht van het woonerf is weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPZONMW8LANGW16-VG01_0007.png"

Figuur 2.1: Ligging van de planlocatie 'Zondermansweg 8' (bron: Google Maps).

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPZONMW8LANGW16-VG01_0008.png"

Figuur 2.2: Een vooraanzicht van de planlocatie 'Zondermansweg 8' (bron: Street Smart by Cyclomedia).

2.1.2 Langemaatsweg 16 Manderveen

Aan de Langemaatsweg 16 in Manderveen ligt een voormalig agrarisch erf, waar momenteel een camping aanwezig is. De camping wordt begrensd door agrarische weilanden aan alle zijden en door een aantal woonfuncties en een bedrijfsfunctie (mijnbouwactiviteiten) en ligt op een afstand van circa 1 km van de kern Manderveen. Het erf wordt ontsloten via de Langemaatsweg (zandweg). In figuur 2.3 is een vogelaanzicht van het erf weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPZONMW8LANGW16-VG01_0009.png"

Figuur 2.3: Vogelaanzicht van het erf aan de Langemaatsweg 16 (bron: Street Smart by Cyclomedia).

2.2 Toekomstige situatie

2.2.1 Zondermansweg 8 Albergen

Zoals beschreven worden de sloopmeters van de te slopen landschapsontsierende agrarische bebouwing aan de Langemaatsweg 16 in Manderveen ingezet aan de Zondermansweg 8 in Albergen om de oppervlakte aan bijgebouwen te vergroten. Gelet op de bouw/sloopverhouding, zoals in figuur 3.6 is weergegeven, maakt de sloop van 212 m² aan asbesthoudende bebouwing, een terugbouw mogelijk van 156 m² aan extra vrijstaande bijbehorende bouwwerken. Momenteel is er een ontwerp in ontwikkeling van het beoogde bijgebouw. De initiatiefnemer zal een bouwplan aan de gemeente overhandigen bij de aanvraag omgevingsvergunning.

Een voorwaarde van de schuur voor schuur regeling is het op slot zetten van toekomstige uitbreidingen van bijgebouwen. Daarmee wordt verdere verstening van het buitengebied voorkomen en geborgd. Daarom wordt voor het plangebied een aanduiding opgenomen op de verbeelding die gekoppeld wordt aan een bepaling in de bouwregels, waarmee het maximum oppervlak aan bijgebouwen wordt vastgelegd. Het maximum oppervlak aan bijgebouwen bedraagt na vaststelling van voorliggend bestemmingsplan 356 m². Dit omdat er in de bestaande situatie al sprake is van 200 m² aan bijgebouwen.

Daarnaast is het onder meer een voorwaarde dat de beoogde ontwikkeling gepaard moet gaan met een goede landschappelijke inpassing. Er is daarom een erfinrichtingsplan opgesteld, zodat de landschappelijke inpassing kan worden geborgd. Zie hiervoor Bijlage 1.

De agrarische gronden met ruimtelijke groene kamers langs de Diekersweg komt al voor op de topografische kaarten van omstreeks 1905. Deze groene kamers lagen aanvankelijk tussen heidelandschap omringd door houtsingels. Het projectgebied daarentegen lag midden in de uitgestrekte heidevelden. Het is een vrij open landschap dat rond de jaren 1930 is ontgonnen.

Om aansluiting bij het jong ontginningslandschap te behouden is het van belang om de openheid te waarderen. Belangrijk hierbij is om de doorzichten vanuit het Jong Ontginningslandschap te koesteren en de leesbaarheid van het landschapstype te behouden. Zo worden er struweelbosjes aan de westzijde aangeplant, maar met zichtlijnen naar het open landschap. Diverse solitaire bomen worden er aangeplant. Het gekozen beplantingsmateriaal bestaat voornamelijk uit autochtoon inheemse soorten, gebaseerd op de aanwezige Veldpodzolgrond (Hn21) met grondwatertrap VI. (H 40-80 L >120).

In figuur 2.5 is een uitsnede opgenomen van het erfinrichtingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPZONMW8LANGW16-VG01_0010.png"

Figuur 2.5: Erfinrichtingsplan 'Zondermansweg 8 Albergen' (bron: TUUULK.).

Verder wil de initiatiefnemer de huidige bestemming 'Wonen' vergroten. Dit voor het positief bestemmen van de tuin en verharding die op agrarische gronden zijn gerealiseerd. Met deze vergroting wordt rekening gehouden met agrarische bedrijven in de omgeving, zodat die niet belemmerd worden in hun ontwikkelingsmogelijkheden. In het beleid 'Buitengebied met kwaliteit' is hier ruimte voor.

2.2.2 Langemaatsweg 16 Manderveen

De toekomstige situatie van de Langemaatsweg 16 te Manderveen blijft nagenoeg dezelfde, behalve dat er 212 m² aan asbesthoudend landschapsontsierende agrarische bebouwing zal worden gesloopt. De eigenaar van de te slopen bebouwing is ervan bewust dat de bouwmogelijkheden aan de Langemaatsweg 16 door deelname aan schuur voor schuur op slot gezet zullen worden. Dit wordt gedaan in de regels bij dit bestemmingsplan. In de huidige planologische situatie gaat het om een te bouwen oppervlak van 1.236 m² dat na de sloop van 212 m² aan asbesthoudend landschapsontsierende agrarische bebouwing 1.024 m² zal bedragen. De overige bebouwing blijft gehandhaafd conform de bestaande situatie in 2023.

Ten behoeve van de sloop van de landschapsontsierende agrarische bebouwing is er een erfinrichtingsplan opgesteld en opgenomen als Bijlage 2 bij deze toelichting. De te slopen schuur is aangeduid met nummer 2 in het erfinrichtingsplan. Door middel van het opnemen van een voorwaardelijke verplichting in voorliggend bestemmingsplan is de sloop van de schuur en de uitvoering/instandhouding van het in Bijlage 2 opgenomen erfinrichtingsplan juridisch geborgd.

Zie ook figuur 2.6 voor een fragment van het erfinrichtingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPZONMW8LANGW16-VG01_0011.png"

Figuur 2.6: Fragment erfinrichtingsplan 'Langemaatsweg 16 Manderveen' (bron: N+L Landschapsontwerpers).

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) biedt een duurzaam perspectief voor de Nederlandse leefomgeving. Hiermee kunnen we inspelen op de grote uitdagingen die voor ons liggen. De NOVI biedt een kader, geeft richting en maakt keuzes waar dat kan. Tegelijkertijd is er ruimte voor regionaal maatwerk en gebiedsgerichte uitwerking. Omdat de verantwoordelijkheid voor het omgevingsbeleid voor een groot deel bij provincies, gemeenten en waterschappen ligt, kunnen inhoudelijke keuzes in veel gevallen het beste regionaal worden gemaakt. Met de NOVI zet de Rijksoverheid een proces in gang waarmee keuzes voor onze leefomgeving sneller en beter gemaakt kunnen worden.

Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven. Die komen samen in vier prioriteiten:

  • Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
  • Duurzaam economisch groeipotentieel;
  • Sterke en gezonde steden en regio's;
  • Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven vanuit de NOVI is combinaties te maken en win-win situaties te creëren. Soms zijn er scherpe keuzes nodig en moeten belangen worden afgewogen. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:

  • Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies: In het verleden is scheiding van functies vaak te rigide gehanteerd. Met de NOVI wordt gezocht naar maximale combinatiemogelijkheden tussen functies, gericht op een efficiënt en zorgvuldig gebruik van de ruimte;
  • Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal: wat de optimale balans is tussen bescherming en ontwikkeling, tussen concurrentiekracht en leefbaarheid, verschilt van gebied tot gebied. Sommige opgaven en belangen wegen in het ene gebied zwaarder dan in het andere;
  • Afwentelen wordt voorkomen: het is van belang dat de leefomgeving zoveel mogelijk voorziet in mogelijkheden en behoeften van de huidige generatie van inwoners zonder dat dit ten koste gaat van die van toekomstige generaties.

Conclusie

Over de beoogde ontwikkelingen is in Hoofdstuk 1 en Hoofdstuk 2 voldoende beschreven. Door het afbreken van landschapsontsierende bebouwing op een locatie in het buitengebied wordt een behoefte aan extra bijgebouwen op een andere locatie in het buitengebied vervuld. Dit gaat gepaard met een goede landschappelijke inpassing, zodat de ruimtelijke kwaliteit niet verloren gaat. De toekomstbestendigheid van het erf aan de Zondermansweg 8 in Albergen wordt daarmee vergroot en er is sprake van een zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik. Daarnaast voorziet voorliggend bestemmingsplan in de beëindiging van een planologische ongewenste situatie door de woonbestemming enigszins te vergroten. Geacht wordt dat hiermee voldoende wordt aangehaakt bij een toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied en dat er geen belangen van het Rijk worden geschaad.

Geconcludeerd wordt dat onderhavig plan in overeenstemming is met de NOVI.

3.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

Artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat van een nieuwe 'stedelijke ontwikkeling' die in een bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt moet worden aangetoond dat er sprake is van een behoefte. De toelichting bij het bestemmingsplan bevat daartoe een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling. Indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, bevat een toelichting tevens een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien. Dit wordt de 'Ladder Duurzame Verstedelijking' genoemd.

De beschrijving van de behoefte aan de betreffende, 'stedelijke ontwikkeling', moet inzichtelijk maken of, in relatie tot het bestaande aanbod, concreet behoefte bestaat aan de desbetreffende ontwikkeling. Die behoefte moet dan worden afgewogen tegen het bestaande aanbod, waarbij moet worden gemotiveerd dat rekening is gehouden met het voorkomen van leegstand.

De stappen schrijven geen vooraf bepaald resultaat voor, omdat het optimale resultaat moet worden beoordeeld door het bevoegd gezag dat de regionale en lokale omstandigheden kent en de verantwoordelijkheid draagt voor de ruimtelijke afweging met betrekking tot die ontwikkeling.

Onderhavig plan

Middels onderhavig bestemmingsplan wordt een schuur voor schuur regeling mogelijk gemaakt, inhoudende dat er ergens in het buitengebied eerst een landschapsontsierend gebouw wordt gesloopt en in ruil daarvoor extra vierkante meters wordt verkregen voor het bouwen van extra bijgebouwen elders in het buitengebied. Gelet op de staffel regeling van de schuur voor schuur regeling kan er niet meer gebouwd worden dan dat er wordt gesloopt. Dat betekent dat de bebouwde oppervlakte per saldo niet toeneemt. Daarnaast wordt de woonbestemming enigszins vergroot om de bestaande tuin en verharding die op agrarische gronden zijn gerealiseerd, positief te bestemmen. Er wordt daarbij geen extra bebouwing mogelijk gemaakt. Tevens wordt er rekening gehouden met agrarische bedrijven in de omgeving, zodat die niet belemmerd worden in hun bedrijfsvoering/ontwikkelingsmogelijkheden.

Gelet op dat er geen toename is in de bebouwde oppervlakte in het buitengebied en geen extra bebouwing mogelijk wordt gemaakt op de agrarische gronden die tot wonen bestemd worden, wordt gesteld dat er geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Derhalve wordt geconcludeerd dat een toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking achterwege kan blijven.

Echter, op grond van de uitspraak van de Raad van State van 16 september 2015 ECLI:NL:RVS:2015:2921) geldt dat ook wanneer de Ladder niet van toepassing is, gemotiveerd moet worden dat de ontwikkeling voldoet aan een goede ruimtelijke ordening en uitvoerbaar is. De toelichting van dit bestemmingsplan toont in de navolgende paragrafen/hoofdstukken aan dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening en dat het plan uitvoerbaar is.

3.2 Provinciaal beleid Overijssel

3.2.1 Omgevingsvisie Overijssel

De Omgevingsvisie Overijssel geeft de provinciale visie op de fysieke leefomgeving van Overijssel weer. Hierin worden onderwerpen als ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en vervoer, ondergrond en natuur aangehaald in samenhang voor een duurzame ontwikkeling van de leefomgeving. De Omgevingsvisie is onder andere een structuurvisie onder de Wet ruimtelijke ordening.

Duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit zijn de leidende principes of 'rode draden' bij alle initiatieven in de fysieke leefomgeving in de provincie Overijssel.

3.2.2 Omgevingsverordening Overijssel

De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. Het gaat er daarbij om steeds de meest optimale mix van instrumenten toe te passen, zodat effectief en efficiënt resultaat wordt geboekt voor alle ambities en doelstellingen van de Omgevingsvisie. De keuze voor inzet van deze instrumenten is bepaald aan de hand van een aantal criteria. In de Omgevingsvisie is bij elke beleidsambitie een realisatieschema opgenomen waarin is aangegeven welke instrumenten de provincie zal inzetten om de verschillende onderwerpen van provinciaal belang te realiseren.

Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening Overijssel van de provincie Overijssel. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is.

3.2.3 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn in de Omgevingsvisie Overijssel geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving.

Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveaus, te weten:

  • generieke beleidskeuzes;
  • ontwikkelingsperspectieven;
  • gebiedskenmerken.

Deze begrippen worden hieronder nader toegelicht.

Generieke beleidskeuzes

Generieke beleidskeuzes zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of ontwikkelingen mogelijk zijn. In deze fase wordt beoordeeld of er sprake is van een behoefte aan een bepaalde voorziening. Ook wordt in deze fase het zgn. principe van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik gehanteerd. Hierin komt er kort gezegd op neer dat eerst bestaand bebouwd gebied wordt benut, voordat er uitbreiding in de groene omgeving kan plaatsvinden.

Andere generieke beleidskeuzes betreffen de reserveringen voor waterveiligheid, randvoorwaarden voor externe veiligheid, grondwaterbeschermingsgebieden, bescherming van de ondergrond (aardkundige en archeologische waarden), landbouwontwikkelingsgebieden voor intensieve veehouderij, begrenzing van Nationale Landschappen, Natura 2000-gebieden, Natuurnetwerk Nederland en verbindingszones enzovoorts. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend en verankerd in de Omgevingsverordening Overijssel.

Ontwikkelingsperspectieven

Als uit de beoordeling in het kader van de generieke beleidskeuzes blijkt dat de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling aanvaardbaar is, vindt een toets plaats aan de ontwikkelingsperspectieven. In de Omgevingsvisie is een spectrum van zes ontwikkelingsperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving. Met dit spectrum geeft de provincie ruimte voor het realiseren van de in de visie beschreven beleids- en kwaliteitsambities.

De ontwikkelingsperspectieven geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden. Daar waar generieke beleidskeuzes een geografische begrenzing hebben, zijn ze consistent doorvertaald in de ontwikkelingsperspectieven.

Gebiedskenmerken 

Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisurelaag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en –opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt.

Aan de hand van de drie genoemde niveaus kan worden bezien of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is, waar het past in de ontwikkelingsvisie en hoe het uitgevoerd kan worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPZONMW8LANGW16-VG01_0012.png"

Figuur 3.1: Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel (bron: provincie Overijssel).

Toetsing van het initiatief aan de uitgangspunten Omgevingsvisie Overijssel

Indien het concrete initiatief wordt getoetst aan de Omgevingsvisie Overijssel ontstaat globaal het volgende beeld.

Generieke beleidskeuzes

Of een ontwikkeling mogelijk is, wordt bepaald op basis van generieke beleidskeuzes.

artikel 2.1.3 Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik

lid 1

Bestemmingsplannen voorzien uitsluitend in stedelijke ontwikkelingen die een extra ruimtebeslag door bouwen en verharden leggen op de Groene Omgeving wanneer aannemelijk is gemaakt:

  • dat er voor deze opgave in redelijkheid geen ruimte beschikbaar is binnen het bestaande bebouwd gebied en de ruimte binnen het bestaand bebouwd gebied ook niet geschikt te maken is door herstructurering en/of transformatie;
  • dat mogelijkheden voor meervoudig ruimtegebruik binnen het bestaand bebouwd gebied optimaal zijn benut.

Doorwerking voor voorliggend plan:

Zoals beschreven wordt in voorliggend bestemmingsplan in eerste instantie een schuur voor schuur regeling mogelijk gemaakt. De sloopmeters komen weg van de Langemaatsweg 16 in Manderveen. Daarnaast wordt de huidige woonbestemming vergroot, zodat de bestaande tuin en verharding op de niet daarvoor bedoelde gronden positief bestemd kunnen worden.

Met de schuur voor schuur regeling wordt geen extra ruimtebeslag gelegd op de Groene Omgeving. Dit omdat de staffel van deze regeling voor minder bebouwing zorgt vergeleken met de huidige situatie.

Met de vergroting van de woonbestemming vindt er theoretisch gezien wel ruimtebeslag plaats, omdat daardoor agrarische gronden verdwijnen. Echter is de vergroting beperkt tot de bestaande tuin en verharding, waardoor geen extra verstening in het buitengebied zal komen. In het vigerende bestemmingsplan 'Tubbergen Buitengebied 2016 Veegplan' is de mogelijkheid tot het vergroten van de woonbestemming reeds aan het College van B en W gegeven door middel van een wijzigingsbevoegdheid. Het was echter niet mogelijk hiervan gebruik te maken, omdat een deel van de tuin en verharding dan niet meegenomen konden worden. Omdat de betreffende gronden aansluiten op de bestaande woonbestemming, in eigendom zijn van de initiatiefnemer, een planologische ongewenste situatie wordt opgelost, een erfinrichtingsplan is opgesteld en geen verdere verstening mogelijk wordt gemaakt, wordt gesteld dat voorliggend plan aan het principe zuinig en zorgvuldig ruimte gebruik voldoet als bedoeld in artikel 2.1.3 van de omgevingsverordening van de provincie Overijssel.

artikel 2.1.5 Ruimtelijke kwaliteit

In de toelichting op bestemmingsplannen wordt onderbouwd dat de nieuwe ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt, bijdragen aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit conform de geldende gebiedskenmerken.

Doorwerking voor voorliggend plan:

Middels de erfinrichtingsplannen opgenomen als Bijlage 1 en Bijlage 2 bij deze toelichting en regels wordt de landschappelijke inpassing voor beide locaties geborgd in de regels van het voorliggende bestemmingsplan. Door de bestaande landschapskwaliteiten te respecteren en deze te versterken met extra in het betreffende landschap voorkomende groenvoorzieningen, wordt geconcludeerd dat de in dit bestemmingsplan besproken ontwikkelingen bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit.

Gelet op het vorenstaande wordt geconcludeerd dat onderhavig plan voldoet aan artikel 2.1.5 van de omgevingsverordening van de provincie Overijssel.

Ontwikkelingsperspectieven

De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. In onderhavig geval is uitsluitend het ontwikkelingsperspectief voor de groene omgeving van belang, aangezien beide locaties in het buitengebied zijn gelegen. In figuur 3.2 is een fragment van de kaart van de ontwikkelingsperspectieven behorende bij de Omgevingsvisie weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPZONMW8LANGW16-VG01_0013.png"

Figuur 3.2: Ontwikkelingsperspectievenkaart, Omgevingsvisie Overijssel, links Zondermansweg 8 Albergen en rechts Lange Maatsweg 16 Albergen (bron: provincie Overijssel).

Volgens het ontwikkelingsperspectievenkaart behoort de locatie 'Zondermansweg 8 Albergen' tot het ontwikkelingsperspectief 'Agrarisch ondernemen in het grootschalig landschap'. De locatie 'Langemaatsweg 16 Manderveen' behoort tot het ontwikkelingsperspectief 'Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap'.

In het ontwikkelingsperspectief 'Agrarisch ondernemen in het grootschalig landschap' staat de ambitie 'Voortbouwen aan de kenmerkende structuren van de agrarische cultuurlandschappen voorop'. Dit ontwikkelingsperspectief omvat gebieden waar verdere modernisering en schaalvergroting van de landbouw in combinatie met verduurzaming de ruimte krijgt. Die ruimte kan verdiend worden door te investeren in kwaliteitsvoorwaarden. Onder verduurzaming verstaan we hier: realisatie van de waterkwaliteitsdoelen, gezondheid en welzijn van mens en dier, bijdrage aan de energietransitie, natuuropgaven, klimaatbestendigheid en ketenoptimalisatie, en ontwikkelen met aandacht voor – en waar mogelijk in dialoog met – omwonenden. Agrarische ondernemers staan voor de uitdaging om hun – vaak grote – gebouwen en erven zo vorm te geven dat ze passen bij maat en schaal van het landschap en de ruimtelijke en milieukwaliteit versterken.

In het ontwikkelingsperspectief 'Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap' staat ook de ambitie 'Voortbouwen aan de kenmerkende structuren van de agrarische cultuurlandschappen' voorop. Het ontwikkelingsperspectief 'Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap' richt zich op het in harmonie met elkaar ontwikkelen van de diverse functies in het buitengebied. Aan de ene kant melkveehouderij, akkerbouw en opwekking van hernieuwbare energie als belangrijke vormen van landgebruik. Aan de andere kant gebruik voor natuur, recreatie, wonen en andere bedrijvigheid.

Daarnaast gelden bij alle ontwikkelingsperspectieven de ruimtelijke kwaliteitsambities:

  • zichtbaar en beleefbaar mooi landschap;
  • sterke ruimtelijke identiteiten als merken voor Overijssel;
  • continu en beleefbaar watersysteem.

De plannen van de initiatiefnemers doen geen afbreuk aan het eigen karakter van het gebied, aangezien er een ruimtelijke kwaliteitsverbetering wordt opgeleverd door het slopen van landschapsontsierende bebouwing en door de landschappelijke inpassing van de ontwikkelingen. Daarbij voorziet voorliggend bestemmingsplan tevens in de juridisch-planologische juiste vastlegging van gronden ter hoogte van de bestaande tuin/verharding aan de Zondermansweg 8 in Albergen, zodat de planologische situatie van de gronden overeenkomt met de huidige feitelijke situatie van de gronden. Hierbij zijn geen belemmeringen voor bestaande agrarische bedrijven in de omgeving, aangezien de wettelijke afstanden van de Wet geurhinder in acht worden genomen.

Gebiedskenmerken

Natuurlijke laag

De natuurlijke laag geeft zowel aan de Zondermansweg 8 te Albergen als aan Langemaatsweg 16 te Manderveen het kenmerk 'Dekzandvlakte en ruggen' (zie figuur 3.3).

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPZONMW8LANGW16-VG01_0014.png"

Figuur 3.3: Natuurlijke laag, Zondermansweg 8 Albergen (rechts) en Langemaatsweg 16 Manderveen (links), Omgevingsvisie Overijssel (bron: provincie Overijssel).

De kenmerken van de Dekzandvlakte en ruggen zijn grote verschillen tussen hoog/droog en laag/nat gebieden. Soms vlak bij elkaar, soms verder van elkaar verwijderd. De ambitie van deze laag is de natuurlijke verschillen tussen hoog en laag en tussen droog en nat functioneel meer sturend en beleefbaar maken. De volgende uitgangspunten dienen in acht te worden genomen, indien er ontwikkelingen plaats vinden:

  • beter zichtbaar maken van de hoogteverschillen en het watersysteem;
  • de (strekkings)-richting van het landschap is bepalend.

Bij beide locaties is de natuurlijke laag niet zonder meer zichtbaar, omdat de gronden bebouwd c.q. bewerkt zijn. Voorliggend bestemmingsplan heeft derhalve geen invloed op de natuurlijke laag.

Laag van het agrarisch cultuurlandschap

De laag van het agrarisch cultuurlandschap kent het kenmerk 'Jong heide- en broekontginningslandschap' aan beide locaties toe. In figuur 3.4 is een fragment van de betreffende kaart weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPZONMW8LANGW16-VG01_0015.png"

Figuur 3.4: Laag van het agrarische cultuurlandschap, Langemaatsweg 16 Manderveen (boven) en Zondermansweg 8 Albergen (beneden), Omgevingsvisie Overijssel (bron: provincie Overijssel)

De kenmerken van de Jong heide- en broekontginningslandschap zijn de landbouwontginning en relatief grote open ruimtes, deel omzoomd door boscomplex. Erven liggen als blokken aan de weg geschakeld. Wegen zijn lanen met lange rechtstanden. Vaak zijn het 'inbreidings' landschappen met en rommelige driekhoekstructuren als resultaat. De ambitie is de ruimtelijke kwaliteit van deze gebieden een stevige impuls te geven en soms een transformatie wanneer daar aanleiding toe is. De dragende structuren worden gevormd door landschappelijk raamwerken van lanen, bosstroken en waterlopen, die de rechtlijnige ontginningsstructuren versterken. Binnen deze raamwerken is ruimte voor verdere ontwikkeling van bestaande erven en soms de vestiging van nieuwe erven, mits deze een stevige landschappelijke jas krijgen. Als ontwikkelingen plaats vinden in de agrarische ontginningslandschappen, dan dragen deze bij aan behoud en versterking van de dragende lineaire structuren van lanen, bosstroken en waterlopen en ontginningslinten met erven en de kenmerkende ruimtematen.

Middels voorliggend bestemmingsplan wordt geen afbreuk gedaan aan de kenmerken van de laag van het agrarische cultuurlandschap, omdat beide locaties middels een erfinrichtingsplan conform de geldende gebiedskenmerken landschappelijk worden ingepast en ter versterking van het landschap maatregelen getroffen zullen worden. Zie ook Bijlage 1 en Bijlage 2 bij deze toelichting voor de erfinrichtingsplannen.

De stedelijke laag en de laag van de beleving zijn binnen beide locaties niet aanwezig en worden daarom buiten beschouwing gelaten.

Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat voorliggend bestemmingsplan in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel verwoorde en in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Omgevingsvisie Tubbergen

De gemeenteraad van de gemeente Tubbergen heeft op 16 maart 2021 'MijnOmgevingsvisie Tubbergen' vastgesteld. Deze visie gaat over de toekomst van de leefomgeving van de gemeente Tubbergen, waarbij wordt ingegaan op diverse thema's (o.a. leefbaarheid, gezondheid, veiligheid en duurzaamheid). De visie geeft aan hoe de gemeente Tubbergen en samenleving willen sturen. Wat moet er behouden worden, wat moet er versterkt worden en wat moet er worden ontwikkeld.

De omgevingsvisie 'MijnOmgevingsvisie Tubbergen' gaat uit van vier kernprincipes. Dit zijn manieren van werken: werkwijzen die altijd gelden. De vier principes zijn:

  • 1. We doen het samen;
  • 2. We geven het goed voorbeeld;
  • 3. We wentelen niet af op volgende generaties;
  • 4. We combineren zoveel mogelijk functies, zodat de beschikbare ruimte optimaal wordt gebruikt.

De gemeente Tubbergen wil een economische sterk buitengebied met veel verschillende functies, waarin alle bewoners en gebruikers aan hun trekken komen. Het Twentse landschap van Dinkelland en Tubbergen is een uniek coulisselandschap met houtwallen, singels, essen, ontginningen, natuurgebieden en landgoederen. Dit landschap draagt in grote mate bij aan de identiteit van de streek. De houtwallen en singels vormen verbindingen van natuurgebied naar natuurgebied die voor veel planten en dieren belangrijk zijn. Kortom zowel mensen als dieren voelen zich hier thuis. Het is voor iedereen belangrijk om een sterk en mooi buitengebied te behouden.

In het buitengebied van Tubbergen komen veel verschillende functies voor die allemaal ruimte nodig hebben. Zoals landbouw, natuur, toerisme en bedrijvigheid, recreatie en ook wonen. Daarnaast vragen nieuwe functies om ruimte. Dit zijn bijvoorbeeld de hernieuwbare opwekking van energie en de vraag naar voldoende waterberging.

Al deze functies leggen samen veel druk op het buitengebied. Daarom het uitgangspunt: de goede functies op de goede plek. Combinaties van functies zullen nodig zijn, om alles aan bod te laten komen. De gemeente Tubbergen streeft naar een buitengebied met een mooie balans tussen het landgebruik, de leefbaarheid en de kwaliteit van landschap, bodem, water en lucht. Dat maakt het buitengebied sterker en is gunstig voor de leefbaarheid. Dit wordt gedaan samen met de inwoners, partners en de gebruikers.

De speerpunten voor het buitengebied zijn:

  • toekomstgerichte agrarische sector waarbij duurzamere landbouw wordt gestimuleerd;
  • goede staat van landschap en biodiversiteit waarbij we samenwerking zoeken met de landbouw;
  • kwalitatief toerisme waarbij groei mogelijk is met respect voor landschap en natuur.

Toets en conclusie

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPZONMW8LANGW16-VG01_0016.png"

Figuur 3.5: Uitsnede waardenkaart, Langemaatsweg 16 en Zondermansweg 8 (rood omlijnd) (bron: Mijn Omgevingsvisie Tubbergen).

In voorliggend bestemmingsplan wordt de gemeentelijke schuur voor schuur regeling gebruikt, waardoor de ruimtelijke kwaliteit in het buitengebied wordt versterkt. Dit wordt gedaan door het slopen van landschapsontsierende bebouwing aan de Langemaatsweg 16 in Manderveen, de bouw van een nieuwe bebouwing aan de Zondermansweg 8 in Albergen en door het landschappelijk inpassen van beide locaties. Deze ontwikkeling gaat niet ten koste van de ontwikkelingsmogelijkheden van bestaande (agrarische)functies in de omgeving, aangezien voldaan wordt aan de wettelijke geurafstand.

Daarnaast wordt de huidige woonbestemming vergroot, zodat de bestaande tuin en verharding onder de woonbestemming gebracht kunnen worden. Daarmee wordt de planologische situatie van de gronden overeengebracht met de huidige feitelijke situatie. Ook dit wordt landschappelijk ingepast en gaat niet ten koste van de ontwikkelingsmogelijkheden van bestaande (agrarische)functies in de omgeving.

Gelet op het vorenstaande wordt geconcludeerd dat voorliggend bestemmingsplan in overeenstemming is met Mijn Omgevingsvisie Tubbergen.

3.3.2 Buitengebied met kwaliteit

De gemeenteraad van de gemeente Tubbergen heeft op 16 februari 2022 de beleidsregel 'Buitengebied met kwaliteit' vastgesteld. De aanleiding hiervoor is dat het ruimtelijk beleid voor het buitengebied op onderdelen onnodig ingewikkeld is geworden en is zowel vanuit aanvragers en hun adviseurs als gemeente de wens geuit voor een eenvoudiger en overzichtelijker beleid voor het buitengebied. Door de inwerkingtreding van de beleidsregel 'Buitengebied met kwaliteit' zijn de voorheen geldende beleidsregels Rood voor Rood met gesloten beurs 2014, Kwaliteitsimpuls groene omgeving, Schuur voor schuur gemeente Tubbergen 2018, eerste herziening, VAB+ beleid 2011, Beleidsnota plattelandswoning en de beleidsregel Gemeentelijk beleid ten aanzien van de ontwikkeling van nieuwe landgoederen in de gemeente Tubbergen 2011 ingetrokken en zijn in de beleidsregel 'Buitengebied met kwaliteit' geïntegreerd. Het doel van deze beleidsregel is meervoudig. Enerzijds is deze beleidsregeling bedoeld om de ruimtelijke kwaliteit in het buitengebied in stand te houden en te verbeteren. Anderzijds is het doel van deze beleidsregeling om (economische) ontwikkelingen in het buitengebied mogelijk te maken om zo een bijdrage te leveren aan een vitaal en leefbaar buitengebied.

Toets en conclusie

Ten aanzien van de schuur voor schuur regeling kan worden aangehaakt bij paragraaf 3.2 van de beleidsregel 'Buitengebied met kwaliteit'. Ten aanzien van het vergroten van de woonbestemming bij paragraaf 3.3. Hieronder wordt eerst getoetst aan paragraaf 3.2 voor de schuur voor schuur regeling. Vervolgens aan paragraaf 3.3 voor het vergroten van de woonbestemming.

Schuur voor schuur

Op basis van de beleidsregel 'Buitengebied met kwaliteit' is het mogelijk om de bij een woning toegelaten vrijstaande bouwwerken binnen de functie (bestemming) 'Wonen' uit te breiden. Daarvoor gelden de volgende voorwaarden:

  • 1. Extra m2 bebouwing wordt uitsluitend toegestaan indien elders binnen de gemeente Dinkelland of Tubbergen landschap ontsierende gebouwen worden gesloopt. Hierbij geldt de volgende bouw-/sloopverhouding:

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPZONMW8LANGW16-VG01_0017.png"

Figuur 3.6: Bouw/sloopverhouding (bron: Beleidsregel 'Buitengebied met kwaliteit').

  • 2. Alleen legaal opgerichte gebouwen kunnen worden ingezet, of aangetoond moet worden dat de gebouwen voor 1998 aanwezig waren;
  • 3. Landschap ontsierende veldschuren komen ook in aanmerking voor deze regeling;
  • 4. Gebouwen moeten in het geheel worden gesloopt, inclusief funderingen en eventuele (mest)kelders;
  • 5. Alleen volledige gebouwen kunnen worden ingezet en niet gedeeltes van gebouwen en/of (grotendeels) ingestorte gebouwen. De gemeente bepaalt of een niet-volledig gebouw kan worden ingezet voor deze regeling;
  • 6. Karakteristieke en/of cultuurhistorisch waardevolle gebouwen kunnen niet worden ingezet voor sloop;
  • 7. De planologische bouwmogelijkheden op alle betrokken locaties worden aangepast aan de nieuwe situatie. Dit betekent onder andere dat de resterende bebouwing na sloop op de slooplocatie(s) beschouwd wordt als de maximaal toegestane oppervlakte aan bebouwing op het betreffende perceel.

Aan de Langemaatsweg 16 in Manderveen wordt 212 m² aan asbesthoudende landschapsontsierende bebouwing gesloopt. Deze meters worden ingezet aan de Zondermansweg 8 in Albergen om het aantal vierkante meters aan bijbehorende bouwwerken op het perceel uit te breiden. Zowel de slooplocatie als de bouwlocatie liggen binnen de gemeente Tubbergen. De te slopen landschapsontsierende bebouwing aan de Langemaatsweg 16 in Manderveen is destijds legaal opgericht. Middels een asbestinventarisatie opgenomen als Bijlage 3 bij de toelichting van het voorliggende bestemmingsplan wordt aangetoond dat sprake is van asbest in de te slopen bebouwing. Daarbij blijkt dat er gesaneerd moet worden. Dit wordt geborgd in de regels van voorliggende bestemmingsplan middels een voorwaardelijke verplichting.

Gelet op de bouw/sloopverhouding, zoals in figuur 3.6 is weergegeven, maakt de sloop van 212 m² aan asbesthoudende bebouwing, een terugbouw mogelijk van 156 m² aan extra vrijstaande bijbehorende bouwwerken. Hierbij is belangrijk om op te merken dat beide locaties na de sloop/bouw landschappelijk ingepast worden en dat het aantal vierkante meters aan bijbehorende bouwwerken voor beide locaties wordt vastgelegd in de regels van voorliggend bestemmingsplan, zodat verdere verstening van het buitengebied wordt voorkomen.

Gelet op het vorenstaande wordt geconcludeerd dat voorliggend aan de beleidsregel 'Buitengebied met kwaliteit' voldoet.

Vergroten bestemming 'Wonen'

Voor het uitbreiden van een woonperceel met de functie (bestemming) 'Wonen' gelden de volgende voorwaarden:

  • 1. Alleen toegestaan wanneer dit nodig is om extra bebouwing of een betere erfopzet te kunnen realiseren of indien noodzakelijk in verband met een optimale situering van gebouwen voor zonnepanelen op het dak;
  • 2. Alleen toegestaan wanneer er geen reële mogelijkheden zijn om het bestaande woonperceel met gelijkblijvende oppervlakte te verschuiven;
  • 3. Alleen de reëel noodzakelijke uitbreidingsruimte ten behoeve van een goede erfopzet wordt toegestaan.

De vergroting van de bestemming 'Wonen' aan de Zondermansweg 8 in Albergen is noodzakelijk, zodat het huidige feitelijk gebruik van bepaalde gronden, als zijnde tuin en erfverharding, positief bestemd kan worden. Daarmee wordt een planologische ongewenste situatie beëindigd. Dit is, gelet op het vigerende bestemmingsplan, niet op een andere manier mogelijk.

Aangezien de vergroting niet gepaard gaat met extra bebouwing in het buitengebied, geen belemmeringen heeft voor omliggende (agrarische)functies en landschappelijk wordt ingepast, wordt gesteld dat voorliggend plan aan de beleidsregel 'Buitengebied met kwaliteit' voldoet.

3.3.3 Nota 'De casco benadering in Noordoost-Twente'

De gemeente Tubbergen heeft de beleidsnota 'De casco-benadering in Noordoost-Twente' vastgesteld. Het Nationaal Landschap Noordoost Twente is een gebied met zeldzame en unieke landschapskwaliteiten. Het is een gebied met stuwwallen, bronnen, beken en fraaie cultuurlandschappen. Kernkwaliteit is het waardevolle cultuurlandschap met een variatie in open en een kleinschalig besloten landschap. Schaalvergroting in de grondgebonden landbouw staat op gespannen voet met deze kleinschaligheid. Het verdwijnen van landschapselementen op perceelsgrenzen tast het kleinschalige groene karakter aan en leidt tot een afname van landschapsdiversiteit. De gemeente Tubbergen heeft samen met de provincie Overijssel en de gemeenten Dinkelland, Losser en Oldenzaal de ambitie uitgesproken om de tendens van schaalvergroting in de grondgebonden landbouw zodanig vorm te geven dat deze niet ten koste gaat van de kwaliteit van het landschap.

Om vorm en inhoud te geven aan deze ambitie is een generieke methode ontwikkeld: de casco benadering. Voor de gemeente is de casco-benadering te gebruiken als beoordelingskader voor ingrepen in het landschap. Aan de hand van de casco-kaart (figuur 3.8) kan bezien worden of landschappelijke structuren deel uitmaken van het casco.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPZONMW8LANGW16-VG01_0018.png"

Figuur 3.7: Fragment casco-kaart (bron: www.overijssel.nl/cascokaart)

Op basis van de casco-kaart kan vastgesteld worden of het landschapselement tot het casco behoort of niet; daaruit volgen drie mogelijk aanvragen op basis van het casco, dit zijn:

  • 1. Regulier casco: het te verwijderen element is geen casco en de initiatiefnemer compenseert op een lijn uit de cascokaart.
  • 2. Afwijking van de compensatie: het te verwijderen element is geen casco, maar de initiatiefnemer wil compenseren op een andere plek dan aangegeven op de cascokaart.
  • 3. Afwijking van het casco: het te verwijderen element behoort tot het casco en het te compenseren element ligt of op de cascokaart, zo niet dan is de een aanvraag een combinatie met situatie 2 (afwijking compensatie).

Toets en conclusie

Het perceel aan de Zondermansweg 8 is geen onderdeel van de Casco, de beoogde ontwikkeling heeft geen invloed op de Casco. De beplanting langs de Zondermansweg is wel onderdeel van de Casco, daar vinden echter geen wijzigingen plaats. De locatie Langemaatsweg 16 in Manderveen is aangewezen als agrarisch bouwblok, waardoor het niet tot de casco behoort.

Het cascobeleid levert geen belemmeringen op voor de uitvoering van voorliggend plan.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving staan van het verrichte onderzoek naar de voor het plan relevante feiten en de af te wegen belangen (Algemene wet bestuursrecht, artikel 3.2).

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de geldende wet- en regelgeving die op voorliggend plan en plangebied van toepassing zijn. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening. In dit hoofdstuk worden daarom de resultaten van het onderzoek naar o.a. de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreffen voor zover relevant de thema's geluid, bodem, luchtkwaliteit, externe veiligheid, milieuzonering, geur, ecologie, archeologie & cultuurhistorie, verkeer, water en vormvrije m.e.r-beoordeling.

4.1 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Op 1 april 2011 is het huidige Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Op 7 juli 2017 zijn er enkele wijzigingen doorgevoerd binnen dit besluit om de m.e.r.-procedure eenduidiger en overzichtelijker te maken, alsmede het aspect milieueffectrapportage explicieter te behandelen in aanvragen. Dit besluit heeft tot doel het vaststellen van mogelijke, ernstig nadelige milieugevolgen ten gevolge van een activiteit binnen de aanvraag.

Binnen het Besluit milieueffectrapportage zijn een tweetal mogelijkheden opgenomen hoe om te gaan met dit besluit bij een aanvraag. Wanneer de beoogde activiteit in de D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage wordt benoemd, maar onder de gestelde drempelwaarden blijft, volstaat een vormvrije m.e.r.-beoordeling. Wanneer de beoogde activiteit in de D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage wordt benoemd en bovendien de gestelde drempelwaarden overstijgt, is de betreffende aanvraag m.e.r.-plichtig. Op dat moment zal een m.e.r.-rapportage op moeten worden gesteld.

Toets en conclusie

Middels voorliggend bestemmingsplan wordt de schuur voor schuur regeling van de gemeente Tubbergen toegepast, waarbij aan de Langemaatsweg 16 in Manderveen wordt gesloopt, in ruil voor extra meters aan vrijstaande bijbehorende bouwwerken aan de Zondermansweg 8 in Albergen. Daarnaast wordt de bestemming 'Wonen' uitgebreid om de bestaande tuin en verharding die op agrarische gronden zijn gerealiseerd positief te bestemmen. Voor verdere informatie over het plan wordt kortheidshalve verwezen naar Hoofdstuk 2. Het huidige gebruik van het perceel aan de Zondermansweg 8 in Albergen is wonen en blijft wonen. Het huidige gebruik van het perceel aan de Langemaatsweg 16 in Manderveen is recreatie en blijft recreatie.

De ontwikkelingen die in voorliggend bestemmingsplan mogelijk worden maakt, worden niet in de D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage benoemd. De meest logische aansluiting kan echter worden gemaakt bij: de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen (D 11.2). Er geldt een m.e.r.-plicht bij projecten met een oppervlakte van 100 hectare of meer, een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen, of een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m² of meer.

De genoemde maximum oppervlakken gelden als drempelwaarden. Het ruimtebeslag van het onderhavige project ligt ruimschoots beneden de drempelwaarden. Geconcludeerd wordt dat het onderhavige project niet m.e.r.-beoordelingsplichtig is. In de nota van toelichting op het Besluit mer wordt het begrip 'stedelijk ontwikkelingsproject' geduid. Hier wordt het volgende over gezegd:

“Bij een stedelijk ontwikkelingsproject kan het gaan om bouwprojecten als woningen, parkeerterreinen, bioscopen, theaters, sportcentra, kantoorgebouwen en dergelijke of een combinatie daarvan. Er kan overigens geen misverstand over bestaan dat ook «dorpen» hieronder vallen. Wat «stedelijke ontwikkeling» inhoudt kan van regio tot regio verschillen. Van belang hierbij is of er per saldo aanzienlijke negatieve gevolgen voor het milieu kunnen zijn. Indien bijvoorbeeld een woonwijk wordt afgebroken en er komt een nieuwe voor in de plaats, dan zal dit in de regel per saldo geen of weinig milieugevolgen hebben. Bij een uitbreiding zal er eerder sprake kunnen zijn van aanzienlijke gevolgen.”

Of sprake is van een 'stedelijk ontwikkelingsproject' hangt af van de concrete omstandigheden van het geval. Onder andere de aard en de omvang van de voorziene wijziging van de stedelijke ontwikkeling spelen daarbij een rol. Of de ontwikkeling per saldo aanzienlijke negatieve gevolgen voor het milieu kan hebben, is daarbij niet relevant.

Gelet op de uitspraak van de Raad van State van 31 januari 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:348) lijken de volgende aspecten relevant voor de vraag of sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject:

  • de aard en omvang van de ontwikkeling;
  • de vormgeving en opzet;
  • de schaalgrootte;
  • de ligging;
  • de voorgenomen functie(wijziging), en;
  • de vraag of sprake is van een bestaand of van een te realiseren bouwwerk.

De ontwikkeling is reeds hiervoor afdoende beschreven. Gelet op de staffel van de schuur voor schuur regeling neemt het bebouwde oppervlak af. Op zowel de bouw- als slooplocatie wordt het oppervlak aan bijbehorende bouwwerken middels voorliggend bestemmingsplan op slot gezet, waardoor de verdere verstening van het buitengebied wordt voorkomen. Ook worden beide locaties landschappelijk ingepast en wordt het landschap ter plaatse versterkt door het treffen van landschapsmaatregelen. In de paragrafen hierna wordt middels een kwalitatieve onderbouwing aangetoond dat de voorgenomen ontwikkeling niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Tevens leidt het gebruik van een bijgebouw bij een woning niet tot belangrijke nadelige milieugevolgen voor de omgeving, aangezien de functie 'Wonen' niet milieubelastend is.

Gelet op het vorenstaande wordt geacht dat er geen sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject in de zin van het Besluit m.e.r.. Geconcludeerd wordt dat een aanmeldnotitie niet noodzakelijk is.

Het aspect 'Vormvrije m.e.r-beoordeling' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van voorliggend bestemmingsplan.

4.2 Milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan/wijzigingsplan mogelijk is.

Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk/buitengebied' dan wel 'gemengd gebied'. In figuur 4.1 zijn de richtafstanden weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPZONMW8LANGW16-VG01_0019.png"

Figuur 4.1: Richtafstanden VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering

Toets en conclusie

Zowel de locatie aan de Zondermansweg 8 in Albergen als de Langemaatsweg 16 in Manderveen liggen in het buitengebied van de gemeente Tubbergen, waardoor kan worden uitgegaan van de richtafstanden tot omgevingstype rustige woonwijk/buitengebied. Voor de Langemaatsweg 16 in Manderveen wordt op voorhand opgemerkt dat voor de sloop van bebouwing geen toetsing aan de VNG uitgave benodigd is. De toetsing aan de VNG uitgave is daarom enkel gericht op de Zondermansweg 8 in Albergen.

Bij het realiseren van nieuwe bestemmingen/functies dient er gekeken te worden naar de omgeving waarin de nieuwe bestemmingen/functies gerealiseerd worden. Hierbij spelen twee vragen en rol:

  • past de nieuwe functie in de omgeving? (externe werking);
  • laat de omgeving de nieuwe functie toe? (interne werking).

Interne werking

Hierbij gaat het om de vraag of nieuwe milieugevoelige functies binnen het plangebied hinder ondervinden van bestaande functies in de omgeving.

Als gevolg van de beoogde vergroting van de bestemming 'Wonen' wordt de onderlinge afstand met het naastgelegen agrarisch bedrijf aan de Zondermansweg 9 in Albergen verkleind. Ook wordt de onderlinge afstand met het houtbewerkingsbedrijf aan de Diekersweg 9 in Albergen verkleind.

Ten aanzien van het agrarische bedrijf geldt op basis van de VNG uitgave een grootste richtafstand van 100 meter voor het aspect geur, ervan uitgaande dat kan worden aangesloten bij de categorie 'Akker- en/of tuinbouw in combinatie met het fokken en houden van dieren (niet- intensief)'. Echter zijn bij agrarische bedrijven niet de richtafstanden vanuit de VNG uitgave leidend, maar de wettelijke afstanden of geuremissiefactoren die in de Wet geurhinder en veehouderij zijn opgenomen. Derhalve vindt de toetsing aan het aspect 'Geur' verder plaats in paragraaf 4.3. Voor wat betreft de overige afstanden (stof, geluid en gevaar) wordt er ruimschoots voldaan, aangezien de onderlinge afstand tussen het agrarische bedrijf en plangebied circa 50 meter bedraagt, en de richtafstanden 30 meter bedragen. Er is dus ten aanzien van dit bedrijf, met uitzondering van het aspect 'Geur', sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Voor het houtbewerkingsbedrijf biedt de VNG uitgave geen specifieke richtafstanden. Op basis van de bedrijfsactiviteiten wordt geacht dat een logische aansluiting in de VNG uitgave gemaakt kan worden bij de categorie 'Houtzagerijen'. De grootste richtafstand bedraagt in dat geval 100 meter voor het aspect geluid. Aan deze afstand wordt voldaan, aangezien de onderlinge afstand tussen dit bedrijf en het plangebied minimaal 130 meter bedraagt. Er is dus ten aanzien van dit bedrijf sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Externe werking

Hierbij gaat het met name om de vraag of de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling leidt tot een situatie die, vanuit hinder of gevaar bezien, in strijd is te achten met een goede ruimtelijke ontwikkeling. Daarvan is sprake als het woon- en leefklimaat van omwonenden in ernstige mate wordt aangetast of het plan leidt tot hinder of belemmeringen voor de bedrijven in de omgeving.

Met de beoogde uitbreiding van het aantal oppervlak aan vrijstaande bijbehorende bouwwerken aan de Zondermansweg 8 in Albergen wordt geen nieuwe milieubelastende functie mogelijk gemaakt, waardoor de aantasting van andermans woon- en leefklimaat niet aan de orde is. De beoogde uitbreiding van de bestemming 'Wonen' zorgt echter wel dat de onderlinge afstand tussen het plangebied en de omliggende bedrijven wordt verkleind ten opzichte van de huidige situatie. Hierdoor kunnen de bedrijven belemmerd worden. Aangezien de onderlinge afstand met het plangebied na de vergroting van de bestemming 'Wonen' nog ruim voldoende is en een eventuele uitbreiding van de bedrijven richting het plangebied niet te verwachten is, wordt gesteld dat de omliggende bedrijven niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden beperkt zullen worden.

Resumerend kan worden geconcludeerd dat er vanuit het aspect 'Milieuzonering' geen belemmeringen zijn voor de uitvoerbaarheid van voorliggend bestemmingsplan.

4.3 Geur

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt het toetsingskader voor vergunningverlening als het gaat om geurhinder vanwege dierenverblijven van veehouderijen. De Wgv stelt één landsdekkend beoordelingskader met een indeling in twee categorieën. Voor diercategorieën waarvan de geuremissie per dier is vastgesteld, wordt deze waarde uitgedrukt in een ten hoogste toegestane geurbelasting op een geurgevoelig object. Voor de andere diercategorieën is die waarde een wettelijke vastgestelde afstand die ten minste moet worden aangehouden.

Op grond van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) dient voor diercategorieën waarvoor per dier geen geuremissie is vastgesteld (bijvoorbeeld melkkoeien) en een geurgevoelig object de volgende afstanden aangehouden te worden:

  • ten minste 100 meter indien het geurgevoelige object binnen de bebouwde kom is gelegen;
  • ten minste 50 meter indien het geurgevoelige object buiten de bebouwde kom is gelegen.

Voor diercategorieën waarvoor in de Wgv een geuremissie per dier is vastgesteld geldt dat, binnen een concentratiegebied, de geurbelasting op geurgevoelige objecten binnen de bebouwde kom niet meer dan 3 odour units per kubieke meter lucht mag bedragen. Voor geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom mag deze niet meer bedragen dan 14 odour units per kubieke meter lucht.

Toets en conclusie

Omdat de bestemming 'Wonen' middels voorliggend bestemmingsplan groter wordt, kan dit voor het agrarische bedrijf aan de Zondermansweg 9 in Albergen belemmerend werken. Er dient in het buitengebied namelijk minimaal 50 meter afstand te zijn tussen een agrarisch bedrijf en een geurgevoelig object in de zin van de Wgv. Momenteel bedraagt de afstand vanaf de uiterste gevel van de bestaande woning aan de Zondermansweg 8 in Albergen tot de uiterste grens van de agrarische bestemming van het bedrijf aan de Zondermansweg 9 in Albergen circa 68 meter. Met de beoogde vergroting van de bestemming 'Wonen' wordt deze afstand niet kleiner, omdat de woning op dezelfde plek blijft staan. Echter kan de woning in theorie overal binnen de bestemming 'Wonen' worden herbouwd, waardoor de afstand met het agrarische bedrijf kleiner kan worden. Om ervoor te zorgen dat te allen tijde sprake is van minimaal 50 meter afstand tussen het plangebied en agrarische bedrijf, wordt de bestemming 'Wonen' in voorliggend bestemmingsplan zodanig vormgegeven dat binnen die afstand van 50 meter geen sprake is van de bestemming 'Wonen'.

Gelet op het vorenstaande wordt vanuit het aspect 'Geur' dan ook geen belemmeringen verwacht voor de uitvoerbaarheid van voorliggend bestemmingsplan.

4.4 Bodem

Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van die bodem en of deze aspecten optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Om hierin inzicht te krijgen, dient in de daarvoor aangewezen gevallen een bodemonderzoek te worden verricht.

Artikel 3.1.6 van het Bro bepaalt dat in het bestemmingsplan rekening gehouden moet worden met de bodemkwaliteit ter plaatse. De reden hiervoor is dat een eventueel aanwezige bodemverontreiniging van groot belang kan zijn voor de keuze van bepaalde bestemmingen en/of de (financiële) uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. De bodemtoets moet worden uitgevoerd bij het opstellen of wijzigen van het bestemmingsplan of een planologische afwijking. Als er verontreiniging aanwezig is moet bepaald (nader onderzoek) worden of het een geval is in de zin de Wbb of een diffuse verontreiniging. In de exploitatieopzet moeten de saneringskosten en de verwerkingskosten voor diffuus verontreinigde grond worden opgenomen.

Toets en conclusie

Aan de Zondermansweg 8 in Albergen wordt het bestaande oppervlak aan vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij de woning uitgebreid middels de schuur voor schuur regeling. De sloopmeters worden gehaald van de Langemaatsweg 16 te Manderveen, waar landschapsontsierende agrarische bebouwing wordt gesloopt. Daarnaast wordt de huidige bestemming 'Wonen' vergroot, zodat de op de agrarische gronden gelegen tuin/verharding positief kan worden bestemd.

Met het uitbreiden van het bestaande oppervlak aan vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij de woning wordt geen nieuwe verblijfsfunctie opgericht waarin langer dan 2 uur mensen kunnen verblijven. Tevens wordt gebouwd binnen de huidige bestemming 'Wonen', waarbinnen het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij de woning al mogelijk is. Gelet hierop wordt een bodemonderzoek niet noodzakelijk geacht.

Voor het slopen van landschapsontsierende agrarische bebouwing aan de Langemaatsweg 16 in Manderveen wordt een bodemonderzoek tevens niet noodzakelijk geacht, omdat er alleen gesloopt wordt. In paragraaf 4.4.1 wordt nog even stilgestaan bij de betreffende bebouwing en in kaart gebracht in hoeverre de bebouwing asbesthoudend is.

Voor wat betreft de vergroting van de bestemming 'Wonen' aan de Zondermansweg 8 te Albergen om de bestaande tuin en verharding positief te bestemmen, wordt opgemerkt dat er een functiewijziging plaatsvindt. Gelet hierop is een verkennend bodemonderzoek in eerste instantie noodzakelijk.

Echter geldt op basis van de Woningwet, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en bijbehorende regelgeving de volgende uitzonderingen voor de bodemonderzoekplicht:

  • a. als het gaat om bouwwerken die de grond niet raken of het bestaande, niet wederrechtelijke gebruik wordt gehandhaafd;
  • b. het bouwwerk een te verwezenlijken bebouwingsoppervlakte heeft van ten hoogste 50 m²;
  • c. als het gaat om het bouwen van bouwwerken waarin niet (nagenoeg) voortdurend mensen zullen verblijven (Woningwet, artikel 8, derde lid). Hierbij wordt een verblijftijd van minder dan 2 uur gehanteerd;
  • d. als B&W vrijstelling verlenen omdat er al voldoende gegevens met betrekking tot de bodemkwaliteit bekend zijn, bijvoorbeeld op basis van een reeds eerder uitgevoerd bodemonderzoek (maximaal 5 jaar oud en waarbij het gebruik sindsdien niet is gewijzigd).

Zoals beschreven is de functiewijziging bedoeld om de bestaande verharding en tuin, die op agrarische gronden zijn gerealiseerd, positief te bestemmen. Op de betreffende gronden kunnen, gelet op dat het aantal oppervlak aan vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij de woning middels voorliggend bestemmingsplan op slot wordt gezet, geen nieuwe bijbehorende bouwwerken worden gerealiseerd. Dit is immers één van de voorwaarden om mee te kunnen doen aan de schuur voor schuur regeling. Bovendien blijkt uit de bodemkwaliteitskaart van de omgevingsdienst Twente dat de kwaliteit van de betreffende gronden 'AW2000' is. Dat betekent dat de gronden schoon worden geacht. Gelet op het vorenstaande wordt een bodemonderzoek niet noodzakelijk geacht.

Geconcludeerd wordt dat vanuit het aspect 'Bodem' geen belemmeringen zijn voor de uitvoerbaarheid van voorliggend bestemmingsplan.

4.4.1 Asbestinventarisatie

In het kader van de schuur voor schuur regeling van de gemeente Tubbergen wordt aan de Langemaatsweg 16 in Manderveen asbesthoudende landschapsontsierende bebouwing gesloopt. Of de deze bebouwing daadwerkelijk asbesthoudend is, wordt door middel van een asbestinventarisatie opgenomen als Bijlage 3 bij de toelichting van dit bestemmingsplan aangetoond. Uit de asbestinventarisatie blijkt dat de te slopen bebouwing inderdaad asbesthoudend is, waardoor gesaneerd zal moeten worden. Omdat sanering pas kan bij de sloop van de bebouwing, is er in de regels van voorliggend bestemmingsplan een voorwaardelijke verplichting opgenomen teneinde de benodigde sanering juridisch te borgen.

4.5 Geluid

In het kader van de Wet geluidhinder (Wgh) moet er bij de voorbereiding van een bestemmingsplan, c.q. een ontheffing op grond van de Wro, een onderzoek worden gedaan naar de geluidsbelasting op de gevels van geluidsgevoelige objecten, voor zover deze geluidsgevoelige objecten zijn gelegen binnen een zonering van een industrieterrein, wegen en/of spoorwegen.

De Wet geluidhinder kent de volgende geluidsgevoelige functies:

  • Woningen.
  • Onderwijsgebouwen (behoudens voorzieningen zoals een gymnastieklokaal).
  • Ziekenhuizen en verpleeghuizen en daarmee gelijk te stellen voorzieningen zoals verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen, medische centra, poliklinieken, medische kleuterdagverblijven, etc.

Enerzijds betekent dit dat (geluids-)eisen worden gesteld aan de nieuwe milieubelastende functies, anderzijds betekent dit eveneens dat beperkingen worden opgelegd aan de nieuwe milieugevoelige functies.

Toets en conclusie

Er wordt middels voorliggend bestemmingsplan geen nieuwe geluidsgevoelige objecten mogelijk gemaakt, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder. Een onderzoek is derhalve overbodig.

Geconcludeerd wordt dat vanuit het aspect 'geluid' geen belemmeringen zijn voor de uitvoerbaarheid van voorliggend bestemmingsplan.

4.6 Luchtkwaliteit

Om een goede luchtkwaliteit in Europa te garanderen heeft de Europese unie een viertal kaderrichtlijnen opgesteld. De hiervan afgeleide Nederlandse wetgeving is vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Deze wetgeving staat ook bekend als de Wet luchtkwaliteit.

In de Wet luchtkwaliteit staan onder meer de grenswaarden voor de verschillende luchtverontreinigende stoffen. Onderdeel van de Wet luchtkwaliteit zijn de volgende Besluiten en Regelingen:

  • Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen);
  • Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen).

Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen

Het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (NIBM) staat bouwprojecten toe wanneer de bijdrage aan de luchtkwaliteit van het desbetreffende project niet in betekenende mate is. Het begrip 'niet in betekenende mate' is gedefinieerd als 3% van de grenswaarden uit de Wet milieubeheer. Het gaat hierbij uitsluitend om stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10 en PM2,5). Toetsing aan andere luchtverontreinigende stoffen uit de Wet luchtkwaliteit vindt niet plaats.

In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Enkele voorbeelden zijn:

  • woningen: 1500 met een enkele ontsluitingsweg;
  • woningen: 3000 met twee ontsluitingswegen;
  • kantoren: 100.000 m² bruto vloeroppervlak met een enkele ontsluitingsweg.

Als een ruimtelijke ontwikkeling niet genoemd staat in de Regeling NIBM kan deze nog steeds niet in betekenende mate bijdragen. De bijdrage aan NO2 en PM10 moet dan minder zijn dan 3% van de grenswaarden.

Besluit gevoelige bestemmingen 

Dit besluit is opgesteld om mensen die extra gevoelig zijn voor een matige luchtkwaliteit aanvullend te beschermen. Deze 'gevoelige bestemmingen' zijn scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Woningen en ziekenhuizen/ klinieken zijn geen gevoelige bestemmingen.

De grootste bron van luchtverontreiniging in Nederland is het wegverkeer. Het Besluit legt aan weerszijden van rijkswegen en provinciale wegen zones vast. Bij rijkswegen is deze zone 300 meter, bij provinciale wegen 50 meter. Bij realisatie van 'gevoelige bestemmingen' binnen deze zones is toetsing aan de grenswaarden die genoemd zijn in de Wet luchtkwaliteit nodig.

Toets en conclusie

Gelet op de aard en omvang van dit project, in verhouding tot categorieën van gevallen zoals hierboven zijn beschreven, kan worden gesteld dat voorliggend plan voor de realisatie van extra oppervlakte aan bijgebouwen en voor een planologische functiewijziging 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Het aantal verkeersbewegingen neemt immers niet toe. Tevens worden geen gevoelige bestemmingen binnen de zone van een Rijks- of provinciale weg gerealiseerd. Gelet op het vorenstaande wordt een onderzoek in het kader van luchtkwaliteit niet noodzakelijk geacht.

Geconcludeerd wordt dat vanuit het aspect 'Luchtkwaliteit' geen belemmeringen zijn voor de uitvoerbaarheid van voorliggend bestemmingsplan.

4.7 Externe veiligheid

Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Concreet gaat het daarbij om risicovolle bedrijven, vervoer gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Op de diverse aspecten van externe veiligheid is afzonderlijke wetgeving van toepassing. Voor risicovolle bedrijven gelden onder meer:

  • het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
  • de Regeling externe veiligheid (Revi);
  • het Registratiebesluit externe veiligheid;
  • het Besluit risico's zware ongevallen 2015 (Brzo 2015);
  • het Vuurwerkbesluit.

Voor vervoer gevaarlijke stoffen geldt het Besluit externe veiligheid transportroutes en de Regeling Basisnet. Op transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen zijn het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) van toepassing.

Het doel van wetgeving op het gebied van externe veiligheid is risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen en activiteiten tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Het is noodzakelijk inzicht te hebben in de kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en het plaatsgebonden en het groepsrisico.

  • Plaatsgebonden risico (PR): Risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als een kans per jaar dat een persoon onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen een inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.
  • Groepsrisico (GR): Cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen de inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.

In het BEVI zijn de risiconormen wettelijk vastgelegd. Deze normen zijn niet effectgericht maar gebaseerd op een kansberekening. Tevens geven de risiconormen alleen de kans weer om als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen te overlijden. Gezondheidsschade en de kans op verwonding of materiële schade zijn daarin niet meegenomen. Er is in het BEVI geen harde norm voor het groepsrisico vastgesteld. Voor het groepsrisico geldt geen norm maar slechts een oriënterende waarde. Er is sprake van een verantwoordingsplicht in geval van een toename van het groepsrisico.

Toets en conclusie

Voorliggend bestemmingsplan maakt geen nieuwe verblijfsobjecten mogelijk, waardoor het aantal personen binnen het plangebied zal kunnen toenemen. Er is derhalve geen aanleiding voor het uitvoeren van een onderzoek naar externe veiligheid, het groepsrisico neemt immers niet toe ten opzichte van de huidige situatie.

Geconcludeerd wordt dat vanuit het aspect 'Externe veiligheid' geen belemmeringen zijn voor de uitvoerbaarheid van voorliggend bestemmingsplan.

4.8 Water

Een belangrijk instrument om waterbelangen in ruimtelijke plannen te waarborgen is de watertoets, die sinds 1 november 2003 wettelijk is verankerd. Initiatiefnemers zijn verplicht in ruimtelijke plannen een beschrijving op te nemen van de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het doel van de wettelijk verplichte watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).

Waterbeleid Waterschap Vechtstromen

De Europese Kaderrichtlijn Water is richtinggevend voor de bescherming van de oppervlaktewaterkwaliteit in de landen in de Europese Unie. Aan alle oppervlaktewateren in een stroomgebied worden kwaliteitsdoelen gesteld die in 2015 moeten worden bereikt. Ruimtelijk relevant rijksbeleid is verwoord in de SVIR en het Nationaal Waterplan (inclusief de stroomgebiedbeheerplannen).

Op provinciaal niveau zijn de Omgevingsvisie en de bijbehorende Omgevingsverordening richtinggevend voor ruimtelijke plannen.

Het Waterschap Vechtstromen heeft de beleidskaders van rijk en provincie nader uitgewerkt in het Waterbeheerplan 2016-2021. De belangrijkste ruimtelijk relevante thema's zijn de Kaderrichtlijn Water en retentiecompensatie. Daarnaast is de Keur van Waterschap Vechtstromen een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden.
Op gemeentelijk niveau zijn het in overleg met Waterschap Vechtstromen opgestelde gemeentelijk Waterplan en het gemeentelijk Rioleringsplan van belang bij het afwegen van waterbelangen in ruimtelijke plannen.

Watervisie 2050

Het Waterschap Vechtstromen heeft op 14 april 2021 de Watervisie 2050 vastgesteld. In deze Watervisie staat de drie belangrijkste opgaven waaraan Vechtstromen volgens zeven hoofdlijnen wil werken met partners en inwoners.

De drie belangrijkste opgaves zijn:

  • de toenemende droogte en wateroverlast als gevolg van klimaatverandering;
  • de waterkwaliteit die onder druk staat:
  • de transitie naar een duurzame ontwikkeling.

De Watervisie zal worden doorvertaald naar een Waterbeheerprogramma waarin wordt bepaald hoe het Waterschap in de periode 2022-2028 gaat werken aan haar opgaves. In het beheerprogramma zal het beleid en de maatregelen worden opgenomen.

Waterbeheerprogramma 2022-2027

Het waterbeheerprogramma 2022-2027 is op 15 december 2021 vastgesteld door het algemeen bestuur van Vechtstromen. Het waterbeheerprogramma gaat in op alle aspecten van het watersysteembeheer (met uitzondering van het rioleringsbeheer en de drinkwaterzorg). Voor partners en ingezetenen verschaft het programma inzicht in de wijze waarop het waterschap omgaat met het water in het beheergebied.

Het waterbeheerprogramma volgt inhoudelijk op de Watervisie 2050, die op 14 april 2021 door het algemeen bestuur is vastgesteld. Het waterbeheerprogramma beschrijft welke maatregelen Vechtstromen wil nemen in de planperiode 2022-2027 om te werken aan de ambities uit de Watervisie. Het waterbeheerprogramma sluit aan bij plannen van andere partijen zoals het Nationale waterplan (Nationaal Water Programma 2022-2027), het Stroomgebiedsbeheerplan Rijndelta en de Omgevingsvisie van de provincies Overijssel en Drenthe.

Belangrijk uitgangspunt van het Waterbeheerprogramma is de verandering van het klimaat. De weersomstandigheden zijn steeds minder vaak gemiddeld. Dat merken we de laatste twee decennia steeds duidelijker. De winters worden natter en in de zomer zijn er langere hete en droge perioden en vallen de buien steeds meer lokaal. Deze zomerbuien hebben vaker een zeer hoge intensiteit, wat leidt tot hoge afvoerpieken en overstromingen. Het watersysteem is nog niet goed toegerust op die verandering. Het is nu nog vooral ingericht op basis van gemiddelden - de normale beheersituatie enerzijds en het voorkomen van wateroverlast anderzijds - en niet op langdurige droge periodes en incidentele hoosbuien. Dit betekent dat het watersysteem aangepast moet worden. Daarbij heeft het waterschap de ambitie om te komen tot een klimaatrobuust watersysteem in 2050: een systeem dat zowel in kwantitatief als kwalitatief opzicht tegen een stootje kan en goed is toegerust op veranderingen en grotere weersextremen. Overeenkomstig de Watervisie 2050 heeft het waterschap de volgende hoofdlijnen aangegeven waar de komende jaren aan gewerkt wordt:

Als gevolg van de klimaatverandering wil het waterschap zorgen voor meer balans tussen 'droge voeten' en het beperken van wateroverlast. Dat betekent dat water het leidende principe is voor het inrichten van de leefomgeving in plaats van andersom: water volgend aan de inrichting.

  • Er wordt meer aandacht gegeven aan het vasthouden van water in de bodem.
  • Regenwater wordt niet als afvalwater beschouwd, maar als bouwsteen in de ontwikkeling van een robuust watersysteem.

Watertoetsproces

Op 27 juli 2023 is via www.dewatertoets.nl zowel voor de Zondermansweg 8 als Langemaatsweg 16 een digitale watertoets verricht, zie Bijlage 4 en Bijlage 5 bij de toelichting van dit bestemmingsplan. Door beantwoording van de vragen is gebleken dat de korte procedure van toepassing is. Volstaan kan worden met de standaard waterparagraaf (zie hieronder).

Watersysteem

In het waterbeheer van de 21e eeuw worden duurzame, veerkrachtige watersystemen nagestreefd. Dit betekent concreet dat droge perioden worden doorstaan zonder droogteschade, vissterfte en stank, en dat in natte perioden geen overlast optreedt door hoge grondwaterstanden of inundaties vanuit oppervlaktewateren. Problemen worden niet afgewenteld op andere gebieden of latere generaties. Het principe """"eerst vasthouden, dan bergen, dan pas afvoeren"""" is hierbij leidend. Rijk, provincies en gemeenten hebben in het Nationaal Bestuursakkoord Water doelen vastgelegd voor het op orde brengen van het watersysteem.

Afvalwaterketen

Het zoveel mogelijk scheiden van vuil en schoon water is belangrijk voor het bereiken van een goede waterkwaliteit. Door te voorkomen dat grote hoeveelheden relatief schoon hemelwater door rioolstelsels worden afgevoerd, neemt het aantal overstorten van verontreinigd rioolwater op oppervlaktewater af en neemt de doelmatigheid van de rioolwaterzuivering toe. Hierdoor verbetert zowel de kwaliteit van oppervlaktewateren waarop overstorten plaatsvinden als de kwaliteit van het effluent ontvangende oppervlaktewater. Indien het schone hemelwater door middel van infiltratie in het gebied wordt vastgehouden alvorens het wordt afgevoerd naar oppervlaktewater, draagt dit bovendien bij aan de duurzaamheid van het watersysteem. Vandaar dat het principe """"eerst schoonhouden, dan scheiden, dan pas zuiveren"""" een belangrijk uitgangspunt is bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Als het hemelwater niet wordt aangekoppeld of wordt afgekoppeld van het bestaande rioolstelsel is oppervlakkige afvoer en infiltreren in de bodem uitgangspunt. Als infiltratie in de bodem niet mogelijk is, is lozing op het oppervlaktewater via een bodempassage gewenst.

Wateraspecten plangebied

Waterhuishouding

Het plan loopt geen verhoogd risico op wateroverlast als gevolg van overstromingen. Het plan heeft geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. In het verleden is er in of rondom het plangebied geen wateroverlast of grondwateroverlast geconstateerd. De toename van het verharde oppervlak is minder dan 1500m2. Het plangebied bevindt zich niet binnen een beschermingszone of herinrichtingszone langs een waterloop, primair watergebied, invloedszone zuiveringstechnisch werk of een retentiecompensatiegebied.

Voorkeursbeleid hemelwaterafvoer

In het plan wordt het afvalwater en het hemelwater behandeld via een gescheiden stelsel, waarbij het hemelwater wordt geïnfiltreerd.

Aanleghoogte van de bebouwing

Voor de aanleghoogte van de gebouwen (onderkant vloer begane grond) wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 centimeter ten opzichte van de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG). Bij een afwijkende maatvoering is de kans op structurele grondwateroverlast groot. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte. Kelders dienen waterdicht te zijn. Om wateroverlast en schade in woningen en bedrijven te voorkomen wordt geadviseerd om een drempelhoogte van 30 centimeter boven het straatpeil te hanteren. Ook voor lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders, parkeergarages) moet aandacht worden besteed aan het voorkomen van wateroverlast.

In het plan wordt er naar gestreefd het voorkeursbeleid van het waterschap op te volgen.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat vanuit het aspect 'Water' geen belemmeringen zijn voor de uitvoerbaarheid van voorliggend bestemmingsplan.

4.9 Ecologie

Bij een ruimtelijk plan moeten de gevolgen van de voorgenomen ontwikkeling met betrekking tot aanwezige natuurwaarden in beeld worden gebracht. Daarbij wordt ingegaan op de relatie van het plan met beschermde gebieden, beschermde soorten, en het Natuurnetwerk Nederland (NNN). De wettelijke kaders hiervoor worden gevormd door Europese richtlijnen (Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn), nationale regelgeving (Wet natuurbescherming) en provinciale regelgeving (NNN in provinciale verordening).

Toets en conclusie

Voorliggend bestemmingsplan maakt enerzijds de uitbreiding van het aantal oppervlak aan vrijstaande bijbehorende bouwwerken en de vergroting van de bestemming 'Wonen' aan de Zondermansweg 8 in Albergen mogelijk, anderzijds de sloop van landschapsontsierende agrarische bebouwing aan de Langemaatsweg 16 te Manderveen. Omdat de kans bestaat dat door fysieke ingrepen beschermde plant- en diersoorten worden bedreigd, is een flora- en faunaonderzoek noodzakelijk om de beschermde plant- en diersoorten in kaart te brengen en de nodige vervolgstappen te bepalen. Met het flora- en faunaonderzoek wordt tevens onderzocht of de beoogde activiteiten tot een negatief effect leidt voor natuurgebieden in de omgeving van het plangebied.

In dit bestemmingsplan wordt gebruik gemaakt van een quickscan natuurwaarden die is uitgevoerd door Natuurbank Overijssel. Deze quickscan is als Bijlage 6 bij de toelichting van voorliggend bestemmingsplan opgenomen. In onderstaande alinea's worden de belangrijkste conclusies beschreven. Voor de concrete inhoud wordt kortheidshalve verwezen naar Bijlage 6. Op voorhand moet worden opgemerkt dat de locatie Zondermansweg 8 in Albergen niet is betrokken bij de quickscan. Dit omdat er geen bebouwing wordt gesloopt en de terreingesteldheid van de gronden binnen de bestemming 'Wonen' door regelmatig onderhoud niet geschikt worden geacht voor de aanwezigheid van bedreigde plant- en diersoorten. De quickscan heeft derhalve enkel betrekking op de locatie aan de Langemaatsweg 16 te Manderveen.

Conclusies quickscan Langemaatsweg 16 Manderveen

De voorgenomen activiteiten worden gezien als ‘ruimtelijke ontwikkeling’. Voor een aantal algemeen voorkomende en talrijke faunasoorten geldt in Overijssel een vrijstelling van de verbodsbepalingen ‘doden’, en het opzettelijk ‘verstoren, beschadigen en vernielen van rust- en voortplantingsplaats’, als gevolg van werkzaamheden die in het kader van een ruimtelijke ontwikkeling worden uitgevoerd. Voor beschermde soorten die niet op deze vrijstellingslijst staan, is een ontheffing vereist om ze te mogen verstoren of te doden en om opzettelijk de vaste rust- en voortplantingsplaats te mogen beschadigen en te vernielen. Afhankelijk van de status van de beschermde soorten, kan soms ook gewerkt worden conform een door de Minister goedgekeurde, en op de situatie toepasbare, gedragscode. In het kader van de zorgplicht moet rekening worden gehouden met alle in het plangebied aanwezige planten en dieren en moet er gekozen worden voor een werkmethode en/of planning in de tijd, waardoor planten en dieren zo min mogelijk schade ondervinden als gevolg van de voorgenomen activiteiten.

Het plangebied behoort niet tot het Natuurnetwerk Nederland of Natura 2000-gebied. Vanwege de ligging buiten het Natuurnetwerk Nederland, leiden de voorgenomen activiteiten niet tot wettelijke consequenties, omdat de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland geen externe werking kent in Overijssel. Een negatief effect op Natura 2000-gebied, zoals de toename van stikstofdepositie in Natura 2000-gebied, kan uitgesloten worden vanwege de beperkte omvang van de voorgenomen activiteiten en de afstand tussen plangebied en Natura 2000-gebied.

De inrichting en het gevoerde beheer maken het plangebied niet tot een geschikte groeiplaats voor beschermde planten, en tot een weinig geschikt functioneel leefgebied van beschermde diersoorten. Mogelijk nestelen er vogels in de kapschuur en bezetten sommige beschermde grondgebonden zoogdieren er een vaste rust- en voortplantingsplaats. Vleermuizen en amfibieën bezetten er geen vaste rust- of voortplantingsplaats.

Van de in het plangebied nestelende vogelsoorten, is uitsluitend het bezette nest beschermd, niet het oude nest of de nestplaats. Bezette vogelnesten zijn beschermd en mogen niet beschadigd of vernield worden. Gelet op de aard van de werkzaamheden kan geen ontheffing verkregen worden voor het beschadigen of vernielen van bezette vogelnesten. Indien de beplanting verwijderd wordt tijdens de voortplantingsperiode, wordt geadviseerd vooraf een broedvogelscan uit te voeren om de aanwezigheid van een bezet vogelnest uit te kunnen sluiten.

Voor de beschermde grondgebonden zoogdiersoorten, die mogelijk een vaste rust- en voortplantingsplaats in het plangebied bezetten, en die mogelijk gedood worden, geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen ‘doden’ en het ‘beschadigen/vernielen van vaste rust- en voortplantingsplaatsen’.

Geconcludeerd kan worden dat vanuit het aspect 'Ecologie' geen belemmeringen zijn voor de uitvoerbaarheid van voorliggend bestemmingsplan, mits een broedvogelscan wordt uitgevoerd indien tijdens de voortplantingsperiode sloopwerkzaamheden worden uitgevoerd.

4.10 Archeologie en Cultuurhistorie

Nederland heeft in 1992 het verdrag van Malta ondertekend. Het verdrag van Malta heeft als doel het archeologisch erfgoed in de bodem beter te beschermen. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar een reële verwachting bestaat dat er archeologische waarden aanwezig zijn dient er een archeologisch onderzoek uit te worden gevoerd, voordat er bodemingrepen plaatsvinden.

Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden ter vervanging van de Monumentenwet 1988. Een deel van de monumentenwet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet. Tot die tijd blijven deze onderdelen van de Monumentenwet 1988 gelden als overgangsrecht binnen de Erfgoedwet.

Gemeenten hebben een archeologische zorgplicht en initiatiefnemers van projecten waarbij de bodem wordt verstoord zijn verplicht rekening te houden met de archeologische relicten die in het plangebied aanwezig (kunnen) zijn. Hiervoor is onderzoek noodzakelijk: het archeologisch vooronderzoek. Als blijkt dat in het plangebied behoudenswaardige archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, dan kan de initiatiefnemer verplicht worden hiermee rekening te houden. Dit kan leiden tot een aanpassing van de plannen, waardoor de vindplaatsen behouden blijven, of tot een archeologische opgraving en publicatie van de resultaten.

Archeologie

Voor het plangebied aan de Zondermansweg 8 in Albergen is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' toegekend. De gronden binnen het plangebied zijn daarmee tevens bestemd voor het behoud van de archeologische waarden van de gronden. Alvorens het verkrijgen van een bouwvergunning is een archeologisch onderzoek nodig, indien er bodemingrepen plaatsvinden over een oppervlak groter dan 5.000 m² en dieper dan 0,40 m in de grond.

Voor het plangebied aan de Langemaatsweg 16 in Manderveen geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'. De gronden binnen het plangebied zijn daarmee tevens bestemd voor het behoud van de archeologische waarden van de gronden. In tegenstelling tot de Zondermansweg 8 geldt hier de regel dat alvorens het verkrijgen van een bouwvergunning een archeologisch onderzoek nodig is bij bodemingrepen over een oppervlakte groter dan 2.500 m² en dieper dan 0,40 m in de grond.

Toets en conclusie

Voorliggend bestemmingsplan maakt extra vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij de woning aan de Zondermansweg 8 in Albergen mogelijk. Volgens de schuur voor schuur regeling mag er in totaal 156 m² aan vrijstaande bijbehorende bouwwerken worden teruggebouwd op de locatie aan de Zondermansweg 8 in Albergen. Dit is ruimschoots minder dan 5.000 m², waardoor archeologisch onderzoek niet noodzakelijk is. Aan de Langemaatsweg 16 in Manderveen vinden als gevolg van de sloopwerkzaamheden geen bodemingrepen plaats, waardoor een archeologisch onderzoek wederom niet noodzakelijk is.

Cultuurhistorie

Onder cultuurhistorische waarden worden alle structuren, elementen en gebieden bedoeld die cultuurhistorisch van belang zijn. Zij vertellen iets over de ontstaansgeschiedenis van het Nederlandse cultuurlandschap. Vaak is er een sterke relatie tussen aardkundige aspecten en cultuurhistorische aspecten. De bescherming van cultuurhistorische elementen is vastgelegd in de Monumentenwet 1988 (die nog geldt als overgangsrecht binnen de Erfgoedwet). Deze wet is vooral gericht op het behouden van historische elementen voor latere generaties.

Toets en conclusie

Er zijn geen cultuurhistorische waarden aanwezig en zowel het erf aan de Zondermansweg 8 in Albergen als aan de Langemaatsweg 16 in Manderveen staan niet op de gemeentelijke monumentenlijst en/of rijksmonumentenlijst. De te slopen bebouwing heeft daarnaast geen cultuurhistorische waarde en met het bouwen van extra vrijstaande bijbehorende bouwwerken aan de Zondermansweg 8 worden geen cultuurhistorische waarden aangetast.

Geconcludeerd wordt dat vanuit het aspect 'Archeologie en Cultuurhistorie' geen belemmeringen zijn voor de uitvoerbaarheid van voorliggend bestemmingsplan.

4.11 Verkeer / parkeren

Verkeer

Voorliggend bestemmingsplan maakt geen nieuwe functies met een verkeersaantrekkende werking mogelijk. Derhalve wordt een toename in het aantal verkeersbewegingen in de beoogde situatie ten opzichte van de huidige situatie niet reëel geacht.

Geconcludeerd wordt dat vanuit het aspect 'Verkeer' geen belemmeringen zijn voor de uitvoerbaarheid van voorliggend bestemmingsplan.

Parkeren

Voorliggend bestemmingsplan heeft geen invloed op de wijze van parkeren in de bestaande situatie. Middels het uitbreiden van het aantal oppervlak aan vrijstaande bijbehorende bouwwerken, het slopen van landschapsontsierende bebouwing en de vergroting van de bestemming 'Wonen' zal de parkeerbehoefte niet toenemen.

Geconcludeerd wordt dat vanuit het aspect 'Parkeren' geen belemmeringen zijn voor de uitvoerbaarheid van voorliggend bestemmingsplan.

Hoofdstuk 5 Juridische toelichting

5.1 Planopzet en systematiek

De in Hoofdstuk 2 beschreven planopzet is juridisch-planologisch vertaald in een bestemmingsregeling, die bindend is voor overheid, bedrijven en burgers. Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (plankaart) en regels en is voorzien van een toelichting. De regels en verbeelding (plankaart) vormen het juridisch bindende deel. Op de verbeelding worden de toegekende bestemmingen en aanduidingen visueel weergegeven. De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De toelichting heeft zelf geen juridische bindende werking, maar moet worden beschouwd als handvat voor de uitleg en de onderbouwing van de opgenomen bestemmingen.

5.2 Toelichting op de regels

5.2.1 Opbouw

In deze paragraaf wordt de systematiek van de regels en de wijze waarop de regels gehanteerd dienen te worden, uiteengezet. De regels van het plan bestaan uit vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsregels, de algemene regels en de overgangs- en slotregels aan de orde komen. Voor de systematiek is aangesloten op de SVBP2012, zoals verplicht is sinds 1 juli 2013. Dit houdt onder meer in dat het plan IMRO-gecodeerd wordt opgeleverd. Navolgend wordt de opbouw, indeling en systematiek van de regels kort toegelicht.

Inleidende regels

  • Begrippen

In deze bepaling zijn omschrijvingen gegeven van de in het voorliggende bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze worden opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Begripsbepalingen zijn alleen nodig voor begrippen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn.

  • Wijze van meten

Om op een eenduidige manier afstanden, oppervlakten en inhoud van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bepalen wordt in de wijze van meten uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan. Ten aanzien van de wijze van meten op de verbeelding (plankaart) geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden.

Bestemmingsregels

De opbouw van de bestemmingen ziet er als volgt uit:

  • bestemmingsomschrijving:

De omschrijving van de doeleinden. Hierbij gaat het in beginsel om een beschrijving van de aan de grond toegekende functies;

  • bouwregels:

In de bouwregels worden voor alle bouwwerken de van toepassing zijnde bebouwingsregels geregeld. Waar en met welke maatvoering mag worden gebouwd, wordt hier vastgelegd. Indien mogelijk wordt verwezen naar bouwvlakken en aanduidingen op de verbeelding (plankaart);

  • afwijken van de bouwregels:

Bij een omgevingsvergunning kan onder voorwaarden worden afgeweken van de bouwregels ten aanzien van het oppervlak en de vorm van bijbehorende bouwwerken;

  • specifieke gebruiksregels:

In dit onderdeel is aangegeven welke vormen van gebruik in ieder geval zijn toegestaan dan wel strijdig zijn met de bestemming. Daarbij zijn niet alle mogelijke toegestane en strijdige gebruiksvormen genoemd, maar alleen die functies, waarvan het niet op voorhand duidelijk is. Het gaat hierbij in feite om een aanvulling/verduidelijking op de in de bestemmingsomschrijving genoemde functies;

  • afwijken van de gebruiksregels:

Bij een omgevingsvergunning kan onder voorwaarden worden afgeweken van het in de bestemmingsomschrijving beschreven gebruik van hoofdgebouwen;

  • wijzigingsregels

In dit onderdeel is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven het plan te wijzigen. Het gaat hier om wijzigingsbevoegdheden gekoppeld aan de desbetreffende bestemming. De criteria, die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven.

Algemene regels

  • Anti-dubbeltelregel:

Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld;

  • Algemene bouwregels:

In dit artikel worden de algemene bouwregels voor het bouwen beschreven, onverminderd het bepaalde in de overige artikelen;

  • Algemene gebruiksregels:

Deze bepaling bevat een opsomming van strijdig gebruik van gronden en bouwwerken in algemene zin;

  • Algemene aanduidingsregels:

In dit artikel worden de algemene aanduidingsregels beschreven;

  • Algemene afwijkingsregels:

In deze bepaling is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om af te wijken van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen. De criteria, die bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven;

  • Algemene wijzigingsregels:

In deze bepaling is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven het plan te wijzigen. Het gaat hier om wijzigingsbevoegdheden met een algemene strekking. De criteria, die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven;

  • Overige regels:

Hier staan regels geformuleerd ten aanzien van bijvoorbeeld welstand en wegverkeerslawaai en er wordt de mogelijkheid geboden om nadere eisen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

Overgangs- en slotregels

  • Overgangsrecht:

Bouwwerken welke op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaan (of waarvoor een bouwvergunning is aangevraagd) mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bebouwingsregels. De overgangsbepaling houdt niet in dat het bestaand, illegaal opgerichte, bouwwerk legaal wordt, noch brengt het met zich mee dat voor een dergelijk bouwwerk alsnog een bouwvergunning kan worden verleend. Burgemeester en wethouders kunnen in beginsel dus nog gewoon gebruik maken van hun handhavingsbevoegdheid. Het overgangsrecht is opgenomen zoals opgenomen in artikel 3.2.1 Bro. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment van inwerkingtreding van het plan mag eveneens worden voortgezet;

  • Slotregel: 

Deze bepaling geeft aan op welke manier de regels kunnen worden aangehaald.

5.2.2 Bestemmingen

Naast de inleidende regels (begrippen en wijze van meten), algemene regels (zoals bouwregels, gebruiksregels en proceduregels) en de overgangs- en slotregels, zijn de volgende bestemmingen, dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen in dit plan opgenomen:

Bestemmingen

Enkelbestemming Recreatie - Verblijfsrecreatie

Deze bestemming is opgenomen om de oppervlakte van de overgebleven bijgebouwen op het perceel aan de Langemaatsweg 16 te Manderveen vast te leggen. Voor de bepalingen is aansluiting gezocht bij de bepalingen van het bestemmingsplan 'Tubbergen Buitengebied 2016 Veegplan', vastgesteld op 15 december 2020 door de gemeenteraad van de gemeente Tubbergen.

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor verblijfsrecreatie, ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie' voor de bedrijfsmatige exploitatie van maximaal 80 kampeermiddelen en 4 logiesverblijven, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - overige voorzieningen' voor centrale voorzieningen, bedrijfswoningen, gebouwen ten behoeve van opslag en werktuigenberging, caravanstalling, speelvoorzieningen, groenvoorzieningen, verkeers- en verblijfsdoeleinden, openbare nutsvoorzieningen, detailhandel in de vorm van een kampwinkel, parkeervoorzieningen, andere bouwwerken, water en watergangen en waterpartijen. Maar ook voor de bestaande agrarische bedrijvigheid, zoals vermeld in het meldingsformulier Besluit landbouw milieubeheer gedateerd 29 januari 20010, met de daarbij behorende gebouwen, andere bouwwerken, wegen, paden, verhardingen, terrassen, tuinen en erven, water, parkeer-, speel- en groenvoorzieningen.

Op de gronden binnen deze bestemming mag er alleen gebouwd worden indien dit nodig is voor het uitvoeren van de bestemming. Op basis van het voorliggende bestemmingsplan bedraagt de maximale oppervlakte aan bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - overige voorzieningen' 588 m².

Naast bestemming- en bouwregels zijn er nog afwijkingsbevoegdheden en specifieke gebruiksregels opgenomen. Met de afwijkingsbevoegdheden kan middels een omgevingsvergunning van de bouwregels afgeweken worden, waarbij eerst moet worden aangetoond dat de afwijking niet leidt tot een onevenredige aantasting van functies en waarden in de omgeving, van belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en wanneer de landschappelijke inpassing van de recreatie-inrichting gewaarborgd blijft. In de specifieke gebruiksregels is een voorwaardelijke verplichting opgenomen die de landschappelijke inpassing van de sloop van de landschapsontsierende agrarische bebouwing borgt. Hiervan kan worden afgeweken indien minimaal andere landschapsmaatregelen worden getroffen.

Enkelbestemming Wonen

Deze bestemming is opgenomen om de maximale oppervlakte aan bijgebouwen op het perceel aan de Zondermansweg 8 te Albergen vast te leggen. Voor de bepalingen is aansluiting gezocht bij de bepalingen van het bestemmingsplan 'Tubbergen Buitengebied 2016 Veegplan', vastgesteld op 15 december 2020 door de gemeenteraad van de gemeente Tubbergen.

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor woonhuizen en bijbehorende bouwwerken, al dan niet in combinatie met en in ondergeschikte mate ruimte voor een aan-huis-gebonden beroep of bedrijf dan wel een vrij beroep, mantelzorg, bed and breakfast en bestaande kleinschalige kampeerterreinen. Maar ook voor kleinschalige duurzame energiewinning, wegen en paden, water en de daarbijhorende tuinen, erven en terreinen, paardrijbakken, parkeervoorzieningen en andere bouwwerken.

Men mag in deze bestemming alleen woonhuizen bouwen en per bestemmingsvlak is ten hoogste één hoofdgebouw toegelaten met één woning. Een hoofdgebouw mag alleen ter plaatse van de situering van het bestaande hoofdgebouw dan wel ter plaatse van een bouwvlak in welk geval een hoofdgebouw binnen een bouwvlak zal worden gebouwd. Voor het bouwen van vrijstaande bijbehorende bouwwerken geldt dat deze achter de naar de weg(en) gekeerde (voor)gevel(s) van het dichtst bij de weg gesitueerde bestaande gebouw dan wel het verlengde daarvan gebouwd mogen worden, tenzij het bestaande gebouw op meer dan 50 m van de weg is gesitueerd, in welk geval geen plaatsingseis geldt. De gezamenlijke oppervlakte van de vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw mag normaal gesproken ten hoogste 100 m² bedragen, maar middels voorliggend bestemmingsplan wordt de maximale oppervlakte aan bijgebouwen op 356 m² vastgelegd. Dit is inclusief bestaand oppervlak aan bijgebouwen (100 m²).

Naast bestemming- en bouwregels bevat de bestemming wonen specifieke gebruiksregels waarin al het strijd gebruik met de bestemming wordt beschreven, waaronder de borging van de landschappelijke inpassing, in die zin dat binnen een termijn van 24 maanden na het onherroepelijk worden van voorliggend bestemmingsplan uitvoering moet zijn gegeven aan de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het erfinrichtingsplan opgenomen als (Bijlage 1), teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing. Daarnaast wordt een limitatieve opsomming gegeven van activiteiten die niet met de bestemming Wonen strijdig zijn. Tot slot bevat de bestemming Wonen zowel enkele afwijkingsbevoegdheden waarmee van de regels van het bestemmingsplan afgeweken kan worden als wijzigingsbevoegdheden waarmee de bestemming kan worden gewijzigd indien daaraan behoefte bestaat.

Dubbelbestemmingen

Dubbelbestemming Waarde - Archeologie 3

Deze bestemming is opgenomen conform de huidige aanwezige dubbelbestemming ter plaatse van het perceel Langemaatsweg 16 te Manderveen.

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van archeologische waarden. Voor bouwwerken waarbij grondroerende werkzaamheden over een oppervlakte groter dan 2.500 m² en dieper dan 0,40 m onder het maaiveld plaatsvinden moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, aangetoond worden dat ter plaatse geen archeologische waarden zijn, dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten kunnen worden verstoord. Afhankelijk van de situatie kan er dan voorwaarden worden gebonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen. Bijvoorbeeld de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden. In de regels van deze dubbelbestemming wordt tevens geregeld dat er een omgevingsvergunning moet worden aangevraagd voor het uitvoeren van een werk, geen gebouwen zijnde, of van werkzaamheden. Hier geldt wederom dat dit pas geldt bij bodemingrepen over een oppervlakte groter dan 2.500 m² en bij bodemingrepen dieper dan 0,40 m. Dit is niet van toepassing wanneer de werkzaamheden op het normale onderhoud betrekking hebben, reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan of als er in het kader van een archeologisch onderzoek opgravingen moeten worden gedaan.

Burgemeester en wethouders kunnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, indien op basis van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Dubbelbestemming Waarde - Archeologie 4

Deze bestemming is opgenomen conform de huidige aanwezige dubbelbestemming ter plaatse van het perceel Zondermansweg 8 te Albergen.

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van archeologische waarden. Voor bouwwerken waarbij grondroerende werkzaamheden over een oppervlakte groter dan 5.000 m² en dieper dan 0,40 m onder het maaiveld plaatsvinden moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, aangetoond worden dat ter plaatse geen archeologische waarden zijn, dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten kunnen worden verstoord. Afhankelijk van de situatie kan er dan voorwaarden worden gebonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen. Bijvoorbeeld de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden. In de regels van deze dubbelbestemming wordt tevens geregeld dat er een omgevingsvergunning moet worden aangevraagd voor het uitvoeren van een werk, geen gebouwen zijnde, of van werkzaamheden. Hier geldt wederom dat dit pas geldt bij bodemingrepen over een oppervlakte groter dan 5.000 m² en bij bodemingrepen dieper dan 0,40 m. Dit is niet van toepassing wanneer de werkzaamheden op het normale onderhoud betrekking hebben, reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan of als er in het kader van een archeologisch onderzoek opgravingen moeten worden gedaan.

Burgemeester en wethouders kunnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, indien op basis van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Gebiedsaanduidingen

reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied

De voor 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor de ontwikkeling van de landbouw, waarbij het belang van de landbouw bovengeschikt is aan andere belangen. Overige functies (onder andere natuur en landschap, recreatie en toerisme en wonen) kunnen zich in deze gebieden ontwikkelen, mits er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ontwikkeling van bestaande of inplaatsing van nieuwe agrarische bedrijven.

vrijwaringszone - radarverstoringsgebied

De voor 'vrijwaringszone - radarverstoringsgebied' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor het vrijhouden van een goed radarbeeld van het luchtruim. Op de met 'vrijwaringszone - radarverstoringsgebied' aangeduide gronden zal de bouw- of tiphoogte van bouwwerken binnen de ter plaatse voorkomende bestemmingen ten hoogste 115 m ten opzichte van NAP bedragen. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 10.2.2 in die zin dat de bouw- of tiphoogte, ten opzichte van NAP, wordt overschreden, mits:

  • a. uit een beoordeling door de beheerder van de radar is gebleken dat door de bouw van het bouwwerk het radarbeeld van het luchtruim niet ontoelaatbaar wordt verstoord;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de radar.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Er zijn geen kosten die verhaald moeten worden, omdat er geen sprake is van een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 Bro. Voor eventuele planschade is een planschade overeenkomst afgesloten. Hiermee is het kostenverhaal anderszins verzekerd en kan de raad op grond van artikel 6.12, lid 2 onder a besluiten geen exploitatieplan vast te stellen.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

7.1 Vooroverleg

Artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat het bestuursorgaan, dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg pleegt met instanties, zoals gemeenten, waterschappen, provinciale diensten en Rijk, die betrokken zijn bij de zorg voor ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Geoordeeld wordt dat dit plan geen nationale belangen schaadt. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.

Provincie Overijssel

De provincie Overijssel heeft in juli 2023 een uitzonderingslijst opgesteld van categorieën waaronder het bestemmingsplan dat voor bepaalde ontwikkelingen in het buitengebied vooroverleg niet noodzakelijk is. Geacht wordt dat voor onderhavige ontwikkelingen geen logische aansluiting gemaakt kan worden in de genoemde gevallen. Derhalve is vooroverleg met de provincie Overijssel noodzakelijk.

Waterschap Vechtstromen
Op 27 juli 2023 is het plan via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het waterschap Vechtstromen. De conclusie van die digitale toets is dat het waterschap een positief advies geeft. Hiermee is voldaan aan het verplichte vooroverleg.

7.2 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van 6 december 2023 voor een periode van zes weken ter inzage gelegen. Binnen deze periode kon eenieder zijn of haar zienswijze ten aanzien van dit bestemmingsplan kenbaar maken. Tijdens de termijn van de terinzagelegging zijn geen zienswijzen binnengekomen.