Plan: | Buitengebied, Uelserweg 161-161a Mander en Arkeweg 5-7 Tubbergen |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0183.BUIBPUELW161ARKEW7-VG01 |
Aan de Uelserweg 161-161a te Mander, in het buitengebied van de gemeente Tubbergen, bevindt zich een woonperceel met daarop een karakteristieke woonboerderij met inwoonsituatie. Het is gewenst om deze uit 1870 daterende Saksische woonboerderij met een inhoud van ruim 2.800 m3 te splitsen in twee afzonderlijke woningen. Dit bestemmingsplan ziet toe op het splitsen van de huidige woning met inwoning in twee afzonderlijke woningen (twee-onder-één-kap). Op dit moment wordt er op het object één hypotheekrecht afgegeven, waardoor een financiering in duurzaamheidsmaatregelen op 161a onmogelijk is. Dit maakt het ook onmogelijk om het gebouw in goede staat te houden.
Voor de toekenning van het extra woonrecht wordt er op het percel Arkeweg 5-7 in Tubbergen 1.264 m2 aan voormalige agrarische bedrijfsgebouwen gesloopt. Van deze sloopoppervlakte wordt 600 m2 gebruikt ter compensatie van de splitsing van de bestaande woning. Daarnaast wordt 64 m2 gebruikt voor het toestaan van 64 m2 extra bijgebouwen. De overige 600 m2 kan worden ingezet voor andere ontwikkelingen in het buitengebied van de gemeeente. De ontwikkeling wordt op basis van het beleidsstuk 'Buitengebied met kwaliteit' gezien als een Rood voor Rood ontwikkeling. Aangezien het gaat om het intern splitsen van een karakteristieke boerderij, wat de instandhouding van het waardevolle gebouw ten goede komt en waarbij er geen sprake is van een uitbreiding van het pand, wordt maatwerk toegepast in die zin dat de helft van de reguliere sloopnorm voor het realiseren van een extra woning wordt ingezet ter compensatie van deze ontwikkeling. Aan de overige voorwaarden dient wel gewoon te worden voldaan.
Op basis van het geldend bestemmingsplan “Tubbergen Buitengebied 2016 Veegplan” heeft het perceel aan de Uelserweg 161-161a de bestemming ‘Wonen’. De voorgenomen ontwikkeling; het splitsen van de woonboerderij naar twee zelfstandige wooneenheden, is niet mogelijk op basis van het geldend bestemmingsplan, aangezien per bestemmingsvlak uitsluitend één woning is toegestaan. Daarnaast dient de sloop van de voormalige agrarische bedrijfsbebouwing aan de Arkeweg 5-7 te worden vastgelegd en dient de mogelijkheid tot herbouw te worden uitgesloten. Ook dient de landschappelijke inpassing van beide locaties en het opknappen van een bijgebouw aan de Arkeweg 5-7 te worden geborgd. Een bestemmingsplanherziening is noodzakelijk om de gewenste ontwikkeling mogelijk te maken.
Voorliggend bestemmingsplan voorziet in het gewenste juridisch-planologische kader en toont aan dat de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling in overeenstemming is met 'een goede ruimtelijke ordening' en vanuit ruimtelijk en planologisch oogpunt verantwoord is.
Het plangebied ligt in het buitengebied van de gemeente Tubbergen en bestaat uit een tweetal locaties. Het eerste deelgebied betreft de locatie van de te splitsen woonboerderij aan de Uelserweg 161-161a te Mander. Het tweede deelgebied betreft de slooplocatie aan de Arkeweg 5-7 te Tubbergen. In afbeeldingen 1.1 en 1.2 is de ligging van deze locaties ten opzichte van de nabijgelegen kernen (rode ster) en de directe omgeving (rode omlijning) indicatief weergegeven.
![]() |
Afbeelding 1.1 Ligging deelgebied Uelserweg 161-161a ten opzichte van Mander (Bron: PDOK) |
![]() |
Afbeelding 1.2 Ligging deelgebied Arkeweg 5-7 ten opzichte van Tubbergen (Bron: PDOK) |
Het bestemmingsplan "Buitengebied, Uelserweg 161-161a Mander en Arkeweg 5-7 Tubbergen" bestaat uit de volgende stukken:
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden weergegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting geeft een duidelijk beeld van het bestemmingsplan en van de daaraan ten grondslag liggende gedachten maar maakt geen deel uit van het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.
Beide deelgebieden liggen binnen de begrenzing van de bestemmingsplannen "Tubbergen Buitengebied 2016", "Facetbestemmingsplan parkeren Tubbergen" en "Tubbergen Buitengebied 2016 Veegplan" van de gemeente Tubbergen, die op respectievelijk 23 mei 2016, 28 mei 2018 en 15 december 2020 zijn vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Tubbergen.
Hierna wordt nader ingegaan op de huidige planologische situatie.
Het deelgebied aan de Uelserweg 161-161a is op basis van het geldende bestemmingsplan "Tubbergen Buitengebied 2016" grotendeels voorzien van de bestemming 'Wonen'. Tevens geldt binnen een klein gedeelte in het noordoosten van het deelgebied de bestemming 'Agrarisch - 2'. Verder gelden in het gehele deelgebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' en de gebiedsaanduidingen 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied', 'milieuzone - intrekgebied' en 'overige zone - geen boom- en sierteelt toegestaan'. Ten slotte geldt in vrijwel het deelgebied de gebiedsaanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied'.
In afbeelding 1.3 is een uitsnede van de verbeelding van het bestemmingsplan "Tubbergen Buitengebied 2016" weergegeven. Het deelgebied is hierop aangeduid met de rode omlijning. Hierna wordt nader op de geldende bestemmingen ingegaan.
![]() |
Afbeelding 1.3: Uitsnede verbeelding "Tubbergen Buitengebied 2016" (Bron: Ruimtelijkeplannen.nl) |
Enkelbestemming 'Agrarisch - 2'
De voor 'Agrarisch - 2' aangewezen gronden zijn hoofdzakelijk bestemd voor het agrarisch gebruik, met daaraan ondergeschikt onder andere hobbymatig agrarisch gebruik, extensief dagrecreatief medegebruik, wegen, ontsluitingswegen voor bebouwde percelen en agrarische kavelpaden. Vanwege het ontbreken van een bouwvlak is ter plaatse van het deelgebied aan de Uelserweg geen (gebouwen ten behoeve van een) agrarisch bedrijf toegestaan.
Enkelbestemming 'Wonen'
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn hoofdzakelijk bestemd voor woonhuizen en bijbehorende bouwwerken, al dan niet in combinatie met en in ondergeschikte mate ruimte voor een aan-huis-gebonden beroep of bedrijf dan wel een vrij beroep mantelzorg en bed and breakfast. Per bestemmingsvlak is ten hoogste één hoofdgebouw met één woning toegestaan.
Dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de archeologische waarden.
Gebiedsaanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied'
De voor 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor het behoud van de grondwaterkwaliteit als onderdeel van de drinkwatervoorziening en -winning van een grondwaterbeschermingsgebied. Op deze gronden is het gebruik ten behoeve van een bestemming of functie, waardoor verslechtering van de grondwaterkwaliteit wordt veroorzaakt en/of risico’s op verontreiniging van het grondwater wordt vergroot niet toegestaan.
Gebiedsaanduiding 'milieuzone - intrekgebied'
De voor 'milieuzone - intrekgebied' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor de bescherming van de kwaliteit van het grondwater in verband met de drinkwatervoorziening.
Gebiedsaanduiding 'overige zone - geen boom- en sierteelt toegestaan'
De voor 'overige zone - geen boom- en sierteelt toegestaan' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor het tegengaan van het gebruik van de gronden ten behoeve van sierteelt, boomteelt, houtteelt of overige opgaande teeltvormen, niet zijnde boom- en sierteelt binnen de bouwpercelen.
Gebiedsaanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied'
De voor 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor het toelaten van verschillende functies naast elkaar, waarbij het bevorderen van de ontwikkeling van landschaps- en natuurwaarden, de realisatie van milieudoelen, en - waar mogelijk - van recreatief gebruik bovengeschikt is aan andere belangen. Overige functies kunnen zich in deze gebieden ontwikkelen, mits er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ontwikkeling van natuur, landschap en wonen.
Het deelgebied aan de Arkeweg 5-7 te Tubbergen is op basis van het geldende bestemmingsplan "Tubbergen Buitengebied 2016" voorzien van de bestemming 'Wonen'. In het noordelijke deel van het plangebied geldt de archeologische dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'. In het zuidoostelijke deel van het deelgebied geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'. Ten slotte gelden in het hele deelgebied de gebiedsaanduidingen 'overige zone - geen boom- en sierteelt toegestaan' en 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied'.
In afbeelding 1.4 is een uitsnede van de verbeelding van het bestemmingsplan "Tubbergen Buitengebied 2016" weergegeven. Het deelgebied is hierop aangeduid met de rode omlijning. Hierna wordt nader op de geldende bestemmingen ingegaan.
![]() |
Afbeelding 1.4: Uitsnede verbeelding "Tubbergen Buitengebied 2016" (Bron: Ruimtelijkeplannen.nl) |
Enkelbestemming 'Wonen'
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn hoofdzakelijk bestemd voor woonhuizen en bijbehorende bouwwerken, al dan niet in combinatie met en in ondergeschikte mate ruimte voor een aan-huis-gebonden beroep of bedrijf dan wel een vrij beroep mantelzorg en bed and breakfast. Per bestemmingsvlak is ten hoogste één hoofdgebouw met één woning toegestaan.
Dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 3' en 'Waarde - Archeologie 4'
De voor 'Waarde - Archeologie 3' en 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de archeologische waarden.
Gebiedsaanduiding 'overige zone - geen boom- en sierteelt toegestaan'
De voor 'overige zone - geen boom- en sierteelt toegestaan' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor het tegengaan van het gebruik van de gronden ten behoeve van sierteelt, boomteelt, houtteelt of overige opgaande teeltvormen, niet zijnde boom- en sierteelt binnen de bouwpercelen.
Gebiedsaanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied'
De voor 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor het toelaten van verschillende functies naast elkaar, waarbij het bevorderen van de ontwikkeling van landschaps- en natuurwaarden, de realisatie van milieudoelen, en - waar mogelijk - van recreatief gebruik bovengeschikt is aan andere belangen. De intensieve veehouderij wordt beëindigd en/of verplaatst. Overige functies kunnen zich in deze gebieden ontwikkelen, mits er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ontwikkeling van natuur, landschap en wonen.
De voorgenomen ontwikkeling op het perceel voorziet in een splitsing van de huidige woonboerderij aan de Uelserweg in twee zelfstandige woningen. Het voornemen is niet in overeenstemming met het geldend bestemmingsplan, aangezien per bestemmingsvlak slecht één woning is toegestaan. In voorliggend bestemmingsplan wordt de gewenste splitsing van de woonboerderij mogelijk gemaakt.
Tevens is in de bestaande situatie in het noordoosten van het deelgebied aan de Uelserweg sprake van een agrarische bestemming. Deze gronden zijn in de feitelijke situatie in gebruik als tuin bij de woning aan de Uelserweg 161-16a. Binnen de agrarische bestemming zijn geen tuinen bij woningen toegestaan. Om de planologische situatie in overeenstemming te brengen met de feitelijke situatie wordt aan deze gronden een woonbestemming toegekend.
Ook wordt in dit bestemmingsplan de sloop van de agrarische bedrijfsgebouwen ter plaatse van de Arkeweg 5-7 vastgelegd en wordt het maximum toegestane resterende oppervlakte aan bijgebouwen vastgelegd.
In dit bestemmingsplan wordt het gewenste voornemen mogelijk gemaakt, waarbij wordt aangetoond dat het voornemen in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.
Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving van de huidige situatie in het plangebied gegeven. Hoofdstuk 3 bevat een omschrijving van de gewenste ontwikkeling. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op het beleidskader. Hierin wordt het relevante beleid van het Rijk, provincie Overijssel en de gemeente Tubbergen beschreven. In hoofdstuk 5 passeren alle relevante milieu- en omgevingsthema's de revue en hoofdstuk 6 gaat in op de wateraspecten. In hoofdstuk 7 wordt ingegaan op de juridische aspecten/planverantwoording. In hoofdstuk 8 wordt ingegaan op de economische uitvoerbaarheid. Tot slot gaat hoofdstuk 9 in op het vooroverleg.
Zoals reeds vermeld bestaat het plangebied uit een tweetal locaties in het buitengebied van de gemeente Tubbergen. In de volgende paragrafen wordt afzonderlijk op de huidige situatie ter plaatse van deze deelgebieden ingegaan.
Het deelgebied aan de Uelserweg 161-161a ligt in de buurtschap Mander, in het buitengebied van de gemeente Tubbergen. De meest nabijgelegen kern betreft Vasse, op circa 1 kilometer ten zuidoosten van het deelgebied. De omgeving van het deelgebied wordt hoofdzakelijk gekenmerkt door agrarische bedrijven, agrarische (cultuur)gronden, verspreid liggende woonpercelen en bos.
Het deelgebied zelf betreft een voormalig agrarisch bedrijfsperceel met daarop een uit 1870 daterende Saksische woonboerderij. Door de jaren heen zijn de agrarische activiteiten gestopt en is een woonbestemming aan het perceel toegekend. In 2005 is een bouwvergunning verleend voor de interne verbouw van de woning Uelserweg 161, waarbij een woning met inwoning is ontstaan. De woning is destijds kadastraal opgesplitst en heeft twee huisnummers gekregen, namelijk 161 en 161a. De nutsvoorzieningen zoals gas, water en licht en de riolering zijn tevens apart aangesloten. De woning is momenteel reeds levensloopbestendig, waarbij alle woonfacetten zich bevinden op de begane grond. Het erf wordt aan de oostzijde ontsloten op de Uelserweg door middel van een gezamenlijke oprit. Ook zijn vier bijgebouwen op het erf aanwezig.
In afbeelding 2.1 is een luchtfoto van de huidige situatie ter plaatse van dit deelgebied opgenomen. Hierin is het deelgebied indicatief aangegeven met de rode omlijning. In afbeelding 2.2 is een vogelvluchtimpressie van de bestaande situatie weergegeven. Daarnaast is in afbeelding 2.3 een impressie van de huidige situatie weergegeven.
![]() |
Afbeelding 2.1: Luchtfoto deelgebied Uelserweg 161-161a (Bron: Initiatiefnemer) |
![]() |
Afbeelding 2.2: Vogelvluchtimpressie deelgebied Uelserweg 161-161a (Bron: Initiatiefnemer) |
![]() |
Afbeelding 2.3: Impressie bestaande woonboerderij Uelserweg 161-161a (Bron: Initiatiefnemer) |
Het deelgebied aan de Arkeweg 5-7 ligt op circa 800 meter ten zuidoosten van de kern Tubbergen, in het buitengebied van de gemeente Tubbergen. De omgeving van het deelgebied wordt hoofdzakelijk gekenmerkt door agrarische bedrijven, agrarische (cultuur)gronden, verspreidliggende woonpercelen en bos.
Het deelgebied zelf betreft een voormalig agrarisch bedrijfsperceel. De agrarische bedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn gestaakt en aan het perceel is een woonbestemming toegekend. Op het perceel bevindt zich een dubbele woonboerderij met acht voormalige agrarische bedrijfsgebouwen.
In afbeelding 2.3 is een luchtfoto van het deelgebied aan de Arkeweg 5-7 opgenomen. De begrenzing van dit deelgebied is aangeduid met een rode omlijning.
![]() |
Afbeelding 2.3: Luchtfoto deelgebied Arkeweg 5-7 (Bron: PDOK) |
Zoals reeds in paragraaf 1.1 is beschreven, ziet dit bestemmingsplan toe op het splitsen van de bestaande woonboerderij aan de Uelserweg 161-161a in twee zelfstandige wooneenheden. Het extra woonrecht wordt verkregen door het toepassen van de Rood voor Rood regeling, die is vervat in het gemeentelijk beleid 'Buitengebied met kwaliteit'. De benodigde sloopmeters worden gevonden aan de Arkeweg 5-7 in Tubbergen. Daarom is het perceel Arkeweg 5-7 te Tubbergen bij de ontwikkeling betrokken.
Aan de Uelserweg 161-161a in Mander wordt, zoals reeds beschreven, de bestaande Saksische woonboerderij gesplitst in twee zelfstandige wooneenheden. De woning is momenteel in gebruik als woning met inwoonsituatie. Deze inwoonsituatie wordt beëindigd en de woning wordt gesplitst in twee afzonderlijke woningen. Er wordt dan ook één extra woonrecht toegevoegd op het perceel, binnen de bestaande woning. In de gewenste situatie is dus sprake van een 'twee-onder-één-kapwoning'.
Het extra woonrecht wordt verkregen door middel van deelname aan de Rood voor Rood regeling uit de beleidsnota 'Buitengebied met kwaliteit'. De sloopmeters zijn afkomstig van het perceel aan de Arkeweg 5-7 in Tubbergen, zoals nader toegelicht in paragraaf 3.3.
In totaal wordt er 1.264 m2 aan landschapsontsierende bebouwing aan de Arkeweg 5-7 gesloopt. Voor de woningsplitsing is er 600 m2 aan sloopmeters benodigd. Verder wordt 600 m2 aan sloopmeter geregistreerd om gebruikt te worden voor een andere ontwikkeling in het buitengebied van de gemeente. Daarnaast zal 64 m2 op basis van een 1:1 bouw-sloopverhouding (bij de sloop van asbesthoudende schuren) volgens paragraaf 3.2 van de beleidsnota 'Buitengebied met kwaliteit' worden ingezet aan de Uelserweg 161a. De resterende De totale gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande bouwwerken wordt hierdoor vergroot volgens het geldend bestemmingsplan tot maximaal 164 m2. Op dit moment is bij de woning aan de Uelserweg 161a slechts één bijgebouw met een oppervlakte van 70 m2 aanwezig. De overige 94 m2 zal worden ingezet voor de bouw van een nieuwe kapschuur in het oosten van het plangebied.
Gelet op het feit dat er bij een reguliere rood voor rood ontwikkeling een extra woning wordt gebouwd, maar in dit geval slechts een bestaane woning planologisch wordt gesplitst, is er geen sprake van een toename van bebouwing in het buitengebied. Door de bouw van het nieuwe bijgebouw is dan ook geen onevenredige toename van verstening.
Ten slotte worden de agrarische gronden in het noordoosten van het deelgebied aangepast naar een woonbestemming. Deze gronden zijn in de feitelijke situatie reeds in gebruik als tuin bij de woning aan de Uelserweg 161-16a. Binnen de bestaande agrarische bestemming zijn geen tuinen bij woningen toegestaan. Om de planologische situatie in overeenstemming te brengen met de feitelijke situatie wordt aan deze gronden een woonbestemming toegekend.
Door de Erfontwikkelaar is een ruimtelijk kwaliteitsplan opgesteld, waarin de landschappelijke inpassing van het perceel aan de Uelserweg 161-161a is weergegeven. Hieronder wordt nader op de landschappelijke inpassing ingegaan. Het volledige ruimtelijk kwaliteitsplan is als Bijlage 1 bij deze toelichting bijgevoegd. In afbeelding 3.1 is een uitsnede van de erfinrichtingstekening weergegeven.
![]() |
Afbeelding 3.1: Uitsnede erfinrichtingsplan Uelserweg 161-161a (Bron: Erfontwikkelaar) |
Concreet ziet de landschappelijke inpassing toe op:
Zoals reeds beschreven betreft het deelgebied aan de Arkeweg 5-7 in Tubbergen een voormalig agrarisch bedrijfsperceel dat tegenwoordig in gebruik is als regulier woonperceel. Echter zijn nog een acht voormalige agrarische bedrijfsgebouwen aanwezig op het perceel. Het voornemen is om vijf van deze schuren, met een totaal gezamenlijk oppervlakte van 1.264 m2, te slopen. Van deze sloopmeters wordt 600 m2 ingezet in het kader van de Rood voor Rood regeling ten behoeve van de realisatie van een extra woonrecht aan de Uelserweg 161-161a in Mander. Daarnaast wordt 600 m2 geregistreerd om ingezet ze worden voor een andere ontwikkeling in het buitengebied van de gemeente Tubbergen. Verder wordt 64 m2 gebruikt voor het toestaan van extra bijgebouwen aan de Uelserweg 161a. Hiermee
wordt ruimschoots voldaan aan de sloopnorm van 1.200 m2 voor de realisatie van één extra woonrecht.
Aan de Arkeweg 5-7 blijven, naast de bestaande woningen, een aantal gebouwen staan. Dit betreffen enkele bijgebouwen bij de Arkeweg 5 (gezamenlijk circa 220 m2) en één schuur met asbest bij de Arkeweg 7 (circa 350 m2). Aangezien de twee met pannen gedekte bijgebouwen niet-landschapsontsierend zijn, mogen deze blijven staan. De asbesthoudende schuur is wel landschapsontsierend, echter zal deze worden opgeknapt en verfraaid, zodat deze niet meer landschapsontsierend is. Deze schuur wordt opgeknapt door de noordelijke langzijde te voorzien van een nieuwe wandbekleding in een gedekte kleurstelling met potdeksel profielplaat of hout. De nokgevels worden voorzien van het zelfde materiaal, met een zwarte of antraciete kleur. De dakbedekking zal worden uitgevoerd in een gedekt, niet glimmend materiaal. Daarnaast wordt het dak van de schuur geschikt gemaakt voor zonnepanelen. Het gebouw zal gebruikt worden als werkplaats en werktuigenstalling voor het beheer van de nog in bezit zijnde gronden.
In afbeelding 3.2 is een overzicht van de te slopen (rood) en te behouden (groen) schuren op het perceel weergegeven. Opgemerkt wordt dat hierin tevens een bestaande, te behouden overkapping (prieeltje) met een oppervlakte van 17 m2 wordt weergegeven. In afbeelding 3.3 is een schets van de op te knappen schuur opgenomen. De schetstekening is eveneens als Bijlage 2 opgenomen.
![]() |
Afbeelding 3.2 Overzicht te slopen (rood) en te behouden (groen) schuren aan de Arkeweg 5-7 (Bron: initiatiefnemer) |
![]() |
Afbeelding 3.3 Schetsontwerp te behouden schuur (Bron: Mirjam Wiggers Bouwkundig Tekenstudio) |
Door de Erfontwikkelaar is een ruimtelijk kwaliteitsplan opgesteld, waarin de landschappelijke inpassing van het perceel aan de Arkeweg 5-7 is weergegeven. Hieronder wordt nader op de landschappelijke inpassing ingegaan. Het volledige ruimtelijk kwaliteitsplan is als Bijlage 1 bij deze toelichting bijgevoegd. In afbeelding 3.3 is een uitsnede van de erfinrichtingstekening weergegeven.
![]() |
Afbeelding 3.3: Uitsnede erfinrichtingsplan Arkeweg 5-7 (Bron: Erfontwikkelaar) |
Concreet ziet de landschappelijke inpassing toe op:
Tevens worden in het erfinrichtingsplan de te behouden en te slopen opstallen in het kader van de gewenste Rood voor Rood ontwikkeling weergegeven.
Bij het opstellen van bestemmingsplannen dient rekening te worden gehouden met de parkeerbehoefte en verkeersgeneratie die ontstaat als gevolg van een nieuwe ontwikkeling. De gemeente Tubbergen hanteert voor het bepalen van de parkeerbehoefte de 'Beleidsnotitie Bouwen en Parkeren 2018', echter wordt hierin voor het buitengebied verwezen naar de publicatie ‘Toekomstbestendig parkeren, publicatie 381 (december 2018)’ van het CROW. Op basis van deze publicatie kan eveneens de verkeersgeneratie worden bepaald.
Met dit initiatief wordt aan de Arkeweg 5-7 slechts voormalige agrarische bedrijfsbebouwing gesloopt. Hierdoor zal de parkeerbehoefte en verkeersgeneratie niet wijzigen.
Ter plaatse van het deelgebied aan de Uelserweg 161-161a wordt planologisch gezien één woning toegevoegd. Dit heeft invloed op het parkeren en de verkeersgeneratie. Hieronder wordt dan ook met name ingegaan op de parkeerbehoefte en verkeersgeneratie aan de Uelserweg 161-161a.
In het kader van de voorgenomen ontwikkeling wordt uitgegaan van de volgende uitgangspunten:
Op basis van de bovengenoemde uitgangspunten geldt voor de twee-onder-één-kapwoning aan de Uelserweg 161-161a een parkeerbehoefte van 2,2 parkeerplaatsen per woning. Aangezien in de gewenste situatie sprake is van twee woningen van het type twee-onder-één-kap is dan ook sprake van een totale parkeerbehoefte van 4,4 parkeerplaatsen (afgerond 5). Het parkeren ten behoeve van de woningen vindt plaats op eigen terrein. Gelet op de omvang van het perceel en gezien de beoogde inrichting zoals weergegeven in paragraaf 3.2 wordt gesteld dat in de parkeerbehoefte wordt voorzien. Opgemerkt wordt dat ter plaatse van het deelgebied Arkeweg 5-7 tevens voldoende ruimte is om in de parkeerbehoefte te voorzien.
Het aspect parkeren vormt geen belemmering voor de gewenste ontwikkeling.
Gelet op de vorenstaande uitgangspunten geldt voor de toe te voegen woning aan de Uelserweg 161-161a een verkeergeneratie van gemiddeld 7,8 verkeersbewegingen per weekdagetmaal. In de huidige situatie is reeds sprake van de verkeersbewegingen van twee huishoudens ter plaatse van de woonboerderij, aangezien sprake is van een woning met inwoning, die reeds wordt bewoond door twee huishoudens. Feitelijk gezien heeft het planologisch splitsen van de woonboerderij dan ook geen toename van het aantal verkeersbewegingen tot gevolg. Planologisch gezien is echter sprake van een toename van afgerond 8 verkeersbewegingen per weekdagetmaal vanwege het toevoegen van een zelfstandige wooneenheid. Het deelgebied wordt op een verkeersveilige en overzichtelijke wijze ontsloten middels de bestaande gedeelde in- en uitrit op de Uelserweg.
De bestaande ontsluiting van het deelgebied aan de Arkeweg 5-7 blijft ook gehandhaafd. Het omliggende wegennet van de beide locaties is daarnaast van voldoende omvang en beschikt over voldoende capaciteit om deze beperkte toename van verkeersbewegingen eenvoudig te kunnen afwikkelen.
Het aspect verkeersgeneratie vormt geen belemmering voor de gewenste ontwikkeling.
Het aspect 'verkeer en parkeren' vormt geen belemmering voor de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkelingen.
Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover van belang, het rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifieke voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven. Het beleid is in dit bestemmingsplan afgewogen en doorvertaald in de verbeelding en in de regels.
Nederland staat voor grote uitdagingen die van invloed zijn op onze fysieke leefomgeving. Complexe opgaven zoals verstedelijking, verduurzaming en klimaatadaptatie zijn nauw met elkaar verweven. Dat vraagt een nieuwe, integrale manier van werken waarmee keuzes voor onze leefomgeving sneller en beter gemaakt kunnen worden. De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) zorgt voor een gezamenlijke aanpak die leidt tot een duurzaam perspectief voor onze leefomgeving. Dit is nodig om onze doelen te halen en is een zaak van overheid en samenleving.
Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven. Dit komt samen in vier prioriteiten.
Nederland moet zich aanpassen aan de gevolgen van klimaatverandering. In 2050 is Nederland klimaatbestendig en waterrobuust. Dit vraagt om maatregelen in de leefomgeving, waarmee tegelijkertijd de leefomgevingskwaliteit verbeterd kan worden en kansen voor natuur geboden kunnen worden. In 2050 heeft Nederland daarnaast een duurzame energievoorziening. Dit vraagt echter om ruimte. Door deze ruimte zoveel mogelijk te clusteren, wordt versnippering van het landschap voorkomen en wordt de ruimte zo efficiënt mogelijk benut. Het Rijk zet zich in door het maken van ruimtelijke reserveringen voor het hoofdenergiesysteem op nationale schaal.
De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven is combinaties te maken en win-win situaties te creëren, maar dit is niet altijd mogelijk. Soms zijn er scherpe keuzes nodig en moeten belangen worden afgewogen. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:
In voorliggend geval is sprake van een ontwikkeling waarbij geen nationale belangen in het geding zijn en er is geen sprake van enige belemmering met betrekking tot de prioriteiten zoals verwoord in de NOVI. Bij het uitwerken van het plan zijn de kenmerken en identiteit van het gebied centraal gesteld. Geconcludeerd wordt dat de NOVI geen belemmering vormt voor de in dit bestemmingsplan opgenomen ontwikkeling.
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), de voorloper van de NOVI, is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij geldt een motiveringsvereiste voor het bevoegd gezag als nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt.
Teneinde een ontwikkeling adequaat te kunnen toetsen aan de ladder is het noodzakelijk inzicht te geven in de begrippen 'bestaand stedelijk gebied' en 'stedelijke ontwikkeling'.
In het Bro zijn in artikel 1.1.1 definities opgenomen voor:
Wat betreft de 'Ladder voor duurzame verstedelijking' wordt opgemerkt dat deze van toepassing is bij 'nieuwe stedelijke ontwikkelingen' (3.1.6 Bro). Er zijn inmiddels meerdere gerechtelijke uitspraken geweest over deze begripsdefinitie.
Voor het realiseren van woningen is de uitspraak ABRvS 16 september 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2921 van toepassing. Uit deze uitspraak blijkt dat het realiseren van 11 woningen niet wordt gezien als stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i Bro. In voorliggend geval is de ladder voor duurzame verstedelijking dan ook niet van toepassing aangezien sprake is van het planologisch toevoegen van één extra woonrecht aan de Uelserweg 161-161a. Gelet op de aard en omvang van de ontwikkeling is geen sprake van een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling'. Nadere toetsing aan de Ladder is niet noodzakelijk.
Geconcludeerd wordt dat er geen sprake is van strijd met het rijksbeleid.
Het provinciaal beleid is verwoord in tal van plannen. Het belangrijkste plan betreft de Omgevingsvisie Overijssel en de daarbij behorende Omgevingsverordening Overijssel.
De omgevingsvisie is het centrale provinciale beleidsplan voor het fysieke beleidsplan voor het fysieke leefmilieu in Overijssel. De opgaven en kansen waar de provincie Overijssel voor staat, zijn vertaald in centrale beleidsambities voor negen beleidsthema's. De hoofdambitie van de Omgevingsvisie is een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. Enkele centrale ambities van de provincie:
De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. Het gaat er daarbij om steeds de meest optimale mix van instrumenten toe te passen, zodat effectief en efficiënt resultaat wordt geboekt voor alle ambities en doelstellingen van de Omgevingsvisie. Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening Overijssel. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is. Er wordt nadrukkelijk gestuurd op ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid. Uitgangspunt is dat verstedelijking en economische activiteiten gebundeld worden ten behoeve van een optimale benutting van bestaand bebouwd gebied.
Om te bepalen of een initiatief bijdraagt aan de ambities van de provincie Overijssel, wordt het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel gebruikt. In dit uitvoeringsmodel staan de volgende stappen centraal:
Bij een initiatief voor bijvoorbeeld woningbouw, een nieuwe bedrijfslocatie, toeristisch-recreatieve voorzieningen, natuurontwikkeling, etcetera kun je aan de hand van deze drie stappen bepalen of een initiatief binnen de geschetste visie voor Overijssel mogelijk is, waar het past en hoe het uitgevoerd kan worden.
De eerste stap, het bepalen van de of-vraag, lijkt in strijd met de wens zoveel mogelijk ruimte te willen geven aan nieuwe initiatieven. Met het faciliteren van initiatieven moet echter wel gekeken worden naar de (wettelijke) verantwoordelijkheden zoals veiligheid of gezondheid. Het uitvoeringsmodel maakt helder wat kan en wat niet kan.
Om een goed evenwicht te vinden tussen het bieden van ruimte aan initiatieven en het waarborgen van publieke belangen, varieert de provinciale sturing: soms normstellend, maar meestal richtinggevend of inspirerend.
In afbeelding 4.1 is het Uitvoeringsmodel weergegeven.
![]() |
Afbeelding 4.1: Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel (Bron: Provincie Overijssel) |
Maatschappelijke opgaven zijn leidend in het handelen. Allereerst is het dan ook de vraag of er een maatschappelijke opgave is. Of een initiatief mogelijk is, wordt onder andere bepaald door generieke beleidskeuzes van EU, Rijk of provincie. Denk hierbij aan beleidskeuzes om basiskwaliteiten als schoon drinkwater en droge voeten te garanderen. Maar ook aan beleidskeuzes om overaanbod van bijvoorbeeld woningbouw- en kantorenlocaties – en daarmee grote financiële en maatschappelijke kosten – te voorkomen. In de omgevingsvisie zijn de provinciale beleidskeuzes hieromtrent vastgelegd.
De generieke beleidskeuzes zijn vaak normstellend. Dit betekent dat ze opgevolgd moeten worden: het zijn randvoorwaarden waarmee iedereen rekening moet houden vanwege zwaarwegende publieke belangen. De normstellende beleidskeuzes zijn vastgelegd in de omgevingsverordening.
Na het beantwoorden van de of-vraag, is de vraag waar het initiatief past of ontwikkeld kan worden. In de omgevingsvisie op de toekomst van Overijssel onderscheid de provincie zes ontwikkelingsperspectieven. Deze ontwikkelingsperspectieven schetsen een ruimtelijk perspectief voor een combinatie van functies en geven aan welke beleids- en kwaliteitsambities leidend zijn. De ontwikkelingsperspectieven geven zo richting aan waar wat ontwikkeld zou kunnen worden.
De ontwikkelingsperspectieven zijn richtinggevend. Dit betekent dat er ruimte is voor lokale afweging: een gemeente kan vanwege maatschappelijke en/of sociaal-economische redenen in haar Omgevingsvisie en bestemmings- of omgevingsplan een andere invulling kiezen. Die dient dan wel te passen binnen de – voor dat ontwikkelingsperspectief – geldende kwaliteitsambities. Daarbij dienen de nieuwe ontwikkelingen verbonden te worden met de bestaande kenmerken van het gebied, conform de Catalogus Gebiedskenmerken (de derde stap in het uitvoeringsmodel). Naast ruimte voor een lokale afweging ten aanzien van functies en ruimtegebruik, is er ruimte voor een lokale invulling van de begrenzing: de grenzen van de ontwikkelingsperspectieven zijn signaleringsgrenzen.
Ten slotte is de vraag hoe het initiatief ingepast kan worden in het landschap. De gebiedskenmerken spelen een belangrijke rol bij deze vraag. Onder gebiedskenmerken worden verstaan de ruimtelijke kenmerken van een gebied of gebiedstype die bepalend zijn voor de karakteristiek en kwaliteit van dat gebied of gebiedstype. Voor alle gebiedstypen in Overijssel is in de Catalogus Gebiedskenmerken beschreven welke kwaliteiten en kenmerken van provinciaal zijn en behouden, versterkt of ontwikkeld moeten worden.
De gebiedskenmerken zijn soms normstellend, maar meestal richtinggevend of inspirerend. Voor de normerende uitspraken geldt dat deze opgevolgd dienen te worden; ze zijn dan ook in de omgevingsverordening geregeld. De richtinggevende uitspraken zijn randvoorwaarden waarmee in principe rekening gehouden moet worden. Hier kan gemotiveerd van worden afgeweken mits aannemelijk is gemaakt dat met het alternatief de kwaliteitsambities even goed of zelfs beter gerealiseerd kunnen worden. De inspirerende uitspraken bieden een wenkend perspectief: het zijn voorbeelden van de wijze waarop ruimtelijke kwaliteitsambities ingevuld kunnen worden. Initiatiefnemers kunnen zich hierdoor laten inspireren, maar dit hoeft niet.
Indien het concrete initiatief wordt getoetst aan het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel ontstaat globaal het volgende beeld.
Bij de afwegingen in de eerste fase 'Of – generieke beleidskeuzes' zijn artikel 2.1.3 (Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik), artikel 2.1.5 (Ruimtelijke kwaliteit), artikel 2.1.6 lid 1 (Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving), artikel 2.2.2 (Realisatie nieuwe woningen) en artikel 2.6.4 (Nieuwe ontwikkelingen in het Nationaal Landschap Noordoost Twente). Tevens zijn ‘Grondwaterbeschermingsgebied en intrekgebieden’ (artikel 2.13.3) en ‘Niet risicovolle functies en grote risicovolle functies in intrekgebieden (Artikel 2.13.4) relevant. Hierna wordt nader op de artikelen ingegaan.
Artikel 2.1.3: Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik
Toetsing van het initiatief aan artikel 2.1.3
De te slopen landschapsontsierende voormalige agrarische gebouwen ter plaatse van de Arkeweg 5-7 hebben geen duurzaam toekomstperspectief, doordat de agrarische bedrijfsvoering ter plaatse is gestaakt. Om te voorkomen dat de bebouwing in verval treedt en een ongewenste situatie ontstaat met verval van de ruimtelijke kwaliteit, wordt ervoor gekozen de bebouwing met een totaal gezamenlijk oppervlakte van 1.264 m2 te slopen. Hiervan wordt 600 m2 ingezet voor het splitsen van de woning aan de Uelserweg 161-161a, wordt 600 m2 geregistreerd voor andere ontwikkelingen in het buitengebied en wordt 64 m2 gebruikt voor het toestaan van extra oppervlakte bijgebouwen aan de Ulserweg 161a.
Deze extra woning wordt gerealiseerd binnen de bestaande woonboerderij aan de Uelserweg 161-161a. De woning wordt niet uitgebreid ten behoeve van het toevoegen van de wooneenheid, er is slechts sprake van het planologisch 'splitsen' van de woning. Als gevolg van de extra wooneenheid neemt de oppervlakte van de woonboerderij aan de Uelserweg 161-161a niet toe. Wel wordt er één extra bijgebouw met een oppervlakte van 94 m2 ten behoeve van de extra woning toegevoegd. Hiermee wordt 64 m2 aan extra bijgebouwen toegestaan bovenop de 100 m2 die bij recht is toegestaan. Per saldo is echter geen sprake van extra ruimtebeslag door bouwen en verharden in de groene omgeving, maar juist van een afname. Samenvattend wordt geconcludeerd dat in voldoende mate rekening is gehouden met het gestelde in artikel 2.1.3.
Artikel 2.1.5: Ruimtelijke kwaliteit (leden 1, 2, 3 en 5)
Artikel 2.1.6: Kwaliteitsimpuls Groene omgeving (KGO) (lid 1)
Bestemmingsplannen voor de Groene omgeving kunnen – met in achtneming van het bepaalde in artikel 2.1.3. en artikel 2.1.4. en het bepaalde in artikel 2.1.5. – voorzien in nieuwvestiging en grootschalige uitbreidingen van bestaande functies in de Groene omgeving, uitsluitend indien hier sociaaleconomische en/of maatschappelijke redenen voor zijn én er is aangetoond dat het verlies aan ecologisch en/of landschappelijk waarden in voldoende mate wordt gecompenseerd door investeringen ter versterking van ruimtelijke kwaliteit in de omgeving.
Toetsing van het initiatief aan artikelen 2.1.5 en 2.1.6 lid 1
De provincie Overijssel biedt gemeenten de gelegenheid om een eigen beleidsinvulling te geven aan het KGO-beleid. De beleidsnota "Buitengebied met kwaliteit" van de gemeente Tubbergen is een afgeleide van de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving (artikel 2.1.6) en valt zodoende onder de reikwijdte van deze regelgeving. De in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling wordt mogelijk gemaakt op basis van de Rood voor Rood regeling uit de beleidsnota "Buitengebied met kwaliteit". Kortheidshalve wordt dan ook verwezen naar paragraaf 4.3.2 waarin de ontwikkeling wordt getoetst aan de betreffende beleidslijn. In paragraaf 4.3.2 wordt beschreven dat het plan leidt tot een kwaliteitsimpuls in de groene omgeving (buitengebied) van de gemeente Tubbergen.
Ten aanzien van artikel 2.1.5 ruimtelijk kwaliteit wordt opgemerkt dat voor beide locaties een erfinrichtingsplan is opgesteld. Deze erfinrichtingsplannen zijn gemaakt op basis van de geldende gebiedskenmerken en laten zien dat beide percelen op passende wijze worden ingepast. Aan de Arkeweg 5-7 worden verschillende boomsoorten aangeplant en wordt de bestande houtsingel opgeknapt en doorgeplant. Tevens wordt het bestaande erf verkleind en wordt weiland gerealiseerd. Bestaande bomen dienen te worden behouden. Aan de Uelserweg 161-161a blijft de bestaande passende tuin met struweel/bomen en veel gras behouden. Tevens blijven de bestaande gedeelde inrit en beukenhaag behouden. Er wordt voldaan aan de OF-, WAAR- EN HOE-benadering, zoals wordt aangetoond in deze en de hieropvolgende paragrafen.
Door de sloop (en het opknappen) van landschapsontsierende bebouwing en verharding en het behouden en aanplanten van passende beplanting aan de Arkeweg 5-7 is sprake van een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Tevens is de gewenste ontwikkeling in overeenstemming met de ter plaatse geldende ontwikkelingsperspectieven en de vier lagen benadering, zoals wordt aangetoond in de hieropvolgende paragrafen.
Hier wordt geconcludeerd dat de ontwikkeling in overeenstemming is met het provinciaal beleid ten aanzien van Ruimtelijke kwaliteit en KGO.
Artikel 2.2.2: Realisatie nieuwe woningen (lid 1)
Bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c van de Wabo, voorzien uitsluitend in de mogelijkheid tot het realiseren van nieuwe woningen als de behoefte daaraan is aangetoond door middel van actueel onderzoek woningbouw.
Toetsing van het initiatief aan artikel 2.2.2
Voorliggende ontwikkeling betreft het planologisch toevoegen van één extra woning binnen de bestaande woonboerderij met inwoning aan de Uelserweg 161-161a op basis van de Rood voor Rood regeling. Door de sloop van landschapsontsierende bebouwing wordt het recht voor één woning verkregen. De woning voldoet aan de kwalitatieve behoefte en wordt gerealiseerd voor een concrete behoefte. Zoals uit paragraaf 4.3 blijkt is er in de gemeente Tubbergen ruimte voor het toevoegen van extra woningen. Gelet op het vorenstaande wordt geconcludeerd dat voorliggend bestemmingsplan in overeenstemming is met artikel 2.2.2 uit de Omgevingsverordening Overijssel.
Artikel 2.6.4: Nieuwe ontwikkelingen
Bestemmingsplannen voorzien alleen in nieuwe ontwikkelingen binnen gebieden die in artikel 2.6.2 begrensd zijn als Nationaal Landschap als die bijdragen aan het behoud of de ontwikkeling van de kernkwaliteiten als benoemd in artikel 2.6.3 en zoals nader uitgewerkt in bijlage 7 van deze verordening.
Toetsing van het initiatief aan artikel 2.6.4
In voorliggend geval vindt een nieuwe ontwikkeling plaats aan de Uelserweg 161-161a in Mander en de Arkeweg 5-7 in Tubbergen. Beide deelgebieden zijn aangewezen als Nationaal Landschap Noordoost-Twente. De kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap Noordoost-Twente zijn onder meer:
Bij het uitwerken van de plannen en de landschappelijke inpassing van beide percelen is rekening gehouden met de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap Noordoost-Twente. Op het perceel aan de Arkeweg 5-7 worden bovendien landschapsontsierende gebouwen verwijderd, waardoor de openheid van het landschap ter plaatse wordt bevorderd. In paragraaf 4.2.3.4.3 wordt getoetst aan de gebiedskenmerken, waarin nader wordt ingegaan op het behoud en ontwikkeling van de kernkwaliteiten in beide deelgebieden. Geconcludeerd wordt dat voorliggend bestemmingsplan in overeenstemming is met artikel 2.6.4 uit de Omgevingsverordening Overijssel.
Artikel 2.13.3: Grondwaterbeschermingsgebieden en intrekgebieden
Bestemmingsplannen voorzien in een aanduiding voor grondwaterbeschermingsgebieden en intrekgebieden waarbij alleen functies worden toegestaan die harmoniëren met de functie voor de drinkwatervoorziening.
Artikel 2.13.4: Niet risicovolle functies en grote risicovolle functies in intrekgebieden
In afwijking van het bepaalde in artikel 2.13.3. kunnen in intrekgebieden ook nieuwe niet-risicovolle en grote risicovolle functies worden toegestaan, mits daarbij wordt voldaan aan het stand-stillprincipe.
De van belang zijnde begrippen in het kader van artikel 2.13.3 en 2.13.5 zijn hierna opgenomen:
Toetsing van het initiatief aan artikel 2.13.3 en 2.13.4
Het deelgebied aan de Uelserweg 161-161a ligt in een grondwaterbeschermingsgebied en een intrekgebied. Wonen betreft een harmoniërende functie.
Het planologisch toevoegen van een woning leidt niet tot verslechtering van de grondwaterkwaliteit of tot een groter risico op verontreiniging. Hiermee wordt voldaan aan het stand-stillprincipe. In de regels zijn de gebiedsaanduidingen 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' en 'milieuzone - intrekgebied' opgenomen, waarmee de bescherming van de kwaliteit van het grondwater planologisch is geborgd. Voorliggend bestemmingsplan is in overeenstemming met artikelen 2.13.3 en 2.13.4 van de omgevingsverordening.
Beide deelgebieden liggen grotendeels in het ontwikkelingsperspectief 'Wonen en werken in het kleinschalig mixlandschap'. Tevens liggen gedeelten van beide deelgebieden binnen de ontwikkelingsperspectieven 'Natuurnetwerk Nederland (NNN)' en 'Zone Ondernemen met Natuur en Water buiten het Natuurnetwerk Nederland (NNN)'. In afbeelding 4.2 is een uitsnede van de ontwikkelingsperspectievenkaart ter plaatse van de Uelserweg 161-161a weergegeven, waarin het deelgebied indicatief is aangeduid met de rode omlijning. Daarnaast is in afbeelding 4.3 een uitsnede van de ontwikkelingsperspectievenkaart ter plaatse van de Arkeweg 5-7 weergegeven, waarin het deelgebied tevens indicatief is aangeduid met de rode omlijning.
![]() |
Afbeelding 4.2: Uitsnede ontwikkelingsperspectievenkaart Omgevingsvisie Overijssel deelgebied Uelserweg 161-161a (Bron: Provincie Overijssel) |
![]() |
Afbeelding 4.3: Uitsnede ontwikkelingsperspectievenkaart Omgevingsvisie Overijssel deelgebied Arkeweg 5-7 (Bron: Provincie Overijssel) |
'Wonen en werken in het kleinschalig mixlandschap'
Het ontwikkelingsperspectief Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap richt zich op het in harmonie met elkaar ontwikkelen van de diverse functies in het buitengebied. Aan de ene kant melkveehouderij, akkerbouw en opwekking van hernieuwbare energie als belangrijke vormen van landgebruik. Aan de andere kant gebruik voor natuur, recreatie, wonen en andere bedrijvigheid.
De ontwikkelingsmogelijkheden voor de landbouw, maar ook die voor de andere sectoren, willen we in dit ontwikkelingsperspectief nadrukkelijk verbinden met behoud en versterking van cultuurhistorische, natuurlijke en landschapselementen. Het waterbeheer richt zich op optimale condities voor de lokaal aanwezige functies, rekening houdend met de klimaatopgave en de kenmerken van het watersysteem.
'Zone Ondernemen met Natuur en Water buiten het Natuurnetwerk Nederland'
Er zijn gebieden binnen de Zone ONW die buiten het natuurnetwerk liggen. In deze gebieden is ruimte voor groen ondernemerschap, voor initiatieven en functies die de economische en maatschappelijke dragers zijn van de kwaliteit van natuur, water en landschap én ruimte voor continuïteit van de aanwezige landbouwfunctie. Initiatieven van bewoners en ondernemers zijn hier leidend: zij zijn eigenaar en vormgever van de omgevingskwaliteit. De na te streven kwaliteitsdoelen voor natuur en water zijn daarbij het uitgangspunt.
'Natuurnetwerk Nederland (NNN)'
Binnen het Natuurnetwerk Nederland (NNN) staan in Overijssel de kwaliteitsambities Natuur als ruggengraat en Continu en Beleefbaar watersysteem voorop. Behoud en versterking van de natuurkwaliteit staat centraal binnen de bestaande natuur van het natuurnetwerk. Voor initiatieven die niet passen binnen de doelstelling van het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen Ecologische Hoofdstructuur (EHS)) is binnen het natuurnetwerk geen ruimte, tenzij er sprake is van een groot openbaar belang waar niet op een andere manier aan voldaan kan worden (het ‘nee, tenzij’-principe). Daarbij hanteert de provincie zogenaamde NNN-spelregels. Binnen de gebieden waar de komende jaren natuurrealisatie plaatsvindt, is medegebruik mogelijk. Voorwaarde is wel dat initiatieven actief bijdragen aan realisatie van het robuuste en samenhangende netwerk van gebieden met natuur-, water- en landschappelijke kwaliteit.
Toetsing van het initiatief aan het Ontwikkelingsperspectief
Het splitsen van de bestaande woonboerderij aan de Uelserweg 161-161a past binnen het ter plaatse geldende ontwikkelingsperspectief 'Wonen en werken in het kleinschalig mixlandschap'. Dit perspectief richt zich namelijk om een mix van functies, waaronder wonen. Er vinden geen wijzigingen plaats binnen het deelgebied Uelserweg 161-161a ter plaatse van de gronden met het ontwikkelingsperspectief Natuurnetwerk Nederland (NNN). Het Natuurnetwerk Nederland wordt dan ook niet aangetast door de gewenste ontwikkeling, maar juist versterkt vanwege de landschapsmaatregelen.
De sloop (en het opknappen) van voormalige agrarische bedrijfsbebouwing aan de Arkeweg 5-7 past tevens binnen het ontwikkelingsperspectief 'Wonen en werken in het kleinschalig mixlandschap'. Er is geen sprake van een duurzame vervolgfunctie voor de te slopen bebouwing in dit deelgebied, aangezien de agrarische activiteiten op deze locatie al enige tijd zijn gestaakt. Daardoor wordt de continuïteit van de landbouw, zoals beoogd wordt in het ontwikkelingsperspectief 'Zone Ondernemen met Natuur en Water buiten het Natuurnetwerk Nederland', niet belemmerd.
Door het slopen en opknappen van de voormalige agrarische bebouwing ter plaatse vindt een ruimtelijke kwaliteitsverbetering plaats. Tevens wordt het erf aan de zuidzijde verkleind door verharding te verwijderen en weiland te creëren. Bovendien wordt passende beplanting gerealiseerd en blijven bestaande bomen behouden. Er vinden geen wijzigingen plaats binnen het deelgebied Arkeweg 5-7 ter plaatse van de gronden met het ontwikkelingsperspectief Natuurnetwerk Nederland (NNN). Het Natuurnetwerk Nederland wordt dan ook niet aangetast door de gewenste ontwikkeling.
Geconcludeerd wordt dat de ontwikkeling in overeenstemming is met de ter plaatse geldende ontwikkelingsperspectieven.
Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch-cultuurlandschap, stedelijke laag en laag van beleving) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en –opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. De 'Stedelijke laag' wordt in dit geval buiten beschouwing gelaten, omdat er in of aangrenzend aan het plangebied geen relevante specifieke eigenschappen voor deze laag geldt.
Overijssel bestaat uit een rijk en gevarieerd spectrum aan natuurlijke landschappen. Deze vormen de basis voor het gehele grondgebied van Overijssel. Het beter afstemmen van ruimtelijke ontwikkelingen op de natuurlijke laag kan ervoor zorgen dat de natuurlijke kwaliteiten van de provincie weer mede beeldbepalend worden. Ook in steden en dorpen bij voorbeeld in nieuwe waterrijke woonmilieus en nieuwe natuur in stad en dorp. Het deelgebied aan de Uelserweg 161-161a is aangeduid met het gebiedstype 'Stuwwallen'. Het deelgebied aan de Arkeweg 5-7 is aangeduid met het gebiedstype 'Dekzandvlakte en ruggen'. Dit is weergegeven op afbeelding 4.4.
![]() |
Afbeelding 4.4: Natuurlijke laag (Bron: Provincie Overijssel) |
'Stuwwallen'
Stuwwallen zijn tijdens de ijstijd opgestuwde aardlagen en zijn door grote hoogteverschillen in sommige gevallen nog steeds goed zichtbaar. De stuwwallen hebben als regionale inzijggebieden een belangrijke functie in het watersysteem doordat het de ‘ingangen’ van regionale en lokale stelsels van grondwaterstromen zijn. De ambitie is het eigen karakter van de afzonderlijke stuwwalen te behouden en versterken. De inzet is het reliëf daarbij ruimtelijk beeldbepalend te laten zijn. Door bijvoorbeeld de overgangen naar andere landschappen te accenturen en door de zichten erop én er vanaf te versterken.
'Dekzandvlakte en ruggen'
De dekzandgronden beslaan een groot gedeelte van de oppervlakte van de provincie. Na de ijstijden bleef er in grote delen een reliëfrijk – door de wind gevormd – zandlandschap achter, dat gekenmerkt wordt door relatief grote verschillen tussen hoog/droog en laag/nat gebied.
Als ontwikkelingen plaats vinden, dan dragen deze bij aan het beter zichtbaar en beleefbaar maken van de hoogteverschillen en het watersysteem. Beiden zijn tevens uitgangspunt bij (her)inrichting. Bij ontwikkelingen is de (strekkings)richting van het landschap, gevormd door de afwisseling van beekdalen en ruggen, het uitgangspunt.
Toetsing van het initiatief aan de "Natuurlijke laag"
De gronden in beide deelgebieden zijn ingericht als woonperceel. De van oorsprong voorkomende 'Natuurlijke laag' is daardoor niet of nauwelijks meer aanwezig, zodat geen beschermende regeling daartoe in het bestemmingsplan hoeft te worden opgenomen. De sloop van de landschapsontsierende gebouwen en het planologisch splitsen van de woonboerderij heeft geen negatieve gevolgen voor de kenmerken van de natuurlijke laag. Middels een landschappelijk inpassingsplan wordt ter plaatse van beide deelgebieden ingespeeld op de daar voorkomende gebiedskenmerken. Het perceel wordt daarmee landschappelijk goed ingericht conform de hier geldende gebiedskenmerken. In de paragrafen 3.2.2, 3.3.2 en Bijlage 1 wordt hier nader op ingegaan.
In de 'Laag van het agrarisch cultuurlandschap' gaat het er altijd om dat de mens inspeelt op de natuurlijke omstandigheden en die ten nutte maakt. Hierbij hebben nooit ideeën over schoonheid een rol gespeeld. Wel zijn we ze in de loop van de tijd gaan waarderen om hun ruimtelijke kwaliteiten. Vooral herkenbaarheid, contrast en afwisseling worden gewaardeerd. De ambitie is gericht op het voortbouwen aan de kenmerkende structuren van de agrarische cultuurlandschappen door óf versterking óf behoud óf ontwikkeling of een combinatie hiervan. Het deelgebied aan de Uelserweg 161-161a ligt in het gebiedstype 'Essenlandschap'. Het deelgebied Arkeweg 5-7 ligt binnen het gebiedstype 'Jong heide- en broekontginningslandschap In afbeelding 4.5 is dat weergegeven.
![]() |
Afbeelding 4.5: Laag van het agrarisch cultuurlandschap (Bron: Provincie Overijssel) |
'Essenlandschap'
Het essenlandschap bestaat uit een samenhangend systeem van essen, flanken, lager gelegen maten en fliergronden – voormalige – heidevelden en kenmerkende bebouwing rond de es. Het landschap is geordend vanuit de erven en de essen, de eeuwenoude akkercomplexen die op de hogere dekzandkoppen en flanken van stuwwallen werden aangelegd. Eeuwenlange bemesting heeft geleidt tot een karakteristiek reliëf met soms hoge stijlranden. Onder en in de es heeft zich op deze wijze een waardevol archeologisch archief opgebouwd. Het landschapsbeeld is afwisselend en contrastrijk, volgend aan de organische patronen van het natuurlijke landschap. Typerend zijn de losse hoeven rond de es en de esdorpen met hun karakteristieke boerderijen en herkenbaar dorpssilhouet met vaak de kerktoren als markant element.
'Jonge heide- en ontginningslandschap'
De grote oppervlakte aan – voormalige – natte en droge heidegronden was oorspronkelijk functioneel verbonden met het essen- en oude hoevenlandschap; hier werd geweid en werden de plaggen gestoken voor in de stal; in de stal bemeste plaggen dienden als structuurverbeteraar en bemesting voor de akkergronden op de essen. Na de uitvinding van kunstmest ging deze functie verloren en werden deze gronden grotendeels in cultuur gebracht. Aanvankelijk kleinschalig en min of meer individueel door keuterboertjes, later werd de ontginning planmatig en grootschalig aangepakt (tot in de jaren 60 van de 20e eeuw). De grote natte broekgebieden ondergingen een vergelijkbare ontwikkeling, waardoor de natte en de droge jonge ontginningen nu gelijkenis vertonen. Ten opzichte van omliggend essen- en hoevenlandschap zijn de landbouwontginningen relatief grote open ruimtes, deels omzoomd door boscomplex. Erven liggen als blokken aan de weg geschakeld. Wegen zijn lanen met lange rechtstanden. Vaak zijn het 'inbreidings'landschappen met en rommelige driehoekstructuren als resultaat.
Als ontwikkelingen plaats vinden in de agrarische ontginningslandschappen, dan dragen deze bij aan behoud en versterking van de dragende lineaire structuren van lanen, bosstroken en waterlopen en ontginningslinten met erven en de kenmerkende ruimtematen.
Toetsing van het initiatief aan de “Laag van het agrarisch cultuurlandschap”
Door de sloop (en het opknappen) van landschapsontsierende bebouwing aan de Arkeweg 5-7 en de landschappelijke inpassing met streekeigen beplanting, worden de kenmerken van het oorspronkelijke landschap van het landschapstype 'Jonge heide- en ontginningslandschap' versterkt. Ter plaatse van het deelgebied Uelserweg 161-161a zijn de kenmerken van het gebiedstype 'Stuwwallen' uit de Laag van het agrarisch cultuurlandschap niet of nauwelijks meer zichtbaar, aangezien in de huidige situatie reeds sprake is van een woonperceel met bijbehorende bebouwing en tuin. In de gewenste situatie wordt slechts een bestaande woonboerderij planologisch gesplitst in twee woningen. Tevens wordt één nieuw bijgebouw gerealiseerd. De bestaande tuin, inrit en beukenhaag blijven behouden. Hiermee blijft de passende inrichting van het perceel behouden en worden de kenmerken van het gebiedstype 'Stuwwallen' niet aangetast.
De ontwikkeling is in overeenstemming met het gestelde in de “Laag van het agrarisch cultuurlandschap”.
3. De “Laag van de beleving”
In de laag van de beleving komen de natuurlijke, functionele en sociale processen bij elkaar. Dit is de laag die gaat over de beleefbaarheid van ruimtelijke kwaliteit, identiteit en tijdsdiepte, van recreatieve gebruiksmogelijkheden die een belangrijke rol spelen bij de waardering van de leefomgeving. De laag van de beleving is de laag van de verbinding en het netwerk; tussen het stedelijke en het landelijke, de cultuur en de natuur, snel en traag, oud en nieuw, tussen nut en schoonheid. De laag van de beleving benut vooral de kwaliteiten van de andere drie lagen, maar voegt ook eigen kenmerken toe, zoals landgoederen, recreatieparken en recreatieve routes. Het stelt kwaliteiten zoals de natuur, de productielandschappen en de steden in een ander daglicht en maakt ze beleefbaar en tot een belevenis.
De verblijfsrecreatiecomplexen, de attracties, de routes voor wandelen, fietsen en varen zijn een belangrijke economische factor geworden met een vergelijkbaar aandeel in de economie als de agrarische sector. Dit alles verandert het aanzien, de gewenste gebruiksmogelijkheden en betekenis van het buitengebied. Aan het 'belevingslandschap' ontleent Overijssel zijn tijdsdiepte, maar ook zijn aantrekkingskracht. Steeds vaker worden de kwaliteiten uit het verleden ingezet in plannen door daar met nieuwe kwaliteiten, gebruiks- en verschijningsvormen op voort te bouwen. Belangrijk in deze laag is het oude en nieuwe 'erfgoed' van de provincie. Het deelgebied aan de Uelserweg 161-161a is op de gebiedskenmerkenkaart de 'Laag van de beleving' aangeduid met 'Donkerte'. Voor het deelgebied aan de Arkeweg 5-7 gelden geen specifieke kenmerken vanuit de 'Laag van de beleving'. In afbeelding 4.6 wordt dit weergegeven.
![]() |
Afbeelding 4.6: Laag van de beleving (Bron: Provincie Overijssel) |
“Donkerte”
Lichte gebieden geven een beeld van de economische dynamiek van de provincie: de steden en dorpen, de autosnelwegen, de kassengebieden, de attractieparken, de grote bedrijventerreinen en de gebieden met veel bebouwing. De donkere gebieden geven een indicatie van de 'buitengebieden' van Overijssel. De natuurcomplexen en de grote landbouwgebieden. De donkere gebieden zijn de gebieden waar het 's nachts nog echt donker is, waar je de sterrenhemel kunt waarnemen. Het zijn de relatief 'luwe' dun bewoonde gebieden met een lage gebruiksdruk.
Donkerte wordt een te koesteren kwaliteit. De ambitie is de huidige 'donkere' gebieden, ten minste zo donker te houden, maar bij ontwikkelingen ze liever nog wat donkerder te maken. Dit betekent op praktisch niveau terughoudend zijn met verlichting van wegen, bedrijventerreinen e.d. en verkennen waar deze 's nachts uit kan of anders lichtbronnen selectiever richten. Structureel is het vrijwaren van donkere gebieden van verhoging van de dynamiek het perspectief. De ambitie is het rustige en onthaaste karakter te behouden, zodat passages van autosnelwegen en regionale wegen niet leiden tot stedelijke ontwikkeling aan eventuele op- en afritten. Bundeling van stedelijke functies en infrastructuur in de 'lichte' gebieden.
Toetsing van het initiatief aan de 'Laag van de beleving'
Er is geen sprake van een onevenredige toename een (kunst)licht in het buitengebied. Het deelgebied aan de Uelserweg 161-161a is reeds voorzien van bebouwing, en daarmee van bestaand kunstlicht. De gewenste extra wooneenheid gerealiseerd door de bestaande woonboerderij met inwoonsituatie te splitsen in twee wooneenheden. Dit heeft geen toename van kunstlicht tot gevolg. Wel wordt één extra bijgebouw gerealiseerd op het perceel. Hierbij zal echter zo min mogelijk kunstlicht worden toegepast, waardoor van een grote toename van kunstlicht geen sprake is. Geconcludeerd wordt dat de voorgenomen ontwikkeling in overeenstemming is met de “Laag van de beleving”.
Geconcludeerd wordt dat de in dit voorliggende bestemmingsplan besloten ruimtelijke ontwikkeling in overeenstemming is met het provinciaal ruimtelijk beleid.
Het gemeentelijk beleid van de gemeente Tubbergen is verwoord in tal van plannen. De belangrijkste beleidsdocumenten die van toepassing zijn op de voorgenomen ontwikkeling worden hieronder behandeld.
De gemeente Tubbergen beschikt over een omgevingsvisie. MijnOmgevingsvisie Tubbergen gaat over de toekomst van de leefomgeving; de visie van samenleving én gemeente. Hierin bouwt men verder op de basis die al in proces van MijnDorp gelegd is. De visie gaat namelijk over leefbaarheid van de kernen én over het buitengebied , gezondheid, veiligheid en duurzaamheid. De visie geeft aan hoe de gemeente, samenleving en gemeenteraad, willen sturen; wat men wil behouden, versterken en ontwikkelen. Door inbreng van de samenleving is MijnOmgevingsvisie van ons allemaal!
MijnOmgevingsvisie gaat in op:
Mijn Omgevingsvisie gaat uit van vier kernprincipes. Kernprincipes zijn manieren van werken; werkwijzen die altijd gelden. Als keuzes worden gemaakt, als plannen worden gemaakt en gewoon als we wonen, leven, ondernemen of verblijven past men de kernprincipes toe. De vier kernprincipes zijn:
In de omgevingsvisie zijn speerpunten opgenomen op verschillende thema's. In voorliggend geval is gezien de ontwikkeling met name het thema 'Buitengebied in balans' van belang.
Buitengebied in balans
De gemeente Tubbergen wil een economisch sterk buitengebied met veel verschillende functies waarin alle bewoners en gebruikers aan hun trekken komen.
Het Twentse landschap is een uniek coulisselandschap met houtwallen, singels, essen, ontginningen, natuurgebieden en landgoederen. Dit landschap draagt in grote mate bij aan de identiteit van de streek. De houtwallen en singels vormen verbindingen van natuurgebied naar natuurgebied die voor veel planten en dieren belangrijk zijn. Kortom zowel mensen als dieren voelen zich hier thuis. Het is voor iedereen belangrijk om een sterk en mooi buitengebied te behouden.
In het buitengebied komen veel verschillende functies voor die allemaal ruimte nodig hebben. De gemeente ziet landbouw, natuur, toerisme en bedrijvigheid, recreatie en ook wonen. Daarnaast vragen nieuwe functies om ruimte. Dit zijn bijvoorbeeld de hernieuwbare opwekking van energie en de vraag naar voldoende waterberging.
Al deze functies leggen samen veel druk op het buitengebied. Daarom het uitgangspunt: de goede functies op de goede plek. Combinaties van functies zullen nodig zijn, om alles aan bod te laten komen. De gemeente streeft naar een buitengebied met een mooie balans tussen het landgebruik, de leefbaarheid en de kwaliteit van landschap, bodem, water en lucht. Dat maakt het buitengebied sterker en is gunstig voor de leefbaarheid. Dit doet de gemeente samen met de inwoners, de partners en de gebruikers.
De speerpunten voor het buitengebied zijn:
In afbeelding 4.7 is een uitsnede van de waardenkaart van de omgevingsvisie weergegeven. De deelgebieden zijn hierop aangeduid met een rode omlijning.
![]() |
Afbeelding 4.7 Uitsnede waardenkaart Omgevingsvisie Tubbergen (Bron: gemeente Tubbergen) |
Het deelgebied Uelserweg 161-161a ligt een gebied dat is gericht op ontwikkeling door lage waarde en hoge dynamiek. Het deelgebied Arkeweg 5-7 ligt in een gebied dat is gericht op ontwikkeling door gemiddelde waarde en dynamiek. Hieronder wordt nader ingegaan op beide gebiedstypen.
Lichtgroen - Gericht op ontwikkeling door lage waarde en hoge dynamiek
De volgende waarden zijn in dit gebied van toepassing:
De gemeente Tubbergen wil in deze gebieden inspelen op:
Middelgroen - Gericht op beperkte ontwikkeling door gemiddelde waarde en dynamiek
De volgende waarden zijn in dit gebied van toepassing:
De gemeente Tubbergen wil in deze gebieden inspelen op:
Dit bestemmingsplan voorziet in de realisatie van een extra woning in het kader van Rood voor Rood. Dit initiatief draagt bij aan de toekomstbestendigheid van het platteland en een versterking van de natuur en het landschap (door een goede landschappelijke inpassing en de sloop/het opknappen van landschapsontsierende bebouwing zonder vervolgfunctie).
De voorgenomen ontwikkeling aan de Uelserweg 161-161a (planologisch splitsen van de woning en toevoegen van een bijgebouw) is goed verenigbaar in het gebied gericht op ontwikkeling door lage waarde en hoge dynamiek, aangezien dit gebied gericht is op gemengde functies.
Ter plaatse van de Arkeweg 5-7 vindt een kwaliteitsimpuls plaats, vanwege de combinatie van het slopen en opknappen van landschapsontsierende bebouwing en de landschappelijke inpassing. Hiermee worden de landschappelijke waarden in het gebied gericht op beperkte ontwikkeling door gemiddelde waarde en dynamiek versterkt.
Gezien het vorenstaande wordt geconcludeerd dat dit bestemmingsplan in overeenstemming is met de beleidsuitgangspunten zoals opgenomen in de Omgevingsvisie.
Op 25 januari 2022 is de beleidsregel 'Buitengebied met kwaliteit' vastgesteld door de raad van de gemeente Tubbergen. Dit beleidsstuk bundelt en vervangt diverse beleidsregelingen zoals bijvoorbeeld Rood voor Rood, Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving, Schuur voor Schuur en het VAB+ beleid. Mede vanwege de opgaven in het buitengebied zijn bepaalde onderdelen geactualiseerd en aangevuld.
Het doel van deze beleidsregel is meervoudig. Enerzijds is deze beleidsregeling bedoeld om de ruimtelijke kwaliteit in het buitengebied in stand te houden en te verbeteren. Anderzijds is het doel van deze beleidsregeling om (economische) ontwikkelingen in het buitengebied mogelijk te maken om zo een bijdrage te leveren aan een vitaal en leefbaar buitengebied.
Voor elke ontwikkeling in het buitengebied moet worden voldaan aan algemene randvoorwaarden. Zo moet bijvoorbeeld iedere ontwikkeling per saldo leiden tot een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Bij elke ontwikkeling hoort een basisinspanning in de vorm van een goede ruimtelijke en landschappelijke inpassing. Deze landschappelijke inpassing moet worden vastgelegd in het bestemmingsplan. De geboden ontwikkelingsruimte dient in balans te zijn met de investeringen in de ruimtelijke kwaliteit. Ook dient de ontwikkeling naar aard en omvang passend te zijn op de locatie en de gebiedskenmerken van het type landschap. Tevens moet de bestaande infrastructuur toereikend zijn, dient parkeren plaats te vinden op eigen erf, mag de ontwikkeling niet leiden tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat en mag er geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de in de omgeving aanwezige functies, waarden en belangen van derden.
In voorliggend geval wordt een bestaande woning gesplitst op basis van de Rood voor Rood regeling. Ook wordt het toegestane oppervlak aan vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij de woning aan de Uelserweg 161a verhoogd. Hieronder wordt getoetst aan de voorwaarden voor het realiseren van een extra woning en het uitbreiden van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een woning uit de beleidsregel 'Buitengebied met kwaliteit'. Aangezien het gaat om het intern splitsen van een karakteristieke boerderij, wat de instandhouding van het waardevolle gebouw ten goede komt en waarbij er geen sprake is van een uitbreiding van het pand, wordt maatwerk toegepast in die zin dat de helft van de reguliere sloopnorm voor het realiseren van een extra woning wordt ingezet ter compensatie van deze ontwikkeling. Aan de overige voorwaarden dient wel gewoon te worden voldaan.
Extra woningen
Voor het toestaan van extra woningen binnen de functie ‘Wonen’ gelden de volgende voorwaarden:
Uitbreiden vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij woning
Voor het uitbreiden van bij een woning toegelaten vrijstaande bijbehorende bouwwerken binnen de functie 'Wonen', gelden de volgende voorwaarden:
Extra oppervlakte3 | Sloopverhouding met as-besthoudende golfplaten | Sloopverhouding zonder as-besthoudende golfplaten |
Tot en met 100 m² | 1 m2 extra is 1 m2 sloop | 1 m2 extra is 2 m2 sloop |
101 m2 tot en met 500 m² | 1 m2 extra is 2 m2 sloop | 1 m2 extra is 4 m2 sloop |
501 m2 en meer | 1 m2 extra is 3 m2 sloop | 1 m2 extra is 5 m2 sloop |
Op basis van bovenstaande toetsing wordt samenvattend geconcludeerd dat wordt voldaan aan de voorwaarden voor het planologisch toevoegen van één extra woning aan de Uelserweg 161-161a op basis van de sloop van landschapsontsierende bebouwing aan de Arkeweg 5-7 (Rood voor Rood). Ook wordt voldaan aan het toestaan van 64 m2 aan extra oppervlakte vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij de woning aan de Uelserweg 161a. Tevens wordt voldaan aan de algemene randvoorwaarden. Er vindt een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit plaats door onder andere het slopen en opknappen van landschapsontsierende bebouwing en het landschappelijk inpassen van beide deelgebieden. De landschappelijke inpassing is toegelicht in paragraaf 3.2.2 en 3.3.2 en weergegeven in het ruimtelijk kwaliteitsplan in Bijlage 1. De landschapsmaatregelen worden vastgelegd in de regels van het bestemmingsplan door middel van een voorwaardelijke verplichting.
Geconcludeerd wordt dat de gewenste ontwikkeling in overeenstemming is met de beleidsregel 'Buitengebied met kwaliteit' van de gemeente Tubbergen.
De provincie Overijssel heeft met de Twentse gemeenten (waaronder Tubbergen) woonafspraken gemaakt over de woningbouwprogrammering binnen de regio Twente. Hierbij zijn afspraken gemaakt over de hoeveelheid woningen die gemeenten in de komende jaren gaan bouwen binnen deze regio.
Op 5 juli 2021 is de gemeentelijke woonvisie (Woonvisie 2021+) vastgesteld door de gemeenteraad van Tubbergen. De visie is een nadere uitwerking van MijnOmgevingsvisie omtrent het thema wonen. De hoofddoelen zijn volgens de woonvisie
In 2017 zijn de regionale woonafspraken Twente (RWP) gemaakt. Deze waren gebaseerd op Primos2017 en de LVDV en vormden voor de Twentse gemeenten het kader voor de woonprogrammering. Op basis van deze (in 2019 geactualiseerde) regionale afspraken is het gemeentelijk woningbouwprogramma opgesteld met een verdeling van het aantal te bouwen woningen over de kernen op basis van verwachte huishoudensgroei.
Voor de komende jaren gaat de gemeente uit van een woningbehoefte die een middeling is van verschillende prognoses (RWP, Companen, Primos2020, CBS Bovengrens-scenario en Companen - trendraming). Dit betekent dat we uitgaan van een woningbehoefte van 640 woningen voor de periode 2020-2030. Gezien de huidige druk op de markt wil de gemeente deze woningbouwopgave zoveel mogelijk de komende vijf jaar realiseren. Ruim de helft van de woningbehoefte landt in de drie grotere kernen.
Een aantal van 40 woningen wordt gereserveerd voor woningen in het buitengebied. De overige 40 woningen worden niet op voorhand toegewezen maar kunnen vrij worden toegewezen aan kansrijke plannen die zich voor doen (knelpuntenpot).
Daarnaast blijven op beperkte schaal overige mogelijkheden voor woningbouw in het buitengebied. Die zijn vooral gekoppeld aan de rood voor rood regeling. Door de gestage daling van het aantal agrarische bedrijven is er in de afgelopen jaren een toename gezien in het aantal aanvragen voor de rood voor rood regeling. Woningbouw op deze plekken biedt de mogelijkheid om vrijgekomen agrarische bebouwing te verwijderen. Het is wel belangrijk dat de te realiseren woningen tot een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied leiden.
In de woonvisie is aangegeven dat de gemeente sterk inzet op de realisatie van koopwoningen voor starters en levensloopgeschikte woningen voor ouderen. Een (beperkt) deel van het woningbouwprogramma wordt gericht op de ontwikkeling van (koop)woningen voor gezinnen.
Voorliggend bestemmingsplan voorziet in het planologisch toevoegen van één woning in het kader van de Rood voor Rood-regeling. Er is sprake van een concrete behoefte voor de woning. De woning wordt namelijk gerealiseerd in een bestaande woonboerderij met inwoonsituatie. Er wonen momenteel reeds twee huishoudens in de woonboerderij, waardoor met het 'splitsen' van de woning de planologische situatie wordt afgestemd op de feitelijke situatie.
Daarnaast past de woning binnen de reservering van 40 woningen voor het buitengebied in het kader van Rood voor Rood. De compensatiewoning past dan ook binnen het gemeentelijke woningbouwprogramma. Tevens wordt opgemerkt dat er op basis van het principebesluit op de gewenste woningbouwontwikkeling één contingent in het woningbouwprogramma van de gemeente Tubbergen is opgenomen.
Geconcludeerd wordt dat voorliggend voornemen in overeenstemming is met de gemeentelijke woonvisie.
In het Ontwikkelingsperspectief voor het Nationale Landschap Noordoost-Twente hebben de hierbij betrokken partijen de ambitie uitgesproken om de tendens van schaalvergroting in de grondgebonden landbouw zodanig vorm te geven dat deze niet ten koste gaat van de kwaliteit van het landschap. Zowel gemeenten als provincie hadden behoefte aan een praktisch concept om in de dagelijkse praktijk invulling te geven aan deze ambitie. Voor het bereiken van deze ambitie is het, het meest wenselijk om de belangen van initiatiefnemers die elementen willen verwijderen te koppelen aan grondeigenaren die bereid zijn nieuwe elementen te plaatsen om zo het landschap te versterken. Alle individuele aanvragen zullen dan uiteindelijk moeten leiden tot een beter functionerend en herkenbaar landschap. Om dit te bereiken is de casco-benadering ontwikkeld.
Met de casco-benadering beschikken de provincie Overijssel en de deelnemende gemeenten van Noordoost-Twente over een generieke methode om vorm te geven aan de doelen voor het Nationaal Landschap: behoud en ontwikkeling van het landschap inclusief al haar functies. In relatie tot het provinciaal beleid is de cascobenadering een middel om invulling te geven aan het fenomeen 'ruimtelijke kwaliteit' en uitvoering aan de kwaliteitsagenda van de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel.
De landschapstypen van Noordoost-Twente vormen, samen met de ontwikkeling die deze landschappen hebben doorgemaakt (dynamiek), het uitgangspunt van de casco-benadering. Elk landschapstype heeft een eigen kenmerkende structuur van opgaande beplantingen. Deze structuur is het casco van het landschap.
Het kan daarbij gaan om bomenrijen, houtwallen, houtsingels en (kleinere) bosjes. Het beleid is er op gericht om dit casco te versterken. Toepassing van de casco benadering leidt op termijn tot versterking van het ‘kleinschalige groene karakter’ van het landschap in totaliteit.
De basis voor initiatieven is de cascokaart. Hierop staan drie typen elementen weergegeven, zie de navolgende tabel.
Landschapstype | Opmerking |
Elementen die tot het casco behoren | Mogen in principe niet verplaatst worden |
Elementen die niet tot het casco behoren | Mogen verplaatst worden, als aan de regels van de casco-benadering wordt voldaan |
Te compenseren elementen | Locaties waar de initiatiefnemer de elementen heen kan verplaatsen |
Aan de hand van de casco-kaart wordt beoordeeld of het landschapselement tot het casco behoort of niet. Uit de beoordeling hiervan volgen drie mogelijke opties:
In afbeelding 4.8 is een fragment van de Cascokaart behorende bij de Casco benadering opgenomen, met daarbij met in rode omlijning het deelgebied Uelserweg 161-161a. In afbeelding 4.9 is een uitsnede van de Casco kaart ter plaatse van het deelgebied Arkeweg 5-7 opgenomen.
![]() |
Afbeelding 4.8 Fragment Cascokaart deelgebied Uelserweg 161-161a (Bron: Gemeente Tubbergen) |
![]() |
Afbeelding 4.9 Fragment Cascokaart deelgebied Arkeweg 5-7 (Bron: Gemeente Tubbergen) |
De randen van het deelgebied aan de Uelserweg 161-161a zijn onderdeel van het Casco. Binnen de gronden die aangewezen zijn als onderdeel van het Casco is geen sprake van het verwijderen van bestaande landschapselementen. Er vindt dan ook geen aantasting van het Casco plaats.
Het deelgebied Arkeweg 5-7 is geen onderdeel van het Casco. Er is dan ook geen sprake van een aantasting van het Casco.
Gelet op het vorenstaande zijn geen belemmeringen ten aanzien van de Casco-benadering en worden geen nadere voorwaarden gesteld.
De Nota omgevingskwaliteit Dinkelland en Tubbergen 2016 is in dit geval niet van toepassing, omdat voor Rood voor Rood-projecten een algemeen beeldkwaliteitsplan geldt. Toetsing op welstand vindt uiteindelijk plaats bij de aanvraag omgevingsvergunning voor de extra woning. Omdat er geen nieuwe woning wordt gerealiseerd is nadere toetsing aan het beeldkwaliteitsplan niet aan de orde.
Gezien het vorenstaande wordt geconcludeerd dat de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling past binnen de gemeentelijke beleidskaders.
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.
In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid, voor beide percelen, beschreven. Het betreft de thema's geluid, bodem, luchtkwaliteit, externe veiligheid, milieuzonering, geur, ecologie, archeologie & cultuurhistorie en besluit milieueffectrapportage.
De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai en industrielawaai. De Wgh geeft aan dat een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd bij het voorbereiden van de vaststelling van een bestemmingsplan of het nemen van een omgevingsvergunning indien het plan een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidszone van een bestaande geluidsbron of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt. Het akoestisch onderzoek moet uitwijzen of de wettelijke voorkeurswaarde bij geluidgevoelige objecten wordt overschreden en zo ja, welke maatregelen nodig zijn om aan de voorkeurswaarde te voldoen.
In dit geval wordt planologisch gezien één extra woning toegevoegd aan de Uelserweg 161-161a. Echter wordt deze woning toegevoegd binnen de bestaande woonboerderij met inwoning. Er is geen sprake van het uitbreiden van de bestaande woning. In artikel 76 van de Wgh is bepaald dat de geluidsbelasting van een aanwezige weg op bestaande woningen niet getoetst hoeft te worden aan de grenswaarden. Aangezien de extra woning binnen de bestaande woning wordt gerealiseerd, is het toetsen aan wegverkeerslawaai formeel niet noodzakelijk.
Ten aanzien van het deelgebied aan de Arkeweg 5-7 wordt opgemerkt dat ter plaatse slechts landschapsontsierende bebouwing wordt gesloopt (dan wel opgeknapt). Ter plaatse worden geen nieuwe woningen gerealiseerd, waardoor een toetsing aan het aspect wegverkeerslawaai tevens niet noodzakelijk is.
In het kader van een 'goede ruimtelijke ordening' wordt opgemerkt dat de te splitsen woning aan een deel van de Uelserweg met een lage verkeersintensiteit ligt. Ten aanzien van deze te splitsen woning is de geluidskaart voor het wegverkeer geraadpleegd via de Atlas voor de Leefomgeving. Hiervan is een uitsnede weergegeven in afbeelding 5.1, waarin de locatie van de te splitsen woning is aangeduid met een rode ster. Hieruit blijkt dat de te splitsen woning op een locatie ligt waarvoor een geluidsniveau van <42 dB wordt verwacht. Er wordt dan ook verwacht dat de geluidsbelasting op de gevel van de compensatiewoning onder de voorkeurswaarde van 48 dB zal blijven. Een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai wordt daarom niet noodzakelijk geacht.
![]() |
Afbeelding 5.1: Uitsnede wegverkeersgeluidkaart (Bron: Atlas Leefomgeving) |
In de omgeving van het plangebied zijn geen spoorlijnen aanwezig. Hierdoor kan het aspect railverkeerslawaai buiten beschouwing worden gelaten.
In de nabijheid van het plangebied zijn geen geluidsgezoneerde industrieterreinen aanwezig. Hierdoor kan industrielawaai (in het kader van de Wet geluidhinder) ook buiten beschouwing worden gelaten. In paragraaf 5.5 (milieuzonering) wordt nader ingegaan op de in de omgeving aanwezige (individuele) bedrijvigheid.
De Wet geluidhinder vormt geen belemmering voor de gewenste ontwikkeling.
Bij de vaststelling van een bestemmingsplan of wijzigingsplan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van die bodem en of deze aspecten optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Om hierin inzicht te krijgen, dient doorgaans een bodemonderzoek te worden verricht conform de richtlijnen NEN 5740.
In dit geval is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van het deelgebied Arkeweg 5-7 in Tubbergen. Dit aangezien ter plaatse voormalige agrarische schuren (met asbest) worden gesloopt.
Voor het deelgebied Uelserweg 161-161a is geen bodemonderzoek uitgevoerd, aangezien ter plaatse geen sprake is van sloop en het erf reeds een woonbestemming heeft. De nieuwe woning wordt gerealiseerd binnen een bestaande woning. Er is slechts sprake van het planologisch splitsen van de woning, waarbij geen fysieke ingrepen plaatsvinden. Wel wordt een nieuwe kapschuur met een oppervlakte van 94 m2 gerealiseerd binnen de bestaande woonbestemming. Echter betreft dit een bijgebouw bij de woning die gebruikt wordt ten behoeve van opslag. Het bijgebouw heeft geen langdurige verblijfsfunctie. Hierdoor is het uitvoeren van een bodemonderzoek ter plaatse niet noodzakelijk.
Hierna wordt ingegaan op de onderzoeksresultaten ter plaatse van het deelgebied Arkeweg 5-7.
Door Dumea Milieu is een verkennend bodemonderzoek conform NEN5740 en NEN5707 uitgevoerd. De bijbehorende onderzoeksrapportage is als Bijlage 3 bij deze toelichting gevoegd. Hierna wordt op de onderzoeksresultaten ingegaan.
Algemeen
De locatie betreft een agrarisch erf. Op de locatie zijn twee bedrijfswoningen en 6 schuren (varkensschuren, twee garages, een opslagloods en een wagenloods) aanwezig. De daken van
de schuren bevatten (deels) asbesthoudende dakbedekking. De varkensschuren zullen worden gesloopt.
Op basis van het vooronderzoek zijn de volgende deellocaties onderscheiden:
Onderzoeksresultaten
Om een goede luchtkwaliteit in Europa te garanderen heeft de Europese Unie een viertal kaderrichtlijnen opgesteld. De hiervan afgeleide Nederlandse wetgeving is vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer.
In bijlage 2 van de Wet milieubeheer staan onder meer de grenswaarden voor de verschillende luchtverontreinigende stoffen. Op grond van de Wet milieubeheer, gelet op artikel 5.16 lid 4 Wet Milieubeheer geldende de volgende regelingen:
Het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (NIBM) staat bouwprojecten toe wanneer de bijdrage aan de luchtverontreiniging van het desbetreffende project niet in betekenende mate is. Het begrip “niet in betekenende mate” is gedefinieerd als 3% van de grenswaarden uit de Wet milieubeheer. Het gaat hierbij uitsluitend om stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). Toetsing aan andere luchtverontreinigende stoffen uit de Wet milieubeheer vindt niet plaats.
In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Enkele voorbeelden zijn:
Als een ruimtelijke ontwikkeling niet genoemd staat in de Regeling NIBM kan deze nog steeds niet in betekenende mate bijdragen. De bijdrage aan NO2 en PM10 moet dan minder zijn dan 3% van de grenswaarden.
Dit besluit is opgesteld om mensen die extra gevoelig zijn voor een matige luchtkwaliteit aanvullend te beschermen. Deze 'gevoelige bestemmingen' zijn scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Woningen en ziekenhuizen/ klinieken zijn geen gevoelige bestemmingen.
De grootste bron van luchtverontreiniging in Nederland is het wegverkeer. Het Besluit legt aan weerszijden van rijkswegen en provinciale wegen zones vast. Bij rijkswegen is deze zone 300 meter, bij provinciale wegen 50 meter. Bij realisatie van 'gevoelige bestemmingen' binnen deze zones is toetsing aan de grenswaarden die genoemd zijn in de Wet milieubeheer nodig.
In paragraaf 5.3.1.1 is een lijst met categorieën van gevallen beschreven, die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Gelet op de aard en omvang van voorliggende ontwikkeling (planologisch toevoegen van één extra woning) in vergelijking met voorgenoemde voorbeelden van categorieën, kan worden aangenomen dat voorliggende ontwikkeling 'niet in betekenende mate bijdraagt' aan de luchtverontreiniging.
Verder wordt opgemerkt dat ten aanzien van de ontwikkeling geen sprake is van de realisatie van een gevoelige bestemming in het kader van het Besluit gevoelige bestemmingen.
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van voorliggend bestemmingsplan.
Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Concreet gaat het om risicovolle bedrijven, vervoer gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Op de diverse aspecten van externe veiligheid is afzonderlijke wetgeving van toepassing. Voor risicovolle bedrijven gelden onder meer:
Voor vervoer van gevaarlijke stoffen geldt de 'Wet Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen' (Wet Basisnet). Dat vervoer gaat over water, spoor, wegen, per buisleiding of door de lucht. De regels van het Basisnet voor ruimtelijke ordening zijn vastgelegd in:
Het vervoer van gevaarlijke stoffen per buisleiding is geregeld in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
Het doel van wetgeving op het gebied van externe veiligheid is risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen en activiteiten tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Het is noodzakelijk inzicht te hebben in de kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en het plaatsgebonden- en het groepsrisico.
Aan hand van de Risicokaart is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond het plangebied. Op de Risicokaart staan meerdere soorten risico's, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. In totaal worden op de Risicokaart dertien soorten rampen weergegeven.
In afbeelding 5.2 is een uitsnede van de Risicokaart opgenomen. In dit geval wordt het deelgebied aan de Arkeweg 5-7 buiten beschouwing gelaten. Op deze locatie worden namelijk geen (beperkt) kwetsbare objecten toegevoegd of nieuwe functies toegestaan waarbij sprake is van gebruik van gevaarlijke stoffen. Het deelgebied aan de Uelserweg 161-161a is in afbeelding 5.2 indicatief weergeven met een blauwe ster.
![]() |
Afbeelding 5.2 Uitsnede Risicokaart (Bron: Atlas Leefomgeving) |
Gebied met kans op grote natuurbrand
Zoals in afbeelding 5.2 is weergegeven, ligt het deelgebied Uelserweg 161-161a op circa 110 meter ten zuiden van een gebied met kans op een grote natuurbrand. De te splitsen woonboerderij betreft (in de gewenste situatie) een reguliere twee-onder-één-kapwoning voor zelfredzame personen. De brandweer kan in geval van calamiteiten in theorie binnen 8 minuten ter plaatse van het deelgebied aanwezig zijn, aangezien de dichtstbijzijnde brandweerkazerne zich bevindt aan de Reutummerweg 6 te Tubbergen. Bovendien is vanuit planologisch opzicht sprake van een zeer geringe toename van het aantal aanwezige personen in dit deelgebied (slechts één huishouden), echter wordt de woonboerderij in de feitelijke situatie reeds bewoond door twee huishoudens. Hierdoor is in feite geen sprake van een toename van de personendichtheid in het plangebied. Gelet op het vorenstaande wordt gesteld dat het gebied met kans op natuurbrand geen belemmering vormt voor het planologisch splitsen van de woning. Een nadere verantwoording van het groepsrisico is niet noodzakelijk.
Uit de inventarisatie blijkt verder dat het deelgebied:
Een en ander brengt met zich mee dat de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling in overeenstemming is met wet- en regelgeving ter zake van externe veiligheid.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.
Volgens de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' dient eerst te worden beoordeeld of in de omgeving sprake is van een 'rustige woonwijk' of een 'gemengd gebied'.
Een 'rustige woonwijk' is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Overige functies komen vrijwel niet voor en langs de randen is weinig verstoring van verkeer. In de VNG-uitgave wordt het buitengebied veelal gerekend tot het omgevingstype 'rustige woonwijk'.
Een 'gemengd gebied' is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Hier kan de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden rechtvaardigen. Geluid is voor de te hanteren afstand van milieubelastende activiteiten veelal bepalend.
De deelgebieden liggen in het buitengebied waar nauwelijks sprake is van functiemenging. De deelgebieden worden dan ook beide aangemerkt als gebiedstype 'rustige woonwijk'. In onderstaande tabel zijn de richtafstanden behorende bij zowel het omgevingstype rustige woonwijk als het gemengd gebied weergegeven.
Milieucategorie | Richtafstanden tot omgevingstype rustige woonwijk/rustig buitengebied | Richtafstanden tot omgevingstype gemengd gebied |
1 | 10 m | 0 m |
2 | 30 m | 10 m |
3.1 | 50 m | 30 m |
3.2 | 100 m | 50 m |
4.1 | 200 m | 100 m |
4.2 | 300 m | 200 m |
5.1 | 500 m | 300 m |
5.2 | 700 m | 500 m |
5.3 | 1.000 m | 700 m |
6 | 1.500 m | 1.000 m |
Aan de hand van vorenstaande regeling is onderzoek verricht naar de feitelijke situatie. De VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' geeft een eerste inzicht in de milieuhinder van inrichtingen. Hierbij spelen twee vragen een rol:
Hierbij gaat het met name om de vraag of de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling leidt tot een situatie die, vanuit hinder of gevaar bezien, in strijd is te achten met een goede ruimtelijke ordening. Daarvan is sprake als het woon- en leefklimaat van omwonenden wordt aangetast.
Ter plaatse van het deelgebied aan de Uelserweg 161-161a wordt planologisch gezien één woning toegevoegd door de bestaande woonboerderij te splitsen. Tevens wordt een bijgebouw bij de woning gerealiseerd. De functie 'wonen' vormt geen milieubelastende functie. Er is dan ook geen sprake van een aantasting van het woon- en leefklimaat van omliggende milieugevoelige functies rondom dit deelgebied.
Ter plaatse van het deelgebied aan de Arkeweg 5-7 wordt voormalige agrarische bedrijfsbebouwing gesloopt en opgeknapt. Aangezien geen nieuwe bebouwing wordt opgericht worden geen milieubelastende functies gerealiseerd ter plaatse van dit deelgebied. Er is dan ook geen sprake van een aantasting van het woon- en leefklimaat van omliggende milieugevoelige functies rondom dit deelgebied.
Hierbij gaat het om de vraag of nieuwe functies binnen het plangebied hinder ondervinden van bestaande functies in de omgeving en andersom of de nieuwe functie(s) de bedrijfsvoering of ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bedrijven aantasten.
De planologisch toe te voegen woning aan de Uelserweg 161-161a binnen de bestaande woonboerderij wordt aangemerkt als milieugevoelig object.
In de omgeving van dit deelgebied komen een aantal milieubelastende functies voor. Hieronder wordt ingegaan op deze functies.
Kampeerterrein
Ten westen van het deelgebied bevindt zich een kampeerterrein, namelijk Camping Dal van de Mosbeek aan de Uelserweg 153. Ter plaatse zijn kampeerplaatsen, een receptiegebouw en sanitairgebouwen aanwezig. Een dergelijke functie wordt in de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' omschreven als de functie "kampeerterrein, vakantiecentra e.d. (met keuken)". Dergelijke functies hebben een milieucategorie 3.1 en een grootste richtafstand van 50 meter voor het aspect geluid in het omgevingstype rustige woonwijk.
De westelijke grens van het plangebied ligt op 16 meter afstand van het bestemmingsvlak en bouwvlak van het kampeerterrein. Echter bevindt de te splitsen woning zich op minstens 80 meter ten oosten van het bestemmingsvlak en bouwvlak van het kampeerterrein. Hiermee wordt voldaan aan de richtafstand van 50 meter. Ook wordt opgemerkt dat de locatie van de woning wordt vastgelegd in het bestemmingsplan door middel van een aanduiding. De woning kan dus in de toekomst niet eventueel dichter op het kampeerterrein komen te liggen.
Agrarische bedrijven
In de omgeving van dit deelgebied zijn op basis van het geldende planologisch regime een aantal agrarische bedrijven (intensieve veehouderijen) toegestaan. Bij veehouderijen geldt, op basis van de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering', de grootste richtafstand veelal voor het aspect geur. In het geval van veehouderijen zijn echter niet de adviesafstanden maar de wettelijk aan te houden afstanden of de berekenende geuremissiecontouren voor vergunningsplichtige veehouderijbedrijven bepalend. Hier wordt in paragraaf 5.6 nader op ingegaan.
Voor veehouderijen geldt, het aspect 'geur' buiten beschouwing latend, een grootste richtafstand van 30 meter voor het aspect 'geluid' en 'stof'. Het dichtstbijzijnde agrarische bedrijf bevindt zich aan de Uelserweg 158, op circa 75 meter ten noordoosten van de woning (gemeten van het bouwperceel van het agrarisch bedrijf en de dichtstbijzijnde gevel van de te splitsen woning). Hiermee wordt voldaan aan de richtafstanden voor agrarische bedrijven in de omgeving.
Horecabedrijven
In de omgeving van dit deelgebied zijn op basis van het geldende planologisch regime twee horecabedrijven toegestaan. Op basis van de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' geldt voor de ter plaatse toegestane horecabedrijven een maximale milieucategorie van 2. De grootste bijbehorende richtafstand voor dergelijke functies bedraagt 30 meter voor het aspect 'geluid'. Het dichtstbijzijnde horecabedrijf bevindt zich aan de Uelserweg 170, op circa 130 meter ten noordoosten van het plangebied. Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de richtafstanden voor horecabedrijven in de omgeving.
Ten slotte wordt opgemerkt dat, aangezien de nieuwe woning wordt gerealiseerd binnen een bestaande woonboerderij (en deze woonboerderij niet wordt uitgebreid), er geen sprake is van een aantasting van de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bedrijven.
Op basis van het bovenstaande wordt gesteld dat er ter plaatse van de planologisch te splitsen woonboerderij sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Omgekeerd worden omliggende bedrijven niet in hun bedrijfsvoering of ontwikkelingsmogelijkheden belemmerd als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling.
In dit geval wordt opgemerkt dat ter plaatse het deelgebied aan de Arkeweg 5-7 ten aanzien van de interne werking geen sprake is van het toevoegen van een nieuw(e) milieugevoelig(e) functie/object. Het gaat hier slechts om het slopen en opknappen van voormalige agrarische bedrijfsbebouwing. De bestaande woningen op het perceel zijn bestaande milieugevoelige objecten. In de nieuwe situatie blijft dit onveranderd. Het slopen en opknappen van de agrarische bedrijfsgebouwen heeft geen gevolgen voor het woon- en leefklimaat ter plaatse. Omliggende bedrijven worden door de bestemmingsplanherziening dan ook niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden beperkt.
Het aspect 'milieuzonering' vormt geen belemmeringen voor de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling.
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt het toetsingskader voor vergunningsplichtige veehouderijen, als het gaat om geurhinder. Voor meldingsplichtige veehouderijbedrijven is het beoordelingskader voor geurhinder opgenomen in het Activiteitenbesluit.
De Wgv stelt één landsdekkend beoordelingskader met een indeling in twee categorieën. Voor diercategorieën waarvan de geuremissie per dier is vastgesteld, wordt deze waarde uitgedrukt in een ten hoogste toegestane geurbelasting op een geurgevoelig object.
Voor de andere diercategorieën is die waarde een wettelijke vastgestelde afstand die ten minste moet worden aangehouden. Voor diercategorieën waarvoor in de Wgv een geuremissie per dier is vastgesteld geldt dat, binnen een concentratiegebied, de geurbelasting op geurgevoelige objecten binnen de bebouwde kom niet meer dan 3 odeur units per kubieke meter lucht mag bedragen. Voor geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom mag deze niet meer bedragen dan 14 odeur units per kubieke meter lucht.
Op grond van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) dient voor diercategorieën waarvoor per dier geen geuremissie is vastgesteld (bijvoorbeeld melkkoeien en paarden) en een geurgevoelig object de volgende afstanden aangehouden te worden:
Voor meldingsplichtige veehouderijbedrijven gelden tevens vaste afstandseisen. Deze eisen zijn gebaseerd op en komen overeen met de vaste afstanden zoals opgenomen in de Wgv.
Voorgenomen ontwikkeling gaat uit van het toevoegen van één nieuw geurgevoelig object in de vorm van het planologisch toevoegen van een extra woning binnen de bestaande woonboerderij aan de Uelserweg 161-161a in het buitengebied van de gemeente Tubbergen.
Zoals blijkt uit paragraaf 5.5 liggen de grondgebonden agrarische bedrijven (veehouderijen) op ten minste 75 meter afstand en wordt daarmee ruimschoots voldaan aan de vaste afstand van 50 meter voor geurgevoelige objecten ten opzichte van veehouderijen in de omgeving. Er is daarmee sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de te realiseren woningen. Omgekeerd worden agrarische bedrijven in de omgeving niet in hun bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden beperkt.
Het aspect geur vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Sinds 1 januari 2017 is het wettelijk kader ten aanzien van gebieds- en soortenbescherming vastgelegd in de Wet natuurbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met Natura 2000-gebieden en het Natuurnetwerk Nederland. Soortenbescherming gaat uit van de bescherming van dier- en plantensoorten.
Natura 2000 is een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Natura 2000 bestaat uit gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogelrichtlijn (79/409/EEG) en gebieden die zijn aangemeld op grond van de Europese Habitatrichtlijn (92/43/EEG). Deze gebieden worden in Nederland op grond van de Wet natuurbescherming beschermd.
Het deelgebied Uelserweg 161-161a grenst aan het Natura 2000-gebied 'Springendal & Dal van de Mosbeek'. Het deelgebied aan de Arkeweg 5-7 bevindt zich op een afstand van circa 2,1 kilometer van het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied 'Springendal & Dal van de Mosbeek'.
De voorgenomen ontwikkeling (splitsen van de bestaande woonboerderij met inwoonsituatie aan de Uelserweg 161-161a) heeft splitsen van de woning feitelijk gezien geen toename van het aantal verkeersbewegingen tot gevolg, aangezien de woning met inwoning in de huidige situatie reeds wordt bewoond door twee huishoudens. Planologisch gezien is er sprake van een zeer geringe toename van het aantal verkeersbewegingen vanwege planologisch het toevoegen van één woning, zoals aangetoond in paragraaf 3.4.
Ter plaatse van het deelgebied Arkeweg 5-7 worden geen nieuwe functies opgericht, waardoor er geen toename is van eventuele stikstofdeposities. Ter plaatse wordt slechts voormalige landschapsontsierende bebouwing gesloopt.
Gelet op de aard en omvang van de ontwikkeling zijn geen negatieve effecten op beschermde natuurgebieden te verwachten. Gelet op het vorenstaande wordt het uitvoeren van een stikstofonderzoek niet noodzakelijk geacht.
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is de kern van het Nederlandse natuurbeleid (NNN). Het NNN is in provinciale structuurvisies uitgewerkt. In of in de directe nabijheid van het NNN geldt het ‘nee, tenzij’-principe. In principe zijn er geen ontwikkelingen toegestaan als zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten.
Beide deelgebieden grenzen aan het NNN-gebied. Tevens zijn delen van het deelgebied Uelserweg 161-161a aangewezen als NNN. Er vinden echter geen ontwikkelingen plaats op de gronden van het plangebied die zijn aangemerkt als NNN. De invloedsfeer van de voorgenomen activiteiten zijn lokaal waardoor deze geen significant negatieve effecten op het NNN hebben. Hierdoor de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied niet aangetast.
Sinds 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming van kracht. Het is verboden om alle soorten die beschermd zijn volgens de Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn, het Verdrag van Bern en het Verdrag van Bonn, evenals de in paragraaf 3.2 en 3.3 van de Wet natuurbescherming genoemde soorten te doden en te verwonden, evenals het beschadigen en vernielen van voortplantingsplaatsen of rustplaatsen. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden.
Aangezien ter plaatse van het deelgebied Uelserweg 161-161a slechts sprake is van het planologisch splitsen van de bestaande woonboerderij en er geen bebouwing wordt gesloopt, bomen worden gekapt, sloten gedempt of andere grootschalige werkzaamheden plaatsvinden is het uitvoeren van een quickscan natuurwaardenonderzoek ter plaatse niet noodzakelijk. In voorliggend geval is daarom alleen een quickscan natuurwaardenonderzoek uitgevoerd ter plaatste van het deelgebied Arkeweg 5-7. De rapportage is bijgevoegd in bij Bijlage 4 bijdeze toelichting. Hieronder wordt ingegaan op de onderzoeksresultaten.
Uit de resultaten van de quickscan blijkt dat de inrichting en het gevoerde beheer het plangebied niet tot een geschikte groeiplaats voor beschermde plantensoorten maken, maar wel tot geschikt functioneel leefgebied voor verschillende beschermde dieren. Het plangebied wordt door beschermde diersoorten hoofdzakelijk benut als foerageergebied en mogelijk nestelen er vogels in de bedrijfsgebouwen en in beplanting. Amfibieën, grondgebonden zoogdieren en vleermuizen bezetten er geen vaste (winter)rust- of verblijfplaats. Het plangebied is tevens geen essentieel foerageergebied voor vleermuizen.
Van de in het plangebied nestelende vogelsoorten, is uitsluitend het bezette nest beschermd, niet het oude nest of de nestplaats. Bezette vogelnesten zijn beschermd en mogen niet beschadigd of vernield worden. Gelet op de aard van de werkzaamheden kan geen ontheffing verkregen worden voor het beschadigen of vernielen van bezette vogelnesten. Indien de bebouwing gesloopt wordt tijdens de voortplantingsperiode, wordt geadviseerd vooraf een broedvogelscan uit te voeren om de aanwezigheid van een bezet vogelnest uit te kunnen sluiten.
Door uitvoering van de voorgenomen activiteiten neemt de betekenis van het plangebied als foerageergebied voor vleermuizen tijdelijk af. Dit leidt echter niet tot wettelijke consequenties.
Met inachtneming van bovenstaande vormt het aspect 'ecologie' geen belemmering voor de gewenste ontwikkeling.
Initiatiefnemers hebben op basis van de Erfgoedwet een archeologische zorgplicht bij plannen waarbij de bodem wordt verstoord. Hiervoor is onderzoek noodzakelijk: het archeologisch vooronderzoek. Als blijkt dat in het plangebied behoudenswaardige archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, dan kan de initiatiefnemer verplicht worden hiermee rekening te houden. Dit kan leiden tot een aanpassing van de plannen, waardoor de vindplaatsen behouden blijven, of tot een archeologische opgraving en publicatie van de resultaten.
De gemeente Tubbergen beschikt over een archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart. Afbeelding 5.3 en 5.4 tonen uitsneden van de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart ter plaatse van respectievelijk de Uelserweg 161-161a en de Arkeweg 5-7. Hierin zijn de deelgebieden weergegeven met een blauwe omlijning.
![]() |
Afbeelding 5.3 Uitsnede archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart; deelgebied Uelserweg 161-161a (Bron: gemeente Tubbergen) |
![]() |
Afbeelding 5.4 Uitsnede archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart; deelgebied Arkeweg 5-7 (Bron: gemeente Tubbergen) |
Uelserweg 161-161a
Dit deelgebied ligt, op basis van de archeologische verwachtings- en advieskaart van de gemeente Tubbergen grotendeels in een gebied met dekzandwelvingen en -vlakten. Voor dergelijke gebieden is archeologisch onderzoek noodzakelijk in plangebieden groter dan 5.000 m² waarbij de bij bodemingrepen dieper dan 40 cm rijken. Voor gebieden kleiner dan 5.000 m² geldt vrijstelling voor archeologisch onderzoek.
Tevens ligt een gedeelte van het deelgebied binnen een gebied met dekzandhoogten en -ruggen. Tevens wordt het deelgebied aangemerkt als 'erf' en ligt het in een 'bufferzone rond erf, havezate en bedehuis'. Voor dergelijke gebieden is archeologisch onderzoek noodzakelijk in plangebieden groter dan 2.500 m² waarbij de bij bodemingrepen dieper dan 40 cm rijken. Voor gebieden kleiner dan 2.500 m² geldt vrijstelling voor archeologisch onderzoek.
In voorliggend geval wordt slechts één extra bijgebouw met een oppervlakte van 94 m2 gerealiseerd. De bodemingrepen blijven ruimschoots beneden de onderzoeksgrens van 2.500 m², waardoor archeologisch onderzoek in dit geval niet noodzakelijk is.
Arkeweg 5-7
Dit deelgebied ligt, op basis van de archeologische verwachtings- en advieskaart van de gemeente Tubbergen grotendeels in een gebied met dekzandwelvingen en -vlakten. Voor dergelijke gebieden is archeologisch onderzoek noodzakelijk in plangebieden groter dan 5.000 m² waarbij de bij bodemingrepen dieper dan 40 cm rijken. Voor gebieden kleiner dan 5.000 m² geldt vrijstelling voor archeologisch onderzoek.
Tevens ligt een gedeelte van het deelgebied binnen een gebied met dekzandhoogten en -ruggen met een plaggendek. Voor dergelijke gebieden is archeologisch onderzoek noodzakelijk in plangebieden groter dan 2.500 m² waarbij de bij bodemingrepen dieper dan 40 cm rijken. Voor gebieden kleiner dan 2.500 m² geldt vrijstelling voor archeologisch onderzoek.
Aan de Arkeweg 5-7 wordt slechts voormalige agrarische bedrijfsbebouwing gesloopt (en opgeknapt). De gronden van deze te slopen bebouwing zijn reeds geroerd. Het uitvoeren van een archeologisch onderzoek is niet noodzakelijk.
Geconcludeerd wordt dat het uitvoeren van een archeologisch onderzoek niet noodzakelijk is. De geldende archeologische dubbelbestemmingen worden overgenomen in dit bestemmingsplan.
Onder cultuurhistorische waarden worden alle structuren, elementen en gebieden bedoeld die cultuurhistorisch van belang zijn. Zij vertellen iets over de ontstaansgeschiedenis van het Nederlandse cultuurlandschap. Vaak is er een sterke relatie tussen aardkundige aspecten en cultuurhistorische aspecten.
In de Bro is sinds 1 januari 2012 (artikel 3.1.6, vijfde lid, onderdeel a) opgenomen dat een bestemmingsplan “een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden” dient te bevatten.
De bestaande woonboerderij aan de Uelserweg 161-161a is een karakteristieke Saksische boerderij. Deze woonboerderij is echter geen gemeentelijk monument of rijksmonument. De karakteristieke boerderij wordt niet aangetast door het voornemen. Er vindt slechts een planologische wijziging plaats: de boerderij met inwoning wordt gesplitst in twee zelfstandige wooneenheden. Er vinden geen fysieke wijzigingen aan de woonboerderij plaats, waardoor de waarden van de karakteristieke boerderij niet worden aangetast.
Ter plaatse van de Arkeweg 5-7 wordt slechts landschapsontsierende bebouwing gesloopt. De bestaande bijgebouwen met pannendak blijven behouden. Tevens wordt één landschapsontsierende schuur dermate opgeknapt dat deze niet meer landschapsontsierend is. Hierdoor vinden geen aantastingen van cultuurhistorische waarden plaats.
Er bevinden zich in het plangebied zelf geen rijks- dan wel gemeentelijke monumenten of bijzondere cultuurhistorische waarden. In de directe nabijheid van het plangebied bevinden zich daarnaast geen cultuurhistorische waarden die negatief beïnvloed zouden kunnen worden door voorliggend plan.
Geconcludeerd wordt dat geen archeologisch onderzoek benodigd is en geen sprake is van negatieve effecten op cultuurhistorische waarden.
De milieueffectrapportage is een wettelijk instrument met als doel het aspect milieu een volwaardige plaats in deze integrale afweging te geven. Een bestemmingsplan kan op drie manieren met milieueffectrapportage in aanraking komen:
Er ontstaat een m.e.r.-plicht wanneer er een passende beoordeling op basis van art. 2.8, lid 1 Wet natuurbescherming nodig is.
Er ontstaat een m.e.r.-plicht voor die activiteiten en gevallen uit de onderdelen C en D van de bijlage van dit besluit waar het bestemmingsplan genoemd is in kolom 3 (plannen).
Er ontstaat een m.e.r.-(beoordelings)plicht voor die activiteiten en gevallen uit de onderdelen C en D van de bijlage van dit besluit waar het bestemmingsplan genoemd is in kolom 4 (besluiten).
In het Besluit m.e.r. neemt het bestemmingsplan een bijzondere positie in, want het kan namelijk tegelijkertijd opgenomen zijn in zowel kolom 3 als in kolom 4 van het Besluit m.e.r.. Of het bestemmingsplan in deze gevallen voldoet aan de definitie van het plan uit kolom 3 of aan de definitie van het besluit uit kolom 4 is afhankelijk van de wijze waarop de activiteit in het bestemmingsplan wordt bestemd. Als voor de activiteit eerst één of meerdere uitwerkings- of wijzigingsplannen moeten worden vastgesteld dan is sprake van 'kaderstellend voor' en voldoet het bestemmingsplan aan de definitie van het plan. Is de activiteit geheel of gedeeltelijk als eindbestemming opgenomen voldoet het aan de definitie van het besluit.
Een belangrijk element in het Besluit m.e.r. is het (in feite) indicatief maken van de gevalsdefinities (de drempelwaarden in kolom 2 in de D-lijst). Dit betekent dat het bevoegd gezag meer moet doen dan onder de oude regelgeving. Kon vroeger worden volstaan met de mededeling in het besluit dat de omvang van de activiteit onder de drempelwaarde lag en dus geen m.e.r. (beoordeling) noodzakelijk was, onder de nu geldende regeling moet een motivering worden gegeven. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r. Beoordeling gehanteerd.
Het deelgebied Uelserweg 161-161a grenst aan het Natura 2000-gebied 'Springendal & Dal van de Mosbeek'. Het deelgebied aan de Arkeweg 5-7 bevindt zich op een afstand van circa 2,1 kilometer van het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied 'Springendal & Dal van de Mosbeek'.
De voorgenomen ontwikkeling (splitsen van de bestaande woonboerderij met inwoonsituatie aan de Uelserweg 161-161a) heeft splitsen van de woning feitelijk gezien geen toename van het aantal verkeersbewegingen tot gevolg, aangezien de woning met inwoning in de huidige situatie reeds wordt bewoond door twee huishoudens. Planologisch gezien is er sprake van een zeer geringe toename van het aantal verkeersbewegingen vanwege planologisch het toevoegen van één woning, zoals aangetoond in paragraaf 3.4.
Ter plaatse van het deelgebied Arkeweg 5-7 worden geen nieuwe functies opgericht, waardoor er geen toename is van eventuele stikstofdeposities. Ter plaatse wordt slechts voormalige landschapsontsierende bebouwing gesloopt.
Gelet op de aard en omvang van de ontwikkeling zijn geen negatieve effecten op beschermde natuurgebieden te verwachten. Gelet op het vorenstaande wordt het uitvoeren van een stikstofonderzoek niet noodzakelijk geacht.
Het plan is in het kader van de Wet natuurbescherming, ten aanzien van de effecten van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden, niet vergunningsplichtig.
Voor wat betreft het gehele plangebied wordt voorzien in directe eindbestemmingen waardoor het voldoet aan de definitie van een 'besluit' als bedoeld in het Besluit m.e.r. Dit betekent dat dit bestemmingsplan m.e.r.-(beoordelings)plichtig is indien activiteiten mogelijk worden gemaakt die genoemd worden in onderdeel C of D van het Besluit m.e.r. en de daarin opgenomen drempelwaarden overschrijden.
In het voorliggende geval is geen sprake van activiteiten die op grond van onderdeel C van het Besluit milieueffectrapportage m.e.r.-plichtig zijn. Wel is sprake van een activiteit die is opgenomen in onderdeel D van het Besluit m.e.r., namelijk: 'de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen'.
Aangezien hier in dit geval sprake van is dient te worden getoetst of sprake is van m.e.r-beoordelingsplicht. Hier is sprake van indien de activiteiten de volgende drempelwaarden uit onderdeel D overschrijden:
Gezien de drempelwaarden wordt geconcludeerd dat voor dit bestemmingsplan geen sprake is van een m.e.r. beoordelingsplicht. Echter, zoals ook in het voorgaande aangegeven, dient ook wanneer ontwikkelingen onder drempelwaarden blijven, het bevoegd gezag zich er van te vergewissen of activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben.
Gelet op de aard en omvang van de voorgenomen ontwikkeling is het de vraag om er sprake is van een 'stedelijk ontwikkelingsproject' als bedoeld in onderdeel D 11.2 van het Besluit milieueffectrapportage. Uit jurisprudentie (ABRvS 15 maart 2017, ECLI:NL:RVS:2017:694) volgt dat het antwoord op deze vraag afhankelijk is van de concrete omstandigheden van het geval, waarbij onder meer aspecten als de aard en de omvang van de voorziene ontwikkeling moet worden beoordeeld of sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject. Niet relevant is of per saldo aanzienlijke negatieve gevolgen voor het milieu kunnen ontstaan.
De in het voorliggende bestemmingsplan besloten ontwikkeling gaat uit van het planologisch toevoegen van één woning in het buitengebied van de gemeente Tubbergen. Het gaat om een (zeer) kleinschalige ontwikkeling. Bovendien wordt agrarische bedrijfsbebouwing gesloopt en opgeknapt aan de Arkeweg 5-7. Verder is, voor zover in dit kader relevant, sprake van een ontwikkeling die niet leidt tot een aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse van omliggende woningen. Gelet op het vorenstaande en de aard en omvang van de voorgenomen ontwikkeling, wordt geconcludeerd dat er geen sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject als bedoeld in het Besluit m.e.r.. Eén en ander is tevens bevestigd in de in dit hoofdstuk opgenomen milieu- en omgevingsaspecten en de daarvoor, indien van toepassing, uitgevoerde onderzoeken.
De in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling is niet m.e.r.-plichtig.
De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is op 22 december 2000 in werking getreden en is bedoeld om in alle Europese wateren de waterkwaliteit chemisch en ecologisch verder te verbeteren. De Kaderrichtlijn Water omvat regelgeving ter bescherming van het binnenlandse oppervlaktewater, overgangswateren (waaronder estuaria worden verstaan), kustwateren en grondwater. Voor het uitwerken van de doelstellingen worden er op (deel)stroomgebied plannen opgesteld. In deze (deel)stroomgebiedbeheersplannen staan de ambities en maatregelen beschreven voor de verschillende (deel)stroomgebieden. Met name de ecologische ambities worden op het niveau van de deelstroomgebieden bepaald.
Het Rijksbeleid op het gebied van waterbeheer is vastgelegd in het Nationaal Waterplan (NWP) 2022-2027. Het Nationaal Water Programma 2022-2027 is vastgesteld op 18 maart 2022. In het Nationaal Water Programma (NWP) 2022-2027 beschrijft de Rijksoverheid de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid en de uitvoering ervan in de rijkswateren en -vaarwegen.
Het Nationaal Water Programma 2022–2027 geeft een overzicht van de ontwikkelingen binnen het waterdomein en legt nieuw ontwikkeld beleid vast. We werken aan schoon, veilig en voldoende water dat klimaatadaptief en toekomstbestendig is. Ook is er aandacht voor de raakvlakken van water met andere sectoren.
In de Omgevingsvisie Overijssel wordt ruim aandacht besteed aan de wateraspecten. De ambities zijn, naast de uitvoering van de Kaderrichtlijn Water, gericht op de verbetering van de kwaliteit van de kleinere wateren, de veiligheid, de grondwaterbescherming, bestrijding van wateroverlast, de kwantiteit en kwaliteit van grond- en oppervlakte water en waterbeleving zowel in de groene ruimte als stedelijk gebied.
Door de invoering van de Kaderrichtlijn Water is Nederland verdeeld in vijf deelstroomgebieden. Het deelstroomgebied Rijn-Oost wordt beheerd door de waterschappen Rijn en IJssel, Vechtstromen, Vallei en Veluwe, Drents Overijsselse Delta en Zuiderzeeland. Om te voldoen aan de eisen van de Kaderrichtlijn Water hebben deze waterschappen een Waterbeheerplan opgesteld.
Het algemeen bestuur van waterschap Vechtstromen heeft in de vergadering van 15 december 2021 het 'Waterbeheerplan 2022-2027 vastgesteld. In het Waterbeheerplan is aangegeven hoe het waterschap zijn taken de komende jaren (2022-2027) wil uitvoeren. In het plan zijn doelen en maatregelen gesteld voor de thema's waterveiligheid, voldoende water, schoon water en het zuiveren van afvalwater. Deze zijn gericht op:
Het waterbeheerprogramma volgt inhoudelijk op de Watervisie 2050, die op 14 april 2021 door het algemeen bestuur is vastgesteld. Het waterbeheerprogramma beschrijft welke maatregelen Vechtstromen wil nemen in de planperiode 2022-2027 om te werken aan de ambities uit de Watervisie. Daarbij kan gaan om zowel nieuw beleid als staand beleid en maatregelen. Voor het nieuwe beleid, dat nog niet is vastgesteld door dagelijks en/of algemeen bestuur en waarbij het participatieproces nog niet voltooid is, heeft het waterbeheerprogramma een agenderende functie. Dit betekent dat invulling van de inhoud van dit nieuwe beleid buiten de scope van het waterbeheerprogramma ligt.
Zoals in voorgaande paragrafen uiteen is gezet, wordt in het moderne waterbeheer (waterbeheer 21e eeuw) gestreefd naar duurzame, veerkrachtige watersystemen met minimale risico's op wateroverlast of watertekorten. Belangrijk instrument hierbij is de watertoets, die sinds 1 november 2003 in ruimtelijke plannen is verankerd. In de toelichting op ruimtelijke plannen dient een waterparagraaf te worden opgenomen. Hierin wordt verslag gedaan van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie (watertoets).
Het doel van de watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).
Het waterschap Vechtstromen is geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets (http://www.dewatertoets.nl). In voorliggend geval is slechts een watertoets uitgevoerd voor het deelgebied aan de Uelserweg 161-161a, aangezien hier een extra woning (en bijgebouw) worden gerealiseerd. Omdat ter plaatse van de Arkeweg 5-7 slechts bebouwing wordt gesloopt, waardoor sprake is van een afname van bebouwing, wordt het uitvoeren van een watertoets ter plaatse van dit deelgebied niet noodzakelijk geacht.
De beantwoording van de vragen voor het deelgebied aan de Uelserweg 161-161a heeft er toe geleid dat de zogenoemde 'korte procedure' van de watertoets van toepassing. De standaard waterparagraaf behorend bij de korte procedure is opgenomen in Bijlage 5 bij deze toelichting. De procedure in het kader van de watertoets is goed doorlopen. Het waterschap Vechtstromen geeft een positief wateradvies. Hierna wordt beknopt ingegaan op de relevante waterhuishoudkundige aspecten.
Deelgebied Uelserweg 161-161a
Afvalwater
Het afvalwater van de bestaande woonboerderij zal ook in de nieuwe situatie worden afgevoerd via het bestaande gemeentelijke rioleringsstelsel.
Hemelwater
Het hemelwater wordt op eigen terrein geïnfiltreerd in de bodem, of afgevoerd naar de dichtstbijzijnde sloot. Er is sprake van een geringe toename van verharding (94 m2) vanwege het toevoegen van een nieuw bijgebouw. Er blijft echter voldoende ruimte op eigen perceel om hemelwater te infiltreren in de bodem.
Deelgebied Arkeweg 5-7
Afvalwater
Ten aanzien van het afvalwater is er voor het deelgebied Arkeweg 5-7 geen sprake van wijzigingen. De bestaande woningen blijven behouden conform de bestaande situatie.
Hemelwater
Het hemelwater wordt afgevoerd naar de dichtstbijzijnde sloot of geïnfiltreerd op het eigen terrein, daar is voldoende ruimte voor. Vanwege het slopen van 1.264 m2 aan landschapsontsierende bebouwing en het verwijderen van erfverharding nemen de infiltratiemogelijkheden toe.
In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op het plangebied, het relevante beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. De informatie uit deze hoofdstukken is gebruikt om keuzes te maken bij het maken van het juridische deel van het bestemmingsplan: de verbeelding en de regels. In dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de opzet van dit juridische deel. Daarnaast wordt een verantwoording gegeven van de gemaakte keuzes op de verbeelding en in de regels. Dat betekent dat er wordt aangegeven waarom een bepaalde functie ergens is toegestaan en waarom bepaalde bebouwing daar acceptabel is.
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden, is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De digitaliseringsverplichting geldt vanaf 1 januari 2010. In de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen. Naast de SVBP zijn ook het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening en de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten normerend bij het vastleggen en beschikbaar stellen van bestemmingsplannen.
De SVBP geeft normen voor de opbouw van de planregels en voor de digitale verbeelding van het bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan is opgesteld conform de normen van de SVBP2012.
Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende verbeelding waarop de bestemmingen zijn aangegeven. De verbeelding en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.
De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en bevatten:
In dit artikel zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen. Hiermee is een eenduidige interpretatie van deze begrippen vastgelegd.
Dit artikel geeft onder meer bepalingen waar mag worden gebouwd en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.
Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de in het plangebied voorkomende bestemmingen. De regels zijn onderverdeeld in o.a.:
In paragraaf 7.3 worden de bestemmingen nader toegelicht en wordt ook per bestemming aangegeven waarom voor bepaalde gronden voor deze is gekozen.
Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied. Dit hoofdstuk is opgebouwd uit:
Deze regel is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze verdichting kan zich met name voordoen, indien een perceel of een gedeelte daarvan, meer dan één keer betrokken wordt bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage.
Deze regel is opgenomen om ten aanzien van geluidsgevoelige objecten een bepaalde afstand tot wegen te garanderen.
In dit artikel worden de algemene gebruiksregels beschreven. Hierin zijn vormen van strijdig gebruik beschreven.
In dit artikel worden de algemene aanduidingsregels beschreven.
In dit artikel worden de algemene afwijkingsregels beschreven. Deze regels maken het mogelijk om op ondergeschikte punten van de regels in het bestemmingsplan af te wijken.
In dit artikel worden de algemene wijzigingsregels beschreven. Deze regels maken het mogelijk om onderdelen van het bestemmingsplan te wijzigen.
In dit artikel worden de overige regels beschreven. Deze regels gaan in op de parkeerregels.
In Hoofdstuk 4 van de regels staan de overgangs- en slotregels. In de overgangsregels is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan. In de slotregels wordt aangegeven hoe het bestemmingsplan wordt genoemd.
Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing mag worden opgericht. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn keuzes gemaakt over welke functies waar worden mogelijk gemaakt en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig toegestaan kan worden.
Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is. In deze paragraaf worden de gemaakte keuzes nader onderbouwd.
Aan beide deelgebieden is de bestemming 'Wonen' toegekend, om de planologische situatie in overeenstemming te brengen met de feitelijke situatie.
Gronden met deze bestemming zijn hoofdzakelijk bestemd voor woonhuizen en bijbehorende bouwwerken met in ondergeschikte mate ruimte voor een aan-huis-gebonden beroep of bedrijf dan wel een vrij beroep, mantelzorg en bed and breakfast.
Er zijn bouwregels opgenomen voor hoofdgebouwen en aangebouwde bijbehorende bouwwerken, vrijstaande bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken.
In de specifieke gebruiksregels zijn een voorwaardelijke verplichting voor de sloop van landschapsontsierende bebouwing en de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen uit het erfinrichtingsplan opgenomen. Tevens is door middel van de maatvoeringsaanduiding 'maximum oppervlakte: (m2) het maximale oppervlakte aan bijgebouwen per deelgebied vastgelegd. Door middel van het opnemen van twee bouwvlakken (deelgebied Uelserweg 161-161a) dan wel door middel van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is opgenomen hoeveel woningen per deelgebied zijn toegestaan.
'Waarde - Archeologie 3' (Artikel 5)
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de archeologische waarden.
Op gronden met deze bestemming geldt dat bij grondroerende werkzaamheden over een oppervlakte groter dan 2.500 m² en dieper dan 0,40 m onder het maaiveld dient een archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.
'Waarde - Archeologie 4 ' (Artikel 6)
De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de archeologische waarden.
Op gronden met deze bestemming geldt dat bij grondroerende werkzaamheden over een oppervlakte groter dan 5.000 m² en dieper dan 0,40 m onder het maaiveld dient een archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.
Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan moet besluiten om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk bestemmingsplan. Er zijn echter uitzonderingen. Het is mogelijk dat de raad verklaart dat met betrekking tot een bestemmingsplan geen exploitatieplan wordt vastgesteld indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd of het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is.
In het voorliggende geval wordt een overeenkomst gesloten tussen initiatiefnemer en de gemeente Tubbergen. Hierin wordt onder meer opgenomen dat het risico van planschade bij de initiatiefnemers ligt zodat het kostenverhaal voor de gemeente volledig is verzekerd. Dit brengt met zich mee dat vaststelling van een exploitatieplan achterwege kan blijven.
Op grond van artikel 3.1.1 Bro is vooroverleg vereist met het waterschap en met de diensten van de provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Geoordeeld wordt dat de gewenste ontwikkelingen geen nationale belangen schaden. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.
In dit geval is sprake van een Rood voor Rood ontwikkeling, die in lijn is met het provinciaal beleid. Tevens is geen sprake van andere provinciale belangen. Vooroverleg met de provincie Overijssel wordt niet noodzakelijk geacht.
In het kader van de watertoets heeft er een digitale watertoets plaatsgevonden voor het deelgebied aan de Uelserweg 161-161a via de website www.dewatertoets.nl. De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat de zogenoemde 'korte procedure' van de watertoets van toepassing is. De standaard waterparagraaf behorend bij de korte procedure is opgenomen in Bijlage 5 bij deze toelichting.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 3 oktober 2023 voor een periode van zes weken voor eenieder ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn zijn er geen zienswijzen ingediend. Wel zijn er ambtshalve wijzigigen doorgevoerd. Het gaat om de volgende wijzigingen:
Aangezien er aanpassingen aan de verbeelding (en daardoor ook aan de regels ) zijn gedaan, wordt het bestemmingsplan gewijzigd vastgesteld.