Plan: | Binnenveldsweg 68, Tubbergen, Agelerweg 18, Reutum en Langemaatsweg 3, Geesteren |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0183.BUIBPBIN68AGWG18-VG01 |
Voor de locaties Binnenveldsweg 68 in Tubbergen en de Agelerweg 18 in Reutum is een plan ontwikkeld. Aan de Agelerweg 18 in Reutum is een agrarisch bedrijf gelegen die door de initiatiefnemer niet zal worden voortgezet. Een deel van de bedrijfsopstallen is landschapsontsierend en heeft geen vervolgfunctie. Als gevolg hiervan is het plan opgevat om deze schuren te saneren en in te brengen in het kader van het rood voor rood beleid van de gemeente Tubbergen. Er zal daarmee op basis van rood voor rood één extra woning gerealiseerd worden aan de Agelerweg 18.
Aan de Binnenveldsweg 68 is een woonerf aanwezig. Op dit erf staat nog een voormalig agrarische schuur. Het plan bestaat om de schuur en de bestaande woning te saneren en op basis van rood voor rood één extra woning mogelijk te maken. In totaliteit zijn daarmee in de toekomstige situatie twee woningen aanwezig binnen het plangebied aan de Binnenveldsweg. Aangezien de sloopoppervlakte op deze locatie niet afdoende is worden aanvullende sloopmeters ingebracht vanaf de locaties Agelerweg 18 te Reutum en Langemaatsweg 3 te Geesteren. Aan de Langemaatsweg is een intensief agrarisch bedrijf gevestigd welke wenst te ontmengen. Als gevolg hiervan worden een tweetal agrarische schuren voor de voormalig intensieve tak gesaneerd.
In compensatie tot de sloop van de landschapsontsierende bedrijfsgebouwen zijn de initiatiefnemers voornemens om dus in totaal twee woningen in het kader van de rood voor rood regeling te realiseren. Deze ontwikkeling past niet binnen het geldende bestemmingsplan op de betreffende locaties, waardoor een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk is. Voorliggend bestemmingsplan is opgesteld om deze ontwikkeling mogelijk te maken.
Agelerweg 18, Reutum
Het plangebied is gelegen aan de Agelerweg 18 in Reutum, kadastraal bekend als gemeente Tubbergen, sectie Q, perceelsnummer 2215. Het plangebied ligt op circa 825 meter ten zuidoosten van Reutum. In figuur 1.1 is de ligging van het plangebied weergegeven.
Figuur 1.1: Ligging plangebied (bron: Google Maps)
De begrenzing van het plangebied is in figuur 1.2 weergegeven (rood omkaderd). In dit figuur is een luchtfoto weergegeven waarop het plangebied te zien is. Het plangebied is gelegen aan de Agelerweg. Het plangebied wordt aan de noord en oostzijde begrensd door een bestaande houtwal. Aan de westzijde wordt het plangebied begrensd door agrarische gronden (weiland). In de verbeelding is de exacte begrenzing (kadastrale grens) van het plangebied weergegeven.
Figuur 1.2: Begrenzing Agelerweg 18, Reutum (bron: atlas van Overijssel)
Daarnaast behoren de agrarische bedrijfspercelen aan de Agelerweg 16 en de Brokmansweg 16 tevens tot het plangebied van dit bestemmingsplan. De initiatiefnemer heeft met de eigenaren van deze percelen een akkoordverklaring getekend die de voorgaande ontwikkeling mogelijk maakt, zie paragraaf 2.2 en 4.3.
Binnenveldsweg 68, Tubbergen
De locatie Binnenveldsweg 68 in Tubbergen bestaat uit het erf en omliggende gronden aan de Binnenveldsweg 68, de dorpsrand van Tubbergen. Het plangebied ligt aan de oostzijde van de bebouwde kom van Tubbergen. Het plangebied staat kadastraal bekend als gemeente Tubbergen, sectie L, perceelsnummers 7741 en 7742. In figuur 1.3 is de ligging en globale begrenzing van het plangebied weergegeven.
Figuur 1.3: Ligging plangebied in de dorpsrand van Tubbergen (bron: Atlas van Overijssel)
Langemaatsweg 3, Geesteren
De locatie Langemaatsweg 3 in Geesteren bestaat uit het erf en omliggende gronden op deze locatie. Het plangebied ligt in het buitengebied van de gemeente Tubbergen tussen Manderveen en Geesteren. Het plangebied staat kadastraal bekend als gemeente Tubbergen, sectie B, perceelsnummers 3726, 4888 en 4889. In figuur 1.4 is de ligging van het plangebied weergegeven.
Figuur 1.4: Ligging plangebied aan de Langemaatsweg 3 (bron: Atlas van Overijssel)
Agelerweg 18, Reutum
Het plangebied is gelegen binnen de grenzen van het bestemmingsplan 'Tubbergen Buitengebied 2016'. Dit bestemmingsplan is door de gemeenteraad van Tubbergen op 23 mei 2016 vastgesteld. In figuur 1.5 is een uitsnede van het bestemmingsplan 'Tubbergen Buitengebied 2016' weergegeven.
Figuur 1.5: Uitsnede verbeelding bij Agelerweg 18 'Tubbergen Buitengebied 2016' (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Het perceel Agelerweg 18 kent de enkelbestemming 'Agrarisch - 2', de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3', de functieaanduiding intensieve veehouderij en de gebiedsaanduidingen 'overige zone - geen boom- en sierteelt toegestaan' en 'vrijwaringszone - radarverstoringsgebied'.
Het bouwen van gebouwen, specifiek een extra woning, is ter plaatse niet toegestaan binnen de enkelbestemming 'Agrarisch - 2' en kent voor verschillende werkzaamheden en activiteiten een vergunningenstelsel.
Binnenveldsweg 68, Tubbergen
De bouwlocatie Binnenveldsweg 68 te Tubbergen ligt binnen de grenzen van bestemmingsplan 'Tubbergen'. Dit bestemmingsplan is op 3 november 2014 vastgesteld en op 6 januari 2015 onherroepelijk geworden.
De bestaande woning aan de Binneveldsweg 68 te Tubbergen met het bijbehorende erf heeft de bestemming ‘Wonen’. Dit blijft in de gewenste situatie ongewijzigd. De locatie heeft daarnaast de dubbelbestemming ‘Waarde-Archeologie' en de functieaanduiding 'specifieke vorm van waarde - middelhoge archeologische verwachting'. Ter plaatse van de bestaande woning en bijgebouw is een bouwvlak toegekend. Zie figuur 1.6 voor een uitsnede van de geldende verbeelding.
Figuur 1.6: uitsnede verbeelding 'Tubbergen', Binnenveldsweg (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Langemaatsweg 3, Geesteren
Voor de locatie Langemaatsweg 3 te Geesteren geldt eveneens de bestemming 'Agrarisch - 1' met een bouwvlak. Daarnaast geldt de nadere aanduiding 'intensieve veehouderij', de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' en de gebiedsaanduiding 'overige zone - vestigingsgebied voor boom- en sierteelt'.
Figuur 1.7: verbeelding 'Tubbergen Buitengebied 2016', Langemaatsweg (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Het plan voor de bouw van twee woningen, herbouw van de bestaande woning aan de Binnenveldsweg 68 te Tubbergen en realisatie van bijbehorende voorzieningen op de locaties past niet binnen bovengenoemde bestemming. Om het plan te kunnen realiseren is een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk.
Het onderhavige bestemmingsplan 'Binnenveldsweg 68, Tubbergen, Agelerweg 18, Reutum en Langemaatsweg 3, Geesteren' bestaat naast deze toelichting uit de volgende stukken.
De toelichting van het bestemmingsplan kent de volgende opbouw. In hoofdstuk 2 worden de huidige situatie en het te realiseren plan beschreven. Hoofdstuk 3 schetst het beleidskader. In hoofdstuk 4 worden de resultaten van de uitgevoerde omgevingsonderzoeken behandeld. In hoofdstuk 5 wordt het bestemmingsplan in juridisch opzicht toegelicht. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de economische uitvoerbaarheid en in hoofdstuk 7 wordt ten slotte de maatschappelijke uitvoerbaarheid belicht.
Agelerweg 18, Reutum
Aan de Agelerweg 18 in Reutum is in de huidige situatie sprake van een agrarisch bedrijfsperceel. Een recente weergave van het plangebied is onderstaand weergegeven.
Figuur 2.1: luchtfoto uit 2016 van de locatie Agelerweg 18 te Reutum (bron: Atlas van Overijssel)
In bovenstaand figuur is op de westelijke helft van het erf de bedrijfswoning (A) zichtbaar, ten zuidoosten hiervan staat nog een kleinere schuur (onder de bomen, zie ook figuur 2.2). Centraal op het erf liggen twee stallen (B, ca. 426 m²) en (C, ca. 626 m²) ten behoeve van de melkveetak. Ten noorden is met (D, ca. 1.000 m²) een voormalige varkensschuur aanwezig. Aansluitend aan het erf zijn aan de westzijde voeropslagen gelegen.
Figuur 2.2: aanzicht bedrijfswoning en bijgebouw, daarachter bedrijfsopstallen (B) en (C) (bron: Google Maps)
Figuur 2.3: aanzicht noordzijde perceel met toegang, voormalige varkensstallen (D) zichtbaar (bron: Google Maps)
Het erf is omgeven door agrarische gronden en bedrijvigheid. In de directe omgeving zijn twee agrarische bedrijven gelegen aan de Agelerweg 16 en de Brokmansweg 16 en enkele woningen aanwezig. Op circa 50 m ten oosten ligt een bedrijfsperceel van Gebr. Poppink Reutum dat is aangeduid als loon- en grondverzetbedrijf.
Binnenveldsweg 68, Tubbergen
Aan de Binnenveldsweg 68 in Tubbergen is een voormalig agrarisch erf gelegen dat al geruime tijd als woonerf in gebruik is. Ter plaatse zijn nog de voormalig agrarische schuur van circa 242 m², de bestaande woning en een ander bijgebouw aanwezig. In de huidige situatie is het erf gelegen in de dorpsrand van Tubbergen, waarbij een nieuwbouwwijk van Tubbergen direct ten westen duidelijk zichtbaar is. Zie onderstaande luchtfoto voor een recente situatie.
Figuur 2.4: luchtfoto met daarop Binnenveldsweg 68 omcirkeld (bron: Atlas van Overijssel)
Het projectgebied wordt dan ook omliggend vooral omgeven door woonbebouwing. Onderstaand zijn een aantal streetview-aanzichten uit het jaar 2009 weergegeven.
Figuur 2.5: aanzicht Binnenveldsweg 68 (woning en daarachter schuur) in de richting van Tubbergen (bron: Google)
Figuur 2.6: aanzicht Binnenveldsweg 68 (schuur en woning) in de richting van het buitengebied (bron: Google)
Langemaatsweg 3, Geesteren
Aan de Langemaatsweg 3 in Geesteren is in de huidige situatie sprake van een intensief agrarisch erf met zowel bebouwing voor het houden van varkens als voor het houden van rundvee. Op het erf zijn twee bedrijfswoningen en een vijftal agrarische bedrijfsgebouwen aanwezig. Het erf is omgeven door groenstructuren en heeft een eigen ontsluiting op de Langemaatsweg.
Figuur 2.7: luchtfoto locatie Langemaatsweg 3 te Geesteren (bron: Atlas van Overijssel)
Agelerweg 18, Reutum
Initiatiefnemer is voornemens om met toepassing van de beleidsnotitie Rood voor Rood met gesloten beurs 2014 van de gemeente Tubbergen (hierna: rood voor rood regeling) een nieuwe woning te realiseren ter plaatse van de bedrijfsopstallen van het agrarisch bedrijfsperceel aan de Agelerweg 18 in Reutum.
Het voornemen is om de bestaande agrarische opstellen (C en D uit figuur 2.1) te slopen en hiervoor in de plaats een woning van maximaal 1.000 m3 te realiseren, met daarbij de mogelijkheid voor bijgebouwen. Er wordt 1.626 m2 aan landschapsontsierende bedrijfsbebouwing gesloopt. Daarnaast blijft er 533 m2 aan bestaande bijgebouwen behouden. In de beoogde situatie wordt de woning omgeven door een groen ingepast perceel waarbij gebruik gemaakt wordt van de aanwezige landschapskarakteristieken zoals in het landschapsontwerp in figuur 2.8 is aangegeven.
De woning wordt gesitueerd nabij de locatie van schuur D uit figuur 2.1 zodat het nieuwe woonhuis over voldoende ruimte rondom beschikt en er toch sprake blijft van een samenhang tussen de bestaande bebouwing en de nieuw op te richten compensatiekavel. Naast de woning wordt schuin achter de woning een bijgebouw evenwijdig aan de woning gerealiseerd. De woning en het bijgebouw worden geplaatst in de aanwezige landschapskamer en doet hiermee geen afbreuk aan eventuele openheid of zichtlijnen. Bijkomstig aan de intentie voor de erfinrichting wensen de initiatiefnemers de bestaande (smalle) ontsluiting richting te Brokmansweg te verbreden, zodat een volwaardige erfontsluiting ontstaat. Hiermee ontstaat de mogelijkheid om eenvoudig het erf te verlaten via de Brokmansweg - wat vanuit de initiatiefnemers de voorkeur geniet - aangezien deze weg een lagere verkeersintensiteit geniet en daardoor een verkeersveiligere (school)verbinding vormt met het dorp Reutum, ook omdat hier minder sprake van landbouwverkeer is dan op de Agelerweg. Initiatiefnemers wensen hiermee een verbetering van de verkeersveiligheid te bewerkstelligen.
Naast de bestaande woning is het de zoals beschreven de bedoeling dat twee opstallen behouden blijven. Eén van deze gebouwen fungeert als bijgebouw en garage bij de (bestaande) woning. Het tweede gebouw (aangeduid met B in figuur 2.1) verkeert nog in betrekkelijk goede staat en wil initiatiefnemer hobbymatig gaan gebruiken voor het houden van vee en stalling van auto's/werktuigen. Om de twee erven te verbinden wordt een informeel karrespoor aangelegd. In onderstaande figuur is het landschapsontwerp weergegeven.
Figuur 2.8: landschapsontwerp Agelerweg 18 te Reutum (bron: Hannink Landschapsvormgeving)
Op de agrarische bedrijfspercelen aan de Agelerweg 16 en de Brokmansweg 16 in Reutum vinden geen fysieke ontwikkelingen plaats. Echter, op grond van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) dient voor een rood voor rood woning die ter plaatse van een (voormalig) agrarisch bedrijf wordt gerealiseerd een aan te houden afstand van 50 meter ten opzichte van omliggende agrarische bedrijven aangehouden te worden. Omdat niet aan deze afstand kan worden voldaan is met de eigenaren van deze agrarische percelen overeengekomen dat binnen de afstand van 50 meter van de nieuw te bouwen woning geen dierenverblijven gerealiseerd kunnen worden. Deze afspraken zijn door de eigenaren an de omliggende agrarische percelen vastgelegd in een akkoordverklaring en in het bestemmingsplan geborgd door het opnemen van de aanduiding 'bedrijfswoning'. Daarmee is geregeld dat de veestallen niet op een afstand kleiner dan 50 meter van de nieuw te bouwen woning gerealiseerd kunnen worden.
Binnenveldsweg 68, Tubbergen
De toekomstige situatie bestaat uit het slopen van de aanwezige bebouwing en het herontwikkelen in de sfeer van twee percelen met elk een nieuwe woning. De nieuwe woning op basis van rood voor rood wordt gerealiseerd. Op het erf Binnenveldsweg 68 wordt 245 m2 aan landschapsontsierende bebouwing gesaneerd. Dit wordt dan ook ingezet in samenhang met het verwijderen van landschapsontsierende bebouwing op de andere twee deellocaties op basis van de gemeentelijke rood voor rood beleidsnotitie.
Een duidelijke keuze in het plan is de openheid aan de oostzijde van het plan, daar waar de groene opgaande rand van het belendende perceel een duidelijk en mooi beeld vormt. Dit gedeelte zal een vrijwel open doorzicht geven met wellicht enkele landschappelijk verantwoorde bomen die voor een coulisse zorgen.
De woningen houden enige afstand gezien de nodige privacy maar zijn wel gekoppeld aan een gezamelijke houtwal die de verbinding vormt tussen een wat kleinere erfsituatie aan de wijkzijde en een wat groter erfbeeld aan het min of meer open landschap.
De nokrichting van beide objecten zullen zich voegen in de richting van het landschap, min of meer haaks op de weg. De verbindende houtwal zal uitsluitend uit een inheems hakhoutwal-assortiment bestaan.
Figuur 2.9: Toekomstige situatie Binnenveldsweg 68 in Tubbergen (bron: Bijkerk c.s.)
Langemaatsweg 3, Geesteren
Twee landschapsontsierende bedrijfsopstallen op het agrarische erf worden gesloopt. Hierbij zal sprake zijn van ontmenging waarbij de intensieve tak wordt afgestoten. De oppervlakte van de te slopen schuren bedraagt 480 m². Het erf wordt landschappelijke ingepast in het jong heide- en broekontginningslandschap die zich kenmerkt door lijnvormige structuren in het landschap. Zie onderstaand de beoogde toekomstige erfinrichting en groenstructuren ter plaatse.
Figuur 2.10: toekomstige situatie Langemaatsweg 3 te Geesteren (bron: Bijkerk c.s.)
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is op 13 maart 2012 vastgesteld. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het een aantal ruimtelijke doelen en uitspraken in onder andere de Agenda Landschap en de Agenda Vitaal Platteland. Daarmee wordt de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
In de SVIR heeft het Rijk drie rijksdoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
Voor de drie rijksdoelen worden de 13 onderwerpen van nationaal belang benoemd. Hiermee geeft het Rijk aan waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
De drie hoofddoelen van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid kennen nationale opgaven die regionaal neerslaan. Opgaven van nationaal belang in Oost-Nederland (de provincies Gelderland en Overijssel) zijn:
Voor het juridisch borgen van de nationale belangen uit deze Structuurvisie heeft het Rijk op basis van de Wet ruimtelijke ordening, twee besluiten waarmee dat mogelijk is. Deze twee besluiten zijn verschillend van elkaar in aard (beleidsmatig versus procesmatig):
Conclusie
Voorliggend bestemmingsplan heeft geen raakvlakken met de nationale belangen zoals deze benoemd zijn in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Derhalve wordt geconcludeerd dat er geen sprake is van strijd met het rijksbeleid.
Artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat van een nieuwe 'stedelijke ontwikkeling' die in een bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt moet worden aangetoond dat er sprake is van een behoefte. De toelichting bij het bestemmingsplan bevat daartoe een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling. Indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, bevat een toelichting tevens een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien. Dit wordt de 'Ladder Duurzame Verstedelijking' genoemd.
De beschrijving van de behoefte aan de betreffende, 'stedelijke ontwikkeling', moet inzichtelijk maken of, in relatie tot het bestaande aanbod, concreet behoefte bestaat aan de desbetreffende ontwikkeling. Die behoefte moet dan worden afgewogen tegen het bestaande aanbod, waarbij moet worden gemotiveerd dat rekening is gehouden met het voorkomen van leegstand.
De stappen schrijven geen vooraf bepaald resultaat voor, omdat het optimale resultaat moet worden beoordeeld door het bevoegd gezag dat de regionale en lokale omstandigheden kent en de verantwoordelijkheid draagt voor de ruimtelijke afweging met betrekking tot die ontwikkeling.
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruime is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Het doel van deze ladder is het bevorderen van een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte én het voorkomen van overprogrammering. Om dit te bereiken is de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro, artikel 3.1.6, tweede lid). Dit betekent dat bij ruimtelijke besluiten (zoals het vaststellen van een bestemmingsplan) moet worden gemotiveerd hoe een zorgvuldige afweging is gemaakt van het ruimtegebruik. De procesvereiste is alleen van toepassing op ruimtelijke besluiten die voorzien in een stedelijke ontwikkeling. In het Bro is een stedelijke ontwikkeling gedefinieerd als: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.
Onderhavig plan
Uit jurisprudentie is inmiddels gebleken dat de ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing is voor zeer kleinschalige ontwikkelingen. Uit de uitspraken ECLI:NL:RVS:2014:4720 & ECLI:NL:RVS:2015:2921 blijkt namelijk dat de ontwikkeling van respectievelijk acht en elf woningen niet wordt gezien als een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de zin van artikel 3.1.6, tweede lid Bro. Onderhavig plan betreft de realisatie van in totaal twee extra woningen en is daarmee veel kleinschaliger.
De compensatiewoningen worden gerealiseerd op bestaande erfstructuren. De woning wordt gesitueerd op een locatie waar momenteel sprake is van bestaande bebouwing. In ruil daarvoor wordt op drie locaties landschapsontsierende bebouwing gesloopt, waardoor op deze perceel sprake is van transformatie en herinvulling. Volgens de Nota van toelichting behorend bij het besluit tot wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening in verband met de aanpassing van de Ladder voor duurzame verstedelijking worden ontwikkelingen die geen extra verstedelijking tot gevolg hebben maar bebouwing reduceren of verplaatsen, zoals bijvoorbeeld de Ruimte-voor-Ruimteregelingen, niet gezien als stedelijke ontwikkeling in de zin van de Ladder.
Gelet op het geringe aantal van twee woningen én de vermindering van de bebouwde oppervlakte is er geen sprake van een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in het Besluit ruimtelijke ordening. Op grond van de Nota van toelichting behorend bij het besluit tot wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening kan geconcludeerd worden dat de rood voor rood woningen niet gezien worden als een stedelijke ontwikkeling in de zin van de Ladder. Daarnaast betreft ook de herbouw van de bij recht toegestane woning aan de Binnenveldsweg 68 te Tubbergen niet tot een stedelijke ontwikkeling. De ladder van duurzame ontwikkeling is daarom niet van toepassing op het voorliggende plan. De ruimtelijke aanvaardbaarheid van de ontwikkeling wordt bovendien in deze toelichting aangetoond.
De Omgevingsvisie Overijssel 2017 geeft de provinciale visie op de fysieke leefomgeving van Overijssel weer. Hierin worden onderwerpen als ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en vervoer, ondergrond en natuur in samenhang voor een duurzame ontwikkeling van de leefomgeving. De Omgevingsvisie is onder andere een structuurvisie onder de Wet ruimtelijke ordening. De Omgevingsvisie is op 12 april 2017 vastgesteld en op 1 mei 2017 in werking getreden.
Duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit zijn de leidende principes of 'rode draden' bij alle initiatieven in de fysieke leefomgeving in de provincie Overijssel.
De ambities in het kader van duurzaamheid zijn: klimaatbestendigheid, het realiseren van een duurzame energiehuishouding, het sluiten van kringlopen (circulaire economie) en het beter benutten van ruimte, bestaande bebouwing en infrastructuur.
Ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit wordt ingezet op het vergroten van de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde. Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is daarbij van belang, waarbij een vitaal en samenhangend stelsel van gebieden met een hoge natuur- en waterkwaliteit wordt ontwikkeld. Ook de ontwikkeling van een continu en beleefbaar watersysteem, het voortbouwen aan de kenmerkende structuren van de agrarische cultuurlandschappen en het contrast tussen dynamische en luwe gebieden versterken, zijn ambities op het gebied van ruimtelijke kwaliteit. Het zorgvuldig inpassen van nieuwe initiatieven heeft als doel om de samenhang in en de identiteit van een gebied te versterken en nieuwe kwaliteiten te laten ontstaan. Een zichtbaar en beleefbaar landschap en het behouden en waar mogelijk verbreden van het bestaande aanbod aan woon-, werk- en mixmilieu's betreffen ruimtelijke kwaliteitsambities.
De ambitie van de provincie Overijssel is dat elk project bijdraagt aan de versterking van de ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving en dat nieuwe initiatieven worden verbonden met bestaande kwaliteiten. De Catalogus Gebiedskenmerken, die per gebiedstype beschrijft welke kwaliteiten behouden, versterkt en ontwikkeld moeten worden, is daarbij een instrument om te sturen op ruimtelijke kwaliteit. Ten aanzien van sociale kwaliteit is het koesteren en het gebruik maken van 'noaberschap' de ambitie, evenals het stimuleren van culturele identiteit van de provincie Overijssel, zowel lokaal als regionaal. Duurzame ontwikkeling van cultureel erfgoed (bijv. herbestemmen/hergebruik monumenten en karakteristieke bebouwing) hoort hier bij. Het realiseren van sociale kwaliteit wordt gedaan door het actief betrekken van bewoners bij projecten en het bieden van ruimte aan initiatieven van onderop.
De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. Het gaat er daarbij om steeds de meest optimale mix van instrumenten toe te passen, zodat effectief en efficiënt resultaat wordt geboekt voor alle ambities en doelstellingen van de Omgevingsvisie. De keuze voor inzet van deze instrumenten is bepaald aan de hand van een aantal criteria. In de Omgevingsvisie is bij elke beleidsambitie een realisatieschema opgenomen waarin is aangegeven welke instrumenten de provincie zal inzetten om de verschillende onderwerpen van provinciaal belang te realiseren.
Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening Overijssel 2017. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is.
De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn in de Omgevingsvisie Overijssel 2017 geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving.
Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveaus, te weten:
Deze begrippen worden hieronder nader toegelicht.
Generieke beleidskeuzes
Generieke beleidskeuzes zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of ontwikkelingen nodig dan wel mogelijk zijn. In deze fase wordt beoordeeld of er sprake is van een behoefte aan een bepaalde voorziening. Ook wordt in deze fase het zgn. principe van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik gehanteerd. Hierin komt er kort gezegd op neer dat eerst bestaand bebouwd gebied wordt benut, voordat er uitbreiding in de groene omgeving kan plaatsvinden.
Andere generieke beleidskeuzes betreffen de reserveringen voor waterveiligheid, randvoorwaarden voor externe veiligheid, grondwaterbeschermingsgebieden, bescherming van de ondergrond (aardkundige en archeologische waarden), landbouwontwikkelingsgebieden voor intensieve veehouderij, begrenzing van Nationale Landschappen, Natura 2000-gebieden, Natuurnetwerk Nederland en verbindingszones enzovoorts. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend en verankerd in de Omgevingsverordening Overijssel.
Ontwikkelingsperspectieven
Als uit de beoordeling in het kader van de generieke beleidskeuzes blijkt dat de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling aanvaardbaar is, vindt een toets plaats aan de ontwikkelingsperspectieven. In de Omgevingsvisie is een spectrum van zes ontwikkelingsperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving. Met dit spectrum geeft de provincie ruimte voor het realiseren van de in de visie beschreven beleids- en kwaliteitsambities.
De ontwikkelingsperspectieven geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden. Daar waar generieke beleidskeuzes een geografische begrenzing hebben, zijn ze consistent doorvertaald in de ontwikkelingsperspectieven.
Gebiedskenmerken
Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisurelaag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en –opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt.
Aan de hand van de drie genoemde niveaus kan worden bezien of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is, waar het past in de ontwikkelingsvisie en hoe het uitgevoerd kan worden.
Figuur 3.1: Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel 2017 (Bron: provincie Overijssel)
Toetsing van het initiatief aan de uitgangspunten Omgevingsvisie Overijssel
Indien het concrete initiatief wordt getoetst aan de Omgevingsvisie Overijssel ontstaat globaal het volgende beeld.
Generieke beleidskeuzes
Of een ontwikkeling mogelijk is, wordt bepaald op basis van generieke beleidskeuzes. Hierbij is onder andere het principe van 'zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik' (artikel 2.1.3) van belang die er voor staat dat in eerste instantie bestaande bebouwing en stedelijk gebied wordt benut, voordat er nieuwbouw in de groene omgeving plaatsvindt.
Artikel 2.1.2 lid 1 Principe van concentratie
Bestemmingsplannen voorzien uitsluitend in woningbouw, aanleg van bedrijventerreinen voor lokaal gewortelde bedrijvigheid en het realiseren van stedelijke voorzieningen, met bijbehorende infrastructuur en groenvoorzieningen om te voldoen aan de lokale behoefte en de behoefte van bijzondere doelgroepen.
Doorwerking voor voorliggend plan:
Met dit artikel stelt de provincie Overijssel dat woningbouw uitsluitend is toegestaan als voorzien kan worden in een lokale behoefte. De lokale behoefte is weergegeven in de Woonvisie 2016+ en het daarbijbehorende woningbouwprogramma van de gemeente Tubbergen. De realisatie van twee woningen in het kader van de gemeentelijke rood voor rood woning past binnen de Woonvisie 2016+ en het bijbehorende woningbouwprogramma en voorziet daarmee in een lokale behoefte.
Artikel 2.1.3 Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik
Bestemmingsplannen voorzien uitsluitend in stedelijke ontwikkelingen die een extra ruimtebeslag door bouwen en verharden leggen op de Groene Omgeving wanneer aannemelijk is gemaakt:
Doorwerking voor voorliggend plan:
In de huidige situatie op de betrokken locaties betreffen elk bestaande erfstructuren met (voormalige) agrarische bedrijfsgebouwen. In het kader van de gemeentelijke Rood voor Rood regeling wordt 2.351 m2 aan agrarische bedrijfsgebouwen gesloopt. Ter compensatie worden er twee woning teruggebouwd, één aan de Binnenveldsweg 68 te Tubbergen en één aan de Agerlerweg 18 te Reutum. Geconcludeerd kan worden dat de ontwikkeling die met dit plan wordt mogelijk gemaakt dan ook niet leidt tot een extra ruimtebeslag in de 'groene omgeving'. De bebouwde oppervlakte in het buitengebied van de gemeente Tubbergen neemt als gevolg van dit plan af. Voorliggend plan voldoet daarmee aan artikel 2.1.3 van de Omgevingsverordening Overijssel.
Artikel 2.1.5 Ruimtelijke kwaliteit
Doorwerking voor voorliggend plan:
Onderhavig plan voorziet in de realisatie van twee extra woningen en de vervanging van een bestaande woning die landschappelijk worden ingepast in de omgeving. Door de sloop van (voormalige) agrarische opstallen en de uitvoering van de landschapsmaatregelen wordt de ruimtelijke kwaliteit binnen de plangebieden aanzienlijk versterkt. Voor een nadere toelichting op de landschappelijke inpassing wordt verwezen naar hoofdstuk 2 en het als bijlage opgenomen ruimtelijke kwaliteitsplan. In paragraaf 3.2.3 is het plan getoetst aan de geldende ontwikkelingsperspectieven en de gebiedskenmerken. Geconcludeerd kan worden dat onderhavig plan voldoet aan een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Het plan is daarmee in overeenstemming met artikel 2.1.5 van de Omgevingsverordening Overijssel.
Artikel 2.2.2 Realisatie nieuwe woningen
Doorwerking voor voorliggend plan:
De 14 gemeenten in Twente hebben samen de Regionale Woonvisie opgesteld. Daarmee zijn de hoofdlijnen voor het woonbeleid overeen gekomen. De woonafspraken zijn bekrachtigd in de 'Bestuursovereenkomst woonafspraken Twente' die in januari 2016 is gesloten. Eén van de uitwerkingen betreft het verder afstemmen van de gemeentelijke bouwprogramma's. Dit is uitgewerkt in de 'Regionale Woonprogrammering Twente' (december 2015). De bevolkings- en huishoudensprognose van Primos2013 is daarbij als uitgangspunt gehanteerd. De Woonvisie 2016+ van de gemeente Tubbergen vormt de basis voor strategische afwegingen die de gemeente maakt op het gebied van wonen. De concept-woonvisie is als onderdeel van de gemaakte afspraken in het kader van de regionale Woonagenda voorgelegd aan de gemeenten uit de subregio Noord-Twente en zij hebben hiermee ingestemd. De realisatie van twee extra woningen in het kader van het gemeentelijke Rood voor Rood beleid past binnen de in de Woonvisie 2016+ opgenomen woningbouwprogramma. Het plan is daarmee in overeenstemming met artikel 2.2.2 van de Omgevingsverordening Overijssel.
Artikel 2.6.4 Nieuwe ontwikkelingen
Bestemmingsplannen voorzien alleen in nieuwe ontwikkelingen binnen gebieden die in artikel 2.6.2 begrensd zijn als Nationaal Landschap als die bijdragen aan het behoud of de ontwikkeling van de kernkwaliteiten als benoemd in artikel 2.6.3 en zoals nader uitgewerkt in bijlage 7 van de Omgevingsverordening Overijssel. De kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap 'Noordoost - Twente' zijn:
Doorwerking voor voorliggend plan:
De plangebieden ligen in het Nationaal Landschap 'Noordoost - Twente'. Zoals beschreven zorgt onderhavig plan voor een kwaliteitsverbetering van het plangebied en de omgeving. Onderhavig plan heeft betrekking op de sloop van een veelvoud aan (voormalige) agrarische bedrijfsgebouwen. De compensatiewoningen wordt landschappelijk ingepast waarbij rekening wordt gehouden met de kernwaarden en kwaliteiten van de omgeving. Deze landschappelijke inpassing levert een bijdrage aan de verbetering en versterking van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap 'Noordoost - Twente'. Het plan is in overeenstemming met artikel 2.6.4 en 2.6.3 van de Omgevingsverordening Overijssel.
Ontwikkelingsperspectieven
De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. In dit geval zijn uitsluitend de ontwikkelingsperspectieven voor de landelijke omgeving van belang. In figuur 3.2 is een fragment van de kaart van de ontwikkelingsperspectieven behorende bij de Omgevingsvisie weergegeven.
Agelerweg 18, Reutum
Figuur 3.2: Fragment ontwikkelingsperspectievenkaart, Omgevingsvisie Overijssel, de locatie is omlijnd (bron: provincie Overijssel)
Het plangebied is gelegen binnen het ontwikkelingsperspectief 'Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap'. Het ontwikkelingsperspectief Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap richt zich op het in harmonie met elkaar ontwikkelen van de diverse functies in het buitengebied. Aan de ene kant melkveehouderij, akkerbouw en opwekking van hernieuwbare energie als belangrijke vormen van landgebruik. Aan de andere kant gebruik voor natuur, recreatie, wonen en andere bedrijvigheid. In dit ontwikkelingsperspectief staat de ambitie 'Voortbouwen aan de kenmerkende structuren van de agrarische cultuurlandschappen' voorop. Daarnaast gelden de volgende ruimtelijke kwaliteitsambities:
In dit ontwikkelingsperspectief zijn ook plekken waar, door de ruimtelijke structuur van het landschap, de beschikbare milieuruimte of reeds aanwezige bebouwing, de ontwikkelruimte van agrarische bedrijven beperkt is. Hier liggen ontwikkelkansen voor andere vormen van bedrijvigheid (denk aan dienstverlenende zelfstandigen zonder personeel) die de ruimtelijke structuur versterken. Binnen dit ontwikkelingsperspectief kunnen nieuwe functies een plek krijgen op bestaande vrijkomende erven waar dit tevens maatschappelijke opgaven als behoud en ontwikkeling van cultuurhistorie, natuur en landschap ondersteunt. Zo worden vitaliteit en omgevingskwaliteit in samenhang versterkt.
Binnen het mixlandschap worden onder andere ontwikkelingsmogelijkheden voor de functie 'wonen' geboden, mits dit past binnen de ruimtelijke kwaliteitsambities. Onderhavig plan heeft betrekking op de sloop van agrarische opstallen op een leegstand erf in het buitengebied van Reutum. Als compensatie van de sloop mag een woning worden gerealiseerd op de slooplocatie. De woning wordt landschappelijk ingepast in de omgeving en levert een bijdrage aan de verbetering en versterking van de landschappelijke waarden.
Onderhavige ontwikkeling doet geen afbreuk aan het eigen karakter van het gebied. Hoewel de beoogde compensatiewoning binnen 50 meter van naastgelegen (met name oostelijk) agrarische bedrijfspercelen is gelegen, kan worden geconcludeerd dat het plan geen extra belemmeringen oplevert voor deze agrarische bedrijfspercelen. Met de eigenaren van de naastgelegen agrarische bedrijfspercelen is overeengekomen dat binnen de afstand van 50 meter van de nieuwe woning geen nieuwe dierenverblijven mogen worden gerealiseerd. Dit wordt in de regels van dit bestemmingsplan geborgd door de aanduiding 'bedrijfswoning' aan een deel van het bouwvlak van het betreffende agrarisch perceel toe te kennen, waardoor ter plaatse enkel een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken (en dus geen bedrijfsgebouwen) toegestaan zijn.
Binnenveldsweg 68, Tubbergen
Figuur 3.3: Fragment ontwikkelingsperspectievenkaart Omgevingsvisie Overijssel, de locatie is aangeduid (bron: provincie Overijssel)
Voor de huidige bebouwing geldt het ontwikkelingsperspectief 'Woon- en werklocaties buiten de stedelijke netwerken'.
De steden en dorpen buiten de stedelijke netwerken mogen altijd bouwen voor de lokale behoefte aan wonen, werken en voorzieningen, inclusief lokaal gewortelde bedrijvigheid, mits onderbouwd en regionaal afgestemd. Herstructurering en transformatie van de woon-, werk-, voorzieningen- en mixmilieus moeten deze vitaal en aantrekkelijk houden en de diversiteit aan milieus versterken. Herstructurering en transformatie bieden kansen om te anticiperen op klimaatverandering (bijvoorbeeld door ruimte voor groen, natuur en water te reserveren). Van belang is de stedelijke ontwikkeling altijd af te stemmen op de kenmerken van het watersysteem, bijvoorbeeld in laaggelegen gebieden bij bouw- en evacuatieplannen rekening houden met risico’s op overstroming of wateroverlast. Herstructurering en transformatie kunnen ook bijdragen aan de energietransitie (door het nemen van energie-efficiënte maatregelen en/of het opwekken van duurzame energie door bijvoorbeeld het aanwezige dakoppervlak te benutten).
De bouwlocatie valt daarnaast deels binnen het ontwikkelingsperspectief 'Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap'. In het ontwikkelingsperspectief voor 'mixlandschap' wordt ruimte geboden aan een mix/verweving van verschillende functies.
De plannen van initiatiefnemer doet geen afbreuk aan het eigen karakter van het gebied en leveren geen extra belemmeringen op voor omliggende functies in de omgeving. Binnen dit perspectief is ruimte voor landbouw, landschapsontwikkeling, natuur, cultuurhistorie, vrijetijd, wonen en overige bedrijvigheid. Het onderhavig plan geeft invulling aan dit perspectief; landschapsontsierende bebouwing wordt gesloopt en er mag in ruil hiervoor één compensatiewoning met bijbehorende bouwwerken worden teruggebouwd. Het geheel wordt landschappelijk ingepast en levert zodoende een bijdrage aan een versterking van de ruimtelijke kwaliteit.
Gebiedskenmerken
Voor wat betreft de gebiedskenmerken voor de verschillende deelgebieden wordt onderstaand een opsomming verricht van de van toepassing zijnde kenmerken:
Agelerweg 18, Reutum
Binnenveldsweg 68, Tubbergen
Langemaatsweg 3, Geesteren
Als gevolg van de sloop van bestaande agrarische bedrijfsgebouwen en de realisatie van twee nieuwe woningen wordt het bestaande reliëf op de deellocaties niet aangetast. De te bouwen woningen zijn voorzien op de locaties van de te slopen agrarische opstallen. Ter hoogte van deze locaties is op beide bouwlocaties reeds sprake van een vlak terrein en is het reliëf niet of nauwelijks aanwezig. Daarnaast wordt de woning conform het in de bijlage opgenomen ruimtelijk kwaliteitsplan landschappelijk ingepast waardoor de bestaande kenmerken van het landschap worden versterkt.
Onderhavig plan maakt de realisatie van twee woningen mogelijk als gevolg van de sloop van de bestaande agrarische opstallen. Het plangebied wordt landschappelijk ingepast waarbij rekening gehouden wordt met de landschappelijke waarden en kenmerken van het plangebied. De ontwikkeling doet geen afbreuk aan de aanwezige gebiedskenmerken voor de drie deelgebieden en tracht deze juist te versterken. Hiertoe is de planvorming ook voorgelegd aan het kwaliteitsteam van de gemeente, die goedkeuring op de planvorming hebben verstrekt.
Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat de in dit voorliggende bestemmingsplan besloten planologische wijziging volledig in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel verwoorde en in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.
Op 14 maart 2016 heeft de gemeenteraad van Tubbergen de structuurvisie gemeente Tubbergen 'Op en top Tubbergen' vastgesteld. Het is een actueel strategisch beleidsdocument, waarin belangen worden gedefinieerd en ruimtelijke keuzes worden uitgewerkt, die gebaseerd zijn op sociaal-maatschappelijke, demografische - en ruimtelijke ontwikkelingen en trends. In een groot aantal documenten en visies voor thema's en gebieden, is het beleid van de gemeente Tubbergen uitgewerkt. De structuurvisie vormt hiervoor de koepel. De structuurvisie omvat daarnaast de hoofdlijnen van actueel beleid.
Met nieuwe verzoeken voor woningen in het buitengebied gaat de gemeente Tubbergen terughoudend om: landschappelijke kwaliteiten staan hier voorop en leegstand van oudere woningen willen we voorkomen. Onder voorwaarden zijn er beperkte mogelijkheden voor nieuwe burgerwoningen, wanneer gebruik gemaakt wordt van de ‘rood-voor-rood-regeling’ of bijvoorbeeld de ‘regeling nieuwe landgoederen’.
Kwaliteit door dynamiek is daarbij het motto. Voorwaarde is dat elke ontwikkeling goed landschappelijk ingepast wordt, gebaseerd op de gebiedskenmerken. Wat echter voor een specifieke ontwikkeling op een specifieke locatie, een goede inpassing is, is maatwerk. Belangrijke instrumenten zijn net als voor de kernen het bestemmingsplan en de welstandsnota. Voor het buitengebied zijn daarnaast van belang ‘de beleidslijn rood-voor- rood‘, ‘het VAB+-beleid’, 'het ‘cascobeleid’ en de ‘Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving’.
Toetsing
De ontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt in het onderhavige plan betreft de realisatie van extra woningen op basis van het zogenoemde rood voor rood beleid. Daarnaast de transformatie van bestaande (voormalig) agrarische erven. Zoals benoemd in de structuurvisie is het beleid gericht op een verbetering van de ruimtelijk kwaliteit, waarmee onder voorwaarden het toevoegen van extra woningen in het buitengebied van de gemeente Tubbergen is toegestaan. Het voorliggende plan gaat vergezeld van een geaccordeerd erfinirchtingsplan. Dit plan is hiermee in lijn met de structuurvisie Tubbergen.
De beleidsnotitie 'rood voor rood met gesloten beurs 2014' is door de gemeenteraad vastgesteld op 15 december 2014
Dit beleid biedt het toetsingskader voor rood voor rood plannen binnen de gemeente.
Aanleiding voor het vaststellen van het beleid is dat steeds meer agrarische bedrijven veranderen in hobbymatige agrarische activiteiten of volledig stoppen met hun agrarische activiteiten. Het gevolg hiervan is een toename van leegstaande landschapsontsierende bedrijfsgebouwen, waardoor verval van het buitengebied op de loer ligt. Middels Rood voor Rood is het mogelijk om deze gebouwen te slopen en er een woning voor terug te bouwen. Centrale doelstelling is om een ruimtelijke kwaliteitsverbetering te realiseren.
Uitgangspunt van beleid is dat een oppervlakte van minimaal 1.000 m² landschapsontsierende bebouwing of 5.400 m2 aan kassen dient te worden gesloopt om een compensatiekavel (woning) te kunnen verkrijgen. Daarnaast dient een ruimtelijk kwaliteitsplan uitgewerkt te worden waaruit blijkt dat wordt geinvesteerd in ruimtelijke kwaliteit. De deelnemer aan Rood voor Rood zal uit de opbrengst van de bouwkavel het slopen van de bedrijfsgebouwen en de bijdrage voor de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit moeten bekostigen. De deelnemer mag 30% van de gecorrigeerde vervangingswaarde van de te slopen gebouwen behouden.
In het beleid zijn verschillende uitgangspunten voor de sloop- en herbouwlocatie opgenomen, waaraan het plan in principe dient te voldoen. In het beleid is ook de mogelijkheid tot maatwerk opgenomen.
Toets
In Bijlage 1 is het ruimtelijk kwaliteitsplan rood voor rood voor de ontwikkeling bijgevoegd. Met dit plan zal, zoals tevens is aangegeven in paragraaf 2.2, circa 2.351 m2 aan landschapsontsierende bebouwing worden gesloopt. Met deze sloopoppervlakte wordt ruimschoots voldaan aan de sloopnorm om in aanmerking te komen voor twee woningbouwkavels. Tevens bevat het ruimtelijk kwaliteitsplan rood voor rood een financiële onderbouwing ten behoeve van de investering in de ruimtelijke kwaliteit en de financiële noodzaak voor het verkrijgen van twee woonrechten.
Agelerweg 18, Reutum
Zoals blijkt uit het erfinrichtingsplan wordt de bestaande (voormalige) agrarische bedrijfswoning behouden met twee daarbijbehorende bijgebouwen van 426 m2 en 107 m2. Met de komst van de nieuwe woning aan de Agelerweg 18 wordt het voormalige agrarische erf in opgedeeld in twee woonerven. De hernieuwde opzet sluit goed aan bij de omliggende erfstructuren en de landschappelijke structuur ter plaatse. Deze stedenbouwkundige/landschappelijke opzet vormt een mooi ensemble met de reeds aanwezige waarden. Bovendien leidt de gewenste woning niet tot onevenredige aantasting van agrarische en andere belangen in de omgeving. Hoewel de compensatiewoning binnen de 50 meter contour van het naastgelegen agrarische bedrijf is gelegen, is met de eigenaren van de naastgelegen agrarische bedrijfspercelen overeenstemming bereikt dat binnen de afstand van 50 meter geen nieuwe dierenverblijven gerealiseerd mogen worden. Dit wordt in de regels van het bestemmingsplan geborgd door de aanduiding 'bedrijfswoning' aan een deel van het bouwvlak toe te kennen, waardoor ter plaatse enkel een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken (geen bedrijfsgebouwen) toegestaan zijn. Op basis hiervan kan voldaan worden aan artikel 14, tweede lid van de Wet geurhinder en veehouderij waarin bepaald is dat voor rood voor rood woningen die ter plekke van een (voormalig) agrarisch bedrijf gerealiseerd worden een aan te houden afstand van 50 meter ten opzichte van omliggende agrarische bedrijven geldt.
Binnenveldsweg 68, Tubbergen
Zichtbaar in het erfinrichtingsplan is dat het bestaande woonerf aan de Binnenveldsweg 68 te Tubbergen opgedeeld wordt in twee woonerven. De hernieuwde opzet sluit goed aan bij de ligging in de dorpsrand van Tubbergen, de omliggende erfstructuren en het landschap ter plaatse. Deze nieuwe stedenbouwkundige/landschappelijke opzet vormt een mooi ensemble met de reeds aanwezige waarden. Bovendien leidt de gewenste woning niet tot een onevenredige aantasting van agrarische en/of andere belangen in de omgeving.
Langemaatsweg 3, Geesteren
Op de Langemaatsweg 3 te Geesteren is een agrarisch bedrijf gelegen met de functieaanduiding 'intensieve veehouderij'. De functieaanduiding zal verwijderd worden en de intensieve veehouderij zal niet langer uitgeoefend worden. Hierdoor komen twee stallen vrij die gesloopt zullen worden in het kader van het Rood voor Rood-beleid. Op de vrijgekomen locatie, voorheen schuren, zullen verschillende bomen geplant worden in een rij.
Op het bedrijfsperceel worden momenteel twee diersoorten gehouden, te weten varkens en rundvee. De functieaanduiding voor intensieve veehouderij zal verwijderd worden, echter, de enkelbestemming 'Agrarisch - 1' zal behouden blijven. Hierdoor zal er sprake zijn van een ontmenging waarbij de intensieve tak afgestoten wordt. De totale oppervlakte van te slopen schuren is 480 m². Voor de uitoefening van het agrarische bedrijf is het noodzakelijk dat de overige drie stallen behouden blijven. De overgebleven, niet te slopen, schuren zullen gebruikt worden voor de agrarische bedrijfsmatige functie. Daarnaast zal de locatie landschappelijk ingepast worden, om aan te sluiten bij het jong heide- en broekontginningslandschap. Door het planten van rijen bomen en struiken sluit de locatie aan bij kenmerken van het landschap, lijnvormige structuren in het landschap.
Ruimtelijk kwaliteitsplan en beeldkwaliteit
In het ruimtelijk kwaliteitsplan is de te slopen bebouwing, de situering van de bouwkavels en de woningen (inclusief inpassing in het landschap) weergegeven. Het erfplan is tot stand gekomen op basis van de beeldkwaliteitsprincipes Rood voor Rood, het landschapsontwikkelingsplan (LOP), het Cascobeleid en Kwaliteitskader Gebiedskenmerken van de gemeente (een uitwerking van de gebiedskenmerken uit de Omgevingsvisie Overijssel) en is goedgekeurd door het Kwaliteitsteam. In Bijlage 1 is het ruimtelijk kwaliteitsplan rood voor rood bijgevoegd waarin wordt aangegeven op welke wijze rekening wordt gehouden met de geldende gebiedskenmerken.
Ten behoeve van de vormgeving van de compensatiewoningen geldt een algemeen Beeldkwaliteitsplan voor Rood voor Rood plannen. Deze is bijgevoegd als Bijlage 2. Het ontwerp van de woning zal hier binnen passen. Op basis van het rood voor rood inrichtingsplan is met de initiatiefnemers een Rood voor Rood-overeenkomst gesloten waarin alle afspraken zijn vastgelegd.
Op 13 juli 2016 heeft de gemeenteraad van Tubbergen de Woonvisie 2016+ vastgesteld. In deze woonvisie wordt de gemeentelijke visie op het wonen in Tubbergen tot 2020 geschetst, met een doorkijk naar 2025. De visie vormt de basis voor strategische afwegingen op het gebied van wonen. Het vergroten van de woonaantrekkelijkheid staat centraal.
Om de woonaantrekkelijkheid van Tubbergen te vergroten zijn drie ambities benoemd: 1. Aantrekkingskracht kernen versterken:
2. Het zoveel als mogelijk bieden van woningen in de eigen kern:
3. Minder betalingsproblemen door effectieve inzet van goedkope woningen:
Bij het opstellen van het kader zijn verschillende ontwikkelingen meegenomen. Zo is er sprake van een aantrekkende woningmarkt en toegenomen vertrouwen van de consument. Daarnaast zijn hypotheekeisen verscherpt en is vraaggestuurd ontwikkelen van belang (juiste plan op juiste moment). Daarnaast speelt extramuralisering en vergrijzing een rol. Het aantal oudere huishoudens zal de komende jaren flink gaan toenemen. De veranderingen in de zorgwetgeving zorgen ervoor dat mensen geen intramurale zorg meer ontvangen, maar de zorg in de eigen woonomgeving of in beschutte woonomgeving wordt gegeven. Aanpassing van woningen is daarbij nodig. Naast de vergrijzing is er sprake van ontgroening. Het aantal jonge huishoudens neemt af, waardoor ook de woningbehoefte de komende jaren afneemt.
Bestemmingsplannen moeten worden getoetst aan de Ladder voor duurzame verstedelijking, waarbij onder meer bepaald is dat er sprake moet zijn van een actuele regionale behoefte. De provincie Overijssel en de Twentse gemeenten (waaronder Tubbergen) hebben in nauwe samenwerking woonafspraken gemaakt over de woningbouwprogrammering in de regio Twente. Daarbij zijn op basis van een raming van de actuele regionale behoefte ook regionaal afspraken gemaakt over de hoeveelheid woningen die gemeenten in de komende jaren gaan bouwen. Het woningbouwprogramma voor de verschillende delen van de gemeente is in de Woonvisie opgenomen. Daarbij is uitgegaan van het voorzien in de lokale woningbehoefte volgens Primos 2013 voor de periode 2015-2024. Dit is in overeenstemming met de regionale afspraken.
Consumenten en ontwikkelaars vragen om meer ‘ontwikkel-vrijheid’, meer maatwerk en mogelijkheden om eigen ideeën te kunnen vormgeven. Een nieuwbouwprogramma moet flexibel zijn naar type woning, prijsklassen, eigendomsvormen en woonconcepten. De gemeente volstaat in de Woonvisie met een prioritering voor welke doelgroepen het bestemmingsplan geschikt is.
Voor de kleine kernen wordt de woningdifferentiatie op andere wijze bepaald, omdat het erg moeilijk is om inzicht te krijgen in de woonwensen van verschillende doelgroepen. Daarom worden er bestemmingsplannen gerealiseerd met een flexibele woningdifferentiatie. Verder wordt aan marktpartijen en corporatie gevraagd om concrete bouwplannen te ontwikkelen. Bij het niet voldoende op gang komen van de bouwproductie in een bepaalde kern worden de verschillende doelgroepen die actief zijn op de woningmarkt betrokken en worden concrete woonwensen geïnventariseerd.
Toets
In het buitengebied is het in principe niet toegestaan extra burgerwoningen te bouwen. Een uitzondering hierop zijn nieuwe burgerwoningen die worden gebouwd in het kader van de Rood voor Rood regeling. De gemeente Tubbergen houdt rekening met plannen in het buitengebied (Rood voor Rood woningen) door een reservering van 5% van de plancapaciteit per kern aan te houden. Omdat er voor de kern Reutum en Tubbergen nog ruimte is gereserveerd voor dergelijke woningen past het verzoek binnen de Woonvisie 2016+ van de gemeente Tubbergen. Het toevoegen van twee compensatiewoningen op basis van rood voor rood is passend in de Woonvisie 2016+ en de actuele woonprogrammering voor de gemeente Tubbergen.
De gemeente Tubbergen heeft de beleidsnota 'De casco-benadering in Noordoost-Twente' vastgesteld. Het Nationaal Landschap Noordoost Twente is een gebied met zeldzame en unieke landschapskwaliteiten. Het is een gebied met stuwwallen, bronnen, beken en fraaie cultuurlandschappen. Kernkwaliteit is het waardevolle cultuurlandschap met een variatie in open en een kleinschalig besloten landschap. Schaalvergroting in de grondgebonden landbouw staat op gespannen voet met deze kleinschaligheid. Het verdwijnen van landschapselementen op perceelsgrenzen tast het kleinschalige groene karakter aan en leidt tot een afname van landschapsdiversiteit. De gemeente Dinkelland heeft samen met de provincie Overijssel en de gemeenten Tubbergen, Losser en Oldenzaal de ambitie uitgesproken om de tendens van schaalvergroting in de grondgebonden landbouw zodanig vorm te geven dat deze niet ten koste gaat van de kwaliteit van het landschap.
Om vorm en inhoud te geven aan deze ambitie is een generieke methode ontwikkeld: de casco benadering. Voor de gemeente is de casco-benadering te gebruiken als beoordelingskader voor ingrepen in het landschap. Aan de hand van de casco-kaart (figuur 3.5 en 3.6) kan bezien worden of landschappelijke structuren deel uitmaken van het casco.
Agelerweg 18, Reutum
Figuur 3.4: Fragment casco-kaart nabij Agelerweg Reutum (bron: www.overijssel.nl/cascokaart)
Binnenveldsweg 68, Tubbergen
Figuur 3.5: Fragment casco-kaart Binnenveldsweg Tubbergen (bron: www.overijssel.nl/cascokaart)
Op basis van de casco-kaart kan vastgesteld worden of het landschapselement tot het casco behoort of niet; daaruit volgen drie mogelijk aanvragen op basis van het casco, dit zijn:
Toets
Op zowel de bouwlocaties als de slooplocatie zijn geen casco-elementen aanwezig die als gevolg van het planvoormenen worden aangetast c.q. verwijderd. Het is juist de bedoeling dat deze elementen verder versterkt worden. Op de slooplocaties wordt enkel bebouwing gesloopt, landschappelijk gezien worden in de groenstructuren geen elementen weggehaald, maar juist versterkt waar dit passend is. Het planvoornemen doet geen afbreuk aan de casco-structuur.
De Nota Omgevingskwaliteit Dinkelland en Tubbergen 2016 bevat het welstandsbeleid voor de gemeente Dinkelland. In de nota is het grondgebied opgedeeld in deelgebieden voor de kernen en het buitengebied. Voor elk deelgebied is een waarderingsblad en een ambitiekaart gemaakt. Ieder blad bestaat uit een kaartje van het gebied, een toelichting, en een weergave van de beoogde omgevingskwaliteit dat bij de welstandstoets voor de omgevingsvergunning (onderdeel bouwen) van toepassing is. Het welstandsbeleid van de gemeentes bestaan uit drie niveau’s van omgevingskwaliteit:
Het niveau dat van toepassing is geldt voor de algemeen heersende karakteristiek van een gebied. De waarde is dus door de bestaande omgeving bepaald. Het komt voor dat binnen een gebied een gebouw of complex ligt dat zich door de bijzondere kwaliteit onderscheidt. Deze wordt apart genoemd. De welstandsbeoordeling in deze gebieden is gericht op het behouden en versterken van de basiskwaliteiten van de gebieden. Bij de welstandsbeoordeling wordt vooral gekeken of het bouwplan bijdraagt aan de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving (van hoofdvorm tot materiaal en detail). Afhankelijk van het soort
bouwwerk komen de volgende beoordelingsmodellen voor:
Toets
Agelerweg 18, Reutum
Het plangebied ligt in een gebied dat het niveau 'Buitengebied - Midden' toegekend heeft gekregen, zie ook onderstaand figuur 3.6.
Figuur 3.6: Fragment Nota Omgevingskwaliteit Dinkelland en Tubbergen 2016
Voor het niveau midden gelden de volgende ambities:
Binnenveldsweg 68, Tubbergen
Figuur 3.7: Fragment Nota Omgevingskwaliteit Dinkelland en Tubbergen 2016
Op voorhand worden er geen belemmeringen verwacht vanuit de Nota Omgevingskwaliteit Dinkelland en Tubbergen 2016. Toetsing op welstand vindt uiteindelijk plaats bij de aanvraag omgevingsvergunning voor de extra woningen. Voor rood voor rood-woningen geldt bovendien het algemeen beeldkwaliteitplan rood voor rood. Deze is opgenomen in Bijlage 2.
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving staan van het verrichte onderzoek naar de voor het plan relevante feiten en de af te wegen belangen (Algemene wet bestuursrecht, artikel 3.2).
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de geldende wet- en regelgeving die op voorliggend plan en plangebied van toepassing zijn. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening. In dit hoofdstuk worden daarom de resultaten van het onderzoek naar o.a. de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreffen voor zover relevant de thema's geluid, bodem, luchtkwaliteit, externe veiligheid, milieuzonering, geur, ecologie, archeologie & cultuurhistorie, verkeer, water en vormvrije m.e.r-beoordeling.
Op 1 april 2011 is het huidige Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Op 7 juli 2017 zijn er enkele wijzigingen doorgevoerd binnen dit besluit om de m.e.r.-procedure eenduidiger en overzichtelijker te maken, alsmede het aspect milieueffectrapportage explicieter te behandelen in aanvragen. Dit besluit heeft tot doel het vaststellen van mogelijke, ernstig nadelige milieugevolgen ten gevolge van een activiteit binnen de aanvraag.
Binnen het Besluit milieueffectrapportage zijn een tweetal mogelijkheden opgenomen hoe om te gaan met dit besluit bij een aanvraag. Wanneer de beoogde activiteit in de D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage wordt benoemd, maar onder de gestelde drempelwaarden blijft, volstaat een vormvrije m.e.r.-beoordeling. Wanneer de beoogde activiteit in de D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage wordt benoemd en bovendien de gestelde drempelwaarden overstijgt, is de betreffende aanvraag m.e.r.-plichtig. Op dat moment zal een m.e.r.-rapportage op moeten worden gesteld.
Toets
Middels dit bestemmingsplan worden twee nieuwe woningen met bijgebouwen in het kader van de gemeentelijke Rood voor Rood regeling mogelijk gemaakt. Om deze woningen mogelijk te maken wordt er 2.351 m2 aan landschapsontsierende bebouwing gesloopt. De ontwikkeling is concreet beschreven in hoofdstuk 2.
Woningbouw wordt in de D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage aangemerkt als de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject. De m.e.r.- plicht geldt bij projecten van een oppervlakte van 100 hectare of meer, een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen, of een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.
De genoemde maximum oppervlakken gelden als drempelwaarden. Het ruimtebeslag van het onderhavige project ligt ruimschoots beneden de drempelwaarde. Conclusie die op grond hiervan getrokken kan worden is dat het onderhavige project niet m.e.r.-beoordelingsplichtig is. In de nota van toelichting op het Besluit mer wordt het begrip 'stedelijk ontwikkelingsproject' geduid. Hier wordt het volgende over gezegd:
“Bij een stedelijk ontwikkelingsproject kan het gaan om bouwprojecten als woningen, parkeerterreinen, bioscopen, theaters, sportcentra, kantoorgebouwen en dergelijke of een combinatie daarvan. Er kan overigens geen misverstand over bestaan dat ook «dorpen» hieronder vallen. Wat «stedelijke ontwikkeling» inhoudt kan van regio tot regio verschillen. Van belang hierbij is of er per saldo aanzienlijke negatieve gevolgen voor het milieu kunnen zijn. Indien bijvoorbeeld een woonwijk wordt afgebroken en er komt een nieuwe voor in de plaats, zal dit in de regel per saldo geen of weinig milieugevolgen hebben. Bij een uitbreiding zal er eerder sprake kunnen zijn van aanzienlijke gevolgen.”
Uit voorgaande volgt dat de bouw van twee extra woningen op twee verschillende bouwlocaties in algemene zin niet te kwalificeren zijn als stedelijk ontwikkelingsproject in de zin van het Besluit m.e.r. De kwalificatie is wel afhankelijk van specifieke omstandigheden van een project en de ruimtelijke gevolgen die het project met zich meebrengt. In die gevallen is het Besluit m.e.r. niet van toepassing en hoeft geen aanmeldnotitie te worden opgesteld.
De ontwikkeling wordt daarbij op passende wijze in het landschap opgenomen. De ruimtelijke uitstraling/de verandering die de ontwikkeling per saldo op de omgeving heeft is daardoor beperkt. Geconcludeerd kan worden dat er geen sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject als in de zin van het Besluit m.e.r.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan/wijzigingsplan mogelijk is.
Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk/buitengebied' dan wel 'gemengd gebied'. In figuur 4.1 zijn de richtafstanden weergegeven.
Figuur 4.1: Richtafstanden VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering
Toets
Externe werking
Hierbij gaat het met name om de vraag of de voorgenomen ontwikkeling leidt tot een situatie die, vanuit hinder of gevaar bezien, in strijd is te achten met een goede ruimtelijke ordening.
Onderhavig plan maakt de realisatie van nieuwe woningen mogelijk. Daarnaast wordt de bestaande agrarische bedrijfswoning Agelerweg 18 te Reutum omgezet in een reguliere burgerwoning. De functie 'wonen' betreft geen milieubelastende functie voor de omgeving. Er is geen sprake van een negatieve aantasting van het woon- en leefklimaat voor omwonenden.
Interne werking
Bij de interne werking gaat het om de vraag of de nieuw te bouwen woning hinder ondervindt van bestaande functies in de omgeving. In de nabijheid van het plangebied zijn diverse agrarische bedrijfspercelen en een niet-agrarisch bedrijf gelegen. Hieronder worden de activiteiten van de in de nabijheid gelegen (agrarische) bedrijven beschreven en of er voldaan wordt aan de richtafstand die geldt op basis van de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering'.
Bouwlocatie Agelerweg 18, Reutum
Onderhavig plan heeft betrekking op de realisatie van een milieugevoelig object (woning) op het perceel aan de Agelerweg 18 in Reutum. Het perceel is gelegen in het buitengebied van de gemeente Tubbergen en kan gelet op de geringe verscheidenheid aan functies worden aangemerkt als omgevingstype 'rustige woonwijk/buitengebied'. Zoals is beschreven wordt bij het realiseren van nieuwe functies gekeken naar de omgeving waarin de nieuwe functies gerealiseerd worden. Daarbij is het van belang of de nieuwe functie in de omgeving past (externe werking) en of de omgeving de nieuwe functie toe laat (interne werking).
Agelerweg 16
Op het perceel Agelerweg 16 (ten oosten van het plangebied) is een woonboerderij met bijbehorende opstallen aanwezig. In het vigerende bestemmingsplan is dit erf met een relatieteken verbonden met het agrarisch bedrijfsperceel Agelerweg 21. Op basis van luchtfoto's en aanzichten is het perceel op dit moment niet actief agrarisch bedrijfsmatig in gebruik, zodoende is er geen sprake van belemmeringen van bedrijfsmatige activiteiten. Gezien de inrichting van het erf is ook niet te verwachten dat het perceel in gebruik wordt genomen voor bedrijfsmatige agrarische activiteiten. Wel staan er op het perceel (volgens Kamer van Koophandel) twee niet-agrarische bedrijven gevestigd. Het betreft een bedrijfsactiviteit gericht op het bedrukken van kleding en een bedrijf gericht op de verhuur van spelcomputers waarbij de te verhuren goederen worden geleverd bij de afnemer.
De bedrukking van kleding wordt niet specifiek in de de richtafstandenlijst van de VNG-publicatie 'bedrijven en milieuzonering' opgenomen. Wel wordt de vervaardiging van kleding en -toebehoren, excl. van leer (SBI 141) in de richtafstandenlijst opgenomen. Voor deze activiteiten geldt een richtafstand van 30 meter in verband met het aspect geluid.
De afstand van de nieuw te realiseren woning aan de Agelerweg 18 tot aan het dichtsbijzijnde gebouw op het perceel aan de Agelerweg 16 (de woning) bedraagt ten minste 50 meter. Daarmee wordt ruimschoots voldaan aan de richtafstanden voor deze niet-agrarische bedrijven.
Voor het agrarische bedrijfsperceel aan de Agelerweg 21 geldt dat de bestaande afstand tussen de woning aan de Agelerweg 18 en het agrarische bedrijfsperceel niet verkleind wordt. Op voorhand is er dan ook geen sprake van onevenredige belemmering.
Aan de Brokmansweg 16 is tevens een agrarisch bouwvlak toegekend. Overeenkomstig de situatie op het erf aan de Agelerweg 16 is op basis van luchtfoto's en aanzichten geen duidelijke agrarische bedrijvigheid zichtbaar op het perceel aan de Brokmansweg 16. Het register van de Kamer van Koophandel geeft aan dat er ter plaatse sprake is van een schildersbedrijf (zzp). De bedrijfsactiviteiten van dit schildersbedrijf zijn gelet op de aard en omvang van het bedrijf (zzp) niet noemenswaardig te noemen en behelsen met name de opslag van bedrijfsgoederen. Op voorhand is er dan ook geen sprake van onevenredige belemmering.
Agelerweg 20-24
Aan de Agelerweg 20-24 (ten zuiden van het plangebied) is een loon- en grondverzetbedrijf gelegen. Op grond van het vigerende bestemmingsplan is op dit perceel een loon- en grondverzetbedrijf toegestaan. Gelet op de grootte van het bedrijfsperceel kan op grond van de richtafstandenlijst geconcludeerd worden dat het gaat om een loonbedrijf met een bedrijfsoppervlakte van meer dan 500 m2 (SBI 016-2). Voor deze bedrijfsactiviteiten geldt milieucategorie 3.1 met een richtafstand van 50 meter in verband met het aspect geluid.
De locatie van de gewenste woning op het perceel aan de Agelerweg 18 is gelegen op een afstand van ten minste 150 meter vanaf de grens van de bestemming 'Bedrijf' met functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf loon- en grondverzetbedrijf'. Daarmee wordt ruimschoots voldaan aan de richtafstand van 50 meter.
Op basis van bovenstaande kan geconcludeerd worden dat de gewenste ontwikkeling geen negatieve invloed heeft op de omliggende bedrijven. Er is aangetoond dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Desalniettemin wordt in paragraaf 4.3 ingegaan op de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv). Op grond van artikel 14, tweede lid van de Wet geurhinder en veehouderij geldt voor Rood voor Rood woningen die ter plekke van een (voormalig) agrarisch bedrijf gerealiseerd worden een aan te houden afstand van 50 meter ten opzichte van omliggende agrarische bedrijven. Hoewel hiervoor is aangetoond dat er in de huidige situatie geen actieve agrarische bedrijfsactiviteiten worden ontplooid is met de eigenaren van de agrarische bedrijfspercelen overeenstemming bereikt in het kader van de aan te houden afstand uit de Wet geurhinder en veehouderij. Dit wordt in paragraaf 4.3 beschreven.
bouwlocatie Binnenveldsweg 68, Tubbergen
Met het toevoegen van een extra woning aan de Binnenveldsweg 68 is er ook sprake van het toevoegen van een extra milieugevoelige functie binnen het gebied. Daarnaast zorgt de verplaatsing van de bestaande woning voor gewijzigde afstanden ten opzichte van omliggende functies. Zodoende is een toetsing verricht voor bedrijven en milieuzonering.
De locatie voor de compensatiekavel is gesitueerd binnen een gebied met diverse woonfuncties, omliggend zijn voornamelijk agrarische gronden en groenstructuren gelegen. In de directe omgeving is op 150 m van het plangebied een (agrarisch) bedrijfsperceel aanwezig in de vorm van een melkrundveebedrijf. Voor het bedrijf is de activiteit 'Akker-en/of tuinbouw in combinatie met het fokken en houden van dieren (niet intensief)' aangehouden. Op basis van deze activiteit gelden richtafstanden van 30 m voor stof en geluid. Hieraan wordt ruimschoots voldaan. Met betrekking tot het aspect geur gelden wettelijk aan te houden afstanden dan wel berekende geuremmisiecontrouren. Voor wat betreft het aspect geur wordt daarom verwezen naar paragraaf 4.3.
Tevens is in de nabijheid van het plangebied niet-agrarische bedrijvigheid aanwezig. Dit betreft een loon en grondverzetbedrijf aan de Binnenveldsweg 23. Voor dit perceel geldt de activiteit "Dienstverlening t.b.v. de landbouw:- algemeen (o.a. loonbedrijven): b.o. > 500 m²", milieucategorie met een grootste richtafstand van 50 m voor geluid, 30 m voor geur en 10 m voor stof en gevaar.
De bestaande woning aan de Binnenveldsweg 68 te Tubbergen ligt op circa 25 m van het bedrijfsperceel. Hierbij dient opgemerkt te worden dat de straatzijde aan de Binnenveldsweg 23 benut wordt ten behoeve van de bedrijfswoning en tuin. De dichtstbijzijnde bedrijfshal, daar waar de mogelijke bedrijfsactiviteiten plaatsvinden, ligt op 66 m van de gevel van de bestaande woning Binnenveldsweg 68. De nieuw te bouwen woningen binnen het plangebied worden op grotere afstand gerealiseerd ten opzichte van het bedrijfsperceel. Bovendien geldt dat nabij het bedrijfsperceel Binnenveldsweg 23 op zeer korte afstand de woning Binnenveldsweg 25 is gelegen. Het voorliggende plan vormt zodoende geen extra belemmering voor de (ontwikkel)mogelijkheden van het loonbedrijf. Het planvoornemen heeft daarnaast een gunstige invloed op het woon- en leefklimaat ter plaatse.
slooplocatie Langemaatsweg 3, Geesteren
Voor wat betreft de slooplocatie aan de Langemaatsweg geldt dat het sameren van de landschappelijk ontsierende bouwwerken niet zorgt voor een onevenredige belemmeringen voor omliggende functies. Aan de Langemaatsweg wordt het bestaande intensieve agrarische bedrijfsperceel omgezet naar een grondgebonden agrarisch bedrijfsperceel, waardoor milieutechnisch juist een verbeterde situatie ontstaat ten opzichte van omliggende functies. Met inachtneming van vorenstaande voldoet het voornemen voor wat betreft milieuzonering.
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt het toetsingskader voor vergunningverlening als het gaat om geurhinder vanwege dierenverblijven van veehouderijen. De Wgv stelt één landsdekkend beoordelingskader met een indeling in twee categorieën. Voor diercategorieën waarvan de geuremissie per dier is vastgesteld, wordt deze waarde uitgedrukt in een ten hoogste toegestane geurbelasting op een geurgevoelig object. Voor de andere diercategorieën is die waarde een wettelijke vastgestelde afstand die ten minste moet worden aangehouden.
Op grond van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) dient voor diercategorieën waarvoor per dier geen geuremissie is vastgesteld (bijvoorbeeld melkkoeien) en een geurgevoelig object de volgende afstanden aangehouden te worden:
Voor diercategorieën waarvoor in de Wgv een geuremissie per dier is vastgesteld geldt dat, binnen een concentratiegebied, de geurbelasting op geurgevoelige objecten binnen de bebouwde kom niet meer dan 3 odour units per kubieke meter lucht mag bedragen. Voor geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom mag deze niet meer bedragen dan 14 odour units per kubieke meter lucht.
Toets
Agelerweg 18, Geesteren
Zoals beschreven geldt op grond van artikel 14, tweede lid van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) voor een woning die ter plekke van een (voormalig) agrarisch bedrijf wordt gerealiseerd een aan te houden afstand van 50 meter ten opzichte van omliggende agrarische bedrijven. Zoals is beschreven kan aan deze afstand niet voldaan worden. De afstand van de dichtsbijzijnde gevel van de nieuw te bouwen woning tot aan het agrarische bouwvlak aan de Brokmansweg 16 bedraagt circa 40 meter. De afstand van de dichtsbijzijnde gevel van de nieuw te bouwen woning tot aan het agrarisch bouwvlak aan de Agelerweg 16 bedraagt circa 20 meter.
Met de eigenaren van deze agrarische percelen is overeengekomen dat binnen de afstand van 50 meter geen nieuwe dierenverblijven gerealiseerd kunnen worden. Deze afspraken zijn door de eigenaren van de omliggende agrarische percelen vastgelegd in een akkoordverklaring, welke is bijgevoegd in Bijlage 3. De gemaakte afspraken worden in de regels van dit bestemmingsplan geborgd door voor deze gronden de aanduiding 'bedrijfswoning' aan een deel van het agrarisch bouwvlak toe te kennen, waardoor ter plaatse van deze aanduiding enkel bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken, niet zijnde agrarische bedrijfsgebouwen, toegestaan zijn. Daarmee is de geregeld dat de veestallen niet op een afstand kleiner dan 50 meter van de nieuw te bouwen woning gerealiseerd kunnen worden. Gelet op de huidige erfopbouw en feitelijk gebruik worden de agrarische erven niet extra belemmerd door deze wijze van bestemmen.
Overeenkomstig de Wet geurhinder en veehouderij geldt dat de huidige bedrijfswoning aan de Agelerweg 18 niet binnen 50 m is gesitueerd van omliggende stallen waar vee wordt gehouden. Omliggende bedrijven worden dan ook niet (extra) gehinderd door de omzetting van deze bedrijfswoning in een reguliere woning.
Binnenveldsweg 68, Tubbergen
Bij de toetsing van bedrijven en milieuzonering is geconstateerd dat aan de Schouwdijk 4 op ca. 150 m van het plangebied Binnenveldsweg een agrarisch bedrijf aanwezig is. De geurgevoelige objecten (twee woningen) binnen het plangebied zijn gelegen binnen de bebouwde kom, waardoor een benodigde afstand van ten minste 100 m geldt. Hieraan wordt ruimschoots voldaan. Bovendien is in het tussenliggende gebied een andere reguliere burgerwoning gesitueerd, waardoor deze woning reeds meer van invloed is voor wat betreft het agrarische bedrijf in relatie tot geur.
Langemaatsweg 3, Geesteren
Voor wat betreft de slooplocaties geldt dat geen geurgevoelige objecten worden toegevoegd. Het planvoornemen heeft een positieve invloed op het aspect geur, onder meer doordat aan de Langemaatsweg 3 sprake is van ontmenging van een intensief agrarisch bedrijf naar een grondgebonden bedrijf.
Vanuit het aspect geur is geen sprake van belemmeringen voor de uitvoering van dit plan.
Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van die bodem en of deze aspecten optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Om hierin inzicht te krijgen, dient in de daarvoor aangewezen gevallen een bodemonderzoek te worden verricht.
Artikel 3.1.6 van het Bro bepaalt dat in het bestemmingsplan rekening gehouden moet worden met de bodemkwaliteit ter plaatse. De reden hiervoor is dat een eventueel aanwezige bodemverontreiniging van groot belang kan zijn voor de keuze van bepaalde bestemmingen en/of de (financiële) uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. De bodemtoets moet worden uitgevoerd bij het opstellen of wijzigen van het bestemmingsplan of een planologische afwijking. Als er verontreiniging aanwezig is moet bepaald (nader onderzoek) worden of het een geval is in de zin de Wbb of een diffuse verontreiniging. In de exploitatieopzet moeten de saneringskosten en de verwerkingskosten voor diffuus verontreinigde grond worden opgenomen.
Toets
Agelerweg 18, Reutum
Ten behoeve van onderhavig bestemmingsplan is door Kruse Milieu een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (d.d. 30 oktober 2018, projectcode 18063516) om ter plaatse de milieu-hygiënische kwaliteit van de bodem vast te stellen. Dit bodemonderzoek is in Bijlage 4 opgenomen. De resultaten van het verkennend bodemonderzoek worden hieronder weergegeven.
Resultaten veldwerk
Het plangebied is grotendeels beschouwd als niet verdacht. In totaal zijn er 30 inspectiegaten gegraven en zijn er 3 boringen verricht. Zes inspectiegaten zijn doorgezet tot een diepte van 2.0 meter. Twee boringen zijn doorgezet tot 4,0 en 5,0 meter en afgewerkt tot peilbuis. Gebleken is dat de bodem tot circa 0,8 m-mv voornamelijk bestaat uit matig fijn zand. Hieronder bestaat de bodem voornamelijk uit sterk zandig leem. Plaatselijk zijn bodemvreemde materialen waargenomen (sporen puin), Het freatische grondwater is in peilbuizen 11 en A1 aangetroffen op 2,46 en 2,50 meter minus maaiveld. Door de veldwerker zijn visueel geen asbestverdachte materialen waargenomen.
Resultaten chemische analyses
Op basis van de resultaten van de chemische analyses kan het volgende worden geconcludeerd:
Resultaten asbestanalyses
Conclusies
In de bovengrond en in het grondwater zijn enkele (zeer) lichte verontreinigingen aangetoond. Voor een beschrijving en mogelijke verklaringen wordt verwezen naar de paragrafen 4.3 en 4.4 uit het verkennend bodemonderzoek uit Bijlage 4. Aangezien de tussenwaarden niet worden overschreden, is er geen reden om een nader onderzoek uit te voeren.
In de mengmonsters van de fijne fractie MM FF - 3 en MM FF- druppelzone B is asbest aangetoond. Aangezien de gewogen asbestgehalten ruim lager zijn dan de toetsingswaarde voor een nader asbestonderzoek, is er geen reden om een nader asbestonderzoek uit te voeren.
Slotconclusie
Uit milieukundig oogpunt is er geen bezwaar tegen de voorgenomen bestemmingsplanwijziging en de nieuwbouw van de woning met twee bijgebouwen, aangezien de vastgestelde verontreinigingen geen risico's voor de volksgezondheid opleveren. De bodem wordt geschikt geacht voor het huidige en toekomstige gebruik (wonen met tuin).
Binnenveldsweg 68, Tubbergen
Door Kruse Milieu is in een verkennend bodemonderzoek de bodem onderzocht op een terreindeel ter grootte van circa 3.100 m² aan de Binnenveldsweg 68 te Tubbergen (zie Bijlage 5). De onderzoekslocatie is grotendeels onbebouwd en in gebruik als weiland, moestuin en tuin. Ter plaatse van de woonboerderij is het terrein verhard met klinkers en deels met beton. Aanleiding voor het bodemonderzoek is de voorgenomen nieuwbouw van twee woningen en in totaal 4 bijgebouwen.
Het terrein is beschouwd als niet verdacht. In totaal zijn er 13 boringen verricht, waarvan één tot 2.0 meter diepte. Er is één boring afgewerkt tot peilbuis. Gebleken is dat de bodem voornamelijk bestaat uit matig fijn en zwak siltig zand en sterk zandig leem. Zintuiglijk zijn geen bodemvreemde materialen waargenomen. Het freatische grondwater is in peilbuis 1 aangetroffen op 0.35 meter min maaiveld.
Op basis van de resultaten van de chemische analyses kan het volgende worden geconcludeerd:
Conclusies en aanbevelingen
In het grondwater is een lichte verontreiniging aangetoond. Voor een beschrijving en mogelijke verklaringen wordt verwezen naar de paragrafen 4.3 en 4.4 van de rapportage. De boven- en ondergrond zijn niet verontreinigd. Aangezien de tussenwaarden niet worden overschreden, is er geen reden voor een nader onderzoek.
Langemaatsweg 3, Geesteren
Voor wat betreft de slooplocatie Langemaatsweg geldt dat er geen sprake is van een bestemmingswijziging waardoor sprake is van een gevoeliger dan wel minder gevoelig gebruik. De bodemsituatie ter plaatse is reeds geschikt bevonden voor de huidige functie en hierin treedt geen verandering op. Er is en blijft sprake van een goede ruimtelijke ordening.
In vorenstaande is aangetoond dat er het aspect 'bodem' geen belemmeringen oplevert voor de uitvoerbaarheid van dit plan. Derhalve is het voornemen voor het aspect 'bodem' in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening.
In het kader van de Wet geluidhinder moet er bij de voorbereiding van een bestemmingsplan, c.q. een ontheffing op grond van de Wro, een onderzoek worden gedaan naar de geluidsbelasting op de gevels van geluidsgevoelige objecten, voor zover deze geluidsgevoelige objecten zijn gelegen binnen een zonering van een industrieterrein, wegen en/of spoorwegen.
De Wet geluidhinder kent de volgende geluidsgevoelige functies:
Enerzijds betekent dit dat (geluids-)eisen worden gesteld aan de nieuwe milieubelastende functies, anderzijds betekent dit eveneens dat beperkingen worden opgelegd aan de nieuwe milieugevoelige functies.
Toets
Wegverkeerslawaai
Op grond van het artikel 74 van de Wet geluidhinder bevindt zich langs een weg een geluidszone, die aan weerszijde een breedte heeft van:
Deze zonering geldt niet:
Op grond van de Wet geluidhinder geldt een voorkeursgrenswaarde Lden van 48 dB. De decibellen worden uitgedrukt in Lden, het gemiddelde van dag, avond en nacht (day, evening, night). Een woonstraat met minder dan 1.000 voertuigen en een klinkerwegdek zal niet zo snel tot een overschrijding leiden. Bij hogere intensiteiten is al snel sprake van een overschrijding, ook bij een maximumsnelheid van 30 km per uur. Bij geluidsgevoelige bestemmingen direct langs wegen met veel verkeer, zoals gebiedsontsluitingswegen, is vrijwel altijd sprake van overschrijding van de voorkeursgrenswaarde.
Agelerweg 18, Reutum
Het plangebied is gelegen op een voormalig agrarisch bedrijfsperceel aan de Agelerweg 18 in Reutum. Echter wordt dit voormalig agrarisch bedrijfsperceel opgedeeld in twee erven waarmee de voormalige agrarische bedrijfswoning wordt afgescheiden van de nieuw te bouwen woning. De nieuw te bouwen woning wordt ontsloten via de Brokmansweg. Deze weg kan op grond van het Gebiedsgericht geluidsbeleid gemeente Tubbergen worden aangemerkt als een erftoegangsweg (ETW-C) en wordt omschreven als een overige weg die ligt in verblijfsgebieden en heeft voornamelijk een erftoegangsfunctie. Van een verkeersfunctie is nauwelijks sprake.
Verkeerslawaai wordt bij lage snelheden tot 50 km per uur met name veroorzaakt door de geluid afkomstig van de motor. Vanaf circa 50 km/uur domineert het rolgeluid van de banden. De mate van geluidsoverlast is van diverse variabelen afhankelijk, zoals het wegdektype, de snelheid van het verkeer, eventueel reflectie van trottoirs, woningen etc en afscherming van geluidsschermen.
In voorliggend plan wordt de dichtsbijzijnde gevel van de nieuwe woning gerealiseerd op een afstand van 35 meter tot aan de Brokmansweg. De afstand van de dichtsbijzijnde gevel van de nieuw te bouwen woning tot aan de Agelerweg bedraagt minimaal 95 meter. Gelet op de afstand van de nieuw te bouwen woning tot aan de Brokmansweg en de Agelerweg, de verkeersintensiteit en de maximumsnelheid kan geconcludeerd worden dat er geen geluidsoverlast als gevolg van wegverkeerslawaai verwacht wordt.
Binnenveldsweg 68, Tubbergen
Het plangebied ligt ter plaatse van de overgang snelheidsregime van 30 km/u naar 60 km/u aan de Binnenveldsweg (zichtbaar in figuren 2.5 en 2.6). Er is daarmee sprake van ligging binnen de geluidszone ten opzichte het 60 km/u wegdeel. Onderstaand is de ligging van de woningen ten opzichte van de Binnenveldsweg weergegeven.
Figuur 4.2: afstand van de toekomstige woningen ten opzichte van Binnenveldsweg
De dichtstbijzijnde woning wordt op 20 m van de as Binnenveldsweg gesitueerd, de andere woning op 30 m. Op het deel van de Binnenveldsweg (vanaf de Knoefstraat) bedraagt de intensiteit ca. 300 mvt/etmaal en is daarmee gering te noemen. De Binnenveldsweg is ter plaatse geasfalteerd. Een afstand van 20 m is bij asfaltverharding en de genoemde intensiteiten ruim voldoende om te voldoen aan de voorkeursgrenswaarde. Er blijft sprake van een goed woon- en leefklimaat aangaande het aspect geluid.
Railverkeerslawaai
In de nabijheid van het plangebieden zijn geen spoorwegen gelegen. Railverkeerslawaai vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.
Industrielawaai
In paragraaf 4.2 is aangegeven dat voor wat betreft geluid van bedrijvigheid (industrielawaai) in de omgeving van de deellocaties voldaan wordt aan een goede ruimtelijke ordening. Industrielawaai vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.
Om een goede luchtkwaliteit in Europa te garanderen heeft de Europese unie een viertal kaderrichtlijnen opgesteld. De hiervan afgeleide Nederlandse wetgeving is vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Deze wetgeving staat ook bekend als de Wet luchtkwaliteit.
In de Wet luchtkwaliteit staan onder meer de grenswaarden voor de verschillende luchtverontreinigende stoffen. Onderdeel van de Wet luchtkwaliteit zijn de volgende Besluiten en Regelingen:
Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen
Het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (NIBM) staat bouwprojecten toe wanneer de bijdrage aan de luchtkwaliteit van het desbetreffende project niet in betekenende mate is. Het begrip 'niet in betekenende mate' is gedefinieerd als 3% van de grenswaarden uit de Wet milieubeheer. Het gaat hierbij uitsluitend om stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10 en PM2,5). Toetsing aan andere luchtverontreinigende stoffen uit de Wet luchtkwaliteit vindt niet plaats.
In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Enkele voorbeelden zijn:
Als een ruimtelijke ontwikkeling niet genoemd staat in de Regeling NIBM kan deze nog steeds niet in betekenende mate bijdragen. De bijdrage aan NO2 en PM10 moet dan minder zijn dan 3% van de grenswaarden.
Besluit gevoelige bestemmingen
Dit besluit is opgesteld om mensen die extra gevoelig zijn voor een matige luchtkwaliteit aanvullend te beschermen. Deze 'gevoelige bestemmingen' zijn scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Woningen en ziekenhuizen/ klinieken zijn geen gevoelige bestemmingen.
De grootste bron van luchtverontreiniging in Nederland is het wegverkeer. Het Besluit legt aan weerszijden van rijkswegen en provinciale wegen zones vast. Bij rijkswegen is deze zone 300 meter, bij provinciale wegen 50 meter. Bij realisatie van 'gevoelige bestemmingen' binnen deze zones is toetsing aan de grenswaarden die genoemd zijn in de Wet luchtkwaliteit nodig.
Toets
Bouwlocaties
Onderhavig plan betreft de realisatie van twee extra woningen in het kader van de gemeentelijke Rood voor Rood regeling. Per definitie zal het aantal verkeersbewegingen op beide bouwlocaties nauwelijks toenemen. Immers verdwijnt binnen het plangebied Agelerweg 18 een agrarisch bedrijfsperceel en aan de Binnenveldsweg 68 een (voormalig) agrarische schuur en in ruil hiervoor wordt één extra woning toegestaan. Als desondanks wordt uitgegaan van een worst-case scenario kan het aantal verkeersbewegingen op 15 per dag per locatie gesteld worden. Er zal geen sprake zijn van vrachtverkeer, waardoor het percentage vrachtverkeer op 0% gezet kan worden. In figuur 4.3 is de worst-case berekening weergegeven met 15 extra voertuigbewegingen.
Figuur 4.3: Worst-case berekening voor bijdrage van extra verkeer (bron: infomil.nl)
Uit deze berekening volgt dat de bijdrage van het extra verkeer niet in betekende mate is. Er is geen nader onderzoek nodig. Uit de jaarlijkse rapportage van de luchtkwaliteit blijkt bovendien dat er, in de omgeving van het plangebied, langs wegen geen overschrijdingen van de grenswaarden aan de orde zijn. Een overschrijding van de grenswaarden is ook in de toekomst niet te verwachten. Aanvullend onderzoek naar de luchtkwaliteit is derhalve niet nodig.
Het besluit gevoelige bestemmingen is in dit geval niet van toepassing omdat een woning geen gevoelige functie is.
Slooplocatie
Aan de Langemaatsweg wordt de mogelijkheid tot het uitoefenen van een intensief agrarisch bedrijf verwijderd. Zodoende zullen ook de negatieve invloeden op luchtkwaliteit zoals grote dierenaantallen en verkeersbewegingen die voort komen uit deze bedrijvigheid verdwijnen. Daarmee heeft het voornemen een positieve invloed op de luchtkwaliteit ter plaatse.
Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Concreet gaat het daarbij om risicovolle bedrijven, vervoer gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Op de diverse aspecten van externe veiligheid is afzonderlijke wetgeving van toepassing. Voor risicovolle bedrijven gelden onder meer:
Voor vervoer gevaarlijke stoffen geldt het Besluit externe veiligheid transportroutes en de Regeling Basisnet. Op transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen zijn het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) van toepassing.
Het doel van wetgeving op het gebied van externe veiligheid is risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen en activiteiten tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Het is noodzakelijk inzicht te hebben in de kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en het plaatsgebonden en het groepsrisico.
In het BEVI zijn de risiconormen wettelijk vastgelegd. Deze normen zijn niet effectgericht maar gebaseerd op een kansberekening. Tevens geven de risiconormen alleen de kans weer om als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen te overlijden. Gezondheidsschade en de kans op verwonding of materiële schade zijn daarin niet meegenomen. Er is in het BEVI geen harde norm voor het groepsrisico vastgesteld. Voor het groepsrisico geldt geen norm maar slechts een oriënterende waarde. Er is sprake van een verantwoordingsplicht in geval van een toename van het groepsrisico.
Risicokaart
Aan hand van de Risicokaart is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond het plangebied. Op de Risicokaart staan meerdere soorten risico's, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. In totaal worden op de Risicokaart dertien soorten rampen weergegeven.
Toets
Agelerweg 18, Reutum
Figuur 4.4: uitsnede risicokaart nabij Agelerweg 18 (bron: risicokaart.nl)
Binnenveldsweg 68, Tubbergen
Figuur 4.5: uitsnede risicokaart nabij Binnenveldsweg 68 (bron: risicokaart.nl)
Uit de inventarisatie blijkt dat binnen een straal van de locaties waar een gevoelig object wordt teogevoegd, 980 meter (Agelerweg 18) en 700 meter (Binnenveldsweg 68) van het plangebied geen risico's op basis van de externe veiligheid zijn gelegen. Derhalve geldt dat de plangebieden:
Een en ander brengt met zich mee dat het project in overeenstemming is met wet- en regelgeving met betrekking tot externe veiligheid.
Een belangrijk instrument om waterbelangen in ruimtelijke plannen te waarborgen is de watertoets, die sinds 1 november 2003 wettelijk is verankerd. Initiatiefnemers zijn verplicht in ruimtelijke plannen een beschrijving op te nemen van de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het doel van de wettelijk verplichte watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).
Waterbeleid
De Europese Kaderrichtlijn Water is richtinggevend voor de bescherming van de oppervlaktewaterkwaliteit in de landen in de Europese Unie. Aan alle oppervlaktewateren in een stroomgebied worden kwaliteitsdoelen gesteld die in 2015 moeten worden bereikt. Ruimtelijk relevant rijksbeleid is verwoord in de SVIR en het Nationaal Waterplan (inclusief de stroomgebiedbeheerplannen).
Op provinciaal niveau zijn de Omgevingsvisie en de bijbehorende Omgevingsverordening richtinggevend voor ruimtelijke plannen.
Het Waterschap Vechtstromen heeft de beleidskaders van rijk en provincie nader uitgewerkt in het Waterbeheerplan 2016-2021. De belangrijkste ruimtelijk relevante thema's zijn de Kaderrichtlijn Water en retentiecompensatie. Daarnaast is de Keur van Waterschap Vechtstromen een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden.
Op gemeentelijk niveau zijn het in overleg met Waterschap Vechtstromen opgestelde gemeentelijk Waterplan en het gemeentelijk Rioleringsplan van belang bij het afwegen van waterbelangen in ruimtelijke plannen.
Waterbeheerplan 2016-2021
Watersysteem
In het waterbeheer van de 21e eeuw worden duurzame, veerkrachtige watersystemen nagestreefd. Dit betekent concreet dat droge perioden worden doorstaan zonder droogteschade, vissterfte en stank, en dat in natte perioden geen overlast optreedt door hoge grondwaterstanden of inundaties vanuit oppervlaktewateren. Problemen worden niet afgewenteld op andere gebieden of latere generaties. Het principe "eerst vasthouden, dan bergen, dan pas afvoeren" is hierbij leidend. Rijk, provincies en gemeenten hebben in het Nationaal Bestuursakkoord Water doelen vastgelegd voor het op orde brengen van het watersysteem.
Afvalwaterketen
Het zoveel mogelijk scheiden van vuil en schoon water is belangrijk voor het bereiken van een goede waterkwaliteit. Door te voorkomen dat grote hoeveelheden relatief schoon hemelwater door rioolstelsels worden afgevoerd, neemt het aantal overstorten van verontreinigd rioolwater op oppervlaktewater af en neemt de doelmatigheid van de rioolwaterzuivering toe. Hierdoor verbetert zowel de kwaliteit van oppervlaktewateren waarop overstorten plaatsvinden als de kwaliteit van het effluent ontvangende oppervlaktewater. Indien het schone hemelwater door middel van infiltratie in het gebied wordt vastgehouden alvorens het wordt afgevoerd naar oppervlaktewater, draagt dit bovendien bij aan de duurzaamheid van het watersysteem. Vandaar dat het principe "eerst schoonhouden, dan scheiden, dan pas zuiveren" een belangrijk uitgangspunt is bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Als het hemelwater niet wordt aangekoppeld of wordt afgekoppeld van het bestaande rioolstelsel is oppervlakkige afvoer en infiltreren in de bodem uitgangspunt. Als infiltratie in de bodem niet mogelijk is, is lozing op het oppervlaktewater via een bodempassage gewenst.
Watertoetsproces
Agelerweg 18, Reutum
Op 17 oktober 2018 is via www.dewatertoets.nl de digitale watertoets verricht (geregistreerd onder dossiercode 20181017-63-19013), zie Bijlage 6. Op grond van de watertoets geldt de normale procedure.
Op 24 oktober 2018 heeft het waterschap als gevolg van de digitale watertoets advies gegeven met betrekking tot de wateraspecten. Het waterschap merkt daarbij het volgende op.
In de nabijheid van het plangebied ligt een waterloop van waterschap Vechtstromen (WL 00531:WL:VNL-13-009). De waterloop heeft een belangrijke aan-, af-, en doorvoerfunctie. Voor het onderhoud van deze waterlopen is een obstakelvrije zone van 5 meter vanaf de insteek noodzakelijk. In deze obstakelvrije zone mag niet zonder toestemming van het waterschap worden gebouwd.
Daarnaast moeten voor alle ingrepen in de waterhuishouding tijdig een vergunning worden aangevraagd of een melding worden ingediend in het kader van de Waterwet. Onder ingrepen in het watersysteem worden ook het onttrekken- en lozen van grond- en oppervlaktewater verstaan.
Tot slot merkt het waterschap Vechtstromen op dat de invloed van het plan op de waterhuishouding gering is. Wanneer de voornoemde opmerkingen in het plan worden meegenomen, heeft het waterschap Vechtstromen geen bezwaar tegen onderhavig plan.
Binnenveldsweg 68, Tubbergen
Op 18 mei 2018 is via www.dewatertoets.nl de digitale watertoets verricht, zie Bijlage 7. Op basis van de toets is de standaar waterparagraaf van toepassing. Het waterschap geeft met inachtneming van de uitgangspunten een positief advies voor het planvoornemen.
Bij een ruimtelijk plan moeten de gevolgen van de voorgenomen ontwikkeling met betrekking tot aanwezige natuurwaarden in beeld worden gebracht. Daarbij wordt ingegaan op de relatie van het plan met beschermde gebieden, beschermde soorten, en het Natuurnetwerk Nederland (NNN). De wettelijke kaders hiervoor worden gevormd door Europese richtlijnen (Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn), nationale regelgeving (Wet natuurbescherming) en provinciale regelgeving (NNN in provinciale verordening).
Toets
Agelerweg 18, Reutum
Als gevolg van de gewenste ontwikkeling is een quickscan natuurwaardenonderzoek uitgevoerd om de gevolgen voor de aanwezige flora- en fauna te onderzoeken. De quickscan natuurwaardenonderzoek voor de Agelerweg 18, Reutum (Natuurbank Overijssel, projectnummer 1649, d.d. 26-10-2018) is in Bijlage 8 opgenomen. De resultaten zijn hieronder beschreven.
Natuurnetwerk Nederland
Het plangebied ligt niet in het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Gronden die tot het NNN behoren liggen op minimaal 325 meter afstand van het plangebied.
Natura 2000-gebied
Het plangebied behoort niet tot Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied (Achter de Voort, Agelerbroek & Voltherbroek) ligt op minimaal 1,73 kilometer van het plangebied.
Vanwege de lokale invloedsfeer hebben de voorgenomen activiteiten geen negatieve effecten op deze natura 2000- of Natuurnetwerk Nederland gebieden. Er is geen nader onderzoek nodig in het kader van gebiedsbescherming en er hoeft geen ontheffing van de Omgevingsverordening Overijssel of Wet natuurbescherming aangevraagd te worden.
Soortenbescherming
In het kader van het natuurwaardenonderzoek is het plangebied op 16 oktober 2018 tijdens de daglichtperiode (vroege middag) bezocht. Het onderzoeksgebied is te voet onderzocht op de aanwezigheid en potentiële aanwezigheid van beschermde flora- en faunawaarden. Het gebied is visueel en auditief onderzocht.
De voorgenomen activiteiten worden die het bestemmingsplan mogelijk maakt worden gezien als 'ruimtelijke ontwikkeling'. Voor een aantal algemeen voorkomende en talrijke faunasoorten geldt in Overijssel een vrijstelling van de verbodsbepalingen 'doden, verwonden en het opzettelijk beschadigen en vernielen van rust- en voortplantingslocaties', ls gevolg vna werkzaamheden die in het kader van een ruimtelijke ontwikkeling worden uitgevoerd. Deze zijn in bijlage 2 van het rapport Quickscan Natuurwaardenonderzoek beschreven. Voor beschermde soorten die niet op deze vrijstellingslijst staan, is een ontheffing vereist om ze te mogen verwonden en doden of om opzettelijk rust- en voortplantingslocaties te mogen beschadigen en te vernielen. In het kader van de zorgplicht moet rekening worden gehouden met alle in het plangebied aanwezige planten en dieren en moet er gekozen worden voor een werkmethode en/of planning in de tijd, waardoor planten en dieren zo min mogelijk schade ondervinden als gevolg van de voorgenomen activiteiten.
Het plangebied behoort vermoedelijk tot het functionele leefgebied van verschillende vogel-, amfibieën-, vleermuis- en grondgebonden zoogdiersoorten. Voorgenoemde soorten benutten het plangebied hoofdzakelijk als foerageergebied, maar mogelijk nestelen er ieder voorjaar vogels in/aan de gebouwen en de buitenruimte en bezetten amfibieën en grondgebonden zoogdieren er een voortplantingslocatie en/of (winter)rustplaats. Vleermuizen benutten het plangebied uitsluitend als foerageergebied; geschikte verblijfplaatsen onbtreken in het plangebied.
Van de vogelsoorten die in het plangebied nestelen, zijn uitsluitend de bezette nesten beschermd, niet de oude nesten of de nestplaats. Werkzaamheden die kunnen leiden tot het verstoren/vernielen van vogelnesten dienen buiten de voortplantingsperiode van vogels uitgevoerd te worden.
Voor de grondgebonden zoogdier- en amfibieënsoorten, die een rust- en/of voortplantingslocatie in het plangebied bezetten, geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen 'doden en verwonden' en het 'beschadigen en vernielen van rust- en voortplantingslocaties' (of de soort is niet beschermd). De functie van het plangebied als foerageergebied is voor de in het gebied voorkomende vogel-, amfibieën-, en grondgebonden zoogdiersoorten niet beschermd. De functie en betekenis van het plangebied als foerageergebied voor vleermuizen wordt door uitvoering van de voorgenomen plannen niet aangetast. In het kader van de zorgplicht worden geen specifieke maatregelen voorgesteld.
Binnenveldsweg 68, Tubbergen
Als gevolg van de gewenste ontwikkeling is een quickscan natuurwaardenonderzoek uitgevoerd om de gevolgen voor de aanwezige flora- en fauna te onderzoeken. De quickscan natuurwaardenonderzoek voor de Binnenveldsweg 68, Tubbergen (Natuurbank Overijssel, projectnummer 1505, d.d. 30-08-2018) is in Bijlage 9 opgenomen. De resultaten zijn hieronder beschreven.
Natuurnetwerk Nederland
Het plangebied ligt niet in het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Gronden die tot het NNN behoren liggen op minimaal 605 meter afstand van het plangebied.
Natura 2000-gebied
Het plangebied behoort niet tot Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied (Springendal & Dal van de Mosbeek) ligt op minimaal 2.42 kilometer van het plangebied.
Vanwege de lokale invloedsfeer hebben de voorgenomen activiteiten geen negatieve effecten op deze natura 2000- of Natuurnetwerk Nederland gebieden. Er is geen nader onderzoek nodig in het kader van gebiedsbescherming en er hoeft geen ontheffing van de Omgevingsverordening Overijssel of Wet natuurbescherming aangevraagd te worden.
Soortenbescherming
In het kader van het natuurwaardenonderzoek is het plangebied op 31 mei 2018 tijdens de daglichtperiode (ochtend) bezocht. Het onderzoeksgebied is te voet onderzocht op de aanwezigheid en potentiële aanwezigheid van beschermde flora- en faunawaarden. Het gebied is visueel en auditief onderzocht.
De voorgenomen activiteiten worden gezien als ‘ruimtelijke ontwikkeling’. Voor een aantal algemeen voorkomende en talrijke faunasoorten geldt in Overijssel een vrijstelling van de verbodsbepalingen ‘doden, verwonden en het opzettelijk beschadigen en vernielen van rust- en voortplantingslocaties’, als gevolg van werkzaamheden die in het kader van een ruimtelijke ontwikkeling worden uitgevoerd. Voor beschermde soorten die niet op deze vrijstellingslijst staan, is een ontheffing vereist om ze te mogen verwonden en doden of om opzettelijk rust- en voortplantingslocaties te mogen beschadigen en te vernielen. In het kader van de zorgplicht moet rekening worden gehouden met alle in het plangebied aanwezige planten en dieren en moet er gekozen worden voor een werkmethode en/of planning in de tijd, waardoor planten en dieren zo min mogelijk schade ondervinden als gevolg van de voorgenomen activiteiten.
Het plangebied behoort vermoedelijk tot het functionele leefgebied van sommige vogel-, vleermuis-, amfibieën- en beschermde grondgebonden zoogdiersoorten. Deze soorten benutten het onderzoeksgebied als foerageergebied en vermoedelijk bezetten sommige grondgebonden zoogdiersoorten er een rust- en voortplantingslocatie, bezetten sommige amfibieënsoorten er een (winter)rustplaats en nestelen er vogels in de beplanting in deelgebied Binnenveldsweg. Vleermuizen bezetten geen verblijfplaats in het plangebied. Holenbomen ontbreken en de te slopen bebouwing wordt als een ongeschikte verblijfplaats voor vleermuizen beschouwd. Van de vogelsoorten die in het plangebied nestelen is uitsluitend het bezette nest beschermd, niet het oude nest of de nestplaats. Werkzaamheden die leiden tot het verstoren/vernielen van vogelnesten, dienen buiten de voortplantingsperiode van vogels uitgevoerd te worden.
Voor de grondgebonden zoogdier- en amfibieënsoorten, die een rust- en/of voortplantingslocatie in het plangebied bezetten, geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen ‘doden en verwonden’ en het ‘beschadigen en vernielen van rust- en voortplantingslocaties’ (of de soort is niet beschermd). De functie van het plangebied als foerageergebied voor de in het plangebied voorkomende vogel-, grondgebonden zoogdier- en amfibieënsoorten is niet beschermd.
De zorgplicht geldt voor alle in ons land voorkomende planten en dieren. In het kader van de zorgplicht wordt geadviseerd om te slopen, de beplanting te rooien en het plangebied Binnenveldsweg bouwrijp te maken buiten de winterrustperiode van amfibieën en de bebouwing te slopen, de beplanting te rooien en de het plangebied Binnenveldsweg bouwrijp te maken buiten de voortplantingsperiode van grondgebonden zoogdieren.
Het plangebied behoort niet tot het Natuurnetwerk Nederland of Natura2000. Uitvoering van de voorgenomen activiteiten leidt niet tot wettelijke consequenties in het kader van gebiedsbescherming.
Slotconclusie
Mits bezette vogelnesten beschermd worden, leiden de voorgenomen activiteiten niet tot wettelijke consequenties in het kader van de soortbescherming. Vanwege de lokale invloedsfeer en ve ligging buiten beschermd natuurgebieden leiden de voorgenomen activiteiten niet tot wettelijke consequenties in het kader van gebiedsbescherming. Er hoeft geen nader onderzoek uitgevoerd te worden en er hoeft geen ontheffing of vergunning aangevraagd te worden om de voorgenomen activiteiten uit te kunnen voeren in overeenstemming met wet- en regelgeving voor beschermde soorten en gebieden.
Nederland heeft in 1992 het verdrag van Malta ondertekend. Het verdrag van Malta heeft als doel het archeologisch erfgoed in de bodem beter te beschermen. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar een reële verwachting bestaat dat er archeologische waarden aanwezig zijn dient er een archeologisch onderzoek uit te worden gevoerd, voordat er bodemingrepen plaatsvinden.
Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden ter vervanging van de Monumentenwet 1988. Een deel van de monumentenwet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar verwachting in 2021 in werking treedt. Tot die tijd blijven deze onderdelen van de Monumentenwet 1988 gelden als overgangsrecht binnen de Erfgoedwet.
Gemeenten hebben een archeologische zorgplicht en initiatiefnemers van projecten waarbij de bodem wordt verstoord zijn verplicht rekening te houden met de archeologische relicten die in het plangebied aanwezig (kunnen) zijn. Hiervoor is onderzoek noodzakelijk: het archeologisch vooronderzoek. Als blijkt dat in het plangebied behoudenswaardige archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, dan kan de initiatiefnemer verplicht worden hiermee rekening te houden. Dit kan leiden tot een aanpassing van de plannen, waardoor de vindplaatsen behouden blijven, of tot een archeologische opgraving en publicatie van de resultaten.
Archeologie
Op 14 juni 2010 heeft de gemeenteraad van Tubbergen de Archeologische verwachtings- en advieskaart voor de gemeente Tubbergen vastgesteld.
Toets
Agelerweg 18, Reutum
In figuur 4.6 is een uitsnede van de Archeologische verwachtings- en advieskaart weergegeven. Het plangebied (donkerblauw weergegeven) is deels gelegen binnen de dekzandhoogten en -ruggen met een plaggendek en deels binnen de beekdalen en overige laagten. Voor de dekzandhoogten en -ruggen met een plaggendek geldt dat archeologisch onderzoek noodzakelijk is in plangebied groter dan 2.500 m2 en bij bodemingrepen dieper dan 40 cm. Voor gebieden kleiner dan 2.500 m2 geldt vrijstelling voor archeologisch onderzoek.
Figuur 4.6: uitsnede archeologische verwachtingenkaart gemeente Tubbergen
Voor de beekdalen en overige laagten is archeologisch onderzoek noodzakelijk in plangebieden groter dan 5.000 m2 bij bodemingrepen dieper dan 40 cm. Voor gebieden kleiner dan 5.000 m2 geldt vrijstelling voor archeologisch onderzoek.
De Archeologische verwachtings- en advieskaart is vertaal din het bestemmingsplan 'Buitengebied 2016'. Daarin kent het plangebied deels de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' en deels de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'. Daarin is opgenomen dat een omgevingsvergunning vereist is voor grondroerende werkzaamheden over een oppervlakte groter dan 2.500 m2 en dieper dan 0,40 m onder het maaiveld en grondroerende werkzaamheden over een oppervlakte groter dan 5.000 m2 en dieper dan 0,40 m onder het maaiveld plaatsvinden.
Het plangebied heeft een oppervlakte van circa 10.000 m2. In de bestaande situatie is er circa 2.290 m2 aan bebouwing aanwezig. Als gevolg van onderhavig plan zal er circa 1.626 m2 aan landschapsontsierende bebouwing gesloopt worden waarvoor ter compensatie één extra woning in het kader van de gemeentelijke rood voor rood regeling kan worden teruggebouwd.
De nieuwe woning wordt aan de noordzijde van het perceel gerealiseerd. Voor deze locatie geldt voor bouwwerken waarbij grondroerende werkzaamheden over een oppervlakte groter dan 5.000 m2 en dieper dan 0,40 m onder het maaiveld plaatsvinden archeologisch onderzoek noodzakelijk is. De realisatie van de woning betreft grondroerende werkzaamheden kleiner dan 5.000 m2 waardoor geconcludeerd kan worden dat archeologisch onderzoek niet noodzakelijk is.
Binnenveldsweg 68, Tubbergen
Op basis van de Archeologische verwachtings- en advieskaart van de gemeente Tubbergen liggen de plangebieden in verschillende gebiedskenmerken. Een uitsnede van de locatie is onderstaand weergegeven.
Figuur 4.7: uitsnede archeologische verwachtingenkaart gemeente Tubbergen
De locatie aan de Binnenveldsweg 68 te Tubbergen is voor het overgrote deel gelegen in het gebiedkenmerk 'dekzandwelvingen en -vlakten en deels in 'beekdalen en overige laagten'. In figuur 4.7 is de uitsnede voor de het plangebied weergegeven. Gezien deze kenmerken geldt ter plaatse een onderzoekplicht bij plangebieden groter dan 5.000 m² en dieper dan 40 cm. De ontwikkeling c.q. bodemingrepen waarin dit plan voorziet blijven ruim onder deze norm. Archeologisch onderzoek is niet noodzakelijk.
Langemaatsweg 3, Geesteren
Voor de slooplocatie geldt dat enkel bebouwing gesaneerd wordt. De grond onder deze bebouwing is reeds geroerd bij de realisatie van de betreffende bouwwerken. Het planvoornemen op deze locaties heeft dan ook geen negatieve invloed op het aspect archeologie en wordt daarom verder buiten beschouwing gelaten.
Cultuurhistorie
Onder cultuurhistorische waarden worden alle structuren, elementen en gebieden bedoeld die cultuurhistorisch van belang zijn. Zij vertellen iets over de ontstaansgeschiedenis van het Nederlandse cultuurlandschap. Vaak is er een sterke relatie tussen aardkundige aspecten en cultuurhistorische aspecten. De bescherming van cultuurhistorische elementen is vastgelegd in de Monumentenwet 1988 (die nog geldt als overgangsrecht binnen de Erfgoedwet). Deze wet is vooral gericht op het behouden van historische elementen voor latere generaties.
Toets
Uit de Cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Overijssel kan worden afgeleid dat er geen rijks- of gemeentelijk monumenten aanwezig zijn in of in de nabijheid van het voorliggende plangebied. Derhalve word geconcludeerd dat voorliggend plan geen negatieve gevolgen heeft voor het aspect 'cultuurhistorie'.
Agelerweg 18, Reutum
Het plangebied is gelegen aan de Agelerweg en de Brokmansweg. De voormalige bedrijfswoning (om te zetten naar reguliere woning) wordt ontsloten via de Agelerweg. De nieuwe woning wordt ontsloten via de Brokmansweg.
Op grond van de CROW-publicatie 317 kan het plangebied worden aangemerkt als woonmilieutype 'Landelijk - landelijk wonen'. Het gemiddeld aantal motorvoertuigbewegingen per woning per weekdagetmaal voor dit woonmilieu bedraagt 7,4 motorvoertuigbewegingen. De realisatie van een extra woning in het kader van de Rood voor Rood regeling heeft dan ook een geringe toename in het aantal motorvoertuigbewegingen per weekdagetmaal. Dit kan eenvoudig worden afgewikkeld via de Brokmansweg en de Agelerweg. Het aspect 'verkeer' levert geen belemmeringen op voor dit plan.
Het parkeren vindt plaats op eigen terrein, waar voldoende ruimte is om in parkeerplaatsen te voorzien. Het aspect 'parkeren' levert derhalve geen belemmeringen op voor dit plan.
Binnenveldsweg 68, Tubbbergen
Het erf wordt in de bestaande en toekomstige situatie ontsloten via de Binnenveldsweg. Als gevolg van de ontwikkeling wordt er één extra woning gerealiseerd. Een (beperkte) toename van verkeersbewegingen ten behoeve van één extra woning (zoals aangegeven 7,4 bewegingen per weekdagetmaal) op de locatie kan eenvoudig via de huidige weg worden afgewikkeld. Het aspect 'verkeer' levert geen belemmeringen op voor dit plan.
Het parkeren vindt plaats op het erf, waar voldoende ruimte is om in parkeerplaatsen te voorzien. Het aspect 'parkeren' levert derhalve geen belemmeringen op voor dit plan.
De in Hoofdstuk 2 beschreven planopzet is juridisch-planologisch vertaald in een bestemmingsregeling, die bindend is voor overheid, bedrijven en burgers. Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (plankaart) en regels en is voorzien van een toelichting. De regels en verbeelding (plankaart) vormen het juridisch bindende deel. Op de verbeelding worden de toegekende bestemmingen en aanduidingen visueel weergegeven. De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De toelichting heeft zelf geen juridische bindende werking, maar moet worden beschouwd als handvat voor de uitleg en de onderbouwing van de opgenomen bestemmingen.
In deze paragraaf wordt de systematiek van de regels en de wijze waarop de regels gehanteerd dienen te worden, uiteengezet. De regels van het plan bestaan uit vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsregels, de algemene regels en de overgangs- en slotregels aan de orde komen. Voor de systematiek is aangesloten op de SVBP2012, zoals verplicht is sinds 1 juli 2013. Dit houdt onder meer in dat het plan IMRO-gecodeerd wordt opgeleverd. Navolgend wordt de opbouw, indeling en systematiek van de regels kort toegelicht.
Inleidende regels
In deze bepaling zijn omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze worden opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Begripsbepalingen zijn alleen nodig voor begrippen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn.
Om op een eenduidige manier afstanden, oppervlakten en inhoud van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bepalen wordt in de wijze van meten uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan. Ten aanzien van de wijze van meten op de verbeelding (plankaart) geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden.
Bestemmingsregels
De opbouw van de bestemmingen ziet er als volgt uit:
De omschrijving van de doeleinden. Hierbij gaat het in beginsel om een beschrijving van de aan de grond toegekende functies;
In de bouwregels worden voor alle bouwwerken de van toepassing zijnde bebouwingsregels geregeld. Waar en met welke maatvoering mag worden gebouwd, wordt hier vastgelegd. Indien mogelijk wordt verwezen naar bouwvlakken en aanduidingen op de verbeelding (plankaart);
Bij een omgevingsvergunning kan onder voorwaarden worden afgeweken van de bouwregels ten aanzien van het oppervlak en de vorm van bijbehorende bouwwerken;
In dit onderdeel is aangegeven welke vormen van gebruik in ieder geval zijn toegestaan dan wel strijdig zijn met de bestemming. Daarbij zijn niet alle mogelijke toegestane en strijdige gebruiksvormen genoemd, maar alleen die functies, waarvan het niet op voorhand duidelijk is. Het gaat hierbij in feite om een aanvulling/verduidelijking op de in de bestemmingsomschrijving genoemde functies;
Bij een omgevingsvergunning kan onder voorwaarden worden afgeweken van het in de bestemmingsomschrijving beschreven gebruik van hoofdgebouwen.
In dit onderdeel is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven het plan te wijzigen. Het gaat hier om wijzigingsbevoegdheden gekoppeld aan de desbetreffende bestemming. De criteria, die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven.
Algemene regels
Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld;
In dit artikel worden de algemene bouwregels voor het bouwen beschreven, onverminderd het bepaalde in de overige artikelen;
Deze bepaling bevat een opsomming van strijdig gebruik van gronden en bouwwerken in algemene zin;
In dit artikel worden de algemene aanduidingsregels beschreven;
In deze bepaling is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om af te wijken van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen. De criteria, die bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven;
In deze bepaling is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven het plan te wijzigen. Het gaat hier om wijzigingsbevoegdheden met een algemene strekking. De criteria, die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven;
Hier staan regels geformuleerd ten aanzien van bijvoorbeeld welstand en wegverkeerslawaai en er wordt de mogelijkheid geboden om nadere eisen aan aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
Overgangs- en slotregels
Bouwwerken welke op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaan (of waarvoor een bouwvergunning is aangevraagd) mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bebouwingsregels. De overgangsbepaling houdt niet in dat het bestaand, illegaal opgerichte, bouwwerk legaal wordt, noch brengt het met zich mee dat voor een dergelijk bouwwerk alsnog een bouwvergunning kan worden verleend. Burgemeester en wethouders kunnen in beginsel dus nog gewoon gebruik maken van hun handhavingsbevoegdheid. Het overgangsrecht is opgenomen zoals opgenomen in artikel 3.2.1 Bro. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment van inwerkingtreding van het plan mag eveneens worden voortgezet;
Deze bepaling geeft aan op welke manier de regels kunnen worden aangehaald.
Naast de inleidende regels (begrippen en wijze van meten), algemene regels (zoals bouwregels, gebruiksregels en proceduregels) en de overgangs- en slotregels, zijn de volgende bestemmingen in dit plan opgenomen:
De gebiedsbestemming 'Agrarisch - 1' omvat de agrarische gebieden waar landbouw en landschap nevengeschikt zijn.
De gronden die bestemd zijn als 'Agrarisch - 1' zijn bestemd voor het agrarisch gebruik. De uitoefening van een agrarisch bedrijf is mogelijk ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'. De bestemming 'Agrarisch - 1' is tevens gericht op het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, geomorfologische en cultuurhistorische waarden. Het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke waarden alsmede doeleinden van agrarisch natuurbeheer zijn binnen deze agrarische gebiedsbestemming van ondergeschikt belang. Tevens is ondermeer extensief recreatief medegebruik toegestaan.
De gebiedsbestemming 'Agrarisch - 2' omvat de agrarische gebieden, die naast een landschappelijke waarde ook een natuurlijke waarde bezitten. Het gaat hierbij voornamelijk om brongebieden van beken en/of beekdalen (geheel of gedeeltelijk) en kwelgebieden.
De gronden die zijn bestemd als 'Agrarisch - 2' zijn bestemd voor het agrarisch gebruik. Deze bestemming is tevens gericht op het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, geomorfologische en cultuurhistorische waarden. Het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke waarden alsmede doeleinden van agrarisch natuurbeheer zijn binnen de aagrarische gebiedsbestemming 'Agrarisch - 2' eveneens van belang. Tevens is ondermeer extensief dagrecreatief medegebruik toegestaan. Het gaat dan om medegebruiksvormen als wandelen, fietsen, paardrijden en kanoën. Vis- of picknickplaatsen worden ook gerekend tot extensief dagrecreatief medegebruik.
De bestemming 'Bos - Natuur' betreft de bestaande gebieden met een ecologische functie, namelijk de bestaande natuurgebieden en de gebieden die reeds in eigendom zijn van de natuurbeherende instanties en aangewezen als nieuwe natuur. Het behoud, het herstel en ontwikkeling van de waarden van deze gebieden staan voorop. De gronden zijn naast natuur en bosbouw ook bedoeld voor houtproductie. Het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische, de natuurlijke en de landschappelijke waarden van de bos- en natuurgebieden is tevens opgenomen in de bestemmingsomschrijving. Extensief agrarisch medegebruik en educatief medegebruik alsmede wegen en paden behoren ook tot de bestemmingsomschrijving.
Op de 'Bos - Natuur' bestemde gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
Verspreid in het buitengebied liggen bedrijfswoningen (meest agrarisch) en burgerwoningen. Woningen mogen een maximale inhoud hebben van 1.000 m3 ongeacht de vraag of sprake is van inwoning (m.u.v. landgoederen).
Bij burgerwoningen zijn, net als bij agrarische bouwvlakken, kleinschalige bedrijfsactiviteiten na afwijking toegestaan (tot 500 m2). Boven de 500 m2 is hiervoor een wijzigingsprocedure noodzakelijk. Tevens zijn aan huis verbonden beroepen toegestaan.
De bouwregels zijn opgesplitst in bouwregels voor:
In de bestemming zijn een aantal specifieke gebruiksregels, afwijkingsbevoegdheden en wijzigingsbevoegdheden opgenomen. In de specifieke gebruiksregels van deze bestemming is een voorwaardelijke verplichting opgenomen. De voorwaardelijke verplichting voorziet in een borging van de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen zoals opgenomen in het Ruimtelijk Kwaliteitsplan en de sloop van de landschapsontsierende bedrijfsgebouwen.
De gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde hebben de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 3' gekregen. De gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze dubbelbestemming is gekoppeld aan een plicht van een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden alsmede aan bouwwerkzaamheden. Ingrepen in de bodem zijn in deze gebieden in principe niet toegestaan. Alleen als aangetoond is dat er geen archeologische waarden meer zijn, deze niet onevenredig worden geschaad of er maatregelen worden getroffen om de waarden te beschermen, is het mogelijk hier bodemroerende werkzaamheden uit te voeren. De omgevingsvergunningen worden alleen verleend wanneer er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de voorkomende archeologische en cultuurhistorische waarden. De omgevingsvergunning is niet nodig voor werkzaamheden die gerekend worden tot het normale onderhoud.
De gebieden met een lage en middelmatige archeologische verwachtingswaarde hebben de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 4 gekregen. De gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze dubbelbestemming is gekoppeld aan een plicht van een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden alsmede aan bouwwerkzaamheden. Ingrepen in de bodem zijn in deze gebieden in principe niet toegestaan. Alleen als aangetoond is dat er geen archeologische waarden meer zijn, deze niet onevenredig worden geschaad of er maatregelen worden getroffen om de waarden te beschermen, is het mogelijk hier bodemroerende werkzaamheden uit te voeren. De omgevingsvergunningen worden alleen verleend wanneer er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de voorkomende archeologische en cultuurhistorische waarden. De omgevingsvergunning is niet nodig voor werkzaamheden die gerekend worden tot het normale onderhoud.
Algemene aanduidingsregels
De aanduiding overige zone - geen boom- en sierteelt toegestaan zijn mede bestemd voor het toelaten van nieuwe sier- en boomteeltbedrijven op bestaande bouwvlakken voor agrarische bedrijven. Door middel van een wijzigingsbevoegdheid kan, binnen de bestemming 'Agrarisch - 2', deze aanduiding onder voorwaarden worden aangebracht. Bijvoorbeeld in het geval een intensief veehouderijbedrijf komt te vervallen en zich daar een sierteelt- en/of boomkwekerijbedrijf vestigt.
De voor ‘overige zone – vestigingsgebied voor boom- en sierteelt’ aangeduide gronden zijn mede bestemd voor nieuwe sier- en boomteeltbedrijven op bestaande bouwvlakken voor agrarische bedrijven.
De voor 'vrijwaringszone - radarverstoringsgebied' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor het vrijhouden van een goed radarbeeld van het luchtruim. Binnen de aanduiding zijn de maximale bouw- of tiphoogte van bouwwerken van 115 meter weergegeven. Met een omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken wanneer uit een beoordeling door de beheerder van de radar is gebleken dat door de bouw van het bouwwerk het radarbeeld van het luchtruim niet ontoelaatbaar wordt verstoord. Ook moet vooraf schriftelijk advies worden ingewonnen bij de beheerder van de radar.
Bij de voorbereiding van een ontwerpbestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6, eerste lid, sub f van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) onderzoek plaats te vinden
naar de uitvoerbaarheid van het plan. Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan moet besluiten om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk bestemmingsplan. Er zijn echter uitzonderingen. Het is mogelijk dat de raad verklaart dat met betrekking tot een bestemmingsplan geen exploitatieplan wordt vastgesteld indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd of het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is.
De gemeentelijke kosten, waaronder leges en planschadekosten, komen voor rekening van de aanvrager. Hiermee is het kostenverhaal anderzins verzekerd en kan de raad op grond van artikel 6.12, lid 2 onder a besluiten geen exploitatieplan vast te stellen.
Artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat het bestuursorgaan, dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg pleegt met instanties, zoals gemeenten, waterschappen, provinciale diensten en Rijk, die betrokken zijn bij de zorg voor ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Geoordeeld wordt dat dit bestemmingsplan geen nationale belangen schaadt. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.
Provincie Overijssel
De provincie Overijssel heeft in juli 2016 een uitzonderingslijst opgesteld van categorieën bestemmingsplannen en projectbesluiten van lokale aard waarvoor vooroverleg niet noodzakelijk is. Het plan valt onder categorie B onder 4, waardoor vooroverleg niet nodig is.
Waterschap Vechtstromen
Op 18 mei 2018 en 17 oktober 2018 is het plan via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het waterschap Vechtstromen. De conclusie van die digitale toets is dat het waterschap een positief advies geeft. Hiermee is voldaan aan het verplichte vooroverleg.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van 24 april 2019 voor een periode van zes weken ter inzage gelegen. Binnen deze periode kon een ieder zijn of haar zienswijze ten aanzien van dit bestemmingsplan kenbaar maken. Tijdens de termijn van de terinzagelegging zijn geen zienswijzen binnengekomen.