direct naar inhoud van Regels
Plan: Geesteren, TMZ Geesteren
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0183.1103389-vg01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan "Geesteren, TMZ Geesteren" met identificatienummer NL.IMRO.0183.1103389-vg01 van de gemeente Tubbergen;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.6 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bestemd voor (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daarin, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;

1.7 bestaand:

bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan "Geesteren, TMZ Geesteren";

1.8 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.9 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.10 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.11 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.12 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.13 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.14 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.15 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.16 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.17 dagopvang:

zinvolle bezigheden voor (een deel van) de dag aan zorgbehoevende mensen;

1.18 erfinrichtingsplan

het erfinrichtingsplan zoals opgenomen in Bijlage 1 bij de regels, gedateerd 11 november 2013, opgesteld door Cundall Tuin- en Landschapsontwerp;

1.19 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.20 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.21 horeca:

een bedrijf waar dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.22 kantoor:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden;

1.23 maatschappelijke dienstverlening:

het verlenen van diensten in de medische, sociale, educatieve, culturele, religieuze en administratieve sfeer en andere vormen van dienstverlening, die een min of meer openbaar karakter hebben, waaronder begrepen specialistische kinderopvang, met uitzondering van een seksinrichting en reguliere kinderopvang;

1.24 prostitutiebedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het tegen betaling doen plaatsvinden van seksuele omgang met prostituees op een naar buiten toe kenbare wijze, zoals een bordeel of escortservice;

1.25 seks- en/of pornobedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel voor detailhandel in seks- en/of pornoartikelen, zoals een seksbioscoop, seksclub, seksautomaat of sekswinkel;

1.26 verdieping:

de bouwlaag respectievelijk bouwlagen die boven de begane grondbouwlaag gelegen is/zijn;

1.27 voorgevel:

de gevel die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd;

1.28 woning:

een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één huishouden;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met uitzondering van kilgoten en goten van ondergeschikte bouwonderdelen zoals dakkapellen, wolfseinden en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 peil:
  • a. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang nabij een weg of pad ligt: de hoogte van die weg of dat pad ter plaatse van de hoofdtoegang vermeerderd met 30 cm;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte terrein ter plaatse van de hoofdtoegang vermeerderd met 30 cm.
2.7 ondergeschikte bouwonderdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 0,75 m bedraagt.

2.8 relatie

Daar waar twee of meer bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken door middel van aanduiding ‘relatie’ met elkaar zijn verbonden, gelden die bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken bij de toepassing van deze regels als één bestemmingsvlak respectievelijk één bouwvlak.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Horeca

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horeca;
  • b. maximaal één bedrijfswoning, met dien verstande dat:
    • 1. een bedrijfswoning uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning";
    • 2. een bedrijfswoning uitsluitend is toegestaan op de verdieping(en) boven de begane grondbouwlaag.
  • c. karakteristieke bebouwing, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "te handhaven hoofdvorm";

met de daarbijbehorende:

  • d. bouwwerken, (parkeer)voorzieningen en (on)bebouwde gronden, alsmede voor een goede landschappelijke inpassing daarvan.
3.2 Bouwregels

Bouwen is toegestaan uitsluitend ten dienste van de in artikel 3.1 omschreven bestemming en met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen binnen een bestemmingsvlak bedraagt maximaal 900 m²;
  • b. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse bouwperceelsgrens dient minimaal 3 m te bedragen, danwel de bestaande afstand indien deze minder bedraagt;
  • c. de goothoogte bedraagt maximaal 4 meter, danwel de bestaande goothoogte indien deze meer bedraagt;
  • d. de bouwhoogte bedraagt maximaal 12 meter, danwel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt;
  • e. ter plaatse van de aanduiding "te handhaven hoofdvorm" dient de uitwendige hoofdvorm van het gebouw te worden gehandhaafd;
  • f. bij een bedrijfswoning zijn bijbehorende bouwwerken toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. deze uitsluitend vrijstaand mogen worden gebouwd;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken per bedrijfswoning maximaal 50 m2 mag bedragen;
    • 3. in afwijking van het bepaalde onder c de goothoogte maximaal 3 m mag bedragen;
    • 4. de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de bedrijfswoning mag maximaal 30 m bedragen.
  • g. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal bedragen:
    • 1. erfafscheidingen: 2 m;
    • 2. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m;
  • h. de landschappelijke inpassing van de gebouwen en het erf wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden overeenkomstig het erfinrichtingsplan.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afwijking te handhaven hoofdvorm

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2 onder e ten behoeve van het aanbrengen van wijzigingen in de uitwendige hoofdvorm.

3.3.2 Afwegingskader

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.3.1 wordt slecht verleend indien:

  • a. sprake is van een milieutechnische noodzaak;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrezende gronden niet onevenredig worden aangetast.
3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend:

  • a. het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken binnen de bestemming 'Horeca' zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het Bijlage 1 opgenomen erfinrichtingsplan.
  • b. onder erfinrichtingsplan wordt in dit hoofdstuk verstaan: het in Bijlage 1 opgenomen erfinrichtingsplan, dan wel een ander door burgemeester en wethouder goed te keuren erfinrichtingsplan:
    • 1. dat voorziet in landschapsmaatregelen die minimaal gelijkwaardig zijn aan de landschapsmaatregelen in het in Bijlage 1 opgenomen erfinrichtingsplan;
    • 2. dat voorziet in een minimaal gelijk beschermingsniveau van de landschappelijke waarden; en
    • 3. waarbij geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden.
  • c.

Artikel 4 Maatschappelijk

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Maatschappelijk" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. instellingen en voorzieningen op medisch, sociaal-cultureel, educatief of religieus gebied;
  • b. dagopvang, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk - dagopvang";
  • c. kantoren ten behoeve van maatschappelijke dienstverlening;
  • d. straatmeubilair zoals abri's, reclame- en informatieobjecten, kunstwerken en dergelijke;
  • e. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;

met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, terrassen, verkeer- en parkeervoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, verhardingen, groenvoorzieningen, alsmede voor een goede landschappelijke inpassing daarvan.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen
  • a. Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in artikel 4.1 omschreven bestemming;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen binnen een bestemmingsvlak bedraagt maximaal 2700 m2;
  • c. de landschappelijke inpassing van de gebouwen en het erf wordt gerealiseerd en in stand gehouden overeenkomstig het erfinrichtingsplan.
4.2.2 Hoofdgebouw
  • a. een hoofdgebouw dient op enig punt met de voorgevel te worden gebouwd op de gevellijn ter hoogte van de aanduiding "gevellijn";
  • b. de goothoogte bedraagt maximaal:
    • 1. 3 meter op een afstand tot maximaal 40 meter achter de voorgevel;
    • 2. 9 meter op een afstand van minimaal 40 meter achter de voorgevel;
  • c. de bouwhoogte bedraagt maximaal:
    • 1. 5 meterop een afstand tot maximaal 40 meter achter de voorgevel;
    • 2. 12 meter op een afstand van minimaal 40 meter achter de voorgevel;
  • d. de dakhelling bedraagt minimaal 20 graden en maximaal 60 graden.

4.2.3 Bijbehorend bouwwerken
  • a. bijbehorende bouwwerken mogen zowel aangebouwd als vrijstaand worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte mag maximaal 3 m bedragen, danwel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt.

4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal bedragen:
    • 1. erfafscheidingen: 2 m;
    • 2. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m.
4.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend:

  • a. het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken binnen de bestemming 'Maatschappelijk' zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het Bijlage 1 opgenomen erfinrichtingsplan.
  • a. onder erfinrichtingsplan wordt in dit hoofdstuk verstaan: het in Bijlage 1 opgenomen erfinrichtingsplan, dan wel een ander door burgemeester en wethouder goed te keuren erfinrichtingsplan:
    • 1. dat voorziet in landschapsmaatregelen die minimaal gelijkwaardig zijn aan de landschapsmaatregelen in het in Bijlage 1 opgenomen erfinrichtingsplan;
    • 2. dat voorziet in een minimaal gelijk beschermingsniveau van de landschappelijke waarden; en
    • 3. waarbij geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene gebruiksregels

Onder gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval verstaan:

  • a. een gebruik van gronden als stort- en opslagplaats van aan het gebruik onttrokken goederen en materialen, anders dan als tijdelijke opslag ten behoeve van het normale gebruik en onderhoud;
  • b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1 onder 3 van het Besluit omgevingsrecht;
  • d. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seks- en/of pornobedrijf dan wel een prostitutiebedrijf.

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels

7.1 Afwijkingsregels

Bij een omgevingsvergunning kan van de regels van het plan ten behoeve van de volgende punten worden afgeweken:

  • a. het afwijken van de voorgeschreven goothoogte, bouwhoogte en oppervlakte van gebouwen, en overige maatvoering, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, met dien verstande dat het bevoegd gezag uitsluitend gebruikt maakt van deze afwijkingsmogelijkheid, mits:
    • 1. de omgevingsvergunning betrekking heeft op een bouwplan dat op geen andere wijze aan de maatvoering van het Bouwbesluit kan voldoen;
    • 2. de omgevingsvergunning betrekking heeft op een bouwplan dat noodzakelijk is vanwege aanpassing in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning;
    • 3. de afwijkingen niet meer bedragen dan 10% van de in het plan voorgeschreven maatvoering;
    • 4. het beoogde stedenbouwkundig beeld niet wordt geschaad;
    • 5. er geen dringende redenen zijn die zich hiertegen verzetten;
  • b. het bouwen van bouwwerken van openbaar nut voor zover deze, indien het gebouwtjes betreft, geen grotere inhoud hebben dan 50 m3 en geen grotere bouwhoogte dan 4 m;
  • c. het bouwen van lichtmasten en verkeersborden hoger dan 3 m.
7.2 Afwegingskader

De onder artikel 7.1 bedoelde omgevingsvergunning wordt slechts verleend, indien geen onevenredige inbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 8 Overgangsrecht

8.1 Overgangsrecht bouwwerken
8.1.1

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
8.1.2

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

8.1.3

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

8.2 Overgangsrecht gebruik
8.2.1

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

8.2.2

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

8.2.3

Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

8.2.4

Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 9 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Geesteren, TMZ Geesteren'.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 17 maart 2014.

De griffier, De voorzitter,

……………… ………………