direct naar inhoud van Artikel 8 WONEN - 2
Plan: Manderveen, De Bessentuin
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0183.1002931-vg01

Artikel 8 WONEN - 2

8.1 bestemmingsomschrijving

De voor Wonen-2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. vrijstaande woningen of twee-aaneen gebouwde woningen;
  • b. vrije beroepen, met dien verstande dat:
      • de oppervlakte die voor het vrije beroep mag worden gebruikt maximaal 30% van de bruto-vloeroppervlakte van de woning bedraagt;
      • woning en/of bijbehorend bouwwerk blijven voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit;
      • geen opslag dan wel bedrijfsactiviteiten buiten de aangegeven ruimte plaatsvinden;
      • het vrije beroep plaatsvindt in de woning en/of bijbehorend bouwwerk waarin een verblijfsfunctie is toegestaan;

met bijbehorende bebouwing, tuinen en erven en overige (on)bebouwde gronden, met dien verstande dat het aantal woningen binnen een bestemmingsvlak ten hoogste het aangegeven aantal mag bedragen.

8.2 bouwregels

Bouwen is toegestaan uitsluitend ten dienste van de in artikel 8.1 omschreven bestemmingen en met inachtneming van de volgende regels:

  • a. voor hoofdgebouwen geldt dat:
  • 1. deze uitsluitend binnen de bouwvlakken mogen worden gebouwd;
  • 2. ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' in de gevellijn dient te worden gebouwd. Indien voor een bouwperceel twee gevellijnen zijn bepaald, dient in beide gevellijnen te worden gebouwd;
  • 3. de afstand van een woning of woningblok tot de zijdelingse bouwperceelsgrens minimaal 3 m dient te bedragen, met dien verstande dat deze afstand 0 m mag bedragen aan die zijde waar dat noodzakelijk is voor twee-aaneen gebouwde woningen;
  • 4. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mag het aantal woningen binnen een bestemmingsvlak ten hoogste het aangegeven aantal bedragen;
  • 5. de goothoogte maximaal 4 m mag bedragen;
  • 6. de bouwhoogte maximaal 10 m mag bedragen;
  • 7. ter plaatse van de aanduiding 'nokrichting' uitsluitend gebouwd mag worden met een nokrichting parallel aan de kortste zijde van het bouwvlak;
  • 8. deze ter plaatse van de aanduiding 'dakhelling' uitsluitend mogen worden afgedekt met een kap met een dakhelling van minimaal 30 en maximaal 60 graden;
  • b. voor bijbehorende bouwwerken geldt dat:
  • 1. deze zowel aangebouwd als vrijstaand mogen worden gebouwd;
  • 2. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak per woning maximaal 50 m2 mag bedragen, mits het bebouwingspercentage van het bouwperceel maximaal 50% bedraagt;
  • 3. de goothoogte maximaal 3 m mag bedragen;
  • 4. de bouwhoogte minimaal 1 m lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
  • 5. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens minimaal 1 m dient te bedragen;
  • 6. de afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan minimaal 4 m dient te bedragen;
  • c. voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende maximale bouwhoogten:
  • erfafscheidingen 2 m;
  • bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die worden geplaatst voor de gevellijn van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan 1 m;
  • overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.
8.3 afwijken van de bouwregels
8.3.1 afwijkingsmogelijkheden

Door middel van een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van het bepaalde in artikel 8.2:

  • a. onder a sub 1, 2 en/of 3 ten behoeve van erkers, afdaken, balkons, entreeportalen en veranda's, met inachtneming van het bepaalde in artikel 8.3.2 onder a.;
  • b. onder b sub 2 ten behoeve van vermeerdering van de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken ten behoeve van het gebruik als praktijkruimte voor een aan huis verbonden beroep of een vrij beroep, met inachtneming van het bepaalde in artikel 8.3.2 onder b.;
  • c. onder b sub 5 ten behoeve van een vermindering van de afstand tot 0 m, met inachtneming van het bepaalde in artikel 8.3.2 onder c;
  • d. onder b sub 6 ten behoeve van een vermindering van de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan tot maximaal 2 m, met inachtneming van het bepaalde in artikel 8.3.2 onder d..
8.3.2 afwijkingsvoorwaarden
  • a. onder a mits:
  • 1. de overschrijding van de gevellijn maximaal 1 m bedraagt;
  • 2. de bouwhoogte van erkers, afdaken, entreeportalen en veranda's maximaal de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw bedraagt;
  • 3. de breedte van erkers, afdaken, balkons, entreeportalen en veranda's maximaal 3/5 deel van de breedte van de betreffende gevel van het hoofdgebouw bedraagt;
  • 4. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens minimaal 2 m bedraagt;
  • b. onder b mits:
  • 1. het bebouwingspercentage niet meer dan 50 bedraagt;
  • 2. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak maximaal 80 m² bedraagt;
  • 3. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft. Dat wil zeggen dat maximaal 30% van de bruto-vloeroppervlakte van de woning ten behoeve van de praktijkruimte mag worden aangewend;
  • c. onder c mits:
  • 1. het bijbehorend bouwwerk uit niet meer dan één bouwlaag bestaat;
  • 2. voor zover het een aangebouwd bijbehorend bouwwerk betreft, de bouwhoogte van het bijbehorend bouwwerk niet groter is dan 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van de woning;
  • 3. voor zover het een vrijstaand bijbehorend bouwwerk betreft, de bouwhoogte niet groter is dan 3 m;
  • 4. op de erfgrens geen vensters of andere gevelopeningen worden geplaatst;
  • 5. voor bijbehorend bouwwerk die worden opgericht in de zijdelingse bouwperceelsgrens geldt dat maximaal 50% van de zijdelingse perceelsgrens tussen het bouwvlak en de achterste perceelsgrens mag worden bebouwd;
  • d. onder d mits:
  • 1. het bijbehorend bouwwerk uit niet meer dan één bouwlaag bestaat;
  • 2. voor zover het een aangebouwd bijbehorend bouwwerk betreft, de bouwhoogte van het bijbehorend bouwwerk niet groter is dan 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van de woning;
  • 3. voor zover het een vrijstaand bijbehorend bouwwerk betreft, de bouwhoogte niet groter is dan 3 m.
8.4 afwijken van de gebruiksregels

Door middel van een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van het verbod als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 sub c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het bepaalde in artikel 8.1 ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep, mits:

  • 1. het aan huis verbonden beroep door de gebruiker van de woning wordt uitgeoefend;
  • 2. woning en/of bijbehorend bouwwerk blijven voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit;
  • 3. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft. Dat wil zeggen dat de oppervlakte die voor het aan huis verbonden beroep mag worden gebruikt maximaal 30% van de bruto-vloeroppervlakte van de woning bedraagt;
  • 4. een goed woon- en leefklimaat gegarandeerd is, ook voor de buitenruimten van derden;
  • 5. het niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer;
  • 6. parkeren plaatsvindt op eigen terrein;
  • 7. het geen detailhandel, horeca of prostitutieactiviteiten betreft;
  • 8. geen opslag dan wel bedrijfsactiviteiten buiten de aangegeven ruimte plaatsvinden;
  • 9. reclame-uitingen voldoen aan de randvoorwaarden in de nota reclamebeleid, zoals die van toepassing is ten tijde van de vaststelling van het plan;
  • 10. het aan huis verbonden beroep plaatsvindt in de woning en/of bijbehorend bouwwerk waarin een verblijfsfunctie is toegestaan.