direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Buitengebied, wijzigingsplan Portiekstraatje 1
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0180.5112015006-VS01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op de locatie Portiekstraatje 1 te Staphorst is een voormalige agrarische boerderij gesitueerd. Initiatiefnemer is voornemens om deze voormalige agrarische boerderij te splitsen ten behoeve van dubbele bewoning en daarbij de situering van het bestemmingsvlak aan te passen.

In het geldende bestemmingsplan heeft de locatie de bestemming 'Wonen - 1'. Op de locatie is één woning toegestaan. In het bestemmingsplan zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen ten behoeve van woningsplitsing, waarmee een extra woning in het hoofdgebouw mag worden gerealiseerd, en ten behoeve van de aanpassing van de situering van het bestemmingsvlak.

Met het voorliggende wijzigingsplan wordt gebruik gemaakt van de mogelijkheden om het bestemmingsplan te wijzigen waardoor dubbele woning wordt toegestaan en de situering van het bestemmingsvlak wordt aangepast.

1.2 Geldende bestemmingsplan

Het geldende bestemmingsplan is het bestemmingsplan 'Buitengebied' dat op 25 juni 2013 is vastgesteld door de gemeenteraad (hierna ook wel: moederplan). Dit plan blijft onverkort van toepassing, behalve ten aanzien van het aantal woningen en de situering van het bestemmingsvlak 'Wonen - 1' op de locatie Portiekstraatje 1 te Staphorst.

1.3 De bij dit plan behorende stukken

Het wijzigingsplan 'Buitengebied, wijzigingsplan Portiekstraatje 1' bestaat uit de volgende stukken:

  • verbeelding, schaal 1:1.000 (tek. nr.NL.IMRO.0180.5112015006-VS01);
  • regels;
  • toelichting.

Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied gelegen gronden aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn regels en bepalingen gekoppeld teneinde de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van deze toelichting. De toelichting heeft geen rechtskracht. In de toelichting zijn de aan het plan ten grondslag liggende onderzoeken en een planbeschrijving opgenomen.

Hoofdstuk 2 Het plan

2.1 Huidige en toekomstige situatie

Huidige situatie

Plangebied

De locatie Portiekstraatje 1 te Staphorst betreft een voormalige agrarische boerderij. Er is geen sprake meer van agrarische bedrijfsactiviteiten. Op de locatie is één woning toegestaan. De globale ligging van het plangebied is op de volgende afbeelding weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0180.5112015006-VS01_0001.jpg"

Afbeelding: Globale ligging plangebied

Buitengebied, Staphorst

De ontwikkeling van het huidige landschap van de gemeente Staphorst vindt zijn basis in de bodem, de waterhuishouding, de natuurlijke vegetatie en de invloed die de mens in de loop van de tijd hierop heeft gehad. Door verschillen in het reliëf, de waterhuishouding en de vruchtbaarheidstoestand van de bodem, heeft de mens het gebied op verschillende manieren in gebruik genomen. Hierdoor zijn verschillende landschapstypen te onderscheiden met eigen cultuurhistorische, visuele en functionele kenmerken.

De gemeente Staphorst was vroeger een groot en uitgestrekt hoogveengebied. Ten westen van de huidige dorpen Rouveen en Staphorst lag dit hoogveen op een ondergrond van laagveen, ten oosten hiervan op zand. De eerste nederzettingen ontstonden op de hogere ruggen langs het Zwarte Water en het Meppelerdiep. Vanaf de twaalfde eeuw vonden de hoogveenverveningen en ontginningen plaats, vanuit de ruggen in oostelijke richting in lange, smalle kavels. Doordat de ontginningsbasis een gebogen vorm had en de ontginners elk een gelijke breedte land ontgonnen, ontstonden gerende kavels, die op het hoogveen van de zandgronden samen kwamen in de Puntlanden.

Bij het ontginnen van het gebied werden de nederzettingen stapsgewijs naar het oosten verplaatst tot de huidige streekdorpen Staphorst en Rouveen. Door verervingen in Staphorst en Rouveen werden de lange smalle kavels in de lengte opgedeeld, waardoor nog smallere percelen ontstonden. Op elk van deze percelen werd een boerderij gebouwd, waardoor een aaneengesloten rij boerderijen langs de weg ontstond. Toen de verdeling in de lengte niet meer mogelijk was, werden de percelen in de breedte verdeeld en de boerderijen kwamen nu ook achter elkaar te staan. De erven werden afgebakend met beplanting, welke tevens dienst deed als veekering. Uiteindelijk werden de percelen te smal en te klein om doelmatig bewerkt te worden. Daarom werd in de jaren veertig de ruilverkaveling Staphorst uitgevoerd, waarbij de waterlopen en ontsluiting verbeterd werden. De dorpen Rouveen en Staphorst zijn echte veenrandnederzettingen, met ten westen van De Streek het grasland op de lagere gronden en ten oosten van het dorp (of streek) ook bouwland met de meer hoger gelegen gronden.

Het landschapstype van het plangebied en de omgeving is het 'jonge ontginningenlandschap'. Het jonge ontginningenlandschap is ontstaan op de voormalige hoogveen complexen. Door de aanwezigheid van wegbeplanting zijn er grote groene kamers ontstaan in het landschap. De verkaveling van het landschap is in rationele blokken. Hierdoor is sprake van grote erven en tamelijk veel groen. De groenstructuur van de kamers bestaat uit een laanbeplanting van eiken. Het gebied is met name in gebruik als gras- en hooiland en bouwland.

In het buitengebied komt verspreid bebouwing voor. Waar de landbouw langzaam maar zeker aan betekenis inboet, steken nieuwe functies de kop op. Het aantal burgerwoningen in het buitengebied zal de komende jaren toenemen. Dit is niet het gevolg van nieuwbouw in het buitengebied, maar het gevolg van het feit dat (voornamelijk de kleinere) agrarische bedrijven hun bedrijfsvoering staken en de bedrijfswoningen vervolgens als burgerwoning in gebruik worden genomen.

Om voormalige agrarische boerderijen te behouden, is een ontwikkelingsregeling opgenomen met betrekking tot het splitsen van boerderijen. Deze regeling biedt de mogelijkheid om door middel van een wijzigingsbevoegdheid de bestemming van de voormalige boerderij te wijzigen, waardoor dubbele bewoning is toegestaan.

Toekomstige situatie

Het voornemen is om de voormalige agrarische boerderij op de locatie Portiekstraatje 1 te splitsen ten behoeve van dubbele bewoning. Met het voorliggende wijzigingsplan wordt medewerking verleend aan de splitsing van deze voormalige agrarische boerderij. Ook de situering van het bestemmingsvlak aangepast, hierbij blijft de oppervlakte van het bestemmingsvlak onveranderd.

Bij de woningsplitsing blijft de bestaande karakteristiek van het hoofdgebouw behouden. Ten behoeve van de woningsplitsing is een erfinrichtingsplan opgesteld. Dit plan is als Bijlage 1 toegevoegd. Op het erfinrichtingsplan is aangegeven waar ruimte is voor bijgebouwen en parkeergelegenheid.

2.2 Relevant ruimtelijk beleid

Provinciaal beleid

Omgevingsvisie Overijssel

In de Omgevingsvisie Overijssel heeft de provincie het integrale beleid voor de fysieke leefomgeving aangegeven, voor de ontwikkeling van Overijssel tot 2020 en verder. De hoofdambitie van de Omgevingsvisie is 'een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden'. Leidend voor de beleidskeuzes die op dit gebied worden gemaakt, zijn de thema's duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit.

Voor de groene en stedelijke omgeving geeft de provincie ontwikkelingsperspectieven. Deze kunnen worden gezien als de ruimtelijke ontwikkelingsvisie om de beleidsambities en kwaliteitsambities te realiseren. Het perceel Portiekstraatje 1 maakt deel uit van een gebied dat aangeduid is als 'buitengebied accent veelzijdige gebruiksruimte' (mixlandschap). Dit zijn gebieden voor gespecialiseerde landbouw en mengvormen van landbouw met andere functies (recreatiezorg, natuur, water) en bijzondere woon-werk- en recreatiemilieus die de karakteristieke gevarieerde opbouw van de cultuurlandschappen in deze gebieden versterken.

Bij het sturen op ruimtelijk kwaliteit is in de Omgevingsvisie een sleutelrol weggelegd voor de gebiedskenmerken. Dit zijn de ruimtelijke kenmerken van een gebied of een gebiedstype, die bepalend zijn voor de karakteristiek en kwaliteit ervan. Om de gebiedskenmerken inzichtelijk te maken, onderscheidt de Omgevingsvisie een viertal lagen: de natuurlijke laag, de laag van het agrarisch cultuurlandschap, de stedelijke laag en de 'lust & leisure'-laag. Elk gebied in de provincie wordt gekarakteriseerd door kenmerken uit de vier verschillende lagen. Vaak liggen ze over elkaar heen en is op één plek sprake van kenmerken van verschillende lagen. Op andere plekken is dat niet zo en domineert een bepaalde laag.

Voor het perceel Portiekstraatje 1 komen gebiedskenmerken voor uit de natuurlijke laag, de laag van het agrarisch cultuurlandschap en de 'lust & leisure'-laag.

In de natuurlijke laag maakt het perceel deel uit van een gebied dat aangeduid is als 'dekzandvlakte en ruggen'.

In de laag van het agrarisch cultuurlandschap maakt het plangebied deel uit van een gebied dat is aangeduid als 'jonge heide- en broekontginningslandschap'. De dragende lineaire structuren van lanen, bosstroken en waterlopen en ontginningslinten met erven en de kenmerkende grote ruimtematen bepalen het beeld van dit landschapstype.

De zogenaamde 'lust & leisure'-laag is het domein van de belevenis, betekenis en identiteit. In deze laag maakt het plangebied deel uit van de 'donkere' gebieden. Donkere gebieden vragen alleen minimaal noodzakelijke toepassing van kunstlicht en het vermijden van onnodig kunstlicht bij ontwikkelingen in het buitengebied.

Conclusie

Het voorliggende bestemmingsplan betreft een woningsplitsing. Er is geen sprake van nieuwbouw. De woningsplitsing heeft geen gevolgen voor de kenmerken van de betreffende lagen.

Gemeentelijk beleid

Toepassing uitvoeringskader hergebruik Vrijkomende Agrarische Bebouwing (VAB) in de gemeente Staphorst

In oktober 2006 is door de gemeente Staphorst de notitie "Toepassing uitvoeringskader hergebruik Vrijkomende Agrarische Bebouwing (VAB) in de gemeente Staphorst" vastgesteld. De notitie kan gezien worden als een uitwerking van het provinciale uitvoeringskader voor hergebruik van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen.

Het hoofddoel van het VAB-beleid is sociaal-economisch: het draagt bij aan het realiseren van nieuwe economische dragers voor het landelijk gebied ofwel het benutten van de resterende economische waarde van VAB voor andere functies. Hergebruik in plaats van kapitaalsvernietiging. Startende bedrijven worden gestimuleerd. De terugloop in de landbouw maakt het voor de leefbaarheid en de economische vitaliteit van het landelijk gebied noodzakelijk dat er zich in VAB andere functies kunnen vestigen, waaronder ook extra burgerwoningen. Een bijkomende doelstelling is het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit. Immers een blijvende landelijke uitstraling van de omgeving en gebouwen is gewenst.

Eén van de criteria van het VAB-beleid is dat agrarische bedrijfswoningen kunnen worden gesplitst in twee afzonderlijke wooneenheden wanneer de inhoud van de voormalige bedrijfswoning tenminste 1.000 m3 bedraagt. Bij een inhoud boven 1.500 m3 zijn maximaal 3 wooneenheden toegestaan. Indien verzocht wordt om meer dan 3 wooneenheden in één pand te realiseren (bijvoorbeeld appartementen voor jongeren) zal per geval moeten worden beoordeeld of dit ook wenselijk is, zo luidt de visie van de gemeente. Uitgangspunt hierbij is dat een wooneenheid een inhoud van minimaal 400 m3 dient te hebben.

De woonboerderij in het plangebied heeft een inhoud van circa 2.000 m3. Hiermee voldoet het aan de voorwaarde voor woningsplitsing in twee afzonderlijke wooneenheden.

Geluidsbeleid in het kader van de Wet geluidhinder

De gemeenteraad heeft in 2011 het Geluidsbeleid in het kader van de Wet geluidhinder vastgesteld. De Wet geluidhinder regelt de beheersing van de geluidhinder van het wegverkeer, van het spoorverkeer en van de gezoneerde industrieterreinen. Voor zijn doorwerking is de wet veelal gekoppeld aan de Wet ruimtelijke ordening. Bij het opstellen van ruimtelijke plannen dient te worden voldaan aan de geluidsnormen. Het wettelijk regime maakt in het algemeen onderscheid tussen bestaande en nieuwe situaties.

Het beleid heeft betrekking op de ontheffingsmogelijkheden voor zover het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Staphorst bevoegd is om ontheffingen te verlenen. Dit betreft weg- en railverkeerslawaai en industrielawaai vanwege het gezoneerde industrieterrein.

In het moederplan is in de regels bij de wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van woningsplitsing een relatie gelegd met de Wet geluidhinder. Zie paragraaf 2.3. Hieruit blijkt dat bij de voorgenomen ontwikkeling wordt voldaan aan de Wet geluidhinder.

Landschapsplan Staphorst

De gemeenteraad heeft in 2011 het Landschapsplan Staphorst vastgesteld. Het buitengebied van Staphorst heeft bijzondere landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten. De dynamiek in het buitengebied in de vorm van verschillende processen en ontwikkelingen hebben hun weerslag op het landschap. Aanleiding tot het opstellen van een landschapsplan zijn onder andere: de behoefte aan een integratiekader voor de afstemming van diverse functies in het buitengebied, ontwikkelingen in het landelijk gebied, die van invloed zijn op en kansen bieden voor de ontwikkeling van het landschap.

Het plangebied ligt in het deelgebied 'dekzandgebied' en heeft als landschapstype 'jonge ontginningenlandschap'. Het dekzandgebied kenmerkt zich door een afwisselend landschap van jonge ontginningen. Voor het dekzandgebied geldt dat de kavelstructuur - de ‘waaier’ waarvan alle lijnen uitkomen in de puntlanden – wordt benut als vormgevend principe voor landschapsversterking. In het dekzandgebied gaat het hierbij vooral om wegbeplanting en perceelgrensbeplanting.

In het gemeentelijk beleid worden mogelijkheden voor het investeren in ruimtelijke kwaliteit genoemd, zoals het herstel van karakteristieke waarden van bebouwing of landschapselementen en het nieuw aanleggen van singel- of erfbeplanting.

In het kader van de voorgenomen ontwikkeling is een erfinrichtingsplan opgesteld, zie paragraaf 2.3. Hierbij is ingespeeld op de landschappelijke karakteristieken van het gebied.

Externe veiligheidsvisie gemeente Staphorst

De gemeente heeft het eigen externe veiligheidsbeleid uitgewerkt in de Externe Veiligheidsvisie gemeente Staphorst. Aanleiding hiervoor is dat op landelijk niveau is afgesproken dat elke gemeente zijn eigen externe veiligheidsbeleid dient te voeren.

Conform het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zijn milieukwaliteitseisen op het gebied van externe veiligheid geformuleerd. De milieukwaliteitseisen zijn wettelijke normen die zijn gericht op bestuursorganen en moeten leiden tot een bepaalde veiligheidssituatie in een bepaald gebied. De wettelijke eisen zijn te onderscheiden in grenswaarden en richtwaarden. Uit het begrip milieukwaliteitseis vloeit voort dat de eisen moeten worden vertaald in bronmaatregelen, effectgerichte maatregelen of een combinatie van beide. Om aan vorenstaande een adequate invulling te geven, dient de Externe Veiligheidsvisie van de gemeente Staphorst als hulpmiddel. In het beleid is dan ook vastgelegd hoe in ruimtelijke plannen en bij het verlenen van vergunningen dient te worden omgegaan met externe veiligheid.

In paragraaf 2.3 is nader ingegaan op het aspect externe veiligheid in verband met de voorgenomen ontwikkeling.

Ruimtelijke Atlas en Welstandsnota

De Ruimtelijke Atlas en Welstandnota van de gemeente Staphorst dient als vervanging van de voorgaande welstandsnota, die als te knellend werd ervaren. Daarvoor in de plaats is er een globaler welstandbeleid op basis van een welstandskaart. De atlas is een analyse en verhaal in kaartbeelden van de gemeente. De welstandsnota is meer dan voorheen gebaseerd op de ruimtelijke opbouw van de gemeente en haar verschillende kernen. De welstandskaart is een specifieke uitwerking van de atlas voor het welstandsbeleid.

De Ruimtelijke Atlas en Welstandsnota bieden samen een ruimtelijk kader, waar een welstandscommissie of stadsbouwmeester maar ook stedenbouwkundige(n), architecten en andere adviseurs zich op kunnen baseren. Op deze manier fungeert de atlas als een soort raamwerk voor het ruimtelijk beleid en de welstandskaart als een overzichtelijk toetsinstrument.

Bij nieuwe ontwikkelingen vormen een goed ruimtelijk beleid en hierop afgestemde bestemmingsplannen de basis voor het welstandsbeleid, omdat hierin de bebouwingsvlakken, bouwenveloppen en/of bouwvolumes worden vastgelegd.

Voor het plangebied geldt een beperkt welstandsregime. Bij een beperkt welstandsregime wordt het gebouw of object alleen in relatie tot haar omgeving getoetst, de stedenbouwkundige benadering.

Voor zover mogelijk worden deze uitgangspunten vertaald in het voorliggende plan.   Bij de voorgenomen ontwikkeling blijft de bestaande karakteristieke hoofdvorm van de boerderij gehandhaafd. In het kader van welstand wordt het voorgenomen plan nader getoetst aan de gemeentelijke welstandsnota.

2.3 Toepassing van de wijzigingsbevoegdheid

Woningsplitsing

In het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied' is in artikel 38.7 onder a (de bestemming 'Wonen - 1') een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die woningsplitsing mogelijk maakt. De wijzigingsbevoegdheid luidt als volgt:

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de zin dat:

meerdere woningen in een bestaand hoofdgebouw worden gerealiseerd (woningsplitsing) mits wordt voldaan aan de genoemde randvoorwaarden.

Hieronder is nader op de randvoorwaarden ingegaan.

  • 1. De inhoud van iedere woning bedraagt niet minder dan 400 m3 en de inhoud van het hoofdgebouw bedraagt niet minder dan 1.000 m3 en in het geval het hoofdgebouw wordt gesplitst in drie woningen bedraagt de inhoud niet minder dan 1.500 m3.

Het hoofdgebouw wordt gesplitst in twee woningen. Bij de voorgenomen woningsplitsing heeft iedere woning een inhoud van 400 m3 of meer. De inhoud van het hoofdgebouw is circa 2.000 m3.

  • 2. Het totaal aantal woningen in een bestaand hoofdgebouw bedraagt maximaal drie.

Het hoofdgebouw wordt gesplitst in twee woningen.

  • 3. Per hoofdgebouw worden ten minste twee parkeerplaatsen op eigen erf gerealiseerd.

Per hoofdgebouw worden ten minste twee parkeerplaatsen op eigen erf gerealiseerd. Zie hiervoor het erfinrichtingsplan in Bijlage 1.

De uitvoering van het erfinrichtingsplan is gegarandeerd door middel van het opnemen van een voorwaardelijke verplichting in de regels van het voorliggende bestemmingsplan. Het erfinrichtingsplan is daarom ook als bijlage bij de regels toegevoegd.

  • 4. De bouwmassa en karakteristieke hoofdvorm van de oorspronkelijke boerderij of woning blijft na splitsing gehandhaafd.

Bij de voorgenomen ontwikkeling blijft de bouwmassa en karakteristieke hoofdvorm van de oorspronkelijke boerderij na splitsing gehandhaafd.

  • 5. De geluidsbelasting op de nieuwe woning(en) bedraagt niet meer dan de daarvoor geldende voorkeurswaarde of een hoger verkregen grenswaarde zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.

Op de geluidscontourkaart (geluidscontour 2030) van de gemeente Staphorst is de geluidsbelasting voor de te ontwikkelen locatie weergegeven tot 43 dB. Hiermee wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB op de gevel. Er hoeft daarom geen akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd voor het wegverkeer- en railverkeerlawaai.

  • 6. Ter plekke kan een goed woon- en leefklimaat worden gegarandeerd en omliggende bedrijven worden niet onevenredig aangetast in de bedrijfsvoering.

De voorgenomen ontwikkeling is milieuhygiënisch acceptabel. Nabijgelegen bedrijven worden niet in hun bedrijfsvoering belemmerd:

  • Geluid: Zie hiervoor de motivering bij de voorwaarden met nummer 5.
  • Bodem:
    • 1. In verband met de voorgenomen ontwikkeling is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (Sigma Bouw & Milieu, Projectnummer 15-M7231, van 30 maart 2015). Het onderzoek is opgenomen in Bijlage 2. Hierna zijn de resultaten van dit onderzoek weergegeven.
    • 2. Verkennend milieukundig bodemonderzoek NEN 5740:
      • a. Grond: 
      • b. Vm. bovengrondse tanks (0.0-0.2 m-mv): Bovengrondmonster 1 (tank A) (boring 1) bevat geen van de onderzochte stoffen verhoogd ten opzichte van de achtergrondwaarde en/of detectiewaarde. Bovengrondmonster 2 (tank B) (boring 2) bevat geen van de onderzochte stoffen verhoogd ten opzichte van de achtergrondwaarde en/of detectiewaarde.
      • c. Bovengrond (0.0-0.5 m-mv): Bovengrondmengmonster MM1 (boring 3 t/m 7+10+11) bevat geen van de onderzochte stoffen verhoogd ten opzichte van de achtergrondwaarde en/of detectiewaarde. Bovengrondmengmonster MM2 (boring 8+9+12 t/m 15) bevat geen van de onderzochte stoffen verhoogd ten opzichte van de achtergrondwaarde en/of detectiewaarde.
      • d. Ondergrond (0.7-2.0 m-mv): Ondergrondmengmonster MM3 (boring 3+6+14) bevat geen van de onderzochte stoffen verhoogd ten opzichte van de achtergrondwaarde en/of detectiewaarde.
      • e. Grondwater:
      • f. Peilbuis 1 (1.60-2.60 m-mv): Het grondwater ter plaatse van peilbuis 1 ter plaatse van de voormalige bovengrondse tank A bevat geen van de onderzochte stoffen verhoogd ten opzichte van de streefwaarde en/of detectiewaarde.
      • g. Peilbuis 2 (1.45-2.45 m-mv): Het grondwater ter plaatse van peilbuis 2 ter plaatse van de voormalige bovengrondse tank B bevat geen van de onderzochte stoffen verhoogd ten opzichte van de streefwaarde en/of detectiewaarde.
      • h. Peilbuis 1 (1.25-2.25 m-mv): Het grondwater ter plaatse van peilbuis 14 bevat geen van de onderzochte stoffen verhoogd ten opzichte van de streefwaarde en/of detectiewaarde.
      • i. Toetsing hypothese NEN-5740: Op basis van de vooraf gestelde hypothese is de onderzoekslocatie in eerste aanleg als deels milieukundig verdacht aangemerkt. Op basis van de resultaten van het verkennend bodemonderzoek zijn in de onderzochte grond- en grondwatermonsters geen overschrijdingen van de toetsingswaarden gemeten. De onderzoeksresultaten stemmen niet geheel overeen met de gestelde hypothese, de vooraf gestelde hypothese 'verdacht' dient formeel verworpen te worden. Op basis van de onderzoeksresultaten zijn er uit milieuhygiënische overwegingen in relatie tot de bodemkwaliteit geen belemmeringen ten aanzien de geplande nieuwbouw op de onderzoekslocatie.
    • 3. Verkennend onderzoek asbest in grond NEN 5707
      • a. Maaiveld (toplaag) (0.0-0.02 m-mv): Op basis van de visuele indicatieve locatie-inspectie is op het maaiveld geen asbest verdacht materiaal aangetroffen. De onderzoekslocatie, het beoogde bouwblok, was ten tijde van de inspectie begroeid met kort gras. Het maaiveld was voor minder dan 25% zichtbaar en daardoor minder effectief inspecteerbaar. Gezien de mate van begroeiing heeft de uitgevoerde maaiveldinspectie ter plaatse van de onderzoekslocatie een indicatief karakter.
      • b. Actuele contactzone (0.02-0.5 m-mv): Ter plaatse van de inspectiegaten G1 t/m G9 is in de grond (actuele contactzone) in de fractie >16 mm zintuiglijk geen asbestverdacht materiaal waargenomen. In het kader van dit onderzoek is de concentratie visueel niet zichtbaar asbest in de fijne zeeffractie (fractie <16 mm) niet onderzocht. Omtrent de eventuele aanwezigheid van asbest in de fijne fractie (fractie <16 mm) kan op basis van dit onderzoek geen uitspraak worden gedaan.
      • c. Ondergrond (0.5-2.0 m-mv): Fractie >16 mm: Op basis van de uitgevoerde inspectie van het opgeboorde materiaal uit de inspectiegaten G3 en G6 zijn vanaf circa 0.5 m-mv visueel geen asbestverdachte materialen waargenomen. Fractie <16 mm: Van de ondergrond zijn geen grondmonsters geanalyseerd.
      • d. Toetsing hypothese verkennend onderzoek asbest in grond volgens NEN-5707: Op basis van de vooraf gestelde hypothese is de onderzoekslocatie in eerste aanleg als onverdacht voor asbest aangemerkt. Op basis van het verkennend onderzoek asbest is gebleken in geen van de inspectiegaten asbestverdachtmateriaal is aangetroffen. Op basis van de onderzoeksresultaten wordt de vooraf gestelde onderzoekshypothese 'onverdacht' voor de inspectiegaten G1 t/m G9 aanvaard.
      • e. Afwijkingen in de werkzaamheden: De onderzoekslocatie, het beoogde bouwblok, was ten tijde van de inspectie begroeid met kort gras. Het maaiveld was voor minder dan 25% zichtbaar en daardoor minder effectief inspecteerbaar. Gezien de mate van begroeiing heeft de uitgevoerde maaiveldinspectie ter plaatse van de onderzoekslocatie niet kunnen plaatsvinden als is voorgeschreven in het VKB protocol 2018, de maaiveldinspectie heeft een indicatief karakter. Er hebben bij de uitvoering van veldwerkzaamheden voor het overige geen afwijkingen plaatsgevonden ten opzichte van de geldende protocollen BRL SIKB 2001, 2002 en 2018. Er hebben bij de uitvoering van analysewerkzaamheden geen afwijkingen plaatsgevonden ten opzichte van de geldende protocollen AS3000 en/of overige geldende analysemethoden.
    • 4. Aanbevelingen: Indien grond van het eigen terrein moet worden afgevoerd zal deze verwerkt dienen te worden conform de eisen van het Besluit bodemkwaliteit. De mogelijkheden hiertoe kunnen worden vastgesteld na overleg met de betrokken overheidsinstanties. Opgemerkt dient te worden dat de vertaalslag van verkennend bodemonderzoek naar hergebruik van grond volgens het Besluit bodemkwaliteit, veelal, niet mogelijk is. In de meeste gevallen zijn aanvullende gegevens noodzakelijk, het bevoegd gezag (de gemeente waarin de grond wordt toegepast) kan hier uitsluitsel over geven.
    • 5. Het onderzoek is door de Regionale Uitvoeringsdienst IJsselland inhoudelijk akkoord bevonden.
  • Geur: Om de individuele geurbelasting te bepalen is gebruik gemaakt van de Geur Emissie Kaart (GEK). Op de kaart is te zien dat de locatie Portiekstraatje 1 niet binnen een geurcontour ligt, hetgeen betekent dat aan de norm uit de Wet geurhinder en veehouderij kan worden voldaan.
  • Externe veiligheid: Van de ramptypes die verband houden met externe veiligheid ('Indeling Leidraad maatramp') zijn met name ongevallen met brandbare/explosieve of giftige stoffen van belang. Deze ongevallen kunnen nader worden onderscheiden in ongevallen met betrekking tot inrichtingen, vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen en vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor. Het plangebied ligt niet in de invloedszone van risicovolle inrichtingen en hoofdgasleidingen. Ook vindt er in de directe nabijheid geen transport van gevaarlijke stoffen plaats.
  • Er wordt rekening gehouden met de belangen van de gebruikers en eigenaren van de aangrenzende gronden.
    • 1. Sprakelhorstweg 1A: Het bedrijf heeft op 28 januari 1992 een melding in het kader van het Besluit melkrundveehouderijen milieubeheer gedaan voor het houden van 12 melk- en kalfskoeien (A 1.100.1) en 13 stuks vrouwelijk jongvee < 2 jaar (A 3). Op 28 mei 1999 is een melding in het kader van het Besluit melkrundveehouderijen milieubeheer geaccepteerd voor het houden van 13 melk- en kalfskoeien (A 1.100.1) en 13 stuks vrouwelijk jongvee < 2 jaar (A 3) en 1 fokstier (A 6), valt nu onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit milieubeheer. Er moet een afstand van 50 meter tot de te splitsen woning(en) worden gehanteerd voor diercategorieën met een vaste afstand (melk- en kalfskoeien, vrouwelijk jongvee < 2 jaar en fokstieren). Dit op basis van de Wet geurhinder en veehouderij. De afstand van het dierenverblijf tot aan de grens van het nieuwe bestemmingsvlak bedraagt circa 79 meter. Deze locatie vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

  • 7. De ontsluiting vindt plaats via de bestaande in-/uitrit.

Bij de voorgenomen ontwikkeling wordt de twee bestaande in-/uitritten verplaatst. Er worden geen extra opritten gerealiseerd. Zie hiervoor het erfinrichtingsplan in Bijlage 1. Door middel van een voorwaardelijke verplichting in de regels is vastgelegd dat maximaal twee opritten zijn toegestaan.

  • 8. Eventueel op het perceel voorkomende voormalig agrarische bebouwing wordt geheel gesloopt met uitzondering van karakteristieke gebouwen.

Op basis van het erfinrichtingsplan blijkt dat alle bestaande bijgebouwen worden gesloopt. De sloop van betreffende bijgebouwen is gegarandeerd door middel van het opnemen van een voorwaardelijke verplichting in de regels van het voorliggende bestemmingsplan. Het erfinrichtingsplan is daarom ook als bijlage bij de regels toegevoegd.

  • 9. De oppervlakte aan vrijstaande bijgebouwen per woning bedraagt niet meer dan 75 m2.

De toegestane oppervlakte aan bijgebouwen is beoordeeld door de gemeente. Het door de gemeente goedgekeurde erfinrichtingsplan is opgenomen in Bijlage 1.

  • 10. Een verzoek om wijziging gepaard gaat met een voorstel tot deling van het perceel en de bijbehorende vrijstaande bijgebouwen en overkappingen.

In Bijlage 1 is de deling van het perceel en de bijbehorende vrijstaande bijgebouwen en overkappingen weergegeven.

  • 11. Aan de wijziging kunnen voorwaarden worden verbonden ten aanzien van sloop, erfinrichting, beplanting en realisatie parkeerplekken.

Voor de sloop van de betreffende bijgebouwen en de uitvoering van het erfinrichtingsplan, is een voorwaardelijke verplichting opgenomen in de regels van het voorliggende plan.

Situering bestemmingsvlak wijzigen

In het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied' is in artikel 59.3 (algemene wijzigingsregels) een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de situering van het bestemmingsvlak 'Wonen - 1' te wijzigen. De wijzigingsbevoegdheid luidt als volgt:

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de zin dat:

dat de situering van het bestemmingsvlak van 'Wonen - 1' wordt gewijzigd, mits wordt voldaan aan de genoemde randvoorwaarden.

Hieronder is nader op de randvoorwaarden ingegaan.

  • 1. De totale oppervlakte van het bestemmingsvlak blijft gelijk.

Met de wijziging blijft de totale oppervlakte van het bestemmingsvlak gelijk, namelijk 2.235 m2. Aan de zuidzijde wordt een deel van de woonbestemming verwijderd en aan de oostzijde wordt een deel aan de woonbestemming toegevoegd.

  • 2. De noodzaak voor de wijziging is aangetoond.

In verband met woningsplitsing wil initiatiefnemer het erf zo goed mogelijk verdelen over de twee woningen. Omdat de voorzijde (noordzijde) van de woning niet haaks op het Portiekstraatje is gesitueerd zal aan de achterzijde (zuidzijde) van het pand een deel van het bestemmingsvlak worden verplaatst naar de oostzijde van het pand. Hierdoor wordt het toekomstig erf gelijkmatig en praktisch verdeeld.

  • 3. De geluidsbelasting van de geluidgevoelige gebouwen zal niet hoger zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere waarde.

Verwezen wordt naar de motivering onder 'Woningsplitsing' bij voorwaarde nummer 5.

  • 4. Aangetoond is dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de geomorfologische, cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Om dit te onderzoeken is rondom de woning op het perceel Portiekstraatje 1 een buffer van 150 meter gelegd. Hierbinnen is gekeken of er bedrijven aanwezig zijn die een belemmering kunnen vormen voor het splitsen van deze woning. Verwezen wordt naar de motivering onder 'Woningsplitsing' bij voorwaarde nummer 6. Er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. Ook aan de overige gestelde waarden wordt geen onevenredige afbreuk gedaan met de wijziging van de vorm van het bestemmingsvlak, omdat het slechts om een geringe wijziging gaat waarbij geen extra bebouwingsmogelijkheden worden toegestaan ten opzichte van de huidige situatie.

  • 5. Er is van tevoren een inrichtingsplan opgesteld waarin de inrichting voldoet aan de hiervoor genoemde uitgangspunten en voorwaarden met onder andere aandacht voor het landschap en de verbetering ruimtelijke kwaliteit.

Verwezen wordt naar de motivering onder 'Woningsplitsing' bij voorwaarde nummer 11. Het door de gemeente goedgekeurde erfinrichtingsplan is opgenomen in Bijlage 1.

2.4 Juridisch

De raad heeft de mogelijkheid om aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid te geven het plan te wijzigen. Deze bevoegdheid staat in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening.

In artikel 38.7 onder a van het bestemmingsplan 'Buitengebied' staat dat burgemeester en wethouders het plan kunnen wijzigen in die zin dat meerdere woningen in een bestaand hoofdgebouw worden gerealiseerd (woningsplitsing) mits wordt voldaan aan de genoemde randvoorwaarden. Van deze bevoegdheid wordt met dit wijzigingsplan gebruik gemaakt. Bij dit wijzigingsplan wordt het aantal woningen aangepast. Hiervoor is de aanduiding 'aantal (2)' opgenomen.

In artikel 59.3 van het bestemmingsplan 'Buitengebied' staat dat burgemeester en wethouders de situering van het vlak van de bestemming 'Wonen - 1' kunnen wijzigen mits wordt voldaan aan de genoemde voorwaarden. Het bestemmingsvlak 'Wonen - 1' wordt gewijzigd. Van deze bevoegdheid wordt met dit wijzigingsplan gebruik gemaakt. Voor de gronden die voorheen een woonbestemming hadden maar nu buiten de woonbestemming gaan vallen, wordt de bestemming 'Agrarisch met waarden - kleinschalig' opgenomen.

Voor het overige blijft het moederplan onverkort in stand.

Voor de duidelijkheid (zichtbaarheid) zijn de overige bestemmingen en aanduidingen die op het perceel blijven rusten, opgenomen in dit plan.

Hoofdstuk 3 Uitvoerbaarheid

3.1 Economische uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient een onderzoek te worden ingesteld naar de uitvoerbaarheid van het plan.

Dit wijzigingsplan regelt alleen het opnemen van de aanduiding voor het aantal woningen en de situering van het vlak voor de woonbestemming. De locatie behoudt de overige bestemmingen en aanduidingen.

De kosten die verbonden zijn aan de bestemmingsplanwijziging en de uitvoering van het wijzigingsplan zijn voor rekening van initiatiefnemer. Ook is tussen de gemeente en initiatiefnemer een planschadeovereenkomst afgesloten. Een beschrijving van de economische uitvoerbaarheid wordt derhalve achterwege gelaten.

Het is in dit geval niet nodig om een exploitatieplan op- en vast te stellen.

3.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het wijzigingsplan 'Buitengebied, wijzigingsplan Portiekstraatje 1' is conform artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening voorbereid met de procedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Dat betekent dat er gelegenheid is gegeven voor het indienen van zienswijzen. Er zijn geen zienswijzen ingediend.

oktober 2015.