direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Buitengebied, Schapendijk 4 te Punthorst
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0180.5112014001-VS01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op de locatie Schapendijk 4 te Punthorst is een voormalige agrarische boerderij gesitueerd. Initiatiefnemer is voornemens om deze voormalige agrarische boerderij te splitsen ten behoeve van dubbele bewoning.

In het geldende bestemmingsplan heeft de locatie de bestemming 'Wonen - 1'. Op de locatie is één woning toegestaan. In het bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van woningsplitsing, waarmee een extra woning in het hoofdgebouw mag worden gerealiseerd.

Met het voorliggende wijzigingsplan wordt gebruik gemaakt van de mogelijkheid om het bestemmingsplan te wijzigen waardoor dubbele woning wordt toegestaan.

1.2 Geldende bestemmingsplan

Het geldende bestemmingsplan is het bestemmingsplan 'Buitengebied' dat op 25 juni 2013 is vastgesteld door de gemeenteraad (hierna ook wel: moederplan). Dit plan blijft onverkort van toepassing, behalve ten aanzien van het aantal woningen en het bestemmingsvlak 'Wonen - 1' op de locatie Schapendijk 4 te Punthorst.

1.3 De bij dit plan behorende stukken

Het wijzigingsplan 'Buitengebied, Schapendijk 4 te Punthorst' bestaat uit de volgende stukken:

  • verbeelding, schaal 1:1.000 (tek. nr.NL.IMRO.0180.5112014001-VS01);
  • regels;
  • toelichting.

Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied gelegen gronden aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn regels en bepalingen gekoppeld teneinde de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van deze toelichting. De toelichting heeft geen rechtskracht. In de toelichting zijn de aan het plan ten grondslag liggende onderzoeken en een planbeschrijving opgenomen.

Hoofdstuk 2 Het plan

2.1 Huidige en toekomstige situatie

Huidige situatie

Plangebied

De locatie Schapendijk 4 te Punthorst betreft een voormalige agrarische boerderij. Er is geen sprake meer van agrarische bedrijfsactiviteiten. Op de locatie is één woning toegestaan. De globale ligging van het plangebied is op de volgende afbeelding weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0180.5112014001-VS01_0001.jpg"

Afbeelding: Globale ligging plangebied

Buitengebied, Punthorst

De ontwikkeling van het huidige landschap van de gemeente Staphorst vindt zijn basis in de bodem, de waterhuishouding, de natuurlijke vegetatie en de invloed die de mens in de loop van de tijd hierop heeft gehad. Door verschillen in het reliëf, de waterhuishouding en de vruchtbaarheidstoestand van de bodem, heeft de mens het gebied op verschillende manieren in gebruik genomen. Hierdoor zijn verschillende landschapstypen te onderscheiden met eigen cultuurhistorische, visuele en functionele kenmerken.

De gemeente Staphorst was vroeger een groot en uitgestrekt hoogveengebied. Ten westen van de huidige dorpen Rouveen en Staphorst lag dit hoogveen op een ondergrond van laagveen, ten oosten hiervan op zand. De eerste nederzettingen ontstonden op de hogere ruggen langs het Zwarte Water en het Meppelerdiep. Vanaf de twaalfde eeuw vonden de hoogveenverveningen en ontginningen plaats, vanuit de ruggen in oostelijke richting in lange, smalle kavels. Doordat de ontginningsbasis een gebogen vorm had en de ontginners elk een gelijke breedte land ontgonnen, ontstonden gerende kavels, die op het hoogveen van de zandgronden samen kwamen in de Puntlanden. Het buurtschap Punthorst is hier ontstaan.

Het landschapstype van Punthorst en omgeving is het 'jonge ontginningenlandschap'. Het jonge ontginningenlandschap is ontstaan op de voormalige hoogveen complexen. Door de aanwezigheid van wegbeplanting zijn er grote groene kamers ontstaan in het landschap. De verkaveling van het landschap is in rationele blokken. Hierdoor is sprake van grote erven en tamelijk veel groen. De groenstructuur van de kamers bestaat uit een laanbeplanting van eiken. Het gebied is met name in gebruik als gras- en hooiland en bouwland.

In het buitengebied komt verspreid bebouwing voor. Waar de landbouw langzaam maar zeker aan betekenis inboet, steken nieuwe functies de kop op. Het aantal burgerwoningen in het buitengebied zal de komende jaren toenemen. Dit is niet het gevolg van nieuwbouw in het buitengebied, maar het gevolg van het feit dat (voornamelijk de kleinere) agrarische bedrijven hun bedrijfsvoering staken en de bedrijfswoningen vervolgens als burgerwoning in gebruik worden genomen.

Om voormalige agrarische boerderijen te behouden, is een ontwikkelingsregeling opgenomen met betrekking tot het splitsen van boerderijen. Deze regeling biedt de mogelijkheid om door middel van een wijzigingsbevoegdheid de bestemming van de voormalige boerderij te wijzigen, waardoor dubbele bewoning is toegestaan.

Toekomstige situatie

Het voornemen is om de voormalige agrarische boerderij op de locatie Schapendijk 4 te splitsen ten behoeve van dubbele bewoning. Met het voorliggende wijzigingsplan wordt medewerking verleend aan de splitsing van deze voormalige agrarische boerderij.

Bij de woningsplitsing blijft de bestaande karakteristiek van het hoofdgebouw behouden. Ten behoeve van de woningsplitsing is een erfinrichtingsplan opgesteld. Dit plan is als Bijlage 1 toegevoegd. Op het erfinrichtingsplan is aangegeven waar ruimte is voor bijgebouwen en parkeergelegenheid.

2.2 Relevant ruimtelijk beleid

Provinciaal beleid

Omgevingsvisie Overijssel

In de Omgevingsvisie Overijssel heeft de provincie het integrale beleid voor de fysieke leefomgeving aangegeven, voor de ontwikkeling van Overijssel tot 2020 en verder. De hoofdambitie van de Omgevingsvisie is 'een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden'. Leidend voor de beleidskeuzes die op dit gebied worden gemaakt, zijn de thema's duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit.

Voor de groene en stedelijke omgeving geeft de provincie ontwikkelingsperspectieven. Deze kunnen worden gezien als de ruimtelijke ontwikkelingsvisie om de beleidsambities en kwaliteitsambities te realiseren. Het perceel Schapendijk 4 maakt deel uit van een gebied dat aangeduid is als 'buitengebied accent productie' (schoonheid van de moderne landbouw). Dit zijn gebieden voor landbouw die bijdragen aan de kwaliteit van de grote open cultuurlandschappen.

Bij het sturen op ruimtelijk kwaliteit is in de Omgevingsvisie een sleutelrol weggelegd voor de gebiedskenmerken. Dit zijn de ruimtelijke kenmerken van een gebied of een gebiedstype, die bepalend zijn voor de karakteristiek en kwaliteit ervan. Om de gebiedskenmerken inzichtelijk te maken, onderscheidt de Omgevingsvisie een viertal lagen: de natuurlijke laag, de laag van het agrarisch cultuurlandschap, de stedelijke laag en de 'lust & leisure'-laag. Elk gebied in de provincie wordt gekarakteriseerd door kenmerken uit de vier verschillende lagen. Vaak liggen ze over elkaar heen en is op één plek sprake van kenmerken van verschillende lagen. Op andere plekken is dat niet zo en domineert een bepaalde laag.

Voor het perceel Schapendijk 4 komen gebiedskenmerken voor uit de natuurlijke laag, de laag van het agrarisch cultuurlandschap en de 'lust & leisure'-laag.

In de natuurlijke laag maakt het perceel deel uit van een gebied dat aangeduid is als 'dekzandvlakte en ruggen'.

In de laag van het agrarisch cultuurlandschap maakt het plangebied deel uit van een gebied dat is aangeduid als 'jonge heide- en broekontginningslandschap'. De dragende lineaire structuren van lanen, bosstroken en waterlopen en ontginningslinten met erven en de kenmerkende grote ruimtematen bepalen het beeld van dit landschapstype.

De zogenaamde 'lust & leisure'-laag is het domein van de belevenis, betekenis en identiteit. In deze laag maakt het plangebied deel uit van de 'donkere' gebieden. Donkere gebieden vragen alleen minimaal noodzakelijke toepassing van kunstlicht en het vermijden van onnodig kunstlicht bij ontwikkelingen in het buitengebied.

Conclusie

Het voorliggende bestemmingsplan betreft een woningsplitsing. Er is geen sprake van nieuwbouw. De woningsplitsing heeft geen gevolgen voor de kenmerken van de betreffende lagen.

Gemeentelijk beleid

Toepassing uitvoeringskader hergebruik Vrijkomende Agrarische Bebouwing (VAB) in de gemeente Staphorst

In oktober 2006 is door de gemeente Staphorst de notitie "Toepassing uitvoeringskader hergebruik Vrijkomende Agrarische Bebouwing (VAB) in de gemeente Staphorst" vastgesteld. De notitie kan gezien worden als een uitwerking van het provinciale uitvoeringskader voor hergebruik van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen.

Het hoofddoel van het VAB-beleid is sociaal-economisch: het draagt bij aan het realiseren van nieuwe economische dragers voor het landelijk gebied ofwel het benutten van de resterende economische waarde van VAB voor andere functies. Hergebruik in plaats van kapitaalsvernietiging. Startende bedrijven worden gestimuleerd. De terugloop in de landbouw maakt het voor de leefbaarheid en de economische vitaliteit van het landelijk gebied noodzakelijk dat er zich in VAB andere functies kunnen vestigen, waaronder ook extra burgerwoningen. Een bijkomende doelstelling is het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit. Immers een blijvende landelijke uitstraling van de omgeving en gebouwen is gewenst.

Eén van de criteria van het VAB-beleid is dat agrarische bedrijfswoningen kunnen worden gesplitst in twee afzonderlijke wooneenheden wanneer de inhoud van de voormalige bedrijfswoning tenminste 1.000 m3 bedraagt. Bij een inhoud boven 1.500 m3 zijn maximaal 3 wooneenheden toegestaan. Indien verzocht wordt om meer dan 3 wooneenheden in één pand te realiseren (bijvoorbeeld appartementen voor jongeren) zal per geval moeten worden beoordeeld of dit ook wenselijk is, zo luidt de visie van de gemeente. Uitgangspunt hierbij is dat een wooneenheid een inhoud van minimaal 400 m3 dient te hebben.

De woonboerderij in het plangebied heeft een inhoud van circa 1.250 m3. Hiermee voldoet het aan de voorwaarde voor woningsplitsing in twee afzonderlijke wooneenheden.

Geluidsbeleid in het kader van de Wet geluidhinder

De gemeenteraad heeft in 2011 het Geluidsbeleid in het kader van de Wet geluidhinder vastgesteld. De Wet geluidhinder regelt de beheersing van de geluidhinder van het wegverkeer, van het spoorverkeer en van de gezoneerde industrieterreinen. Voor zijn doorwerking is de wet veelal gekoppeld aan de Wet ruimtelijke ordening. Bij het opstellen van ruimtelijke plannen dient te worden voldaan aan de geluidsnormen. Het wettelijk regime maakt in het algemeen onderscheid tussen bestaande en nieuwe situaties.

Het beleid heeft betrekking op de ontheffingsmogelijkheden voor zover het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Staphorst bevoegd is om ontheffingen te verlenen. Dit betreft weg- en railverkeerslawaai en industrielawaai vanwege het gezoneerde industrieterrein.

In het moederplan is in de regels bij de wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van woningsplitsing een relatie gelegd met de Wet geluidhinder. Zie paragraaf 2.3. Hieruit blijkt dat bij de voorgenomen ontwikkeling wordt voldaan aan de Wet geluidhinder.

Landschapsplan Staphorst

De gemeenteraad heeft in 2011 het Landschapsplan Staphorst vastgesteld. Het buitengebied van Staphorst heeft bijzondere landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten. De dynamiek in het buitengebied in de vorm van verschillende processen en ontwikkelingen hebben hun weerslag op het landschap. Aanleiding tot het opstellen van een landschapsplan zijn onder andere: de behoefte aan een integratiekader voor de afstemming van diverse functies in het buitengebied, ontwikkelingen in het landelijk gebied, die van invloed zijn op en kansen bieden voor de ontwikkeling van het landschap.

Het plangebied ligt in het deelgebied 'dekzandgebied' en heeft als landschapstype 'jonge ontginningenlandschap'. Het dekzandgebied kenmerkt zich door een afwisselend landschap van jonge ontginningen. Voor het dekzandgebied geldt dat de kavelstructuur - de ‘waaier’ waarvan alle lijnen uitkomen in de puntlanden – wordt benut als vormgevend principe voor landschapsversterking. In het dekzandgebied gaat het hierbij vooral om wegbeplanting en perceelgrensbeplanting.

In het gemeentelijk beleid worden mogelijkheden voor het investeren in ruimtelijke kwaliteit genoemd, zoals het herstel van karakteristieke waarden van bebouwing of landschapselementen en het nieuw aanleggen van singel- of erfbeplanting.

In het kader van de voorgenomen ontwikkeling is een erfinrichtingsplan opgesteld, zie paragraaf 2.3. Hierbij is ingespeeld op de landschappelijke karakteristieken van het gebied.

Externe veiligheidsvisie gemeente Staphorst

De gemeente heeft het eigen externe veiligheidsbeleid uitgewerkt in de Externe Veiligheidsvisie gemeente Staphorst. Aanleiding hiervoor is dat op landelijk niveau is afgesproken dat elke gemeente zijn eigen externe veiligheidsbeleid dient te voeren.

Conform het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zijn milieukwaliteitseisen op het gebied van externe veiligheid geformuleerd. De milieukwaliteitseisen zijn wettelijke normen die zijn gericht op bestuursorganen en moeten leiden tot een bepaalde veiligheidssituatie in een bepaald gebied. De wettelijke eisen zijn te onderscheiden in grenswaarden en richtwaarden. Uit het begrip milieukwaliteitseis vloeit voort dat de eisen moeten worden vertaald in bronmaatregelen, effectgerichte maatregelen of een combinatie van beide. Om aan vorenstaande een adequate invulling te geven, dient de Externe Veiligheidsvisie van de gemeente Staphorst als hulpmiddel. In het beleid is dan ook vastgelegd hoe in ruimtelijke plannen en bij het verlenen van vergunningen dient te worden omgegaan met externe veiligheid.

In paragraaf 2.3 is nader ingegaan op het aspect externe veiligheid in verband met de voorgenomen ontwikkeling.

Ruimtelijke Atlas en Welstandsnota

De Ruimtelijke Atlas en Welstandnota van de gemeente Staphorst dient als vervanging van de voorgaande welstandsnota, die als te knellend werd ervaren. Daarvoor in de plaats is er een globaler welstandbeleid op basis van een welstandskaart. De atlas is een analyse en verhaal in kaartbeelden van de gemeente. De welstandsnota is meer dan voorheen gebaseerd op de ruimtelijke opbouw van de gemeente en haar verschillende kernen. De welstandskaart is een specifieke uitwerking van de atlas voor het welstandsbeleid.

De Ruimtelijke Atlas en Welstandsnota bieden samen een ruimtelijk kader, waar een welstandscommissie of stadsbouwmeester maar ook stedenbouwkundige(n), architecten en andere adviseurs zich op kunnen baseren. Op deze manier fungeert de atlas als een soort raamwerk voor het ruimtelijk beleid en de welstandskaart als een overzichtelijk toetsinstrument.

Bij nieuwe ontwikkelingen vormen een goed ruimtelijk beleid en hierop afgestemde bestemmingsplannen de basis voor het welstandsbeleid, omdat hierin de bebouwingsvlakken, bouwenveloppen en/of bouwvolumes worden vastgelegd.

Voor het plangebied geldt een regulier welstandsregime. Bij een regulier welstandsregime wordt het gebouw niet alleen in haar omgeving maar ook als zelfstandig object getoetst, de architectonische benadering. Bij het regime wordt ook aandacht besteed aan de geleding van het bouwvolume, de vormgeving van de gevel, de keuze van de dakvorm en het gebruik van middelen, materialen en kleuren.

Voor zover mogelijk worden deze uitgangspunten vertaald in het voorliggende plan.   Bij de voorgenomen ontwikkeling blijft de bestaande karakteristieke hoofdvorm van de boerderij gehandhaafd. In het kader van welstand wordt het voorgenomen plan nader getoetst aan de gemeentelijke welstandsnota.

2.3 Toepassing van de wijzigingsbevoegdheid

Woningsplitsing

In het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied' is in artikel 38.7 onder a (de bestemming 'Wonen - 1') een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die woningsplitsing mogelijk maakt. De wijzigingsbevoegdheid luidt als volgt:

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de zin dat:

meerdere woningen in een bestaand hoofdgebouw worden gerealiseerd (woningsplitsing) mits wordt voldaan aan de genoemde randvoorwaarden.

Hieronder is nader op de randvoorwaarden ingegaan.

  • 1. De inhoud van iedere woning bedraagt niet minder dan 400 m3 en de inhoud van het hoofdgebouw bedraagt niet minder dan 1.000 m3 en in het geval het hoofdgebouw wordt gesplitst in drie woningen bedraagt de inhoud niet minder dan 1.500 m3.

Het hoofdgebouw wordt gesplitst in twee woningen. Bij de voorgenomen woningsplitsing heeft iedere woning een inhoud van 400 m3 of meer. De inhoud van het hoofdgebouw is circa 1.250 m3.

  • 2. Het totaal aantal woningen in een bestaand hoofdgebouw bedraagt maximaal drie.

Het hoofdgebouw wordt gesplitst in twee woningen.

  • 3. Per hoofdgebouw worden ten minste twee parkeerplaatsen op eigen erf gerealiseerd.

Per hoofdgebouw worden ten minste twee parkeerplaatsen op eigen erf gerealiseerd. Zie hiervoor het erfinrichtingsplan in Bijlage 1.

De uitvoering van het erfinrichtingsplan is gegarandeerd door middel van het opnemen van een voorwaardelijke verplichting in de regels van het voorliggende bestemmingsplan. Het erfinrichtingsplan is daarom ook als bijlage bij de regels toegevoegd.

  • 4. De bouwmassa en karakteristieke hoofdvorm van de oorspronkelijke boerderij of woning blijft na splitsing gehandhaafd.

Bij de voorgenomen ontwikkeling blijft de bouwmassa en karakteristieke hoofdvorm van de oorspronkelijke boerderij na splitsing gehandhaafd.

  • 5. De geluidsbelasting op de nieuwe woning(en) bedraagt niet meer dan de daarvoor geldende voorkeurswaarde of een hoger verkregen grenswaarde zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.

Op de geluidscontourkaart van de gemeente Staphorst is de geluidsbelasting voor pandgeluid (Schapendijk 4) 38-43 dB. Deze voldoet aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB op de gevel. Om de woning te kunnen splitsen is derhalve geen akoestisch onderzoek noodzakelijk omdat voldaan kan worden aan de voorkeursgrenswaarde.

  • 6. Ter plekke kan een goed woon- en leefklimaat worden gegarandeerd en omliggende bedrijven worden niet onevenredig aangetast in de bedrijfsvoering.

De voorgenomen ontwikkeling is milieuhygiënisch acceptabel. Nabijgelegen bedrijven worden niet in hun bedrijfsvoering belemmerd:

  • Geluid: Zie hiervoor de motivering bij de voorwaarden met nummer 5.
  • Bodem en asbest:
    • 1. In verband met de voorgenomen woning is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (Kruse Groep, Projectcode 13044416, van 14 november 2013). Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 2.
      In de bovenondergrond BG I en BG III en in het grondwater uit peilbuis 11 zijn enkele lichte verontreinigingen aangetoond. Aangezien de tussenwaarden niet worden overschreden, is er geen reden om een nader onderzoek uit te voeren. De bovengrond BG II, ondergrond en het grondwater uit peilbuis 22 zijn niet verontreinigd.
      Met betrekking tot de olieverontreiniging (BG III) ter plekke van de voormalige dieseltank is niet te bepalen of er sprake is van zorgplicht (er is sprake van zorgplicht indien een verontreiniging is ontstaan na 1986). Niet bekend is wanneer de tank in gebruik is genomen.
    • 2. Naar aanleiding van beoordeling van het verkennend bodemonderzoek door de Regionale Uitvoeringsdienst IJsselland is aanvullend onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek (Kruse Groep, Resultaten aanvullend bodemonderzoek, van 19 december 2013) is toegevoegd in Bijlage 3.
      Uit de resultaten van het verkennend bodemonderzoek bleek dat ter plekke van inspectiegaten 3 en 5 sprake is van puinhoudende bovenlagen, die niet analytisch zijn onderzocht. Verzocht is om van beide lagen de kwaliteit te bepalen met betrekking tot de chemische samenstelling en asbest.
      Uit het aanvullende onderzoek blijkt dat de puinhoudende toplaag licht is verontreinigd met zink en PAK. Aangezien de tussenwaarden niet worden overschreden is nader onderzoek niet noodzakelijk. He puin is zowel visueel als analytisch vrij van asbest.
    • 3. Uit de beoordeling van het aanvullend onderzoek door de Regionale Uitvoeringsdienst IJsselland blijkt dat het onderzoek niet leidt tot een belemmering voor het voorliggende bestemmingsplan. Aanvullend veldwerk en gemeten gehalten zijn formeel geen aanleiding tot het uitvoeren van een nader onderzoek. Het gemeten gehalte aan PAK is net niet boven de tussenwaarde voor nader onderzoek. Vanwege het hoge PAK gehalte moet het materiaal, wanneer het wordt afgegraven, worden afgevoerd naar een erkende inzamelaar.
  • Geur: Om de individuele geurbelasting te bepalen is gebruik gemaakt van de Geur Emissie Kaart (GEK). Op de kaart is te zien dat de locatie Schapendijk 4 niet binnen een geurcontour ligt, hetgeen betekent dat aan de norm uit de Wet geurhinder en veehouderij kan worden voldaan.
  • Externe veiligheid: Van de ramptypes die verband houden met externe veiligheid ('Indeling Leidraad maatramp') zijn met name ongevallen met brandbare/explosieve of giftige stoffen van belang. Deze ongevallen kunnen nader worden onderscheiden in ongevallen met betrekking tot inrichtingen, vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen en vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor. Het plangebied ligt niet in de invloedszone van risicovolle inrichtingen. Ook vindt er in de directe nabijheid geen transport van gevaarlijke stoffen plaats. Het plangebied ligt wel nabij een gasleiding.
    In verband met de ligging nabij de gasleiding is een kwantitatieve risicoanalyse opgesteld (Haro Milieuadvies, Projectnummer HARO31-20140502, van 2 mei 2014). In Bijlage 4 is de analyse weergegeven.
    Uit de Carola v.1.0.0.51 berekeningen blijkt dat het transport van aardgas door de direct in de nabijheid van het plangebied liggende buisleiding met kenmerk N-550-30 geen PR = 10-6 contour per jaar oplevert. Het PR = 10-8 / jaar (1% letaal), overeenkomend met het interessegebied ligt op 140 meter voor de buisleidingen N-550-30. De betreffende woningen liggen binnen de PR= 10-8 / jaar contour van de N-550-30.
    Verder blijkt dat de FN-curve ruim onder de oriëntatiewaarde (O.W.) ligt. Voor de gasleiding N-550-30 is een groepsrisico berekend van < 0,1 x O.W.
    De 400 meter verder op gelegen buisleiding met kenmerk N-550-50 heeft in het beschouwde gebied wel een PR = 10-6 / jaar contour, variërend van 0 tot 105 meter. Het plangebied ligt evenwel buiten de PR = 10-6 / jaar contour van deze leiding. De afstand is ruim 300 meter tot de PR = 10-6 / jaar contour. De betreffende woningen liggen evenwel buiten het interessegebied PR = 10-8 / jaar. Het 1% letaliteitsgebied van de buisleiding N550-50 ligt op 190 meter. Een groepsrisico berekening is voor deze leiding buiten beschouwing gelaten.
    Ten opzichte van de 'oude' situatie zijn er nagenoeg geen veranderingen in de populatie. In de bestaande woning was er sprake van één huishouden. In de nieuwe situatie is sprake van twee huishoudens.
    De verandering van het aantal personen binnen de PR = 10-8 / jaar contour is dus nauwelijks van invloed op de hoogte van het groepsrisico.
    Aan de wettelijke eisen van het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) wordt voldaan.
    Er moet wel altijd een afstand van ten minste 4 meter moet worden aangehouden van de twee te projecteren woningen in het plangebied tot de aardgastransportleiding N-550-30 (de zogenoemde bebouwingsvrije zone). Hiermee is rekening gehouden in het bestemmingsplan 'Buitengebied'. Deze zone ligt buiten dit plangebied.
  • Er wordt rekening gehouden met de belangen van de gebruikers en eigenaren van de aangrenzende gronden.
    • 1. In de nabije omgeving van het plangebied zijn geen (agrarische) bedrijven gelegen. Het meest nabijgelegen bedrijf ligt op een afstand van circa 160 meter. Dit betreft Schapendijk 7a.
    • 2. Schapendijk 7a: Op de locatie worden in een loods houtmaterialen opgeslagen. Voor deze activiteit is op 29 oktober 2008 een melding ingediend in het kader van het Besluit opslag- en transportbedrijven milieubeheer (thans: Activiteitenbesluit milieubeheer). De VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009) hanteert een afstand van 50 meter voor een bouwbedrijf met een bruto-oppervlakte van < 2.000 m2. Aan de aan te houden afstand wordt (ruim) voldaan.
    • 3. Er is geen reden te veronderstellen dat met de woningsplitsing de belangen van de aangrenzende grondgebruikers zullen worden geschaad.

  • 7. De ontsluiting vindt plaats via de bestaande in-/uitrit.

Bij de voorgenomen ontwikkeling wordt gebruik gemaakt van de bestaande inritten, er worden geen nieuwe inritten gerealiseerd. Zie hiervoor het erfinrichtingsplan in Bijlage 1. Door middel van een voorwaardelijke verplichting in de regels is de uitvoering van het erfinrichtingsplan gegarandeerd.

  • 8. Eventueel op het perceel voorkomende voormalig agrarische bebouwing wordt geheel gesloopt met uitzondering van karakteristieke gebouwen.

De sloop van de bebouwing is beoordeeld door de gemeente. Hieruit blijkt dat enkele bijgebouwen moeten worden gesloopt. De te slopen bebouwing is weergegeven als bijlage bij de regels. De twee grotere bestaande bijgebouwen blijven in stand.

De sloop van betreffende bijgebouwen is gegarandeerd door middel van het opnemen van een voorwaardelijke verplichting in de regels van het voorliggende bestemmingsplan. Het erfinrichtingsplan is daarom ook als bijlage bij de regels toegevoegd.

  • 9. De oppervlakte aan vrijstaande bijgebouwen per woning bedraagt niet meer dan 75 m2.

De toegestane oppervlakte aan bijgebouwen is beoordeeld door de gemeente. Het door de gemeente goedgekeurde erfinrichtingsplan is opgenomen in Bijlage 1.

  • 10. Een verzoek om wijziging gepaard gaat met een voorstel tot deling van het perceel en de bijbehorende vrijstaande bijgebouwen en overkappingen.

In Bijlage 1 is de deling van het perceel en de bijbehorende vrijstaande bijgebouwen en overkappingen weergegeven.

  • 11. Aan de wijziging kunnen voorwaarden worden verbonden ten aanzien van sloop, erfinrichting, beplanting en realisatie parkeerplekken.

Voor de sloop van de betreffende bijgebouwen en de uitvoering van het erfinrichtingsplan, is een voorwaardelijke verplichting opgenomen in de regels van het voorliggende plan.

Situering bestemmingsvlak wijzigen

In het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied' is in artikel 59.3 (algemene wijzigingsregels) een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de situering van het bestemmingsvlak 'Wonen - 1' te wijzigen. De wijzigingsbevoegdheid luidt als volgt:

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de zin dat:

dat de situering van het bestemmingsvlak van 'Wonen - 1' wordt gewijzigd, mits wordt voldaan aan de genoemde randvoorwaarden.

Hieronder is nader op de randvoorwaarden ingegaan.

  • 1. De totale oppervlakte van het bestemmingsvlak blijft gelijk.

Met de wijziging blijft de totale oppervlakte van het bestemmingsvlak gelijk. Aan de noordwestzijde wordt een deel van de woonbestemming verwijderd.

  • 2. De noodzaak voor de wijziging is aangetoond.

Met de aangepaste situering ontstaat er een efficiënter en compacter bestemmingsvlak, waardoor beter wordt aangesloten bij het landschap.

  • 3. De geluidsbelasting van de geluidgevoelige gebouwen zal niet hoger zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere waarde.

In het aangepaste deel van het bestemmingsvlak komt geen nieuwe geluidgevoelige bebouwing.

  • 4. Aangetoond is dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de geomorfologische, cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Verwezen wordt naar de motivering onder 'Woningsplitsing' bij voorwaarde nummer 6. Het betreft slechts een geringe wijziging, waarmee de bestaande waarden niet worden aangetast. Met de nieuwe situering wordt beter aangesloten op het landschap.

  • 5. Er is van tevoren een inrichtingsplan opgesteld waarin de inrichting voldoet aan de hiervoor genoemde uitgangspunten en voorwaarden met onder andere aandacht voor het landschap en de verbetering ruimtelijke kwaliteit.

Verwezen wordt naar de motivering onder 'Woningsplitsing' bij voorwaarde nummer 11. Het door de gemeente goedgekeurde erfinrichtingsplan is opgenomen in Bijlage 1.

2.4 Juridisch

De raad heeft de mogelijkheid om aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid te geven het plan te wijzigen. Deze bevoegdheid staat in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening.

In artikel 38.7 onder a van het bestemmingsplan 'Buitengebied' staat dat burgemeester en wethouders het plan kunnen wijzigen in die zin dat meerdere woningen in een bestaand hoofdgebouw worden gerealiseerd (woningsplitsing) mits wordt voldaan aan de genoemde randvoorwaarden.

Van deze bevoegdheid wordt met dit wijzigingsplan gebruik gemaakt. Bij dit wijzigingsplan wordt het aantal woningen aangepast. Hiervoor is de aanduiding 'aantal (2)' opgenomen. Het bestemmingsvlak 'Wonen - 1' wordt ingekort, hiervoor wordt de bestemming 'Agrarisch' opgenomen. Voor het overige blijft het moederplan onverkort in stand.

Voor de duidelijkheid (zichtbaarheid) zijn de overige bestemmingen en aanduidingen die op het perceel blijven rusten, opgenomen in dit plan.

Hoofdstuk 3 Uitvoerbaarheid

3.1 Economische uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient een onderzoek te worden ingesteld naar de uitvoerbaarheid van het plan.

Dit wijzigingsplan regelt alleen het opnemen van de aanduiding voor het aantal woningen. De locatie behoudt de overige bestemmingen en aanduidingen.

De kosten die verbonden zijn aan de bestemmingsplanwijziging en de uitvoering van het wijzigingsplan zijn voor rekening van initiatiefnemer. Ook is tussen de gemeente en initiatiefnemer een planschadeovereenkomst afgesloten. Een beschrijving van de economische uitvoerbaarheid wordt derhalve achterwege gelaten.

Het is in dit geval niet nodig om een exploitatieplan op- en vast te stellen.

3.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het wijzigingsplan 'Buitengebied, Schapendijk 4 te Punthorst' is conform artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening voorbereid met de procedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Dat betekent dat er gelegenheid is gegeven voor het indienen van zienswijzen.

Er is één zienswijze ingediend door de Gasunie. Zie hiervoor het vaststellingsbesluit. Naar aanleiding hiervan is in het kader van externe veiligheid een kwantitatieve risicoanalyse uitgevoerd in verband met de nabijgelegen gasleiding. Paragraaf 2.3 is hierop aangepast en de analyse is toegevoegd in Bijlage 4. Hieruit blijkt dat er geen belemmeringen zijn vanuit het oogpunt van externe veiligheid voor de woningsplitsing.

20 mei 2014.