1.1. plan:
het bestemmingsplan ‘Buitengebied, partiële herziening Veldhuisweg 1 te IJhorst’ met
identificatienummer NL.IMRO.0180.5102019006-VS01 van de gemeente Staphorst,;
1.2. bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en eventuele bijlagen;
1.3. aan- of uitbouw:
een voor bewoning bestemd gebouw dat een gebruikseenheid vormt met een woning,
bedrijfs-, dienstwoning of recreatiewoning, dat in de maatvoering daarvan kan worden
onderscheiden en dat meetelt met de kubieke meters wat betreft de (maximale) inhoud
van de desbetreffende woning;
1.4. aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge
de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van
deze gronden;
1.5. aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding in dien het een vlak betreft;
1.6. aanduidingsvlak:
een op de verbeelding aangegeven vlak met eenzelfde aanduiding, begrensd door een
aanduidingsgrens;
1.7. aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten:
het verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke -geheel of overwegend
door middel van handwerk uit te oefenen- bedrijvigheid, waarbij de woning in
overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende bedrijfsactiviteiten
een ruimtelijke uitstraling hebben die in overeenstemming is met de woonfunctie;
1.8. aan huis verbonden beroep:
een dienstverlenend beroep, waaronder mede wordt begrepen een kapper,
schoonheidsspecialist, hondentrimmer en naar de aard daarmee gelijk te stellen
beroepen, welke op kleine schaal in een woning en/of daarbij behorende bijgebouwen
worden uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt
en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in
overeenstemming is met de woonfunctie;
1.9. afhankelijke woonruimte:
een bijgebouw die qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de (bedrijfs)woning en
waarin (een gedeelte van) een huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;
1.10. agrarisch bedrijf:
een aan het buitengebied gebonden bedrijf, als inrichting aangewezen volgens het Besluit
Omgevingsrecht, Bijlage 1, en waarvan de bedrijfsomvang minimaal 10 nge (Nederlandse
grootte eenheden) bedraagt en waar uitsluitend of in hoofdzaak door middel van het telen
van gewassen en/of het houden van dieren producten worden voortgebracht, waaronder
mede wordt verstaan de met die activiteiten vergelijkbare activiteiten, zoals een
productiegerichte paardenhouderij, inclusief pensionstal of een boomkwekerij;
1.11. bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.12. bebouwingspercentage:
een in het plan aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein
aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
1.13. bed and breakfast:
een kleinschalige aan de woonfunctie ondergeschikte accommodatie voor uitsluitend
logies en ontbijt, die geschikt is voor maximaal vier personen, verdeeld over maximaal
twee slaapkamers en is bedoeld voor doorstroom in de recreatieve verhuur;
1.14. bestaand(e):
- het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning;
- het onder a bedoelde geldt niet voor zover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan, of een andere planologische procedure;
1.15. bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.16. bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming, indien en voor zover twee
bestemmingsvlakken door aanpijling met elkaar verbonden zijn, worden deze aangemerkt
als zijnde één bestemmingsvlak;
1.17. bijgebouw:
een niet voor bewoning bestemd vrijstaand, dan wel aangebouwd gebouw dat dienstbaar
is aan de burgerwoning, een bedrijfs- of dienstwoning of recreatiewoning, en dat door de
maatvoering daarvan kan worden onderscheiden, zoals een garage bijkeuken, schuur of
berging; VAB's aanwezig op woonbestemmingen worden eveneens aangemerkt als
bijgebouw;
1.18. bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het
vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of
veranderen en vergroten van een standplaats;
1.19. bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.20. bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering op gelijke
bouwhoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane
grond en met uitsluiting van onderbouw en kapverdieping;
1.21. bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar
behorende bebouwing is toegelaten;
1.22. bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.23. bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de
regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.24. bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij
direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op
de grond;
1.25. detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het
verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik,
verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.26. dienstverlenend bedrijf:
een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van
economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen
kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te
stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een
seksinrichting;
1.27. erfinrichtingsplan:
een plan dat de (her)inrichting van een erf omvat, dat doorgaans betrekking heeft op
bestaande en nieuwe gebouwen, beplanting, erfverharding, ontsluiting en parkeren;
1.28. gebouw:
elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met
wanden omsloten ruimte vormt;
1.29. hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel in architectonisch opzicht, dan wel gelet op de
bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;
1.30. inwoning:
twee huishoudens in één woning;
1.31. kampeermiddelen:
tenten, tentwagens, kampeerauto's of caravans dan wel andere onderkomens of andere
voertuigen, gewezen voertuigen of gedeelten daarvan, voor zover niet als bouwwerk aan
te merken, die geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of ingericht dan wel worden
gebruikt voor recreatief nachtverblijf dan wel voor nachtverblijf van personeel, werkzaam
op het kampeerterrein waar deze onderkomens of voertuigen zijn geplaatst;
1.32. kampeerterrein:
een terrein ter beschikking gesteld voor het plaatsen, dan wel geplaatst houden van
kampeermiddelen;
1.33. landschappelijke waarden:
aan een gebied toegekende waarden in verband met de waarneembare
verschijningsvormen van dat gebied;
1.34. mantelzorg:
het anders dan bedrijfsmatig bieden van zorg aan een of meer leden van een
huishouding, die hulpbehoevend is of zijn op fysiek, psychisch en/of sociaal vlak;
1.35. natuurlijke waarden:
aan een gebied toegekende waarde in verband met de geologische, bodemkundige en
biologische elementen, voorkomend in dat gebied;
1.36. onderbouw:
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant
minder dan 1,2 m boven peil is gelegen;
1.37. overkapping:
een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en niet slechts of gedeeltelijk
met maximaal twee wanden is omsloten;
1.38. paardrijbak:
buitenrijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten, voorzien van een zandbed en al dan
niet voorzien van een omheining;
1.39. peil:
- voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst, de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst, de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
1.32. schuilstal:
een niet voor bewoning, al dan niet in het kader van een agrarisch bedrijf bestemd
gebouw dat dient voor het onderbrengen van vee tegen weersinvloeden;
1.33. seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang
alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van
erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval
verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop,
sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.34. standplaats:
een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen
aanwezig zijn die op het leidingennet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen
of van gemeenten kunnen worden aangesloten;
1.35. vrijstaand gebouw:
een niet met het (hoofd)gebouw verbonden gebouw, dat zowel ruimtelijk als functioneel
ondergeschikt is aan het op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw en ten dienste
staat van dat (hoofd)gebouw;
1.36. voorgevel:
de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een gebouw met
meerdere zijden aan een openbare weg grenst, de als zodanig door burgemeester en
wethouders aan te wijzen gevel;
1.37. VAB (voormalig agrarische bedrijfsbebouwing):
een gebouw of onderdeel daarvan dat in het verleden voor agrarisch gebruik heeft
gediend, dat daarvoor niet langer in gebruik is;
1.38. windturbine:
een bouwwerk ten behoeve van de opwekking van windenergie;
1.39. woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk
huishouden;
1.40. woonwagen:
een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn
geheel of in delen kan worden verplaatst;