direct naar inhoud van Artikel 6 Wonen - 1
Plan: Buitengebied, partiële herziening Schotsweg 5 (Rood voor Rood)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0180.5102012009-VS01

Artikel 6 Wonen - 1

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep of aan huis verbonden bedrijfs- of kantooractiviteiten, bed and breakfast in het hoofdgebouw, alsmede bestaande bedrijven;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. wijnhandel, proeverij en gastenverblijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'recreatie';
  • c. uitsluitend opslag ten behoeve van wijnhandel als bedoeld onder b, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - wijnopslag';

alsmede voor:

  • d. het behoud van de uitwendige hoofdvorm van gebouwen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';

met de daarbij behorende:

  • e. gebouwen;
  • f. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
  • g. tuinen, erven en terreinen;
  • h. bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  • i. nutsvoorzieningen.
6.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:
    • 1. het aantal woningen bedraagt niet meer dan het bestaande aantal woningen per bestemmingsvlak;
    • 2. de afstand van een woning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen;
    • 3. de inhoud van een hoofdgebouw, inclusief aangebouwde of vrijstaande bijgebouwen, bedraagt ten hoogste 1.100 m³, met dien verstande dat de gezamenlijke inhoud van bijgebouwen niet meer mag bedragen dan de inhoud van het bestaande hoofdgebouw;
    • 4. in afwijking van het bepaalde onder 3 is de bestaande inhoud aan hoofd- en bijgebouwen toegestaan, indien deze meer bedraagt dan 1.100 m³, waarbij geldt dat de bebouwing slechts mag worden teruggebouwd naar exacte situering, afmetingen ten aanzien van goot- en nokhoogten en dakhelling, een en ander conform de destijds verleende vergunning;
    • 5. in afwijking van het bepaalde onder 3, geldt voor woningen, niet zijnde het voorhuis van een bestaande boerderij of een gesplitste woning, waarvan de inhoud in de bestaande situatie kleiner is dan 400 m³ dat de inhoud van het hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 600 m³ en de totale oppervlakte aan bijgebouwen niet meer bedraagt dan 50 m², dan wel niet meer dan de bestaande oppervlakte;
    • 6. de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen dan wel niet meer dan de goothoogte van het bestaande gebouw indien deze meer bedraagt;
    • 7. de bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen, dan wel niet meer dan de bouwhoogte van het bestaande gebouw indien deze meer bedraagt;
    • 8. de dakhelling bedraagt minimaal 30º dan wel de bestaande dakhelling indien deze minder bedraagt;
    • 9. in afwijking van bovenstaande geldt ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' dat de goot- en bouwhoogten ten hoogste de bestaande goot- en bouwhoogten bedragen.
  • b. Voor het bouwen van vrijstaande bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
    • 1. deze bouwwerken mogen niet minder dan 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd, dan wel niet minder dan de afstand van het bestaande bijgebouw of overkapping tot (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw indien deze minder bedraagt;
    • 2. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer dan respectievelijke 3 m en 6 m bedragen;
    • 3. de afstand van bijgebouwen en overkappingen tot de woning bedraagt maximaal 20 m;
    • 4. de oppervlakte aan overkappingen bedraagt niet meer dan 50 m², dan wel niet meer dan de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt;
    • 5. de dakhelling van bijgebouwen bedraagt minimaal 30º dan wel de bestaande dakhelling indien deze minder bedraagt;
    • 6. van een bouwperceel mag niet meer dan 50% worden bebouwd;
    • 7. deze bouwwerken mogen niet worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen uitgesloten'.
  • c. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van wijnhandel, proeverij en gastenverblijf als bedoeld in lid 6.1 onder b en opslag ten behoeve van wijnhandel als bedoeld in lid 6.1 onder c gelden de volgende regels:
    • 1. deze gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding -1' en 'specifieke vorm van wonen - wijnopslag' worden gebouwd;
    • 2. de oppervlakte en goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte en goot- en bouwhoogte.
  • d. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde (niet zijnde overkappingen), gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt voor de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m en daarachter ten hoogste 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte op zijerven die grenzen aan een openbare weg of openbaar groengebied op een afstand van 1 m of minder uit de perceelgrens ten hoogste 1 m bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen.
6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

      • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
      • het straat- en bebouwingsbeeld;
      • de verkeersveiligheid;

nadere eisen stellen aan:

  • a. de plaats en de bouwhoogte van gebouwen en andere bouwwerken;
  • b. de plaats van gebouwen in die zin dat de hoofdgebouwen in de rooilijn dienen te worden gebouwd;
  • c. de plaats van bijgebouwen en aan- of uitbouwen die zijn gelegen binnen een afstand van 3 m uit de perceelsgrens;
  • d. de plaats van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen.
6.4 Afwijken van de bouwregels

Bij gebruikmaking van de bevoegdheid bij een omgevingsvergunning af te wijken van de bouwregels worden de algemene toetsingscriteria afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden als genoemd in lid 14.2 gehanteerd. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 6.2, sub a, onder 1:
    voor het realiseren/de bouw van meerdere woningen in een bestaand hoofdgebouw (woningsplitsing), met dien verstande dat:
    • 1. de inhoud van iedere woning niet minder dan 500 m³ bedraagt;
    • 2. het totaal aantal woningen in een bestaand hoofdgebouw maximaal drie bedraagt;
    • 3. per hoofdgebouw ten minste twee parkeerplaatsen op eigen erf worden gerealiseerd;
    • 4. de bouwmassa en karakteristieke hoofdvorm van de oorspronkelijke boerderij of woning na splitsing gehandhaafd blijft;
    • 5. de geluidsbelasting op de nieuwe woning(en) niet meer bedraagt dan de daarvoor geldende voorkeurswaarde of een hoger verkregen grenswaarde zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;
    • 6. ter plekke een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd en omliggende bedrijven niet onevenredig worden aangetast in de bedrijfsvoering;
    • 7. de ontsluiting plaatsvindt via de bestaande in-/uitrit;
    • 8. eventueel op het perceel voorkomende voormalig agrarische bebouwing geheel wordt gesloopt met uitzondering van karakteristieke gebouwen;
    • 9. de oppervlakte aan vrijstaande bijgebouwen per woning niet meer dan 75 m² mag bedragen;
    • 10. een verzoek om omgevingsvergunning gepaard gaat met een voorstel tot deling van het perceel en de bijbehorende vrijstaande bijgebouwen en overkappingen;
    • 11. aan de te verlenen omgevingsvergunning voorwaarden kunnen worden verbonden ten aanzien van sloop, erfinrichting, beplanting en realisatie parkeerplekken;
  • b. lid 6.2, sub a, onder 3:
    en toestaan dat de bestaande bebouwingsoppervlakte ten behoeve van bestaande bedrijven wordt uitgebreid met maximaal 25%, mits investering in de ruimtelijke kwaliteit plaatsvindt en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    • 2. het landschaps- en bebouwingsbeeld;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de verschijningsvorm van karakteristieke panden;
  • c. lid 6.2, sub a, onder 3:
    en toestaan dat tot 250 m² aan bijgebouwen bij een woning wordt gebouwd, mits:
    • 1. investering in de ruimtelijke kwaliteit plaatsvindt;
    • 2. de gebouwen worden gebruikt voor onderhoud van het landelijk gebied of stalruimte voor het hobbymatig houden van dieren;
    • 3. elders in het buitengebied ten minste 3 maal de oppervlakte aan extra bijgebouwen gesloopt wordt, in de vorm van voormalig agrarische bedrijfsgebouwen;
    • 4. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
      de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
      het landschaps- en bebouwingsbeeld;
      de verkeersveiligheid;
      de verschijningsvorm van karakteristieke panden;
    • 5. niet tevens gebruik wordt gemaakt van de regeling als bedoeld onder sub e;
  • d. lid 6.2, sub a, onder 3, 4 en 5:
    voor het toestaan van een grotere oppervlakte aan bijgebouwen, te realiseren via vervangende herbouw (saneringsregeling) van bijgebouwen met dien verstande dat:
    • 1. alle bijgebouwen moeten worden gesloopt, slechts met uitzondering van karakteristieke bijgebouwen;
    • 2. een vervangende bouw van bijgebouwen eenmalig per bouwperceel mag plaatsvinden tot een maximuminhoud van 50% van de bestaande inhoud aan bijgebouwen dat aanwezig is boven de 1.100 m³, met dien verstande dat de totale oppervlakte aan bijgebouwen bij het hoofdgebouw na toepassing van de saneringsregeling niet meer bedraagt dan 350 m²;
    • 3. er sprake moet zijn van een verbetering van de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteit.
    • 4. aan de te verlenen omgevingsvergunning voorwaarden kunnen worden verbonden ten aanzien van sloop, erfinrichting, beplanting en realisatie parkeerplekken;
  • e. lid 6.2, sub a, onder 3 en 4:
    voor het toestaan van een grotere inhoud aan bijgebouwen, te realiseren via compensatie van veldschuren, met dien verstande dat:
    • 1. elders in het buitengebied een landschapsontsierende schuur wordt gesloopt;
    • 2. de oppervlakte van het bijgebouw niet meer mag bedragen dan de oppervlakte van de gesloopte schuur, waarbij het totale maximum aan bijgebouwen bij de woning niet meer dan 250 m² bedraagt;
    • 3. er sprake moet zijn van een verbetering van de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteit op het erf waar het nieuwe bijgebouw wordt gebouwd;
    • 4. aan de te verlenen omgevingsvergunning kunnen voorwaarden worden verbonden ten aanzien van sloop, erfinrichting, beplanting en realisatie parkeerplekken;
    • 5. niet tevens gebruik wordt gemaakt van de regeling als bedoeld onder sub c;
  • f. lid 6.2, sub a, onder 6 en 7:
    ten behoeve van een grotere goot- en bouwhoogte indien daardoor de maatvoering beter aansluit bij de omliggende bebouwing;
  • g. lid 6.2, sub b, onder 1 en 2:
    ten behoeve van een andere situering van een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping mits de situering daarvan beter aansluit bij de omliggende bebouwing;
  • h. lid 6.2, sub c, onder 2:
    en toestaan dat lichtmasten worden geplaatst bij paardrijbakken, mits:
    • 1. de hoogte maximaal 4 m bedraagt;
    • 2. het aantal niet meer dan zes bedraagt;
    • 3. de lichtmasten uitsluitend zijn gericht op de paardrijbak;
    • 4. deze voldoen aan de milieukwaliteitseisen onder de specifieke gebruiksregels.
6.5 Specifieke gebruiksregels
6.5.1 Toegestaan gebruik
  • a. Het gebruik van de gronden en gebouwen voor hobbymatige agrarische activiteiten, waaronder het houden van paarden, is toegestaan, mits niet meer dan 75 m² van het bebouwde oppervlak voor deze activiteiten wordt gebruikt.
  • b. Het gebruik van de gronden als paardrijbak is toegestaan, mits de paardenbak:
    • 1. achter het hoofdgebouw is gesitueerd;
    • 2. ten minste 50 m verwijderd ligt van een woning van derden;
    • 3. een oppervlakte heeft van maximaal 800 m².
  • c. Het gebruik van de woning voor een aan huis verbonden beroep en aan huis verbonden bedrijfs- of kantooractiviteiten is uitsluitend toegestaan voorzover de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd en geen ernstige hinder of afbreuk aan het woonmilieu wordt gedaan. Dit betekent dat:
    • 1. de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin primair moet blijven;
    • 2. aan huis verbonden activiteiten uitsluitend inpandig mogen worden verricht;
    • 3. maximaal 75 m² van de oppervlakte van hoofd- en bijgebouwen mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het beroep of bedrijf;
    • 4. degene die de gebruiker is van de woning ook degene moet zijn die het aan huis verbonden beroep of bedrijf uitoefent;
    • 5. behoudens een beperkte verkoop in het klein, in direct verband met het aan huis verbonden beroep, geen detailhandel mag plaatsvinden;
    • 6. indien sprake is van een kantoorfunctie ter plekke een goed leefklimaat is te garanderen alsmede dat omliggende bedrijven niet onevenredig in de bedrijfsvoering worden geschaad;
    • 7. uitsluitend bescheiden reclame is toegestaan;
    • 8. ten aanzien van de aard van bedrijfsactiviteiten categorie 1 en 2 bedrijven zijn toegestaan welke staan genoemd in de staat van bedrijven in bijlage 1 of daarmee naar aard en omvang vergelijkbaar zijn;
    • 9. het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeersituatie ter plaatse; ten aanzien van het laatste geldt als uitgangspunt dat er dient te worden geparkeerd op eigen terrein.
  • d. Het gebruik van verlichting voor een paardrijbak, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. er mag niet meer dan 60 lux/m² worden geproduceerd, gemeten 1 m boven de bodem van de paardrijbak;
    • 2. de verlichting mag niet worden gebruikt tussen 23.00 uur en 07.00 uur.
6.5.2 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. het gebruik van onbebouwd blijvende gronden voor de opslag van goederen, waaronder mede begrepen voertuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond- en bodemspecie en puin- en vuilstortingen;
  • b. het splitsen van een woning in meer dan één woning;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden, met uitzondering van het gebruik van het hoofdgebouw voor een bed and breakfastvoorziening;
  • d. permanente bewoning van gebouwen anders dan het hoofdgebouw;
  • e. het gebruik van verlichting voor een paardrijbak, anders dan bedoeld in lid 6.5.1, sub d;
  • f. het gebruik van gronden en gebouwen voor bedrijfsactiviteiten anders dan die zijn toegestaan in lid 6.1;
  • g. het gebruik van gronden voorzover deze zijn gelegen binnen een afstand van 50 m van de bouwperceelgrenzen van naastgelegen agrarische bedrijven voor nieuwe geurgevoelige objecten als bedoeld in artikel 1 van de Wet geurhinder en veehouderij.
6.5.3 Voorwaardelijke verplichting

Gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - wijnopslag', mogen niet langer dan gedurende twee jaar worden gebruikt ten behoeve van de in de lid 6.1 onder c bedoelde functies, met dien verstande dat dit verbod niet geldt voor zover landschappelijke inpassing heeft plaatsgevonden binnen de bestemming Groen, overeenkomstig het daartoe opgestelde landschappelijk inrichtingsplan (bijlage 2).

6.6 Afwijken van de gebruiksregels

Bij gebruikmaking van de bevoegdheid bij een omgevingsvergunning af te wijken

van de bouwregels worden de algemene toetsingscriteria afwijkings- en

wijzigingsbevoegdheden als genoemd in lid 14.2 gehanteerd. Het bevoegd gezag zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  • a. lid 6.5.2, sub d:
    voor het gebruik van een bijgebouw voor zelfstandige bewoning in het kader van mantelzorg, met dien verstande dat:
    • 1. een verzoek om deze omgevingsvergunning schriftelijk wordt ingediend en uit de aanvraag de behoefte aan mantelzorg blijkt van de persoon of personen voor wie de afhankelijke woonruimte is bedoeld;
    • 2. de geluidsbelasting op de woning in het bijgebouw niet meer mag bedragen dan de daarvoor geldende voorkeurswaarde of een hoger verkregen grenswaarde, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;
    • 3. er ter plekke een goed woon- en leefklimaat valt te garanderen;
    • 4. de verleende omgevingsvergunning door het bevoegd gezag wordt ingetrokken indien de noodzaak van mantelzorg niet meer aanwezig is;
    • 5. de omgevingsvergunning geen negatieve invloed mag hebben op de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bedrijven;
  • b. lid 6.5.2, sub d:
    en toestaan dat de bestaande bijgebouwen gebruikt worden als bed and breakfast, mits:
    • 1. aantoonbaar sprake is van kortdurend verblijf;
    • 2. er sprake is van een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit op het erf;
    • 3. omliggende bedrijven niet in de ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • c. lid 6.5.2, sub g:
    en toestaan dat VAB's worden gebruikt voor bedrijven behorende tot de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Staat van bedrijven, mits:
    • 1. wordt voldaan aan de voorwaarden uit het VAB-beleid, zoals opgenomen in bijlage 3;
    • 2. er wordt geïnvesteerd in ruimtelijke kwaliteit.