direct naar inhoud van Artikel 40 Wonen - 3
Plan: Bestemmingsplan Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0180.5102011001-VS01

Artikel 40 Wonen - 3

40.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'wonen - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen al dan niet in combinatie met:
  • een aan huis verbonden beroep;
  • een bed and breakfast;
  • een bedrijf aan huis, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf aan huis';
  • b. detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  • c. galerie en uitgeverij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – galerie en uitgeverij';

met de daarbij behorende:

  • d. gebouwen;
  • e. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
  • f. tuinen, erven en terreinen;
  • g. bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  • h. nutsvoorzieningen.
40.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
  • 1. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • 2. het aantal woningen mag niet meer dan twee per bouwvlak bedragen, dan wel niet meer dan het bestaande aantal per bouwvlak;
  • 3. in het geval meerdere woningen per bouwvlak worden gebouwd dienen de woningen aaneen gebouwd te worden dan wel overeenkomstig de bestaande situatie;
  • 4. de goothoogte van hoofdgebouwen en daarvan onderdeel uitmakende aan- of uitbouwen mag over ten minste 80% van het bebouwde oppervlak niet meer dan 3,5 m en niet meer dan 4,5 m bedragen, dan wel niet meer dan de goothoogte van het bestaande gebouw indien deze meer bedraagt;
  • 5. de bouwhoogte van hoofdgebouwen en daarvan onderdeel uitmakende aan- of uitbouwen mag niet meer dan 10 m bedragen, dan wel niet meer dan de bouwhoogte van het bestaande gebouw indien deze meer bedraagt;
  • 6. de dakhelling bedraagt over ten minste 80% van het bebouwde oppervlak minimaal 30° en maximaal 40°, dan wel de bestaande dakhelling indien deze minder bedraagt;
  • 7. de afstand van een vrijstaande woning, dan wel de niet aaneen gebouwde zijde van een aaneen gebouwde woning en daarvan onderdeel uitmakende aan- of uitbouwen tot de zijdelingse bouwperceelsgrens mag niet minder dan 3 m bedragen, dan wel niet minder dan de afstand van het bestaande gebouw tot die perceelsgrens indien deze minder bedraagt;
  • 8. de afstand tussen de voor- en achtergevel van een hoofdgebouw en daarvan onderdeel uitmakende aan- of uitbouwen bedraagt niet meer dan 15 m, met dien verstande dat de afstand tussen de achtergevel en de achterbouwperceelsgrens niet minder dan 8 m bedraagt;
  • 9. voor bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
  • A. deze bouwwerken mogen niet minder dan 4 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd, dan wel niet minder dan de afstand van de bestaande aan- en uitbouw, bijgebouw of overkapping tot (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw indien deze minder bedraagt;
  • B. de goothoogte mag niet meer dan 3,3 m bedragen, dan wel de bestaande goothoogte, indien deze meer bedraagt;
  • C. de bouwhoogte mag niet meer dan 6,6 m bedragen, dan wel de bestaande bouwhoogte, indien deze meer bedraagt;
  • D. deze bouwwerken mogen uitsluitend op de perceelgrens of op minimaal 1 m uit de perceelgrens worden gebouwd;
  • E. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer dan 75 m², dan wel niet meer dan de bestaande bebouwingsoppervlakte indien deze meer is, bedragen;
  • 10. in afwijking van het gestelde onder sub 7 en 8 mogen aan- en uitbouwen ook dichter op de zijdelingse en achterbouwperceelsgrens worden gebouwd onder de voorwaarden dat deze aan- en uitbouwen dan voldoen aan het gestelde onder 9 A tot en met E;
  • 11. van een bouwperceel mag niet meer dan 50% worden bebouwd, dan wel niet meer dan het bestaande percentage indien deze meer bedraagt.
  • b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde (niet zijnde overkappingen), gelden de volgende regels:
  • 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • 2. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.
40.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;

nadere eisen stellen aan:

  • a. de plaats van gebouwen in die zin dat de hoofdgebouwen in de naar de weg gekeerde bouwgrens moeten worden gebouwd;
  • b. de plaats van bijgebouwen en aan- of uitbouwen die zijn gelegen binnen een afstand van 3 m uit de perceelsgrens;
  • c. de plaats van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen.
40.4 Afwijken van de bouwregels

Bij gebruikmaking van de bevoegdheid bij een omgevingsvergunning af te wijken van de bouwregels worden de algemene toetsingscriteria afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden als genoemd in lid 60.2 gehanteerd.

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;

bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 40.2, sub a, onder 1 en 9A:

voor de bouw van erkers en toegangsportalen voor de naar de weg gekeerde gevel tot een diepte van 1,5 m gemeten vanuit de naar de weg gekeerde gevel en voor maximaal 50% van de breedte van de gevel met een bouwhoogte van maximaal 3 m;

  • b. lid 40.2, sub a, onder 1 en 9A:

voor de bouw van aan- en uitbouwen, bijgebouwen of overkappingen op niet minder dan 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel;

  • c. lid 40.2, sub a, onder 1 en 9A:

voor de bouw van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij hoekwoningen, mits:

  • 1. de afstand tot de grenzen van het bouwperceel minimaal 3 m bedraagt;
  • 2. de afstand tot de voorgevel minimaal 1 m bedraagt;
  • 3. het stedenbouwkundige beeld c.q. het straatbeeld niet onevenredig wordt aangetast.
40.5 Specifieke gebruiksregels
40.5.1 Toegestaan gebruik

Het gebruik van de woning voor een aan huis verbonden beroep is uitsluitend toegestaan voor zover de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd en geen ernstige hinder of afbreuk aan het woonmilieu wordt gedaan. Dit betekent dat:

  • a. de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin primair moet blijven;
  • b. aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het beroep uitsluitend inpandig in bestaande gebouwen mogen worden verricht;
  • c. maximaal 50% van de oppervlakte van hoofd- en bijgebouwen mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het beroep met een maximum van 50 m²;
  • d. degene die de gebruiker is van de woning ook degene moet zijn die het aan huis verbonden beroep uitoefent;
  • e. de ruimtelijke uitstraling van de activiteiten qua aard, omvang en intensiteit verenigbaar moet zijn met het karakter van de omringende woonomgeving;
  • f. behoudens een beperkte verkoop in het klein, in direct verband met het aan huis verbonden beroep of bedrijf, geen detailhandel mag plaatsvinden, met uitzondering ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  • g. het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeersituatie ter plaatse; ten aanzien van het laatste geldt als uitgangspunt dat er dient te worden geparkeerd op eigen terrein.
40.5.2 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen het gebruik van onbebouwd blijvende gronden voor de opslag van goederen, waaronder mede begrepen voertuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond- en bodemspecie en puin- en vuilstortingen.