direct naar inhoud van Artikel 39 Wonen - 2
Plan: Bestemmingsplan Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0180.5102011001-VS01

Artikel 39 Wonen - 2

39.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;

met de daarbij behorende:

  • b. gebouwen;
  • c. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
  • d. tuinen, erven en terreinen;
  • e. bouwwerken geen gebouwen zijnde.
39.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
  • 1. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat de woningen vrijstaand worden gebouwd;
  • 2. het aantal vrijstaande woningen per bouwperceel bedraagt niet meer dan één, met dien verstande dat op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' ten hoogste dat aantal vrijstaande woningen mag worden gebouwd;
  • 3. de goothoogte van hoofdgebouwen mag niet minder dan 2 m en niet meer dan 3 m bedragen;
  • 4. de inhoud van hoofdgebouwen bedraagt maximaal 400 m³.
  • b. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
  • 1. de gezamenlijke oppervlakte bedraagt niet meer dan 35 m², dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt;
  • 2. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt niet meer dan 3 m;
  • 3. de afstand van aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt ten minste 1 m, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd.
  • c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
  • 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen.
39.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de verschijningsvorm van monumentale en karakteristieke panden;

nadere eisen stellen aan de plaats van gebouwen in die zin dat de hoofdgebouwen in de naar de weg gekeerde bouwgrens moeten worden gebouwd.