direct naar inhoud van Artikel 29 Recreatie - Verblijfsrecreatie
Plan: Bestemmingsplan Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0180.5102011001-VS01

Artikel 29 Recreatie - Verblijfsrecreatie

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'recreatie - verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. recreatieparken met bijbehorende recreatiewoningen en standplaatsen voor kampeermiddelen;
  • b. kampeerterreinen;
  • c. beheer en dienstverlening, waaronder mede een kantine/restaurant wordt verstaan, sanitaire voorzieningen en onderhoud;
  • d. het wonen ten behoeve van de recreatievoorzieningen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep of bedrijf;
  • e. bestaande groepsaccommodatie;
  • f. natuurkampeerterreinen;

met de daarbij behorende:

  • g. gebouwen, waaronder overkappingen;
  • h. bedrijfswoningen;
  • i. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning;
  • j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • k. groenvoorzieningen;
  • l. nutsvoorzieningen;
  • m. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  • n. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • o. parkeervoorzieningen;

met dien verstande dat:

  • p. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – 1', dan wel conform de bestaande situatie stacaravans zijn toegestaan;
  • q. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning uitgesloten' geen recreatiewoningen zijn toegestaan;
  • r. sprake moet zijn van een bedrijfsmatige exploitatie, met uitzondering van bestaande niet bedrijfsmatig geëxploiteerde park(gedeelt)en.
29.2 Bouwregels
  • a. Ondergronds bouwen door het aanbrengen van een woonlaag onder recreatiewoningen en (sta)caravans is niet toegestaan.
  • b. Voor het bouwen van recreatiewoningen gelden de volgende regels:
  • 1. het aantal recreatiewoningen per bruto hectare bedraagt niet meer dan 25, dan wel het bestaande aantal, indien deze meer bedraagt, met dien verstande dat de oppervlakte van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning uitgesloten' hierbij niet dient te worden meegerekend;
  • 2. de inhoud van een recreatiewoning, inclusief aanbouwen en (vrijstaande) bijgebouwen bedraagt niet meer dan 250 m³, dan wel de bestaande inhoud, indien deze meer bedraagt;
  • 3. de inhoud van de bestaande groepsaccommodatie bedraagt niet meer dan de bestaande inhoud;
  • 4. de goothoogte van recreatiewoningen bedraagt niet meer dan 3,5 m, dan wel de bestaande goothoogte, indien deze meer bedraagt;
  • 5. de dakhelling van recreatiewoningen bedraagt ten minste 30°, dan wel de bestaande dakhelling voor zover deze minder bedraagt;
  • 6. overkappingen bij een recreatiewoning zijn niet toegestaan.
  • c. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen ten behoeve van beheer en dienstverlening gelden de volgende regels:
  • 1. voor zover in een bestemmingsvlak bouwvlakken zijn opgenomen dienen de gebouwen en overkappingen binnen deze bouwvlakken te worden gebouwd, met dien verstande dat in dat geval de totale oppervlakte aan gebouwen niet meer mag bedragen dan 2.550 m²;
  • 2. voor zover geen bouwvlakken zijn opgenomen in een bestemmingsvlak bedraagt de oppervlakte van gebouwen en overkappingen per recreatiepark niet meer dan 115% van het bestaande oppervlak;
  • 3. de goothoogte bedraagt niet meer dan 4 m, dan wel de bestaande goothoogte, indien deze meer bedraagt;
  • 4. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 8 m, dan wel de bestaande bouwhoogte, indien deze meer bedraagt.
  • d. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van bedrijfswoningen en overkappingen gelden de volgende regels:
  • 1. het aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan één per recreatieterrein bedragen, dan wel het bestaande aantal, indien deze meer bedraagt;
  • 2. de inhoud van een bedrijfswoning inclusief aanbouwen en vrijstaande bijgebouwen, niet zijnde bedrijfsgebouwen, mag niet meer dan 1.100 m³ bedragen, dan wel de bestaande inhoud, indien deze meer bedraagt;
  • 3. de goot- en bouwhoogte van bedrijfswoningen bedragen respectievelijk niet meer dan 4 m en 10 m, dan wel niet meer dan de bestaande goot- en bouwhoogte, indien deze meer bedragen;
  • 4. de goot- en bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning bedragen respectievelijk niet meer dan 3 m en 6 m, dan wel niet meer dan de bestaande goot- en bouwhoogte, indien deze meer bedragen;
  • 5. de dakhelling van bedrijfswoningen bedraagt ten minste 30° en de dakhelling van bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning bedraagt ten minste 20°, dan wel de bestaande dakhelling voor zover deze minder bedraagt, met dien verstande dat de dakhelling over een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 25 m² minder mag bedragen.
  • e. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
  • de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 6,5 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen niet meer dan 2 m mag bedragen.
29.3 Afwijken van de bouwregels

Bij gebruikmaking van de bevoegdheid bij een omgevingsvergunning af te wijken van de bouwregels worden de algemene toetsingscriteria afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden als genoemd in lid 61.2 gehanteerd.

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • de natuurlijke en landschappelijke waarden;
  • een goede landschappelijke inpassing;
  • de milieusituatie;
  • de verkeers- en parkeersituatie;

bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 29.2, sub b, onder 2:

voor uitbreiding van de inhoud van een recreatiewoning tot 300 m3 , mits:

  • 1. deze uitbreiding benodigd is voor het inspelen op de behoeftes uit de recreatieve markt;
  • 2. een aanvraag toeziet op minimaal 10 recreatiewoningen;
  • 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van omliggende verblijfsrecreatieve percelen;
  • 4. wordt geïnvesteerd in ruimtelijke kwaliteit en de landschappelijke inpassing van de percelen;
  • b. lid 29.2, sub c, onder 2:

en toestaan dat de bestaande oppervlakte aan bedrijfsbebouwing binnen het bestemmingsvlak worden uitgebreid met maximaal 25%, mits:

  • 1. geen sprake is van VAB;
  • 2. investering in de ruimtelijke kwaliteit plaatsvindt ;
  • 3. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het landschaps- bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de verschijningsvorm van karakteristieke panden;
  • c. lid 29.2, sub c, onder 2:

en toestaan dat de bestaande bebouwingsoppervlakte binnen het bestemmingsvlak worden uitgebreid met maximaal 50%, mits het gehele recreatiepark van een ruimtelijke kwaliteitsimpuls conform de provinciale richtlijnen (Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving) wordt voorzien, hetgeen dient te blijken uit een integraal ruimtelijk verbeteringsplan en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • 2. het landschaps- bebouwingsbeeld;
  • 3. de verkeersveiligheid;
  • 4. de verschijningsvorm van karakteristieke panden;
  • d. lid 29.2, sub d, onder 1:

en toestaan dat een tweede bedrijfswoning wordt gebouwd, mits:

  • 1. is aangetoond dat de tweede bedrijfswoning bedrijfseconomisch noodzakelijk is voor het extra toezicht op het bedrijf;
  • 2. is aangetoond dat geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • 3. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing;
  • 4. de geluidsbelasting van het geluidsgevoelige gebouw niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere waarde;
  • e. lid 29.2, sub d, onder 5:

en een lagere dakhelling toestaan van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen mits hierbij wordt aangesloten bij de dakhelling van de reeds bestaande bebouwing en de dakhelling minimaal 15° bedraagt;

  • f. lid 29.2, sub d, onder 5:

en een lagere dakhelling toestaan van ondergeschikte bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen (zoals carports, garages en een tussenlid).

29.4 Specifieke gebruiksregels
29.4.1 Toegestaan gebruik

Het gebruik van de woning voor een aan huis verbonden beroep en aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten is uitsluitend toegestaan voor zover de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd en geen ernstige hinder of afbreuk aan het woonmilieu wordt gedaan. Dit betekent dat:

  • a. de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin primair moet blijven;
  • b. aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het beroep uitsluitend inpandig in bestaande gebouwen mogen worden verricht;
  • c. maximaal 50% van de oppervlakte van hoofd- en bijgebouwen mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het beroep met een maximum van 50 m²;
  • d. degene die de gebruiker is van de woning ook degene moet zijn die het aan huis verbonden beroep uitoefent;
  • e. de ruimtelijke uitstraling van de activiteiten qua aard, omvang en intensiteit verenigbaar moet zijn met het karakter van de omringende woonomgeving;
  • f. behoudens een beperkte verkoop in het klein, in direct verband met het aan huis verbonden beroep of bedrijf, geen detailhandel mag plaatsvinden;
  • g. het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeersituatie ter plaatse; ten aanzien van het laatste geldt als uitgangspunt dat er dient te worden geparkeerd op eigen terrein.
29.4.2 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. het gebruik van onbebouwd blijvende gronden voor de opslag van goederen, waaronder mede begrepen voertuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond- en bodemspecie en puin- en vuilstortingen;
  • b. het gebruik van een recreatiewoning en/of kampeermiddel voor permanente bewoning.
29.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
  • 1. het graven en dempen van sloten;
  • 2. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • 3. het ontgronden, egaliseren en/of afgraven van gronden;
  • 4. het aanplanten, kappen en/of rooien van bomen en/of houtgewas.
  • b. Het onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
  • 1. het normale onderhoud betreffen;
  • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
  • c. De onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan natuurlijke en landschappelijke waarden en de landschappelijke inpassing van de voorzieningen.