direct naar inhoud van Artikel 28 Recreatie - Kampeerboerderij
Plan: Bestemmingsplan Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0180.5102011001-VS01

Artikel 28 Recreatie - Kampeerboerderij

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'recreatie - kampeerboerderij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een kampeerboerderij;
  • b. het wonen ten behoeve van de kampeerboerderij, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep of bedrijf;

met de daarbij behorende:

  • c. gebouwen, waaronder overkappingen;
  • d. bedrijfswoningen;
  • e. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning;
  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  • j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • k. parkeervoorzieningen.
28.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
  • 1. de gezamenlijke oppervlakte van bedrijfsgebouwen en overkappingen per bestemmingsvlak bedraagt niet meer dan 115% van de bestaande oppervlakte;
  • 2. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt niet meer dan 10 m, dan wel niet meer dan de bouwhoogte van het bestaande gebouw, indien deze meer bedraagt;
  • 3. de dakhelling van bedrijfsgebouwen bedraagt minimaal 40° en maximaal 60°, dan wel de bestaande dakhelling, indien deze minder of meer bedraagt;
  • 4. per bedrijf mag niet meer dan één bedrijfswoning worden gebouwd;
  • 5. de bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen, en de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning zullen ten minste 3 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • 6. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen;
  • 7. de inhoud van een bedrijfswoning met bijgebouwen mag niet meer dan 1.100 m³ bedragen, dan wel niet meer dan de bestaande inhoud, indien deze meer bedraagt;
  • 8. de goot- en bouwhoogte van bedrijfswoningen bedragen respectievelijk niet meer dan 3 m en 10 m, dan wel niet meer dan de bestaande goot- en bouwhoogte, indien deze meer bedragen;
  • 9. de goot- en bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen bij de bedrijfswoning en van overkappingen bedragen respectievelijk niet meer dan 4 m en 6 m, dan wel niet meer dan de bestaande goot- en bouwhoogte, indien deze meer bedragen;
  • 10. de dakhelling van bedrijfswoningen bedraagt ten minste 30° en de dakhelling van bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning bedraagt ten minste 20°, dan wel de bestaande dakhelling voor zover deze minder bedraagt.
  • b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  • 1. de bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten mag niet meer dan 8 m bedragen;
  • 2. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen.
28.3 Afwijken van de bouwregels

Bij gebruikmaking van de bevoegdheid bij een omgevingsvergunning af te wijken van de bouwregels worden de algemene toetsingscriteria afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden als genoemd in lid 60.2 gehanteerd.

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • de natuurlijke en landschappelijke waarden;
  • een goede landschappelijke inpassing;
  • de milieusituatie;
  • de verkeers- en parkeersituatie;

bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 28.2, sub a, onder 4 en toestaan dat een tweede bedrijfswoning wordt gebouwd, mits:
  • 1. is aangetoond dat de tweede bedrijfswoning bedrijfseconomisch noodzakelijk is voor het extra toezicht op het bedrijf;
  • 2. is aangetoond dat geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • 3. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing;
  • 4. de geluidsbelasting van het geluidsgevoelige gebouw niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere waarde;
  • b. lid 28.2, sub a, onder 10:

en een lagere dakhelling toestaan van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen mits hierbij wordt aangesloten bij de dakhelling van de reeds bestaande bebouwing en de dakhelling minimaal 15° bedraagt;

  • c. lid 28.2, sub a, onder 10:

en een lagere dakhelling toestaan van ondergeschikte bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen (zoals carports, garages en een tussenlid).

28.4 Specifieke gebruiksregels
28.4.1 Toegestaangebruik

Het gebruik van de woning voor een aan huis verbonden beroep en aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten is uitsluitend toegestaan voor zover de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd en geen ernstige hinder of afbreuk aan het woonmilieu wordt gedaan. Dit betekent dat:

  • a. de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin primair moet blijven;
  • b. aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het beroep uitsluitend inpandig in bestaande gebouwen mogen worden verricht;
  • c. maximaal 50% van de oppervlakte van hoofd- en bijgebouwen mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het beroep met een maximum van 50 m²;
  • d. degene die de gebruiker is van de woning ook degene moet zijn die het aan huis verbonden beroep uitoefent;
  • e. de ruimtelijke uitstraling van de activiteiten qua aard, omvang en intensiteit verenigbaar moet zijn met het karakter van de omringende woonomgeving;
  • f. behoudens een beperkte verkoop in het klein, in direct verband met het aan huis verbonden beroep of bedrijf, geen detailhandel mag plaatsvinden;
  • g. het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeersituatie ter plaatse; ten aanzien van het laatste geldt als uitgangspunt dat er dient te worden geparkeerd op eigen terrein.
28.4.2 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. het gebruik van onbebouwd blijvende gronden voor de opslag van goederen, waaronder mede begrepen voertuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond- en bodemspecie en puin- en vuilstortingen;
  • b. het gebruik van de recreatieverblijven voor permanente bewoning.