direct naar inhoud van Artikel 25 Natuur - 3
Plan: Bestemmingsplan Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0180.5102011001-VS01

Artikel 25 Natuur - 3

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'natuur – 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, beheer, herstel en ontwikkeling van ecologische-, natuurlijke-, cultuurhistorische- en landschappelijke waarden waaronder de bestaande eendenkooi, elzensingels en wilgenstruweel;
  • b. agrarisch medegebruik en agrarisch natuurbeheer, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch';
  • c. een parkeerterrein, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' en uitsluitend na verlening van de omgevingsvergunning als opgenomen in 25.5.2;
  • d. een verhard vegetatiedepot, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - vegetatiedepot' en uitsluitend na verlening van de omgevingsvergunning als opgenomen in 25.5.3;
  • e. een hydrologisch overgangsgebied, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - hydrologisch overgangsgebied';
  • f. dagrecreatief medegebruik;
  • g. water;

met daaraan ondergeschikt:

  • h. dagrecreatieve voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • i. voet-, fiets- en ruiterpaden;
  • j. nutsvoorzieningen;
  • k. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  • l. water en waterhuishoudkundige voorzieningen waaronder kades, stuwen en windmolentjes.
25.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
  • 1. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • 2. in aanvulling op het bepaalde onder 1 mag de hoogte van windmolentjes niet meer dan 3 m bedragen;
  • 3. in afwijking van het bepaalde onder 1 zijn kades uitsluitend toegestaan na verlening van de omgevingsvergunning zoals bedoeld in 25.3.
25.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning als bedoeld in 25.2 sub a, onder 3 verlenen teneinde de bouw van kades toe te staan, mits:

  • a. de kades niet hoger zijn dan 0,8 m;
  • b. uit de aanvraag om omgevingsvergunning blijkt dat er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing.
25.4 Specifieke gebruiksregels
25.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder:

  • a. het gebruik van gronden als stort- en opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens voor zover deze opslag geschiedt in het kader van het normale onderhoud;
  • b. het gebruik van gronden als sport-, wedstrijd-, speel- en/of kampeerterrein, met uitzondering van de gronden ingericht als natuurkampeerterrein/ paalkampeerplaats;
  • c. het gebruik van gronden voor het beproeven van motorvoertuigen of voor het beoefenen van gemotoriseerde snelheids- en/of behendigheidssporten en de (model)vliegsport;
  • d. het gebruik van gronden ten behoeve van bosbouw en houtteelt voor houtproductie;
  • e. een dusdanig gebruik van de gronden waardoor agrarisch gebruik in de omgeving onevenredig wordt beperkt.
25.4.2 Voorwaardelijke verplichting verdieping en verondieping gronden
  • a. Werken en/of werkzaamheden in verband met het verdiepen en/of verondiepen van water- en landbodems zijn niet eerder toegestaan dan nadat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - hydrologisch overgangsgebied' dammen en/of waterkeringen zijn aangebracht overeenkomstig en ter plaatse van de figuur peilscheiding van de legenda 'Olde Maten - Groene Kruispunt' zoals weergegeven in het definitieve ontwerp/Systeemkaart zoals deze is opgenomen in bijlage 9;
  • b. In aanvulling op het bepaalde onder 25.4.1 wordt onder strijdig gebruik tevens verstaan het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden in verband met het verdiepen en verondiepen van water- en landbodems voordat uitvoering is gegeven aan het bepaalde in a.
25.5 Afwijken van de gebruiksregels
25.5.1 Afwijking bosbouw en houtteelt

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 25.4.1, onder d ten behoeve van het gebruik van gronden ten behoeve van bosbouw en houtteelt voor houtproductie, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en de natuurlijke waarden.

25.5.2 Afwijking parkeerterrein

Het bevoegd gezag kan ten behoeve van de realisering van een parkeerterrein ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein', de omgevingsvergunning zoals bedoeld in 25.1, onder c verlenen, mits er bij de aanvraag om omgevingsvergunning een inrichtingsplan is gevoegd waaruit naar het oordeel van het bevoegde gezag voldoende blijkt dat:

  • a. het parkeerterrein past binnen de bestaande verkavelingsstructuur;
  • b. de randen van het parkeerterrein worden beplant met opgaand groen bestaande uit streekeigen beplanting;
  • c. er een grasbetonsteen-verharding wordt toegepast of een, naar het oordeel van het bevoegde gezag, vergelijkbaar materiaal.
25.5.3 Afwijking vegetatiedepot

Het bevoegd gezag kan ten behoeve van de realisering van een verhard vegetatiedepot ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur-vegetatiedepot', de omgevingsvergunning zoals bedoeld in 25.1, onder d verlenen, mits uit de aanvraag om omgevingsvergunning blijkt dat er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing en de oppervlakte aan verharding niet meer bedraagt dan 600 m².

25.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, te doen en te laten uitvoeren:
  • 1. het afgraven, het ophogen of het egaliseren van gronden;
  • 2. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen anders dan ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' en 'specifieke vorm van natuur-vegetatiedepot';
  • 3. het aanleggen van bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen;
  • 4. het verrichten van exploratieboringen;
  • 5. het vellen en rooien van houtgewas;
  • 6. het dempen van beken, sloten en/of andere watergangen en/of -partijen anders dan ten behoeve van de ontwikkeling van natuur en waterhuishouding;
  • 7. het aanleggen van drainage of onderbemaling ten behoeve van agrarische doeleinden of recreatie;
  • 8. het aanleggen van dagrecreatieve voorzieningen.
  • b. Het onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
  • 1. het normale onderhoud betreffen;
  • 2. op basis van het voorheen geldende plan niet aanlegvergunningplichtig waren en die reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een ten tijde van de inwerkingtreding van het plan reeds verleende aanlegvergunning dan wel omgevingsvergunning;
  • 4. op archeologisch, dan wel ecologisch onderzoek zijn gericht, dat noodzakelijk is voor de ontwikkeling van het natuurgebied;
  • 5. plaatsvinden ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - omgevingsvergunning uitzondering natte as noord' en/of ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - omgevingsvergunning uitzondering natte as zuid'.
  • c. De onder a genoemde vergunningen kunnen slechts worden verleend, mits:
  • 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, de natuurlijke, de geomorfologische, cultuurhistorische en de archeologische waarden;
  • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterhuishouding van het gebied en de omliggende percelen, c.q. de gebruiksmogelijkheden daarvan. Hierover wordt vooraf advies ingewonnen bij het waterschap.
25.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de aanduiding 'agrarisch' te verwijderen indien het gebruik van de gronden dat met deze aanduiding is toegestaan, is beëindigd.