direct naar inhoud van Artikel 24 Natuur - 2
Plan: Bestemmingsplan Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0180.5102011001-VS01

Artikel 24 Natuur - 2

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'natuur - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de natuurlijke en de landschappelijke waarden;
  • b. dagrecreatief medegebruik;

met de daarbij behorende:

  • c. voet-, fiets- en ruiterpaden;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

Het 'dagrecreatief medegebruik' is beperkt tot de inrichting en het gebruik van dagrecreatieve voorzieningen.

24.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het onderhoud en beheer gelden de volgende regels:
  • 1. de goothoogte van gebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan 3 m, dan wel de bestaande goothoogte, indien deze meer bedraagt;
  • 2. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen bedraagt niet meer dan 300 m², dan wel de bestaande oppervlakte, indien deze meer bedraagt.
  • b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, geldt de volgende regel:
  • de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen.
24.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder:

  • a. het gebruik van gronden als stort- en opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens voor zover deze opslag geschiedt in het kader van het normale onderhoud;
  • b. het gebruik van gronden als sport-, wedstrijd-, speel- en/of kampeerterrein;
  • c. het gebruik van gronden voor het beproeven van motorvoertuigen of voor het beoefenen van gemotoriseerde snelheids- en/of behendigheidssporten en de (model)vliegsport;
  • d. het gebruik van gronden ten behoeve van bosbouw, houtteelt of andere opgaande teeltvormen en sierteelt.
24.4 Afwijken van de gebruiksregels

Bij gebruikmaking van de bevoegdheid bij een omgevingsvergunning af te wijken van de gebruiksregels worden de algemene toetsingscriteria afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden als genoemd in lid 60.2 gehanteerd.

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 24.3, onder d ten behoeve van het gebruik van gronden ten behoeve van bosbouw en houtteelt voor houtproductie, mits dit geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en de natuurlijke waarden.

24.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, te doen en te laten uitvoeren:
  • 1. het afgraven, het ophogen of het egaliseren van gronden;
  • 2. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen, opslagplaatsen en stortplaatsen;
  • 3. het aanleggen van bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen;
  • 4. het verrichten van exploratieboringen;
  • 5. het vellen en rooien van houtgewas;
  • 6. het dempen van beken, sloten en/of andere watergangen en/of -partijen anders dan ten behoeve van de ontwikkeling van natuur en waterhuishouding;
  • 7. het aanleggen van drainage ten behoeve van agrarische doeleinden of recreatie;
  • 8. het aanleggen van dagrecreatieve voorzieningen.
  • b. Het onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
  • 1. het normale onderhoud betreffen;
  • 2. op basis van het voorheen geldende plan niet vergunningplichtig waren en die reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een ten tijde van de inwerkingtreding van het plan reeds verleende vergunning;
  • 4. op archeologisch, dan wel ecologisch onderzoek zijn gericht, dat noodzakelijk is voor de ontwikkeling van het natuurgebied.
  • c. De onder a genoemde vergunningen kunnen slechts worden verleend, mits:
  • 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, de natuurlijke, de geomorfologische, cultuurhistorische en de archeologische waarden;
  • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterhuishouding van het gebied en de omliggende percelen, c.q. de gebruiksmogelijkheden daarvan.