Plan: | De Slagen, uitwerkingsplan De Eugte ongenummerd Staphorst |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | uitwerkingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0180.3112022001-VS01 |
Op 15 december 2020 is het bestemmingsplan 'De Slagen, partiele herziening fase 2' vastgesteld. Dit bestemmingsplan is ontwikkeld vanwege aanpassingen in de stedenbouwkundige opzet ten opzichte van het voorgaande bestemmingsplan 'De Slagen 2014, 1e fase'. Omdat woongebied De Slagen in meerdere stappen gerealiseerd wordt, is in het vigerende bestemmingsplan de bestemming 'Wonen - Uit te werken' opgenomen. Op deze manier is het mogelijk een globale bestemming voor een bepaald gebied op te nemen om deze in een later stadium uit te werken in een uitwerkingsplan. In dit uitwerkingsplan wordt de ontwikkeling van een belangrijke ontsluitingsweg en de bouw van vier woningen aan deze ontsluitingsweg mogelijk gemaakt. Daarnaast wordt in een separate procedure een vijfde woning mogelijk gemaakt. Deze vijfde woning is reeds meegenomen in het ontwerp. De regels behorende bij dit uitwerkingsplan zullen betrekking hebben op vier woningen.
Voorliggend uitwerkingsplan, overeenkomstig artikel 3.6, eerste lid, sub b van de Wet ruimtelijke ordening, geeft een beeld van de voorgenomen woningbouwontwikkeling op de locatie en toetst dit aan de uitwerkingsbepalingen en aan geldend beleid, wet- en regelgeving. Het voorliggend uitwerkingsplan past binnen de uitwerkingsregels, die in het moederplan zijn opgenomen.
Het plangebied betreft de gronden ten zuiden van het reeds gerealiseerde deel van De Slagen (fase 1). De bestaande weg De Eugte wordt hier verlengd waardoor deze weg de Staphorster Kerkweg kruist zodat de weg aangesloten kan worden op de wegenstructuur van De Slagen (fase 2). Aan de noordzijde van de te ontwikkelen verbindingsweg worden de woningen ontwikkeld. De gronden ten oosten, ten westen en ten zuiden van het plangebied worden nu nog benut voor agrarische activiteiten, maar zullen in de nabije toekomst ontwikkeld worden voor woningbouw.
Op de navolgende afbeeldingen zijn de globale ligging en begrenzing van het plangebied weergegeven. Voor de exacte begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de verbeelding behorende bij dit bestemmingsplan. De begrenzing van het plangebied wordt enerzijds bepaald door de stedenbouwkundige uitwerking en anderzijds door de grenzen van de uit te werken bestemming. Daardoor kan één woning niet met voorliggend uitwerkingsplan mogelijk worden gemaakt. Hiervoor zal een separate procedure doorlopen moeten worden.
Globale ligging plangebied
Globale begrenzing plangebied
Het plangebied valt onder de werking van het bestemmingsplan 'De Slagen, partiele herziening fase 2'. Dit bestemmingsplan is op 15 december 2020 vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Staphorst.
Op de navolgende afbeelding is een uitsnede van de verbeelding van het geldende bestemmingsplan weergegeven. Het plangebied is daarop met een rode omlijning weergegeven.
Uitsnede geldend bestemmingsplan ter plaatse van het plangebied
De gronden ter plaatse van het plangebied hebben de bestemming 'Wonen - uit te werken'. De voor 'Wonen - uit te werken' gronden zijn bestemd voor woondoeleinden, tuinen en erven, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, ontsluitingswegen, voet- en fietspaden en met de daarbij behorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde. In de bestemming zijn ook uitwerkingsregels opgenomen om vast te leggen waar de woonhuizen en de gronden aan moeten voldoen.
Als aanvulling op het vigerend bestemmingsplan is het facetbestemmingsplan 'Kleinschalige windturbines' vastgesteld op 23 juni 2020. Het facetbestemmingsplan 'Kleinschalige windturbines' voorziet in een regeling dat binnen de in het bestemmingsplan aangewezen gebieden in de gemeente Staphorst windturbines met een maximale ashoogte van 25 meter worden toegestaan, uitsluitend voor de eigen energievoorziening.
Voor de gronden zal door burgemeester en wethouders een uitwerkingsplan moeten worden opgesteld. In de bestemming zijn reeds uitwerkingscriteria opgenomen. Deze moeten in acht worden genomen bij de uitwerking van de bestemming.
Dit uitwerkingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding vormt samen met de regels het juridische bindende deel van het uitwerkingsplan. In de toelichting worden de keuzes die in het uitwerkingsplan worden gemaakt nader gemotiveerd en verantwoord.
De toelichting bestaat uit vijf hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk volgt in Hoofdstuk 2 een beschrijving van de huidige situatie en de toekomstige situatie. Hoofdstuk 3 geeft een overzicht van het ruimtelijke beleidskader en de milieu- en de omgevingsaspecten van het plan. In Hoofdstuk 4 volgen de juridische planaspecten. Het vijfde en laatste hoofdstuk (Hoofdstuk 5) is gewijd aan de gevolgde procedure.
In dit hoofdstuk wordt de beoogde ontwikkeling omschreven. Hierbij wordt als eerste ingegaan op de bestaande situatie in het plangebied, waarna de beoogde ontwikkeling nader toegelicht wordt.
Het plangebied is gelegen aan de zuidkant van Staphorst, nabij het recent gerealiseerde woonveld in het plan De Slagen, fase 1. In de huidige situatie worden de gronden gebruikt ten behoeve van landbouw. Door het overgangsrecht blijft de voormalige agrarische functie bestaan tot de ontwikkeling gerealiseerd gaat worden of tot de agrarische activiteiten worden stop gezet. Ten noorden van het plangebied bevinden zich de woningen van het plan De Slagen, fase 1 en in het oosten sluit het plangebied aan op de Staphorster Kerkweg. In het zuiden en het westen van het plangebied bevindt zich landbouwgrond.
De navolgende afbeeldingen geven een beeld van de huidige situatie in en rondom het plangebied.
Impressie huidige situatie plangebied vanaf het Haverveld
Zicht ten zuide en ten westen van het plangebied
Impressie huidige situatie vanaf De Eugte
Het bestemmingsplan 'De Slagen, partiele herziening fase 2' is vastgesteld op 15 december 2020. In dit bestemmingsplan zijn de uitwerkingsregels opgenomen voor een nieuw gedeelte van woonwijk De Slagen. Het plangebied is onderdeel van deze verdere uitwerking.
In het navolgende ontwerp zijn vier twee-aaneen woningen opgenomen die aansluiten op de te realiseren verbindingsweg De Eugte. Momenteel is de Eugte een verbindingsweg voor de bestaande wijk uit fase 1 van De Slagen. In dit uitwerkingsplan wordt de verbindingsweg De Eugte doorgetrokken zodat de weg de Staphorster Kerkweg kruist en aansluit op de infrastructuur van De Slagen fase 2. Op de navolgende afbeelding is het stedenbouwkundige ontwerp opgenomen waar het plangebied globaal met een rode lijn omkaderd is. Dit in verband met de grens van de uit te werken bestemming. Het stedenbouwkundig ontwerp is tevens als Bijlage 1 bijgevoegd.
Stedenbouwkundig ontwerp plangebied
In het ontwerp is rekening gehouden met de hemelwaterafvoer in het plangebied. Vuilwater en hemelwater kunnen met een nieuwe streng worden aangesloten op het bestaande stelsel.
Bij het opstellen van de regels van dit uitwerkingsplan is rekening gehouden met de uitwerkingsregels uit het moederplan. Sommige regels hebben betrekking op alle gronden met de bestemming 'Wonen - uit te werken'. Hierdoor is het lastig deze regels één op één over te nemen.
Navolgend worden alle uitwerkingsregels één voor één behandeld.
Naast bovenstaande uitwerkingsregels moet het voorliggend plan ook overeenkomen met de eerder opgestelde stedenbouwkundige hoofdopzet. Op de navolgende afbeelding is een uitsnede van de stedenbouwkundige hoofdopzet van De Slagen, fase 2 opgenomen. Het plangebied is hierop geel omkaderd.
Uitsnede stedenbouwkundige hoofdopzet van de slagen fase 2
Binnen het plangebied zijn de verschillende aspecten zichtbaar waar het voorliggend plan aan moet voldoen. Met het plan wordt de uitbreiding van de verbindingsweg De Eugte beoogd, welke is aangegeven op de uitsnede als een ontsluitingsweg. In het noorden van het plangebied is ruimte beoogd voor groen, wat op de uitsnede is aangegeven als 'Groene geleding buurten'. Tussen het groen en de ontsluitingsweg is een vlak met woongebied opgenomen. Hier komen de vier twee-aaneen woningen dan ook te staan.
Het voorliggend plan voldoet hiermee aan de stedenbouwkundige hoofdopzet.
Ten behoeve van de planologische procedure moet de uitvoerbaarheid van het plan worden aangetoond. Het al dan niet voldoen aan verschillende randvoorwaarden en uitgangspunten is bepalend voor de vraag of een nieuwe ontwikkeling ook daadwerkelijk uitvoerbaar is. Hierbij moet worden gedacht aan onder meer het ruimtelijke beleid van de hogere overheden en de gemeente zelf, milieuaspecten als geluid, bodem en hinder van bedrijven, water, externe veiligheid, archeologie en economische haalbaarheid. De beoogde ontwikkeling is op deze aspecten getoetst. In dit hoofdstuk is aangegeven wat hiervan de resultaten zijn.
In deze paragraaf wordt een analyse gegeven van het relevante beleidskader. De beleidsnota's die direct of indirect doorwerken in voorliggend uitwerkingsplan, worden in deze paragraaf behandeld. Gezien de aard en de schaal van de ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied is het relevante beleid op Europees niveau buiten beschouwing gelaten en op Rijksniveau beperkt gehouden. Per bestuurslaag is een korte samenvatting gegeven van de meest relevante aspecten uit de verschillende beleidsnota's, alsmede de consequenties voor het voorliggende plan.
Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
Onderdeel van de Omgevingswet is een visie op de leefomgeving: de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). Met de NOVI neemt het Rijk het voortouw voor een langetermijnvisie op de toekomst en de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Nederland. De NOVI richt zich op de volgende vier prioriteiten die onderling veel met elkaar te maken hebben en gevolgen hebben voor het inrichten van de fysieke leefomgeving:
In de NOVI staan de keuzes op nationaal niveau, maar in veel gevallen ligt de verantwoordelijkheid bij gemeenten en/of provincies. Op basis van drie uitgangspunten helpt de NOVI bij het wegen van belangen en het maken van keuzes:
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
De nationale belangen zijn geborgd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het gaat bijvoorbeeld om rijksvaarwegen, defensie, ecologische hoofdstructuur, erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, hoofdwegen en hoofdspoorwegen, electriciteitsvoorziening, buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen en primaire waterkeringen. Door de nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke drukte.
Ladder voor duurzame verstedelijking (Bro 3.1.6 tweede lid)
Op 1 juli 2017 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd, waarbij een nieuwe Laddersystematiek is opgenomen. In artikel 3.1.6, lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de nieuwe ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen. Het doel van de Ladder is zorgvuldig en duurzaam ruimtegebruik, met oog voor de toekomstige ruimtebehoefte en ontwikkelingen in de omgeving. De Ladder geeft daarmee invulling aan het nationaal ruimtelijk belang gericht op een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij ruimtelijke besluiten. Dit belang werd oorspronkelijk geïntroduceerd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte binnen een breder kader van een goed systeem van ruimtelijke ordening. Met de ladder worden eisen gesteld aan de motivering van onder meer bestemmingsplannen en ruimtelijke onderbouwingen die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maken. De toelichting bij een bestemmingsplan of ruimtelijke onderbouwing voor een nieuwe stedelijke ontwikkeling bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien die ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Toetsing aan rijksbeleid
Met het plan is sprake van een herijking van de stedenbouwkundige uitgangspunten voor een reeds beoogde woonwijk. Het aantal toegestane woningen binnen het plangebied neemt niet toe ten opzichte van de mogelijkheden uit de geldende juridisch-planologische regelingen. De nieuwe woningen zijn afgestemd op de huidige en toekomstige woningbehoefte (zie hiervoor paragraaf 3.2.4). Tevens is dit in het huidige bestemmingsplan al opgenomen waar de uit te werken woonregels in zijn verwerkt. Dit is bestemmingsplan 'De Slagen, partiële herziening fase 2'. Het initiatief voldoet aan de uitgangspunten van de ladder voor duurzame verstedelijking.
Met de ontwikkelingen binnen het plangebied zijn geen overige nationale belangen gemoeid.
Omgevingsvisie en Omgevingsverordening provincie Overijssel
De Omgevingsvisie Overijssel 2017 'Beken kleur' is op 12 april 2017 vastgesteld door Provinciale Staten en is vanaf 1 mei 2017 van kracht. De provinciale Omgevingsvisie wordt elk jaar bijgewerkt. Dat gebeurt met de jaarlijkse Actualisatie. Het gaat om alle eerder vastgestelde beleidswijzigingen die nog moeten worden doorvertaald in de Omgevingsvisie.
De Omgevingsvisie Overijssel is het integrale provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel. Duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit zijn de leidende principes of 'rode draden' bij alle initiatieven in de fysieke leefomgeving in de provincie Overijssel.
De ambities in het kader van duurzaamheid zijn: klimaatbestendigheid, het realiseren van een duurzame energiehuishouding, het sluiten van kringlopen (circulaire economie) en het beter benutten van ruimte, bestaande bebouwing en infrastructuur.
Ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit wordt ingezet op het vergroten van de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde. Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is daarbij van belang, waarbij een vitaal en samenhangend stelsel van gebieden met een hoge natuur- en waterkwaliteit wordt ontwikkeld. Ook de ontwikkeling van een continu en beleefbaar watersysteem, het voortbouwen aan de kenmerkende structuren van de agrarische cultuurlandschappen en het contrast tussen dynamische en luwe gebieden versterken, zijn ambities op het gebied van ruimtelijke kwaliteit. Het zorgvuldig inpassen van nieuwe initiatieven heeft als doel om de samenhang in en de identiteit van een gebied te versterken en nieuwe kwaliteiten te laten ontstaan. Een zichtbaar en beleefbaar landschap en het behouden en waar mogelijk verbreden van het bestaande aanbod aan woon-, werk- en mixmilieu's betreffen ruimtelijke kwaliteitsambities.
De ambitie van de provincie Overijssel is dat elk project bijdraagt aan de versterking van de ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving en dat nieuwe initiatieven worden verbonden met bestaande kwaliteiten. De Catalogus Gebiedskenmerken, die per gebiedstype beschrijft welke kwaliteiten behouden, versterkt en ontwikkeld moeten worden, is daarbij een instrument om te sturen op ruimtelijke kwaliteit. Ten aanzien van sociale kwaliteit is het koesteren en het gebruik maken van 'noaberschap' de ambitie, evenals het stimuleren van culturele identiteit van de provincie Overijssel, zowel lokaal als regionaal. Duurzame ontwikkeling van cultureel erfgoed (bijvoorbeeld herbestemmen/hergebruik monumenten en karakteristieke bebouwing) hoort hier bij. Het realiseren van sociale kwaliteit wordt gedaan door het actief betrekken van bewoners bij projecten en het bieden van ruimte aan initiatieven van onderop.
Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken in de Omgevingsverordening Overijssel 2017. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is.
Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel
De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn in de Omgevingsvisie Overijssel 2017 geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving.
Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveaus, te weten:
Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel 2017
Of - Generieke beleidskeuzes
Generieke beleidskeuzes zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of ontwikkelingen nodig dan wel mogelijk zijn. In deze fase wordt beoordeeld of er sprake is van een behoefte aan een bepaalde voorziening. Ook wordt in deze fase de zogenaamde 'SER-ladder' gehanteerd.
Andere generieke beleidskeuzes betreffen de reserveringen voor waterveiligheid, randvoorwaarden voor externe veiligheid, grondwaterbeschermingsgebieden, bescherming van de ondergrond (aardkundige en archeologische waarden), landbouwontwikkelingsgebieden voor intensieve veehouderij, begrenzing van Nationale Landschappen, Natura 2000-gebieden, Ecologische Hoofdstructuur en verbindingszones enzovoorts. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend.
Het plangebied is niet gelegen binnen het Natuurnetwerk Nederland (NNN) of een nationaal landschap. Daarnaast maakt het geen deel uit van een gebied dat wordt beschermd in verband de drinkwatervoorziening.
Waar - Ontwikkelingsperspectieven
Na het beantwoorden van de of-vraag, is de vraag waar het initiatief past of ontwikkeld kan worden. In de omgevingsvisie op de toekomst van Overijssel onderscheid de provincie zes ontwikkelingsperspectieven. Deze ontwikkelingsperspectieven schetsen een ruimtelijk perspectief voor een combinatie van functies en geven aan welke beleids- en kwaliteitsambities leidend zijn. De ontwikkelingsperspectieven geven zo richting aan waar wat ontwikkeld zou kunnen worden.
De ontwikkelingsperspectieven zijn richtinggevend. Dit betekent dat er ruimte is voor lokale afweging een gemeente kan vanwege maatschappelijke en/of sociaal-economische redenen in haar Omgevingsvisie en bestemmings- of omgevingsplan een andere invulling kiezen. Die dient dan wel te passen binnen de – voor dat ontwikkelingsperspectief – geldende kwaliteitsambities. Daarbij dienen de nieuwe ontwikkelingen verbonden te worden met de bestaande kenmerken van het gebied, conform de Catalogus Gebiedskenmerken (de derde stap in het uitvoeringsmodel). Naast ruimte voor een lokale afweging ten aanzien van functies en ruimtegebruik, is er ruimte voor een lokale invulling van de begrenzing: de grenzen van de ontwikkelingsperspectieven zijn signaleringsgrenzen.
Voor het plangebied geldt het ontwikkelkingsperspectief 'Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap'. Het ontwikkelingsperspectief richt zich op het in harmonie met elkaar ontwikkelen van de diverse functies in het buitengebied. Aan de ene kant melkveehouderij, akkerbouw en opwekking van hernieuwbare energie als belangrijke vormen van landgebruik. Aan de andere kant gebruik voor natuur, recreatie, wonen en andere bedrijvigheid.
Hoe - Gebiedskenmerken
Nieuwe ruimtelijke opgaven wil de provincie verbinden met bestaande gebiedskenmerken. De gebiedskenmerken spelen zo een belangrijke rol bij de vraag hoe een initiatief invulling kan krijgen. Onder gebiedskenmerken wordt verstaan: de ruimtelijke kenmerken van een gebied of een gebiedstype die bepalend zijn voor de karakteristiek en kwaliteit van dat gebied of gebiedstype. Er worden vier lagen onderscheiden:
1. Natuurlijke laag
De natuurlijke laag is de laag van de bodem, het reliëf, het watersysteem en de natuur die zich hier 'van nature' op vestigt. In de natuurlijke laag onderscheiden we gebiedstypen. Voor het plangebied geldt gebiedstype: Zandgebieden (Dekzandvlakte en ruggen).
2. Laag van het agrarische cultuurlandschap
De tweede laag beschrijft het palet van agrarische cultuurlandschappen met hun dragende structuren en nederzettingsvormen. Deze laag is het resultaat van de wisselwerking tussen verschillen in de natuurlijke ondergrond en de manier waarop gebieden in cultuur werden – en worden – gebracht. In de laag van het agrarisch cultuurlandschap worden een aantal gebiedstypen onderscheiden. Voor het plangebied geldt gebiedstype: Zandgebieden (Jonge heide- en broekontginningslandschap).
3. Stedelijke laag
De stedelijke laag is de laag van de steden, dorpen, verspreide bebouwing, wegen, spoorwegen en waterwegen. Het gaat in deze laag om de dynamiek van de steden en de grote infrastructurele verbindingen, maar ook om de rust van de dorpen en de landelijke wegen en paden. In de stedelijke laag onderscheiden we gebiedstypen. Het plangebied is niet opgenomen in de stedelijke laag.
4. Laag van de beleving
In de laag van de beleving komen de natuurlijke, functionele en sociale processen bij elkaar. Dit is de laag die gaat over de beleefbaarheid van ruimtelijke kwaliteit, identiteit en tijdsdiepte, van recreatieve gebruiksmogelijkheden die een belangrijke rol spelen bij de waardering van de leefomgeving In de laag van de beleving onderscheiden we gebiedstypen. Het plangebied is aangeduid als 'Donkerte'. De ambitie is gericht op het koesteren van donkerte als kwaliteit. Het streven is gericht op het handhaven van de donkerte en, waar mogelijk, de gebieden bij ontwikkelingen nog donkerder te maken. De richting van de sturing is gericht op het minimaal toelaten van kunstlicht. Het vereist het selectief inzetten en 'richten' van kunstlicht en het vermijden van onnodig kunstlicht bij ontwikkelingen. Op basis van de laag van beleving is de Staphorster Kerkweg aangemerkt voor 'Fietsroutes'.
Toetsing provinciaal beleid
Voorliggend uitwerkingsplan heeft betrekking op de realisatie van vier woningen en de aanleg van verbindingsweg De Eugte voor de reeds beoogde woonwijk De Slagen. Op basis van de geldende juridisch planologische regeling voor het plangebied is de realisatie mogelijk.
De ontwikkeling voorziet in de actuele en toekomstige behoefte aan woningen. Deze behoefte blijkt uit paragraaf 3.2.4. Voor het plangebied geldt het ontwikkelingsperspectief 'Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap' op basis van de kaart Ontwikkelingsperspectieven. Het plangebied maakt echter deel uit van het 'bestaand bebouwd gebied'1 op basis van begripsbepalingen in de Omgevingsverordening.
Voor deelgebied De Slagen, fase 2 is een concreet stedenbouwkundig plan opgesteld dat inspeelt op de actuele behoefte van een gevarieerd woningbouwtype. Naar aanleiding van de ervaringen uit fase 1 van De Slagen zijn een aantal aanpassingen gemaakt aan de stedenbouwkundige principes voor fase 2, waardoor er meer ruimte ontstaat voor groen, spelen en parkeren. Dit zorgt voor een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit in dit deelgebied.
Voorliggend plan is onderdeel van De Slagen, fase 2 waarin een uit te werken bestemming is opgenomen. In de voorwaarde van deze bestemming is opgenomen dat het tempo van uitwerken wordt bepaald door het gemeentelijke woningbouwprogramma, waarbij rekening zal worden gehouden met het provinciale ruimtelijke beleid. De uitwerking dient daarnaast aan te sluiten bij de nieuwe stedenbouwkundige hoofdopzet die voor het gebied is vervaardigd. De stedenbouwkundige hoofdopzet is toegevoegd als Bijlage 2.
Het initiatief is in overeenstemming met de uitgangspunten van het provinciaal beleid.
Omgevingsvisie Staphorst 'voor elkaar'
De Omgevingsvisie Staphorst 'voor elkaar', vastgesteld op 24 januari 2018, is gericht op verbetering van de 'omgevingskwaliteit'. De visie geeft de kaders voor (particuliere) initiatieven en nodigt inwoners en partijen uit met ontwikkelingen te komen die bijdragen aan de kwaliteit van de leefomgeving. Daarbij gaat het niet alleen om ruimtelijke kwaliteit, maar ook om kwaliteitsverbetering op bijvoorbeeld het gebied van recreatie, ecologie, leefbaarheid, zorg, duurzaamheid en (agrarische) economie. De omgevingsvisie bevat de koers van Staphorst richting de toekomst met 2030 als stip op de horizon en een doorkijk naar 2050.
In de omgevingsvisie zijn drie verbindende thema’s geformuleerd die de kapstok vormen voor het integraal werken binnen de gemeente. Dit doet de gemeente omdat zij wil breken met de gewoonte sectoraal te denken en te werken. De gemeente wil niet alleen integraal opereren binnen de fysieke leefomgeving, maar ook het fysieke en sociale domein met elkaar verbinden. Daarom is het van belang sector-overstijgende thema’s te formuleren die door de sectoren heen lopen en met het ene been in het sociale en met het andere been in het fysieke domein staan. Dit zijn in Staphorst:
De voorgaande verbindende thema's zijn verder uitgewerkt in acht thema's:
Voor voorliggend uitwerkingsplan is het thema 'Een fantastisch woon- en leefklimaat' van belang. Het is goed wonen in Staphorst. De kwaliteit van woningen en de woonomgeving zijn over het algemeen naar tevredenheid van de inwoners. Dat wil de gemeente graag zo houden: Staphorst heeft de ambitie om een goed woon- en leefklimaat aan te blijven bieden, niet alleen in de kern Staphorst, maar ook in de kernen Rouveen en IJhorst. Daarbij ligt de focus op zowel kwaliteit (groen en prettige leefomgeving) als kwantiteit (meer woningen).
Kaart Wonen en Leefbaarheid
Op de kaart 'Wonen en Leefbaarheid' behorende bij de omgevingsvisie is het plangebied aangeduid als 'Woningbouwlocatie in ontwikkeling'. Het plangebied is daarmee expliciet opgenomen als woningbouwlocatie. In de omgevingsvisie wordt aangegeven dat de woningen, al naar gelang de behoefte, in verschillende typologieën worden gebouwd. In de omgevingsvisie worden de volgende doelgroepen onderscheiden:
Woonvisie 2020-2024: 'Samen met elkaar'
Op 26 mei 2020 heeft de gemeenteraad van Staphorst de Woonvisie 2020-2024 vastgesteld. Met de actualisatie van de woonvisie biedt de gemeente Staphorst inzicht in de woonbehoefte en uitbreidingsmogelijkheden. Daarbij wordt gestreefd naar betaalbare koopwoningen en voldoende huurwoningen voor starters in alle kernen. Daarnaast wil de gemeente meer diversiteit in de woningvoorraad met speciale aandacht voor wonen met zorg. In Staphorst is het in het algemeen goed wonen en de gemeente zet zich ervoor in dat dit zo blijft.
De gemeente Staphorst kent verschillende woonopgaven voor de komende jaren. Per opgave wordt er gekeken naar oplossingen en de daarvoor noodzakelijke en aanwezige instrumenten. In de woonvisie staan een aantal woonopgaven centraal:
De oplossingen voor bovenstaande woonopgaven worden behandeld in de woonvisie. Voor de eerste drie opgaven geeft de gemeente in beginsel zelf kavels uit. Daar waar de gemeente geen grondpositie heeft (of geen kavels kan uitgeven) heeft de gemeente een meer faciliterende rol. Waar nodig versnelt de gemeente de woningbouw. Dit doen zij ten behoeve van de toevoeging van verschillende noodzakelijke woontypen.
De zorgvraag die ontstaan is door veranderingen in het zorglandschap moet ook worden opgelost door middel van nieuwe wooninitiatieven. Het is belangrijk dat de gemeente samenwerkt met zorgorganisaties om zo een inventarisatie te maken van de specifieke behoefte aan wonen met zorg om vervolgens het aanbod en de vraag beter in beeld te krijgen. Daarnaast moet de bestaande en de nieuwe woningvoorraad aangepast worden voor de specifieke behoeftes van de zorgvragers. Zo wordt er bijvoorbeeld in de gemeente informatie gegeven over de mogelijkheden voor mantelzorgwoningen en faciliteert de gemeente kleinschalige woonzorginitiatieven door flexibele bestemmingsplannen te hanteren.
Groenbeleidsplan Staphorst 2019-2030
Het Groenbeleidsplan Staphorst 2019-2030 is een parapluplan voor alle beleid en uitvoering van beleid over groen binnen de gemeente Staphorst. In het plan staat een duidelijke visie over het groen, zodat inwoners weten wat zij van de gemeente mogen verwachten. De gemeente Staphorst formuleert de volgende groenvisie als grondslag en richting voor de toekomst van het openbaar groen:
Het openbaar groen is een basisvoorziening waarin waarden als gezondheid, welzijn, ontmoeting en klimaatadaptie letterlijk de ruimte krijgen. Het is een integraal, maar belangrijk onderdeel van de openbare ruimte. Gekozen wordt voor openbaar groen dat:
De groenvisie is verder uitgewerkt in basisgroenstructuurkaarten en beleidsrichtingen.
Als verbeelding van de groenvisie zijn vier kaarten gemaakt met daarop weergegeven de zogenaamde basisgroenstructuur. Op deze kaarten staan belangrijke groenelementen opgenomen, zoals groene verbindingsstroken, grootschalige groenplekken, bomenrijen, gebruiksfuncties, routes e.d. De basisgroenstructuur is de ruggengraat van het openbaar groen. Zij heeft een duurzaam karakter, verdient extra aandacht bij inrichting en beheer en heeft een beschermde status. Voor het plangebied is de kaart 'basisgroenstructuur woonkernen Staphorst, Punthorst en Slingenberg' van belang. Navolgend is een uitsnede van de kaart opgenomen.
Uitsnede kaart 'basisgroenstructuur woonkernen Staphorst, Punthorst en Slingenberg'
In aansluiting op de visie en de basisgroenstructuur worden voor de volgende onderdelen de onderstaande acht beleidsrichtingen voorgesteld:
Toetsing gemeentelijk beleid
Voorliggend uitwerkingsplan voorziet in de realisatie van vier woningen en de aanleg van verbindingsweg De Eugte ten behoeve van de verdere ontwikkeling van De Slagen.
In de woonvisie wordt het plangebied benoemd als één van de locaties waar nieuwe woningbouw is beoogd. Voor De Slagen geldt een actuele behoefte aan woningen op korte termijn. Daarnaast bestaat er een behoefte voor de langere termijn in de gehele gemeente in verband met de groei van het aantal huishoudens. Voor het plangebied is geen specifiek aandachtspunt opgenomen in het groenbeleidsplan. Het uitwerkingsplan maakt echter deel uit van een grotere ontwikkeling. In de verdere uitwerking van de wijk worden de aangewezen groenelementen beoogd.
Met het uitwerkingsplan wordt uitvoering gegeven aan de beleidsuitgangspunten van het gemeentelijke beleid.
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de verschillende milieu- en omgevingsaspecten waar rekening mee moet worden gehouden. Om de haalbaarheid van het uitwerkingsplan aan te tonen, is voor een deel van deze aspecten onderzoek verricht. In de betreffende paragrafen worden de bevindingen uit de onderzoeken nader toegelicht.
Algemeen
Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet aangetoond worden dat de bodem- en grondwaterkwaliteit ter plaatse van het plangebied geschikt zijn voor het beoogde gebruik.
Toetsing
Door Buro Ontwerp & Omgeving is in oktober 2021 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd op een aantal percelen langs de Staphorsterkerkweg (delen van Gemeente Staphorst, sectie AA, nr. 6657, 4486, 4487) te Staphorst (gemeente Staphorst). Dit onderzoek is als Bijlage 3 toegevoegd. De aanleiding tot de uitvoering van het onderzoek is de ontwikkeling van de locatie voor woningbouw.
Doel van het verkennend bodemonderzoek is een indicatie te krijgen van de huidige milieuhygienische kwaliteit van de bodem. Het verkennend bodemonderzoek is gebaseerd op de in de NEN 5740 genoemde strategie voor een onverdachte locatie (paragraaf 5.1, NEN 5740).
Zintuiglijke waarnemingen
In de bovengrond zijn op zintuiglijke wijze plaatselijk, tot maximaal 1 m-mv sporen baksteen waargenomen. Op het maaiveld en in het opgeboorde materiaal zijn geen asbestverdachte materialen waargenomen.
Toetsing analyseresultaten Wbb
Ten aanzien van de onderzoekslocatie wordt de hypothese 'onverdachte locatie' op basis van de resultaten van het verkennend bodemonderzoek niet geheel bevestigd. In de boven- en ondergrond zijn geen van de onderzochte parameters in verhoogde gehalten ten opzichte van de achtergrondwaarde aangetoond. Het grondwater bevat licht verhoogde concentraties barium en zink.
Indicatieve toetsing analyseresultaten Bbk
In indicatie van de te verwachten bodemkwaliteitsklasse betreft AW (overal toepasbaar).
Conclusie
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Algemeen
De mate waarin het geluid, veroorzaakt door het wegverkeer en/of door industrie, onder andere het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet volgens de Wgh worden aangetoond dat gevoelige functies, zoals een woning, een aanvaardbare geluidsbelasting hebben als gevolg van omliggende (spoor)wegen en gezoneerde industrieterreinen. Indien nieuwe geluidsgevoelige functies worden toegestaan, stelt de Wgh de verplichting akoestisch onderzoek te verrichten naar de geluidsbelasting ten gevolge van omliggende (spoor)wegen en industrieterreinen.
Toetsing
Voor het initiatief is door Buro Ontwerp & Omgeving in november 2021 een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is als Bijlage 4 bijgevoegd.
Er is onderzoek gedaan naar de Staphorster Kerkweg. Dit is een 30 km-weg. Formeel geldt voor deze weg volgens de Wgh geen onderzoeksplicht, omdat de maximaal toegestane snelheid 30 km/uur bedraagt. De verkeersintensiteit op deze weg is echter dusdanig dat een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet kan worden uitgesloten. Daarom is in het kader van een goede ruimtelijke ordening toch akoestisch onderzoek uitgevoerd naar deze omliggende 30 km-weg.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening, zijn bij de beoordeling van de geluidsbelastingen de voorkeursgrenswaarde van 48 dB en de hoogste toelaatbare geluidsbelastingen van 63 dB gebruikt. Deze normen gelden voor een vergelijkbare weg met een 50 km-regime. De hoogste geluidsbelasting afkomstig van de Staphorster Kerkweg bedraagt 46 dB, inclusief aftrek op grond van artikel 110g Wgh, bij de nieuwe woningen. Bij de nieuwe woningen wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wgh.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat er vanuit het aspect geluid geen belemmeringen bestaan ten aanzien van de voorgenomen ontwikkeling in het plangebied.
Algemeen
De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit, waarin onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu. In Nederland zijn stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes als PM10 (fijn stof) de maatgevende stoffen waar de concentratieniveaus het dichtst bij de grenswaarden liggen. Overschrijdingen van de grenswaarden komen, uitzonderlijke situaties daargelaten, bij andere stoffen niet voor. Vanaf 1 januari 2015 dient het bevoegd gezag de luchtkwaliteit ook te toetsen aan de grenswaarde voor PM2,5. Op basis van onderzoek door het Planbureau voor de Leefomgeving kan worden gesteld dat als aan de grenswaarden voor PM10 wordt voldaan, ook aan de grenswaarde voor PM2,5 wordt voldaan.
Hoewel de luchtkwaliteit de afgelopen jaren flink is verbeterd, kan Nederland niet voldoen aan de luchtkwaliteitseisen die in 2010 van kracht zijn geworden. De EU heeft Nederland derogatie (uitstel) verleend op grond van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Dit betreft een gemeenschappelijke aanpak van het Rijk en diverse regio's om samen te werken aan een schonere lucht, waarbij ruimte wordt geboden aan noodzakelijke ruimtelijke ontwikkelingen. Plannen die in betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging worden opgenomen in een gebiedsgericht programma van het NSL. Het maatregelenpakket in het NSL is hiermee in evenwicht en zodanig dat op termijn de luchtkwaliteit in heel Nederland onder de grenswaarden ligt. Plannen die 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan luchtverontreiniging hoeven niet langer individueel getoetst te worden aan de Europese grenswaarden aangezien deze niet leiden tot een significante verslechtering van de luchtkwaliteit. Deze grens is in de AMvB NIBM gelegd bij 3% van de grenswaarde van een stof: Voor NO2 en PM10 betekent dit dat aannemelijk moet worden gemaakt dat het project tot maximaal 1,2 øg/m³ verslechtering leidt. Voor een aantal functies (o.a. woningen, kantoren, tuin- en akkerbouw) is dit gekwantificeerd in de ministeriële regeling NIBM.
Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wordt afgewogen of het aanvaardbaar is het project op deze plaats te realiseren. Hierbij kan de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol spelen, ook als het project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Er is sprake van een significante blootstellingsduur als de verblijfsduur die gemiddeld bij de functie te verwachten is een aanzienlijk deel van de dag betreft. Volgens de toelichting op de Regeling Beoordeling luchtkwaliteit is dit onder andere het geval bij een woning, school of sportterrein.
Gevoelige bestemmingen als scholen, kinderdagverblijven, bejaarden- en zorgtehuizen genieten op grond van de gelijknamige AMvB extra bescherming. Substantiële uitbreiding of nieuwvestiging binnen 50 meter van een provinciale weg of 300 meter van een Rijksweg is alleen toegestaan als de concentraties luchtvervuilende stoffen zich onder de grenswaarden bevinden, waardoor geen onacceptabele gezondheidsrisico's optreden.
Toetsing
In het plangebied bestaat het voornemen om vier woningen en een verbindingsweg te realiseren. Volgens de ministeriële regeling NIBM draagt een bouwplan met minder dan 1.500 woningen niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging. Toetsing aan de grenswaarden is derhalve niet noodzakelijk.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de lokale luchtkwaliteit onderzocht, zodat onacceptabele gezondheidsrisico's kunnen worden uitgesloten. Hiertoe is de monitoringstool2 uit het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van de rijksoverheid geraadpleegd. De monitoringstool geeft inzicht in de concentraties stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) in het plangebied tussen 2020 en 2030. De monitoringstool kent scenario's zonder en met lokale maatregelen die er voor moeten zorgen dat op termijn overal aan de grenswaarden wordt voldaan. Beide typen scenario's laten in de toekomst een afname van de concentraties zien. Dit komt doordat bedrijven en het verkeer steeds schoner worden door technologische verbeteringen. De monitoringstool maakt duidelijk dat de concentraties luchtvervuilende stoffen in de peiljaren 2020 en 2030 in het plangebied onder de grenswaarden liggen die op Europees niveau zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu tegen schadelijke gevolgen van luchtverontreiniging. De blootstelling aan luchtverontreiniging is hierdoor beperkt en leidt niet tot onaanvaardbare gezondheidsrisico's.
In het plangebied worden geen gevoelige functies beoogd zoals bedoeld in het 'Besluit gevoelige bestemmingen'. Toetsing aan de grenswaarden is daarom niet noodzakelijk.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het uitwerkingsplan.
Algemeen
Bepaalde maatschappelijke en bedrijfsmatige activiteiten brengen risico's op zware ongevallen met mogelijk grote gevolgen voor de omgeving met zich mee. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van de risico's bij de productie, opslag, transport en gebruik van gevaarlijke stoffen. De aanwezigheid of het nieuw vestigen van dergelijke activiteiten kunnen beperkingen opleggen aan de omgeving, doordat veiligheidsafstanden tussen risicovolle activiteiten en bijvoorbeeld woningen nodig zijn. Aan de andere kant is het rijksbeleid er op gericht de schaarse ruimte zo efficiënt mogelijk te benutten.
De wetgeving rond externe veiligheid richt zich op het beschermen van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten (artikel 1 van het Bevi). Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen, bejaardentehuizen en kinderopvang- en dagverblijven. Beperkt kwetsbaar zijn onder meer kleine kantoren, winkels, horeca en parkeerterreinen. Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt in plaatsgebonden risico en groepsrisico.
Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico mag in principe nergens groter zijn dan 1 op 1 miljoen (ofwel 10-6). Dit is de kans dat een denkbeeldig persoon, die zich een jaar lang permanent op de betreffende plek bevindt (de plek waarvoor het risico is uitgerekend), dodelijk verongelukt door een ongeval. Elke ruimtelijke ontwikkeling wordt getoetst aan het plaatsgebonden risico van 10-6 als grenswaarde.
Groepsrisico
Het groepsrisico geeft de kans aan dat in één keer een groep mensen die zich in de omgeving van een risicosituatie bevindt, dodelijk door een ongeval wordt getroffen. Groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Bij groepsrisico is het dan ook niet een contour die bepalend is, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen de effectafstand van een risicovolle activiteit ophoudt. Welke kans nog acceptabel geacht wordt, is afhankelijk van de omvang van de ramp. Een ongeval met 100 doden leidt tot meer ontwrichting, leed en emoties, dan een ongeval met 10 dodelijke slachtoffers. Aan de kans op een ramp met 100 doden wordt dan ook een grens gesteld, die een factor honderd lager ligt dan voor een ramp met 10 doden. In het Bevi (stb. 250, 2004) wordt verder een verantwoordingsplicht (door de overheid) voor het groepsrisico rond inrichtingen wettelijk geregeld (art. 13). De verantwoording houdt in dat wordt aangegeven of risico's acceptabel zijn en welke maatregelen worden genomen om de risico's te verkleinen.
Toetsing
Binnen het plangebied wordt voorzien in nieuwe kwetsbare objecten in de vorm van vier woningen. De navolgende afbeelding bevat een fragment van de risicokaart Nederland. De globale ligging van het plangebied is aangeduid met een blauwe cirkel.
Uitsnede risicokaart Nederland
Stationaire risicobronnen
In de directe nabijheid van het plangebied liggen geen Bevi-inrichtingen. Er zijn in dit kader dan ook geen externe veiligheidseffecten waarmee rekening moet worden gehouden.
Mobiele risicobronnen
Ten westen van het plangebied liggen twee buisleidingen van Gasunie (N-550-40 en N-550-32). De plaatsgebonden risicocontour ligt op de leidingen. Het invloedsgebied van de buisleidingen reikt niet tot het plangebied.
Ten westen van het plangebied ligt, op een afstand van circa 1.000 meter, de snelweg A28. Over deze weg vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Ook over de spoorlijn Zwolle - Meppel vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. De spoorlijn ligt op circa 550 meter ten oosten van het plangebied.
Het plangebied ligt daarmee buiten het invloedsgebied van de snelweg en binnen het invloedsgebied van de spoorlijn, maar buiten de toetsafstand van 200 m (op basis van artikel 8 van het Bevt). Om die reden hoeft het groepsrisico niet kwantitatief inzichtelijk te worden gemaakt. Wel geldt er een (beperkte) verantwoordingsplicht van het groepsrisico.
Beperkte verantwoording groepsrisico
De maatgevende scenario's voor de mogelijkheden voor de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid bij calamiteiten met brandbare en toxische vloeistoffen/gassen zijn een wolkbrandexplosie en een toxische wolk. Navolgend is vanuit deze scenario's ingegaan op de mogelijkheden voor de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid.
De mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp
Bij een calamiteit zal de brandweer zich inzetten om effecten ten gevolge van het incident te beperken of te voorkomen. Deze inzet zal voornamelijk plaatsvinden bij de bron. De brandweer richt zich dan niet direct op het bestrijden van effecten in of nabij het plangebied. Eventuele secundaire branden in het plangebied kunnen met behulp van de primaire bluswatervoorzieningen worden bestreden door de brandweer. De mogelijkheden voor bestrijdbaarheid worden daarom niet verder in beschouwing genomen.
De mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen
Bij een calamiteit is het belangrijk dat de aanwezigen in het plangebied worden geïnformeerd hoe te handelen bij een incident. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde waarschuwings- en alarmeringspalen (WAS-palen) of NL-alert. Bij een scenario waarin toxische stoffen vrijkomen, is het advies om te schuilen in een gebouw, waarvan ramen, deuren en ventilatie gesloten kunnen worden. Bij een wolkbrandexplosie scenario is het advies om te vluchten van de risicobron af.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het initiatief.
Algemeen
Indien door middel van een plan nieuwe, gevoelige functies of milieuhinderveroorzakende functies mogelijk worden gemaakt, moet worden aangetoond dat een goed leefmilieu binnen en buiten het plangebied mogelijk is. Anderzijds mogen omliggende bedrijven niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden aangetast door de realisatie van nieuwe gevoelige functies.
Wat betreft de aanbevolen richtafstanden tussen bedrijvigheid en gevoelige functies is de VNG-publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' als leidraad voor milieuzonering gebruikt. In de VNG-publicatie zijn richtafstanden voor diverse omgevings- en gebiedstypen opgenomen. Het gaat onder andere om de volgende omgevings- en gebiedstypen: 'rustige woonwijk', 'rustig buitengebied' en 'gemengd gebied'. In een rustige woonwijk en een rustig buitengebied komen vrijwel geen andere functies dan de woonfunctie voor. Gemengde gebieden betreffen gebieden die langs hoofdinfrastructuur liggen en/of gebieden met matige tot sterke functiemenging. In een dergelijk gebied komen direct naast woningen andere functies voor, zoals winkels, maatschappelijke voorzieningen, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Voor gemengde gebieden kunnen de aanbevolen richtafstanden met één stap worden verminderd. De afstand wordt gemeten vanaf de grens van de locatie van de bedrijfsmatige activiteit tot aan de gevel van nieuwe of bestaande gevoelige functies.
Toetsing
Hinderveroorzakende functies in het deelgebied
Binnen het plangebied worden geen functies gerealiseerd die milieuhinder veroorzaken. De toekomstige woningen kunnen worden aangemerkt als milieuhindergevoelig.
Hinderveroorzakende functies in de omgeving van het deelgebied
Er bevinden zich geen hinderveroorzakende functies in de omgeving van het plangebied. Bedrijventerrein De Esch, ten westen van het plangebied, en bedrijventerrein De Baarge, ten oosten van het plangebied, liggen beiden op meer dan 250 meter van het plangebied. Er wordt daarom geen hinder verwacht.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat vanuit het aspect bedrijven en milieuzonering geen belemmeringen aanwezig zijn voor de uitvoerbaarheid van het initiatief.
Beleid
Het waterbeleid van Rijk en provincie is gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. Het plangebied ligt in het beheersgebied van het Waterschap Drents Overijsselse Delta. Waterschappen hebben een speciale verantwoordelijkheid voor het water. Wettelijk vastgelegde taken zijn onder andere:
In het waterbeheerplan 'maatregelen voor een Delta met toekosmt' wordt beschreven hoe het waterschap haar taken wil uitvoeren in de periode 2022-2027. Ook worden in het plan de benodigde maatregelen voorgesteld. Het waterbeheerplan geeft vooral de koers aan voor de komende jaren.
Situatie plangebied
Voorliggend plan voorziet in de nieuwbouw van vier woningen. In de huidige situatie is er geen bebouwing en geen verhard oppervlak aanwezig. Het verharde oppervlak neemt door het initiatief toe met circa 2.000 m2. In de toekomstige situatie wordt het hemelwater en vuilwater met een nieuwe streng op de bestaande situatie aangesloten. De vuilwaterriolering in de gehele wijk voert onder vrijverval af naar De Slagen Fase 1. Het stelsel in De Slagen Fase 1 is berekend op aansluiting van de toekomstige woningen in het plangebied.
Watertoets
Het plangebied ligt in het beheersgebied van het waterschap Drents Overijsselse Delta. Voor het doorlopen van de watertoets gebruikt dit waterschap de website www.dewatertoets.nl. Het waterschap kijkt, op basis van de antwoorden die op de website worden ingevuld, of bij de ruimtelijke ontwikkeling voldoende rekening is gehouden met de waterhuishouding ter plaatse en geeft een wateradvies.
Op basis van de ingevulde digitale watertoets wordt door het waterschap geconcludeerd dat de normale procedure moet worden doorlopen. Dit betekent dat belangen van het waterschap worden geraakt en er overleg moet plaatsvinden.
Overleg Waterschap Drents Overijsselse Delta
Na overleg met het Waterschap hebben zij aangegeven akkoord te zijn met de door de gemeente aangedragen oplossing voor het bergen en afvoeren van het hemelwater.
Conclusie
Het aspect water vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Algemeen
Op basis van artikel 3.1.6, vijfde lid, onderdeel a, van het Bro moet in een toelichting van een bestemmingsplan bij ruimtelijke ontwikkelingen worden getoetst, hoe er wordt omgegaan met de aspecten archeologie en cultuurhistorie. De bescherming van archeologische waarden is verankerd in de Erfgoedwet. Het belangrijkste doel van deze wet is de bescherming van de aanwezige en de te verwachten archeologische waarden door het reguleren van bodemverstorende activiteiten.
Toetsing
Archeologie
In het vigerende bestemmingsplan is geen dubbelbestemming archeologie opgenomen. In het kader van het voorgaande bestemmingsplan 'De Slagen 2014' heeft er namelijk al archeologisch onderzoek plaatsgevonden in het plangebied. Naar aanleiding van dit onderzoek is het voorliggend plangebied vrijgegeven voor toekomstige bodemingrepen.
Cultuurhistorie
Het plangebied maakt geen deel uit van het beschermde dorpsgezicht De Streek. De structuur van De Slagen volgt de historische ontginningsstructuur van het gebied. Met de ontwikkeling vindt geen aantasting van historische lijnen of elementen plaats. Het initiatief heeft geen negatieve gevolgen voor het aspect cultuurhistorie.
Conclusie
De aspecten archeologie en cultuurhistorie vormen geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het initiatief.
Algemeen
Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet, in het kader van de Wet natuurbescherming, in beeld worden gebracht of er sprake is van invloeden op natuurwaarden en beschermde soorten.
Toetsing
Door Buro Ontwerp & Omgeving is in oktober 2021 een quickscan natuurtoets uitgevoerd. De conclusies uit dit onderzoek worden hierna behandeld. Het rapport van het onderzoek is als Bijlage 5 bijgevoegd.
Gebiedsbescherming
In het kader van gebiedsbescherming is gekeken of de voorgenomen ontwikkeling leidt tot negatieve effecten op Natura 2000-gebieden of gebieden die onderdeel vormen van het Natuurnetwerk Nederland (NNN).
Het plangebied is niet gelegen in een gebied dat is aangewezen in het kader van Natura 2000. Wel ligt het plangebied op circa 5,5 km afstand ten oosten van het Natura 2000-gebied Olde Maten & Veerslootslanden. Op grotere afstand liggen de Natura 2000-gebieden De Wieden en Uiterwaarden Zwarte Water & Vecht. Hierdoor worden er geen negatieve effecten verwacht als versnippering, vervuiling of verstoring door trilling en geluid. Wel vindt er mogelijk stikstofdepositie plaats op stikstofgevoelige habitattypen. De tijdelijke emissie in de realisatiefase is vanaf 1 juli 2021 vrijgesteld volgens de Wijzigingswet Wet natuurbescherming en Omgevingswet (stikstofreductie en natuurverbetering) en kan daardoor zonder vergunning plaatsvinden (Rijksoverheid, 2021). De vrijstelling heeft echter geen betrekking op de gebruiksfase. Er wordt daarom aanbevolen om een AERIUS-berekening uit te voeren om negatieve effecten ten gevolge van stikstofdepositie uit te kunnen sluiten.
Daarnaast ligt het projectgebied op circa 1,98 kilometer afstand van gebieden die behoren tot Natuurnet-werk Nederland (NNN). Gezien de ligging buiten deze gebieden worden de kernkwaliteiten van het NNN tijdens de werkzaamheden niet aangetast.
Soortenbescherming
Naar aanleiding van de quickscan kan worden geconcludeerd dat er geen strikt beschermde plant- en diersoorten voorkomen in het projectgebied. Er is daarom geen nader ecologisch onderzoek nodig en de werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd zonder een ontheffing van de Wet natuurbescherming.
Stikstofberekening
Door Buro Ontwerp & Omgeving is in februari 2023 een effectbeoordeling stikstofdepositie uitgevoerd. Deze beoordeling is als Bijlage 6 bijgevoegd. Deze beoordeling is uitgevoerd op de realiatie van vijf woningen, waarbij de vijfde woning reeds is meegenomen. Deze vijfde woning wordt echter niet met onderhavig plan mogelijk gemaakt en zal dan ook een aparte procedure doorlopen.
Uit de AERIUS-berekening blijkt dat er geen stikstofdepositie hoger dan 0,00 mol/ha/jaar plaatsvindt in de realisatiefase. Tevens blijkt dat er geen stikstofdepositie hoger dan 0,00 mol/ha/jaar plaatsvindt in de gebruiksfase. Met betrekking tot stikstofdepositie kan worden opgemerkt dat er geen significante effecten zijn op Natura 2000-gebieden en dat er geen passende beoordeling nodig is.
Conclusie
Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
Algemeen
Bij ruimtelijke plannen moet worden aangetoond dat de ontwikkeling geen negatieve gevolgen heeft voor de verkeer- en parkeersituatie ter plaatse.
Toetsing
Verkeer
In de toekomstige situatie is er sprake van in totaal vier twee-aaneen woningen. Volgens de kengetallen van het CROW3 worden deze woningen aangemerkt als 'koop huis, 2/1 kap'. Uitgaande van de verstedelijkingsgraad 'weinig stedelijk' en het gebiedstype 'rest bebouwde kom' is het aantal verkeersbewegingen te berekenen. De verkeersgeneratie per eenheid per etmaal is 7,8 voor de locatie en de categorie woning. Uitgaande van vier woningen is de toename van het totaal aantal verkeersbewegingen 31,2 per etmaal.
Naast de te ontwikkelen woningen wordt De Eugte doorgetrokken zodat de weg de Staphorster Kerkweg kruist en aansluit op de infrastructuur van De Slagen fase 2. De Eugte zal dus ook gaan dienen als ontsluitingsweg voor de vier woningen. De omliggende wegen hebben voldoende capaciteit om de toename van het aantal verkeersbewegingen op te vangen.
Parkeren
Het aantal benodigde parkeerplaatsen wordt bepaald door de aard en omvang van de activiteit waarin het plan voorziet.
Om de parkeerbehoefte te bepalen, is gebruik gemaakt van de parkeernormen genoemd in de Nota parkeerkengetallen van de gemeente Staphorst (vastgesteld op 27 november 2018). Bij de berekening van de parkeerbehoefte is uitgegaan van vier woningen in de categorie 'Koop, 2-onder-1-kap' in 'bebouwde kom'.
Voor deze woningen geldt een parkeernorm van 2,0 tot 2,6 parkeerplaatsen per woning. Uitgaande van een gemiddelde parkeernorm van 2,3 parkeerplaatsen per woning, komt de totale parkeerbehoefte uit op (afgerond) 9 parkeerplaatsen. Alle woningen hebben de mogelijkheid om minimaal twee auto's op eigen terrein te kunnen parkeren en één in de garage. Daarnaast worden er nog vier openbare parkeerplaatsen geraliseerd zoals dat ook in de rest van De Eugte plaatsvindt. Hiermee komt het totale aantal parkeerplaatsen uit op 16.
Volgens de Nota parkeerkengetallen van de gemeente Staphorst tellen de parkeerplaatsen op eigen terrein als 'lange oprit met garage'. Theoretisch gezien is hier plek voor drie parkeerplaatsen, echter tellen deze opritten met garage volgens de Nota parkeerkengetallen maar als 1,3 parkeerplaats. In totaal worden er dan (4 * 1,3 + 4 = 9,2) afgerond 9 parkeerplaatsen gerealiseerd. Hiermee is er voldoende ruimte om de parkeerbehoefte voor de vier woningen op te vangen.
Conclusie
De aspecten verkeer en parkeren vormen geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het initiatief.
Algemeen
Gelet op het bepaalde in artikel 3.1 Wro moet in het kader van een bestemmingsplan onder andere inzicht worden verschaft in de economische uitvoerbaarheid van het plan. In verband daarmee is eerst onderzocht of voor het onderhavige bestemmingsplan op grond van artikel 6.12, eerste lid Wro de verplichting bestaat om één of meer exploitatieplannen vast te stellen.
Op grond van artikel 6.12, lid 1 van de Wro stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast voor gronden waarop een in het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro) aangewezen bouwplan is voorgenomen. Dit zijn de volgende bouwplannen:
Op grond van artikel 6.12, lid 2 Wro kan van deze verplichting worden afgezien, indien (globaal) sprake is van de volgende factoren:
Voor de beoordeling van de vraag of het kostenverhaal anderszins verzekerd is, is de eigendomsituatie van belang. In het geval dat alle gronden binnen een exploitatiegebied eigendom zijn van de gemeente, kan de gemeente de kosten van de grondexploitatie verrekenen in de prijs van de uit te geven bouwrijpe kavels. In dat geval is het kostenverhaal afdoende anderszins verzekerd en is het vaststellen van een exploitatieplan niet verplicht. Een andere mogelijkheid is dat de gemeente in een overeenkomst met de ontwikkelaar heeft vastgelegd hoe de kosten van de grondexploitatie worden verrekend. Ook in dat geval is het vaststellen van een exploitatieplan niet verplicht.
Toetsing
Tussen de gemeente en de ontwikkelaar is een anterieure overeenkomst gesloten. Het opstellen van een exploitatieplan is in dat geval niet noodzakelijk. De financiële haalbaarheid van het plan wordt hiermee geacht te zijn aangetoond.
Conclusie
Het aspect economische uitvoerbaarheid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het initiatief.
In een bestemmingsplan kunnen directe en indirecte bestemmingen worden opgenomen. Directe bestemmingen uit een bestemmingsplan kunnen bijvoorbeeld een bestemming 'Wonen' of 'Groen' zijn. Indirecte bestemmingen zijn nader uit te werken bestemmingen, bijvoorbeeld ‘Wonen - Uit te werken’. In een uitwerkingsplan worden de indirecte bestemmingen uitgewerkt tot directe bestemmingen.
In een bestemmingsplan worden functies aan gronden toegekend. Het gaat dus om het toekennen van gebruiksmogelijkheden. Vanuit de Wet ruimtelijke ordening volgt een belangrijk principe: het gaat om toelatingsplanologie. Het wordt de grondgebruiker (eigenaar, huurder etc.) toegestaan om de functie die het uitwerkingsplan/bestemmingsplan geeft uit te oefenen. Dit houdt in dat:
Een afgeleide van de gebruiksregels in het uitwerkingsplan/bestemmingsplan zijn regels voor bebouwing (omgevingsvergunning voor het bouwen) en regels voor het verrichten van 'werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden' (omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden).
Een uitwerkingsplan/bestemmingsplan regelt derhalve het toegestane gebruik van gronden (en de bouwwerken en gebouwen) en een uitwerkingsplan/bestemmingsplan kan daarbij regels geven voor:
Het uitwerkingsplan/bestemmingsplan is een belangrijk instrument voor het voeren van ruimtelijk beleid, maar het is zeker niet het enige instrument. Andere ruimtelijke wetten en regels zoals de Woningwet, de Erfgoedwet, de Algemene Plaatselijke Verordening, de Wet milieubeheer en de bouwverordening zijn ook erg belangrijk voor het uitoefenen van het ruimtelijke beleid.
Op de verbeelding wordt aangegeven welke bestemming gronden hebben. Dit gebeurt via een bestemmingsvlak. Voor het op de verbeelding aangegeven bestemmingsvlak gelden de gebruiksmogelijkheden zoals die in de bijhorende regel worden gegeven. Die toegekende gebruiksmogelijkheden kunnen op twee manieren nader worden ingevuld:
De regels zijn verdeeld over vier hoofdstukken:
Dit uitwerkingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het uitwerkingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.
De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit uitwerkingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het uitwerkingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het uitwerkingsplan.
In dit uitwerkingsplan zijn de bestemmingen 'Groen', 'Tuin', 'Verkeer - Verblijfsgebied' en 'Wonen' opgenomen. Daarbij is aangesloten bij de methodiek die in het vigerende bestemmingsplan is aangehouden. Hieronder volgt een korte toelichting op de genoemde bestemmingen.
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en -partijen, parkeervoorzieningen, voet- en fietspaden, met daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde.
Binnen deze bestemming zijn geen gebouwen toegestaan. Wel zijn bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de bestemming toegestaan. In de bouwregels van deze bestemming zijn de maatvoeringseisen voor de bouw van deze bouwwerken opgenomen.
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen en erfen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen woonhuizen, ontsluitingspaden en bij tuin behorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde.
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor wegen met hoofdzakelijk een functie ter ontsluiting van aanliggende percelen, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen speel- voorzieningen, met daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde.
Binnen deze bestemming zijn eveneens geen gebouwen toegestaan. Wel zijn bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de bestemming toegestaan. In de bouwregels van deze bestemming zijn de maatvoeringseisen voor de bouw van deze bouwwerken opgenomen.
In de regels is opgenomen dat er in totaal maximaal vier woonhuizen binnen de bestemming 'Wonen' mogen worden gerealiseerd. De woonhuizen mogen alleen twee-aaneen worden gebouwd. Gestapelde woningen zijn daarmee niet toegestaan. De maatvoeringseisen van de woonhuizen (woningen) zijn opgenomen in de bouwregels.
Bij de woonhuizen zijn ook bijgebouwen en overkappingen toegestaan. Ook de maatvoeringseisen van deze bouwwerken zijn opgenomen in de bouwregels. Daarnaast zijn er bouwregels opgenomen voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde.
In de regels van de bestemming is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van het toestaan van een aan huis gebonden bedrijf. Voor de afwijking gelden aanvullende voorwaarden voordat deze kan worden verleend.
Naast de bestemmingen bevat het plan een aantal algemene regels over bijvoorbeeld begrippen, de wijze van meten, algemene afwijkingen en overgangsrecht. Deze min of meer standaardregels in bestemmingsplannen worden hier verder niet toegelicht.
In voorliggend hoofdstuk wordt de gevolgde procedure beschreven. Bij een uitwerkingsplan is het college het bevoegd gezag om het plan vast te stellen.
In het kader van het vooroverleg is het ontwerpbestemmingsplan naar de verschillende overlegpartners gestuurd. Er zijn geen opmerkingen ontvangen.
Het ontwerp uitwerkingsplan heeft vanaf 21 juni 2023 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Er zijn geen zienswijzen ingediend tegen het ontwerp uitwerkingsplan.