Plan: | De Streek, wijzigingsplan Gemeenteweg 341 Staphorst |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0180.2112021004-VS01 |
Initiatiefnemer is voornemens op het perceel Gemeenteweg 341 de bestaande woonboederij te splitsen in twee wooneenheden en tevens op het achterliggende perceel een twee-onder-een-kapwoning op te richten. Het college heeft in haar vergadering van 13 juli 2021 een positief standpunt ingenomen over bovenstaand verzoek.
Het voornemen is niet in overeenstemming met de geldende gebruiks- en bouwmogelijkheden van het bestemmingsplan “De Streek” van de gemeente Staphorst, aangezien binnen het woonperceel maximaal één woning is toegestaan. Tevens is de nieuw te realiseren twee-onder-een-kapwoning buiten het bstemmingsvlak 'Wonen' gelegen.
Een wijziging van het bestemmingsplan is noodzakelijk om de gewenste ontwikkeling mogelijk te maken. Voorliggend wijzigingsplan voorziet hierin. Aangetoond wordt dat de wijziging van de bestemming in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening en vanuit ruimtelijk en planologisch oogpunt verantwoord is.
Initiatiefnemer is voornemens het erf te transformeren naar een woonerf met meerdere wooneenheden. Concreet bestaat de ontwikkeling uit de volgende onderdelen:
In het kader van voorliggend initiatief heeft Vestus een erfinrichtingsplan opgesteld van de gewenste situatie.
Deze is opgenomen in afbeelding 1.1. Tevens is dit erfinrichtingsplan opgenomen als Bijlage 1 van deze toelichting.
Afbeelding 1.1: Erfinrichting (bron: Vestus)
Het bestaande gebouw betreft een langgerekte boerderij op een smal perceel. De boerderij is circa 35 meter lang en circa 11,5 meter breed.en heeft een inhoud van bijna 1.700 m3. De huidige boerderij is zowel qua lengte als inhoud van voldoende omvang om deze te splitsen in twee woningen. Voor de bereikbaarheid van de woningen wordt gebruik gemaakt van de bestaande en te verlengen steeg.
Bij de te splitsen woningen komen twee bijgebouwen waartussen parkeerplaatsen worden aangelegd waardoor deze aan het zicht worden onttrokken.
De bestaande karakteristiek van een langgerekte boerderij met daarbij een karakteristieke erfindeling wordt versterkt door de erfinrichting waarbij de nieuwe gebouwen aansluiten op deze karakteristiek.
Tot slot is het gewenst om een twee-onder-een-kapwoning te bouwen. Deze woning wordt mogelijk gemaakt op basis van het zogenaamde ‘Open plekken beleid’ van de gemeente Staphorst. Deze woning bevindt zich achter op het erf. Uitgangspunt is dat de woning een versterking moet zijn voor de bebouwingsstructuur.
Meerwaarde wordt gevonden in een verbetering van het doorzicht naar het achtergelegen slagenlandschap en in de verbetering van de erfstructuur (door situering, maatvoering en onderlinge afstand van de bouwwerken, de aankleding door middel van groenstructuren en de inpassing van het parkeren). Hierdoor ontstaat een passend erfensemble van woningen en bijgebouwen.
Het bestemmingsplan "De Streek, wijzigingsplan Gemeenteweg 341 Staphorst" bestaat uit de volgende stukken:
De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan en moeten in samenhang 'gelezen' worden. Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied begrepen gronden aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn regels gekoppeld teneinde de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting heeft weliswaar geen bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij de omschrijving, motivering en verantwoording van het bestemmingsplan.
Het plangebied is gelegen in het karakteristieke Staphorster lint Gemeenteweg op nummer 341 en staat kadastraal bekend als gemeente Staphorst, sectie AR nummer 1825 (gedeeltelijk). De ligging van het plangebied in Staphorst is weergegeven in afbeelding 1.2 en de directe omgeving is weergegeven in afbeelding 1.3.
Afbeelding 1.2: Plangebied gelegen in Staphorst
Afbeelding 1.3: Het plangebied met globale begrenzing in de directe omgeving
Ter plaatse van het plangebied vigeert het bestemmingsplan "De Streek, Veegplan" (vastgesteld op 9 juli 2019 door de gemeenteraad van Staphorst).
In het bestemmingsplan heeft het plangebied de volgende (dubbel) bestemmingen en aanduidingen:
Afbeelding 1.4: Uitsnede vigerend bestemmingsplan
In afbeelding 1.4 is een uitsnede van de verbeelding behorende bij het bestemmingsplan "De Streek, Veegplan" weergegeven. Het plangebied is daarbij indicatief weergegeven met de rode omlijning. Voor de exacte begrenzing wordt verwezen naar de verbeelding.
Hier wordt een beschrijving van de in het plangebied geldende bestemmingen en aanduidingen gegeven.
Bestemming ‘Wonen – 1’
Gronden met deze bestemming zijn met name bestemd voor wonen, al dan niet in combinatie van nevenactiviteiten, hobbymatige agrarische activiteiten, bed and breakfast, aan huis verbonden beroepen, tuinen en erven, groenvoorzieningen, cultuurgrond en water, verkeers- en verblijfsdoeleinden, openbare nutsvoorzieningen en speelvoorzieningen. Ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ geldt dat het behoud van de uitwendige hoofdvorm van gebouwen dient te worden gehandhaafd. Het aantal woningen bedraagt ten hoogste het bestaande aantal, in dit geval één. De woning dient binnen het bouwvlak te worden gebouwd. Voor een hoofdgebouw geldt tot slot een goot- en bouwhoogte van respectievelijk 3 en 10 meter, danwel de bestaande hoogte.
Bestemming 'Agrarisch met waarden'
De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor agrarische bedrijven, één bedrijfswoning, landschappelijke waarden en cultuurgrond, water en voorzieningen ten behoeve van water, groenvoorzieningen, dag-recreatief medegebruik, verkeer en verblijfsdoeleinden in de vorm van wegen met een functie voor intern verkeer, voet- en fietspaden en parkeervoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen.
Dubbelbestemming 'Waarde – Beschermd dorpsgezicht'
De voor 'Waarde – Beschermd dorpsgezicht' aangewezen gronden zijn, naast de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud, herstel en versterking van het karakteristieke dorpsgezicht (De Streek), zoals dat is verwoord in de aanwijzing dorpsgezicht d.d. 18 oktober 1993 en het document 'Staphorst een eigen wereld' van 31 mei 2005. Dit aspect wordt nader gemotiveerd in paragraaf 7.6.1 Cultuurhistorie.
Dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 3'
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van eventueel in de bodem voorkomende archeologische resten. Dit aspect is in paragraaf 7.6.2 Archeologie nader uitgewerkt.
De realisatie van de beoogde woningen is binnen het plangebied niet toegestaan.
Om de ontwikkeling alsnog mogelijk te maken is een wijziging van het bestemmingsplan noodzakelijk. Voorliggend plan voorziet in een passend juridisch-planologisch kader.
Voorliggend wijzigingsplan is opgesteld conform de werkwijze van de gemeente Staphorst, zoals die is vastgelegd in het handboek EPOS (Efficiënte Procesinrichting Omgevingsrecht Staphorst). Met deze nieuwe werkwijze beoogt de gemeente een efficiënter proces voor het aanvragen van een omgevingsvergunning of een bestemmingswijziging voor alle bouwplannen die (nog) niet in het huidige bestemmingsplan passen.
Hiervoor is een Collectief van Professionals Omgevingsrecht Staphorst (CPOS) opgericht, waar professionals lid van kunnen worden. Professionals zijn adviesbureaus, architecten, ontwikkelaars, bouwers en stedenbouwkundige en/of planologische adviseurs met verstand van het omgevingsrecht. Deze professionals hebben een centrale rol in het proces en zijn verantwoordelijk voor het indienen van een goede aanvraag, zoals een omgevingsvergunning, wijzigingsplan of een bestemmingsplanherziening. Wanneer de professional zich voldoende bewezen heeft zal de gemeente steeds meer een stap terug nemen in de controlerende rol en een faciliterende rol aannemen. Hiermee zullen aanvragen een snellere doorlooptijd en lagere leges lasten kennen dan professionals die niet lid zijn van de CPOS.
EDOK-RO is één van de professionals waarmee de gemeente een overeenkomst is aangegaan als lid van het CPOS. In dit plan is gebruik gemaakt van de informatiehuizen uit het omgevingsplein die voor het EPOS is samengesteld. In het omgevingsplein staat alle informatie over de onderwerpen die nodig zijn voor een correcte aanvraag voor een omgevingsvergunning, wijzigingsplan of bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan bestaat uit de drie planonderdelen verbeelding, regels en de voorliggende toelichting. De toelichting van dit plan is opgebouwd uit elf hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk volgt hoofdstuk 2 waarbij ingegaan wordt op de bestaande en historische situatie ter plaatse van het plangebied. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van de door de gemeente gegeven randvoorwaarden aan het initiatief. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit als gevolg van het initiatief. In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op het plan en in hoofdstuk 6 worden beleidskaders beschreven waarbinnen het initiatief valt. Hierbij wordt het beleid van het Rijk, provincie Overijssel en de gemeente Staphorst beschreven. In hoofdstuk 7 wordt de relevante milieu- en omgevingsaspecten zoals geluid, externe veiligheid, luchtkwaliteit, flora en fauna beschreven. Hoofdstuk 8 bevat het sociale component van het plan. In hoofdstukken 9 en 10 wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid en de juridische aspecten van het plan. Hoofdstuk 11 gaat over de handhaafbaarheid van het plan.
Het plangebied is gelegen in het karakteristieke Staphorster lint Gemeenteweg op nummer 341 aan de noordoostzijde van Staphorst. Het plangebied wordt begrensd door de naastgelegen woonpercelen, de Gemeenteweg en het achtergelegen agrarische perceel.
Op de voorzijde van het perceel staat een woning met een vrijstaande schuren en heeft de bestemming 'Wonen - 1'. Het achterste deel waar de twee-onder-een-kapwoning komt heeft de bestemming 'Agrarisch met waarden'.
De begrenzing van het plangebied is in afbeelding 2.1 indicatief weergegeven.
Afbeelding 2.1: begrenzing plangebied
Het plangebied ligt in een gebied dat De Streek wordt genoemd. De Streek is een bebouwingslint van circa 12 kilometer. Het lint kent een bijzondere ruimtelijke karakteristiek en bebouwingskarakteristiek waarvan de oorsprong in de ontginning van het gebied ligt. Het lint ligt tussen Lichtmis en Halfweg. Staphorst en Rouveen zijn als gevolg van de ontginning van het gebied ontstaan en maken voor een deel onderdeel uit van het lint. In het noorden is het huidige Staphorst ontstaan als een verdichting rondom de kerk van Staphorst. Het huidige Rouveen is zuidelijker ontstaan als verdichting rondom de kerk in Rouveen. Beide dorpen werden al in schriften van de dertiende eeuw genoemd, maar lagen toen westelijker.
Het huidige lint wordt in de volksmond ook wel 'De Diek' of 'De Streek' genoemd. Kenmerkend voor het lint is de boogvorm; een directe afgeleide van de vorm van de ontginningsbasis zoals hiervoor beschreven. Opvallend is de verdraaiing van de perceelsrichting ten opzichte van de weg: in Staphorst staat deze vrijwel haaks op de weg terwijl verder naar het zuiden, in Rouveen, de verkavelingsrichting onder een scherpe hoek staat met de weg. Ook de boerderijen staan hier niet haaks op de weg maar volgen de richting van de percelen. Een verklaring hiervoor kan zijn dat de Staphorster kolonisten al verder veeninwaarts waren dan de Rouveners. Vanuit de ontginningsbasis (De Wijk) is te zien dat de vier slagen van Staphorst in vrijwel een rechte lijn naar het zuidoosten lopen. De slagen van Rouveen daarentegen worden, door de beperkte ruimte naar achter toe, gedwongen hun perceelsrichting keer op keer bij te stellen.
Afbeelding 2.2: De Streek (Bron: Gemeente Staphorst)
De belangrijkste structurele kenmerken van De Streek zijn gelegen in de reeds uit de zestiende eeuw daterende combinatie van een patroon van vrijwel parallelle langgerekte perceelsgrenzen met een enigszins gebogen, enkele kilometers lange bebouwingsas (Oude Rijksweg). Hierdoor voegen de ontsluitingswegen naar het achterliggende agrarische gebied zich in deze ruimtelijke hoofdstructuur. De lintbebouwing, waarbij boerderijen vlak naast en achter elkaar aan de bebouwingsas liggen in de richting van de percelering is daarbij eveneens een belangrijke karakteristiek. Aangrenzende erven worden ontsloten door een gemeenschappelijke toegangsweg (stegen). De hoge beeldkwaliteit van de agrarische bebouwing, waar 70% een beschermd monument is levert een belangrijke bijdrage aan het cultuurhistorisch waardevolle karakter van De Streek. Het ruimtelijk beeld wordt behalve door de bebouwing in belangrijke mate bepaald door de erfbeplanting en de houtsingels op de perceelsgrenzen tussen en direct achter de bebouwing waardoor een ruimtelijke beslotenheid is ontstaan die waar het bebouwingslint plaatselijk transparant of onderbroken is, markante contrasten oplevert met het open agrarisch gebied. In de kern Rouveen en Staphorst is de historische samenhang met het achterliggende landschap plaatselijk verdwenen door naoorlogse nieuwbouw en wegaanleg.
De Streek is aangewezen als een beschermd dorpsgezicht. De waarden die beschermd dienen te worden zijn vastgelegd in het gemeentelijk ruimtelijk beleid (zie paragraaf 1.5.2). De waarde van het beschermd dorpsgezicht komt tot uiting door:
Deze waarden zijn tevens vastgelegd in de dubbelbestemming 'Waarde- Beschermd dorpsgezicht' die voor het gehele gebied 'De Streek' van toepassing is.
De voorgenomen planologische ontwikkeling heeft geen nadelige gevolgen op de hydrologie. Dit aspect is daarom niet van toepassing op dit plan.
Het plangebied ligt in De Streek. In het plangebied en de directe omgeving zijn geen gronden gelegen die onderdeel uitmaken van het NNN of van Natura 2000-gebieden. Wel zijn er bijzondere landschappelijke kenmerken aanwezig.
Het beschermde gezicht geeft veel aandacht aan het lint; de Streek, en dan met name aan de boerderijen als bijzondere elementen. Het beschermde gezicht heeft minder aandacht voor het landschap. Landschap en lint zijn in Staphorst en Rouveen echter onlosmakelijk met elkaar verbonden. Het lint vormt in feite de ‘versteende’ structuur van het landschap. De relatie tussen lint en landschap is onderbelicht. Juist de versmelting van die twee vormt een wezenlijke karakteristiek van Staphorst en Rouveen. De elzensingels; het doorlopen van de singelbeplanting tot in het lint; de structuur van dwarswegen haaks op het lint; de doorzichten naar het achterland; de ontsluiting van het landschap en de sporen uit het verleden vormen essentiële aspecten van Staphorst en Rouveen.
Het landschap van Staphorst is een begrip. Het is een voor Nederland uniek landschap, rijk aan specifieke, gebiedsgebonden cultuurhistorische waarden. Het is een karakteristiek landschap, met een sterk onderscheidende ruimtelijke identiteit. Derhalve is het landschap van Staphorst aangewezen als Belvedèregebied. In de Nota Belvedère is het rijksbeleid neergelegd over de relatie tussen cultuurhistorie en ruimtelijke inrichting. Centrale doelstelling van de nota is dat de cultuurhistorische identiteit sterker richtinggevend wordt voor de inrichting van de ruimte in ons land. In het kader van de Nota Belvedère zijn de cultuurhistorisch meest waardevolle gebieden en steden in Nederland op kaart gezet. Staphorst is één van deze gebieden.
Om de ruimtelijke karakteristiek van Staphorst te kunnen duiden is in “Staphorst een eigen wereld” uitgegaan van verschillende schaalniveaus: het schaalniveau van het landschap (direct grenzend aan het lint); het schaalniveau van De Streek en het schaalniveau van de afzonderlijke boerderijen met hun bijhorende tuin- en erfinrichting. De samenhang van deze schaalniveaus bepaalt het karakteristieke beeld van Staphorst. (zie 6.3.3).
Archeologie
Het plangebied ligt in het bebouwingslint De Streek. Het lint ligt op een langgerekte zandrug, die later nog deels is opgehoogd tot leidijk. In het bestemmingsplan “Veegplan de Streek” ligt het plangebied in een zone met een dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 3’’. Dit houdt in dat archeologisch onderzoek is vereist bij bodemingrepen groter dan 100 m2 en dieper van 50 centimeter onder het maaiveld. De omvang van de geplande verstoringen overschrijdt de vrijstellingsgrenzen zoals die in het vigerend bestemmingsplan zijn opgenomen. Ter plaatse is daarom een archeologisch onderzoek uitgevoerd. In paragraaf 7.6.2 wordt dit aspect uitgebreid gemotiveerd.
Cultuurhistorie
Het lint Gemeenteweg is aangewezen als beschermd dorpsgebied. Ontwikkelingen die het aanzicht en de te behouden waarden in dit dorpsgebied schaden zijn niet toegestaan. In het onderhavige plan worden deze structuren niet aangetast. De karakteristieke perceleringen en zijtakken c.q. stegen van de Gemeenteweg blijven intact. In paragraaf 6.3.7 Transformatielocaties aan De Streek wordt dit aspect uitgebreid gemotiveerd.
Het plangebied ligt binnen De Streek. Het gebied kent bijzondere stedenbouwkundige waarden. De Streek kent grotendeels een dichte bebouwingsstructuur van monumentale boerderijen die een sterke architectonische verwantschap hebben. De streek omvat samengevat de volgende kenmerkende waarden:
Voor het plangebied geldt op basis van de welstandskaart van de gemeente het bijzondere welstandsregime. Dit regime blijft voornamelijk beperkt tot de meest karakteristieke delen van de bebouwde kommen. Onder het bijzonder regime vallen de bebouwingslinten van Staphorst en Rouveen. Deze omvatten de oudste delen van beide dorpen waar zich ook de vele rijks- en gemeentelijke monumenten bevinden. Cultuurhistorie is een belangrijke reden om voor een bijzonder regime te kiezen. Vanwege het bijzondere karakter hebben daarom ook het oorspronkelijke kerkdorp IJhorst en het historische buurtschap Hamingen een bijzonder regime gekregen.
Voor transformatielocaties in de Streek gelden specifieke beeldkwaliteitseisen. Deze eisen zijn opgenomen in de beleidsnota Open plekken Staphorst, 5e wijziging. Voorliggend plan voldoet volledig aan deze eisen.
De eisen zijn hierna weergegeven:
Nieuwbouw is alleen mogelijk op een plek die voldoende maat heeft waardoor voldoende afstand tot de bestaande bebouwing kan worden verkregen.
Er moet voldoende afstand tot de Oude Rijksweg / Gemeenteweg worden gehouden, waarbij het kenmerkende beeld van een wisselende afstand tot de weg, met soms royale voorterreinen/voortuinen, behouden moet blijven. Voor de afstand tot de weg geldt een richtlijn van 15 meter.
De nieuw te bouwen panden dienen qua positionering op de kavel, hoofdvorm, nokrichting, goothoogte en gevelindeling aan te sluiten bij de Staphorster boerderij. Voorwaarden voor nieuwbouw zijn:
De gemeente Staphorst heeft het 'Landschapsplan Staphorst' opgesteld als beleid voor de ontwikkeling en (her)inrichting van de diverse landschappen binnen de gemeente. Op basis van dit landschapsplan valt het plangebied aan te merken als landschapstype houtsingellandschap.
Voor het houtsingelgebied wordt gestreefd naar behoud, herstel en versterking vanwege de hoge en bijzondere landschappelijke kwaliteiten en omdat het gebied in belangrijke mate bepalend is voor de identiteit van Staphorst en Rouveen. De bouwstenen zijn elzensingels, sloten, grasland, wegen met laanbeplanting en erven met erfbeplanting. Daarbij wordt aandacht besteed aan het accentueren van de karakteristieke knikken in de verkaveling. In afbeelding 3.1 zijn de karakteristieken van het houtsingellandschap opgenomen.
Houtsingellandschap De Streek | |
![]() - tamelijk kleinschalig gebied met kenmerkende houtsingels - elzensingels - eikenkanen - viaducten over A28 in het groen - steeds meer elzensingels verdwijnen - karakteristiek onderscheid tussen houtsingellandschap bij Staphorst en bij Rouveen |
karakteristiek |
- unieke lintbebouwing van Staphorst-Rouveen met meerdere boerderijen achter elkaar |
bebouwing |
- elzensingels (één rij) op perceelgrenzen - laanbeplanting van eik langs wegen - rijke erfbeplanting met solitaire kastanje en/of beuk - sortiment: omgeving Rouveen vooral els, omgeving Staphorst ook eik |
beplanting |
smalle percelering, tamelijk langgerekt, soms met knikken zoals in het open slagenlandschap |
verkaveling |
overgang zand - veen (veldpodzolgronden en gooreerdgronden) |
bodem |
hoofdzakelijk grasland |
bodemgebruik |
kleinschalig halfopen landschap, bestaande uit kleine langgerekte kamers |
maat van de ruimte |
nagenoeg vlak |
reliëf |
- rationeel blokvormig wegenpatroon - grote infrastructuur A28 en spoor doorsnijden landschap |
wegenpatroon |
weinig sloten | waterpatroon |
- landschap: zeer hoog - bebouwing: (veelal) zeer hoog, typisch kleurgebruik (groen en blauw) |
beeldkwaliteit |
- gemeente - eigenaren (particulier en agrarisch, huiskavels) - landbouw (kavels achter huiskavels) |
invloedsferen / spanningsvelden |
Afbeelding 3.1 Kenmerken Houtsingellandschap De Streek (Bron: Gemeente Staphorst)
Het plangebied is gelegen binnen het houtsingellandschap en is onderhevig aan een bijzonder welstandsregime. Het landschapsbeleid en het welstandsbeleid zijn erop gericht om de karakteristieke uitstraling van 'De Streek' te behouden, beschermen en te versterken. Het voorliggende bestemmingsplan past binnen dat kader doordat er wordt gekozen voor inbreiding binnen bestaande bebouwing. De wijziging heeft geen impact op de landschappelijke waarde en beeldkwaliteitseisen.
De gebruikswaarde binnen dit plan focust zich hoofdzakelijk op inbreiding. De realisatie van een extra woning, door middel van inbreiding, past binnen belang om het karakter van 'De Streek' te behouden. De functie 'wonen' is passend binnen de omgeving en de splitsing zorgt ervoor dat de Steeg niet uitgebreid wordt.
De belevingswaarde blijft binnen het voorliggende plan gelijk.
Door de realisatie van een twee-onder-een-kapwoning en splitsing huidige boerderij wordt voorkomen dat elders uitbreiding van bebouwd gebied moet plaatsvinden. Daarnaast is aan dit type woning grote behoefte in de gemeente Staphorst en draagt dus bij aan een diverser woningaanbod binnen 'De Streek'.
Het initiatief heeft tot gevolg dat elders geen woning hoeft te worden gerealiseerd en er een bijdrage wordt geleverd aan een diverser woningaanbod in 'De Streek'.
Het plangebied, gelegen aan de Gemeenteweg 341, maakt deel uit van de gemeente Staphorst. Tot deze gemeente behoren de plaatsen Staphorst, Rouveen, IJhorst en Punthorst.
Het plangebied ligt in een gebied dat De Streek wordt genoemd. De Streek is een bebouwingslint van circa 12 kilometer. Het lint kent een bijzondere ruimtelijke karakteristiek en bebouwingskarakteristiek waarvan de oorsprong in de ontginning van het gebied ligt. Het lint ligt tussen Lichtmis en Halfweg. Staphorst en Rouveen zijn als gevolg van de ontginning van het gebied ontstaan en maken voor een deel onderdeel uit van het lint. In het noorden is het huidige Staphorst ontstaan als een verdichting rondom de kerk van Staphorst. Het huidige Rouveen is zuidelijker ontstaan als verdichting rondom de kerk in Rouveen. Beide dorpen werden al in schriften van de dertiende eeuw genoemd, maar lagen toen westelijker.
Het huidige lint wordt in de volksmond ook wel 'De Diek' of 'De Streek' genoemd. Kenmerkend voor het lint is de boogvorm; een directe afgeleide van de vorm van de ontginningsbasis zoals hiervoor beschreven. Opvallend is de verdraaiing van de perceelsrichting ten opzichte van de weg: in Staphorst staat deze vrijwel haaks op de weg terwijl verder naar het zuiden, in Rouveen, de verkavelingsrichting onder een scherpe hoek staat met de weg. Ook de boerderijen staan hier niet haaks op de weg maar volgen de richting van de percelen. Een verklaring hiervoor kan zijn dat de Staphorster kolonisten al verder veeninwaarts waren dan de Rouveners. Vanuit de ontginningsbasis (De Wijk) is te zien dat de vier slagen van Staphorst in vrijwel een rechte lijn naar het zuidoosten lopen. De slagen van Rouveen daarentegen worden, door de beperkte ruimte naar achter toe, gedwongen hun perceelsrichting keer op keer bij te stellen.
De belangrijkste structurele kenmerken van De Streek zijn gelegen in de reeds uit de zestiende eeuw daterende combinatie van een patroon van vrijwel parallelle langgerekte perceelsgrenzen met een enigszins gebogen, enkele kilometers lange bebouwingsas (Oude Rijksweg). Hierdoor voegen de ontsluitingswegen naar het achterliggende agrarische gebied zich in deze ruimtelijke hoofdstructuur. De lintbebouwing, waarbij boerderijen vlak naast en achter elkaar aan de bebouwingsas liggen in de richting van de percelering is daarbij eveneens een belangrijke karakteristiek. Aangrenzende erven worden ontsloten door een gemeenschappelijke toegangsweg (stegen). De hoge beeldkwaliteit van de agrarische bebouwing, waar 70% een beschermd monument is levert een belangrijke bijdrage aan het cultuurhistorisch waardevolle karakter van De Streek. Het ruimtelijk beeld wordt behalve door de bebouwing in belangrijke mate bepaald door de erfbeplanting en de houtsingels op de perceelsgrenzen tussen en direct achter de bebouwing waardoor een ruimtelijke beslotenheid is ontstaan die waar het bebouwingslint plaatselijk transparant of onderbroken is, markante contrasten oplevert met het open agrarisch gebied. In de kern Rouveen en Staphorst is de historische samenhang met het achterliggende landschap plaatselijk verdwenen door naoorlogse nieuwbouw en wegaanleg.
De Streek is aangewezen als een beschermd dorpsgezicht. De waarden die beschermd dienen te worden zijn vastgelegd in het gemeentelijk ruimtelijk beleid (zie paragraaf 3.3). De waarde van het beschermd dorpsgezicht komt tot uiting door:
Deze waarden zijn tevens vastgelegd in de dubbelbestemming 'Waarde- Beschermd dorpsgezicht' die voor het gehele gebied De Streek van toepassing is.
Het plangebied bevindt zich aan het eind van één van de vele zijtakken c.q. stegen van de Gemeenteweg en betreft het bestaande 1e perceel en het nieuwe 2e perceel aan deze zijtak. Achter het plangebied bevindt zich agrarische grond.
De perceelgrootte van het kadastrale perceel bedraagt ruim 17.000 m². Het plangebied bedraagt echter circa 3.750 m². Dit plangebied biedt ruimte aan een woonboerderij en aan agrarische gronden in de vorm van grasland.
Het perceel
Het perceel biedt ruimte aan een woonboerderij met daar aan vast een kapschuur en een paardenstal. Verspreid over het terrein zijn eveneens nog twee paardenstallen en een rijbak aanwezig. Het overige deel bestaat uit tuin, bosschages en verhardingen in de vorm paden, manoeuvreerruimte en een op- en afrit.
De (woon)boerderij in het plangebied betreft een zogenaamde Staphorster boerderij en is een beschermd dorpsgezicht binnen de gemeente. De boerderij kenmerkt zich als een langgerekt bouwwerk, waarbij woonhuis, deel, stal en hooiopslag in elkaars verlengde liggen. Daarnaast bevinden zich enkele kleinere gebouwen.
Afbeelding 5.1: Huidige situatie (rood kruis-te slopen bijgebouwen)
Hierna volgt een aanzicht vanaf de Gemeenteweg. Het bijgebouw aan de linkerzijde van de boerderij wordt gesloopt.
Afbeelding 5.2: Foto's van het erf
Hierna volgt een foto van het grasland waar de twee-onder-een-kapwoning wordt gerealiseerd.
Afbeelding 5.3: Foto van bestaand weiland
In de toekomstige situatie wordt de bestaande (woon)boerderij gesplitst ten behoeve van twee woningen. Op het achtergelegen agrarische perceel wordt een twee-onder-een-kapwoning gerealiseerd. Het bijgebouw aan de westzijde van de bestaande woonboerderij wordt niet gesloopt, maar wordt het bijgebouw voor de voorste woning (zie afbeelding 5.3)
Op de open plek zal één hoofdvolume met daarin twee wooneenheden worden gebouwd. Deze nieuwe wooneenheden bevatten bijbehorende bijgebouwen.
De bestaande woonboerderij wordt gesplitst in twee wooneenheden. Het aangrenzende agrarische perceel met de agrarische bestemming wordt deels gewijzigd naar een woonbestemming ten behoeve van de realisatie van een nieuwe twee-onder-een-kapwoning. Op de verbeelding is het nieuwe woonperceel exact weergegeven. Het overige deel van het plangebied - buiten het woonperceel - behoudt de agrarische bestemming.
Ten behoeve van het onderhavige plan is door Vestus bouwadvies een erfindeling opgesteld. De erfindeling is opgesteld conform de 'Nota Belvedère 'Staphorst een eigen wereld'. Onderstaand is de erfindeling weergegeven.
Afbeelding 5.4: Erfinrichtingsplan
Onderstaand volgt een toelichting op het inrichtingsplan.
Percelering
De kenmerkende smalle kavelstructuur van het karakteristieke singellandschap is nog aanwezig op het woonperceel. Deze percelering blijft volledig intact en de bestaande sloten blijven aan weerszijden van het perceel behouden.
De Stegenlandschapsbeleid
De kenmerkende steeg vormt een belangrijk element voor het onderhavige plan. De boerderij bevindt zich aan het eind van deze steeg. De nieuw te bouwen woningen worden in het verlengde van de bestaande steeg gebouwd waarna de steeg doorloopt richting de nieuwe woningen.
Tuinen
De tuinen van de woningen worden zijdelings van de woningen gesitueerd. Op deze wijze wordt optimaal gebruik gemaakt van de smalle percelering.
Parkeren
Parkeergelegenheid voor bewoners wordt aan de overzijde van de steeg, naast de schuren gerealiseerd.
Recht van overpad
Om van het plangebied naar de openbare weg (de Gemeenteweg) te komen is in de hypotheek-aktes een vestiging van erfdienstbaarheid opgenomen. Hierin is het gebruik van de weg (c.q. steeg) van de buurpercelen vastgelegd.
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) biedt een duurzaam perspectief voor de Nederlandse leefomgeving. Hiermee moet ingespeeld worden op de grote uitdagingen die te wachten staan. De NOVI biedt een kader, geeft richting en maakt keuzes waar dat kan. Tegelijkertijd is er ruimte voor regionaal maatwerk en gebiedsgerichte uitwerking. Omdat de verantwoordelijkheid voor het omgevingsbeleid voor een groot deel bij provincies, gemeenten en waterschappen ligt, kunnen inhoudelijke keuzes in veel gevallen het beste op regionaal niveau worden gemaakt. Met de NOVI zet de Rijksoverheid een proces in gang waarmee keuzes voor onze leefomgeving sneller en beter gemaakt kunnen worden.
Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. In de NOVI benoemt het Rijk 21 nationale belangen voor het omgevingsbeleid, inclusief de opgaven en de rol van het Rijk in het realiseren van deze opgaven. Deze opgaven komen samen in vier prioriteiten:
De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven vanuit de NOVI is om combinaties te maken en win-win situaties te creëren.In sommige gevallen moeten belangen worden afgewogen en scherper keuzes worden gemaakt. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:
Doorwerking in het onderhavige plan en conclusie
In dit geval is wel sprake van een lokale ontwikkeling waarmee geen Rijksbelangen zijn gemoeid. Er is dan ook geen sprake van strijd met het Rijksbeleid zoals verwoord in de NOVI.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geeft richtlijnen voor de inhoud van bestemmingsplannen voor zover het gaat om ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang. Deze vorm van normstelling sluit aan op de vroegere planologische kernbeslissingen (pkb's) met concrete beleidsbeslissingen en beslissingen van wezenlijk belang die ook van betekenis waren voor de lagere overheden.
De normering uit het Barro werkt zoveel mogelijk direct door op het niveau van de lokale besluitvorming. Bij besluitvorming over bestemmingsplannen moeten de regels worden gerespecteerd. Het merendeel van de regels legt beperkingen op, daarin is een gradatie te onderkennen. Deze zijn geformuleerd als een 'ja-mits', een 'ja, voor zover', een 'nee-tenzij', een 'nee-als' of een stringente 'nee' bepaling.
Doorwerking in het onderhavige plan en conclusie
Het Barro bevat geen regels die van toepassing zijn voor het onderhavige plan. Het Barro heeft dan ook geen invloed op dit bestemmingsplan.
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), artikel 3.1.6., tweede lid, zijn eisen opgenomen waaraan een bestemmingsplan moet voldoen als dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt. Nieuwe stedelijke ontwikkelingen, zoals een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen kunnen ingrijpende gevolgen hebben voor de omgeving. Daarom is het noodzakelijk dat in een bestemmingsplan, maar ook in een inpassingsplan van rijk of provincie of bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken van een bestemmingsplan, nadrukkelijk wordt stilgestaan bij de vraag of er behoefte is aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling.
Nieuwe stedelijke ontwikkeling
De Laddertoets geldt alleen voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Beoordeeld moet dan worden of sprake is van een nieuw beslag op de ruimte. Daarvan is in het beginsel sprake als het nieuwe ruimtelijke besluit meer bebouwing mogelijk maakt dan er op grond van het voorheen geldende planologische regime aanwezig was, of kon worden gerealiseerd. In het Bro is geen ondergrens voor de minimale omvang vastgelegd. Inmiddels heeft jurisprudentie reeds bepaald bij welke minimale omvang sprake is van een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling'. Conform jurisprudentie is bij 11 woningen geen sprake van een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' (ABRvS 16 september 2015; ECLI:NL:RVS:2015:2921) en bij 12 woningen wel sprake van een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' (ABRvS 25 maart 2015; ECLI:NL:RVS:2015:953).
Doorwerking in het onderhavige plan en conclusie
Bij voorliggend plan worden 3 nieuwe woningen gerealiseerd. Dit zijn minder dan 11 woningen, waardoor er geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling en de behoefte van de ontwikkeling niet hoeft te worden aangetoond. Daarmee kan geconcludeerd worden dat de Ladder voor duurzame verstedelijking geen belemmering vormt voor het voorliggende plan.
Het provinciaal beleid is verwoord in tal van plannen. Het belangrijkste plan betreft de Omgevingsvisie Overijssel, welke is verankerd in de Omgevingsverordening.
De Omgevingsvisie is een integrale visie waarin de beleidsambities en doelstellingen staan die van provinciaal belang zijn voor de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Overijssel. Het uitgangspunt is gericht op het jaar 2030. De visie biedt kaders in de vorm van ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. Daarbinnen krijgen gemeenten, waterschappen, maatschappelijke organisaties en andere initiatiefnemers mogelijkheden om ruimtelijke ontwikkelingen te realiseren.
De opgaven en kansen waar de provincie Overijssel voor staat, zijn verwerkt in centrale beleidsambities voor negen beleidsthema's. Deze beleidsthema's worden benaderd vanuit de overkoepelende rode draden duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit.
De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. Het gaat er daarbij om steeds de meest optimale mix van instrumenten toe te passen, zodat effectief en efficiënt resultaat wordt geboekt voor alle ambities en doelstellingen van de Omgevingsvisie. De keuze voor inzet van deze instrumenten is bepaald aan de hand van een aantal criteria. In de Omgevingsvisie is bij elke beleidsambitie een realisatieschema opgenomen waarin is aangegeven welke instrumenten de provincie zal inzetten om de verschillende onderwerpen van provinciaal belang te realiseren.
Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening Overijssel. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is.
Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. In dit uitvoeringsmodel staan de stappen of, waar en hoe centraal. Om een goed evenwicht te vinden tussen het bieden van ruimte aan initiatieven en het waarborgen van publieke belangen, varieert de provinciale sturing. Soms is deze sturing normstellend, maar meestal is de sturing richtinggevend of inspirerend. In afbeelding 6.1 wordt het uitvoeringsmodel weergegeven.
Afbeelding 6.1: Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel (Bron: Provincie Overijssel)
De betreffende niveaus worden in de onderstaande paragrafen toegelicht waarbij het plan wordt getoetst aan het betreffende niveau uit het uitvoeringsmodel.
Generieke beleidskeuzes vloeien voort uit keuzes van EU, Rijk of provincie. Het zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of ontwikkelingen nodig dan wel mogelijk zijn. De generieke beleidskeuzes zijn vaak normstellend. Als deze beleidskeuzes het gevolg zijn van provinciale keuzes zijn ze verankerd in de Omgevingsverordening Overijssel.
Als uit de beoordeling in het kader van de generieke beleidskeuzes blijkt dat de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling aanvaardbaar is, vindt een toets plaats aan de ontwikkelingsperspectieven. In de Omgevingsvisie is een spectrum van ontwikkelperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving. De ontwikkelingsperspectieven geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden. Daar waar generieke beleidskeuzes een geografische begrenzing hebben, zijn ze consistent doorvertaald in de ontwikkelingsperspectieven. De ontwikkelingsperspectieven zijn richtinggevend en bieden de nodige flexibiliteit voor de toekomst.
Afbeelding 6.2: Ontwikkelingsperspectievenkaart Stedelijke Omgeving Omgevingsvisie Overijssel
“Woon- en werklocaties buiten de stedelijke netwerken”
Zoals op afbeelding 6.2 is te zien, valt het plangebied binnen het ontwikkelingsperspectief Woon- en werklocaties buiten de stedelijke netwerken.
De steden en dorpen buiten de stedelijke netwerken mogen altijd bouwen voor de lokale behoefte aan wonen, werken en voorzieningen, inclusief lokaal gewortelde bedrijvigheid, mits onderbouwd en regionaal afgestemd. Herstructurering en transformatie van de woon-, werk-, voorzieningen- en mixmilieus moeten deze vitaal en aantrekkelijk houden en de diversiteit aan milieus versterken. Herstructurering en transformatie bieden kansen om te anticiperen op klimaatverandering (bijvoorbeeld door ruimte voor groen, natuur en water te reserveren). Van belang is de stedelijke ontwikkeling altijd af te stemmen op de kenmerken van het watersysteem, bijvoorbeeld in laaggelegen gebieden bij bouw- en evacuatieplannen rekening houden met risico's op overstroming of wateroverlast. Herstructurering en transformatie kunnen ook bijdragen aan de energietransitie (door het nemen van energie-efficiënte maatregelen en/of het opwekken van duurzame energie door bijvoorbeeld het aanwezige dakoppervlak te benutten).
Doorwerking plangebied
Het plan betreft een transformatie project, wat past in het gegeven ontwikkelingsperspectief. Er wordt gebouwd voor de lokale woonbehoefte en het project draagt bij aan het vitaal en aantrekkelijk houden van het gebied. Het planvoornemen is daarom in overeenstemming is met het ontwikkelingsperspectief “Woon- en werklocaties buiten de stedelijke netwerken”.
Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en -opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. De kwaliteitsopgaven en -voorwaarden op basis van gebiedskenmerken kunnen te maken hebben met landschappelijke inpassing, infrastructuur, milieuaspecten, bodemaspecten, cultuurhistorie, toeristische en recreatieve aantrekkingskracht, natuur, water, etc. De gebiedskenmerken zijn over het algemeen richtinggevend of inspirerend.
De provincie onderscheidt de volgende vier lagen:
1. Natuurlijke laag
Het natuurlijk landschap vormt de basis voor het gehele grondgebied van de provincie. Lange tijd is de natuurlijke laag sturend geweest voor een groot deel van de ruimtelijke ontwikkelingen. Mensen vestigden zich bijvoorbeeld op de droge plekken, wegen werden aangelegd bij goed doorwaadbare plekken in de rivier. Pas de laatste eeuw is door technische mogelijkheden de koppeling tussen ruimtelijke ordening en natuurlijke ondergrond steeds losser geworden en zijn door menselijke ingrepen de kwaliteiten van de natuurlijke laag aangetast. Het beter afstemmen van ruimtelijke ontwikkelingen op de natuurlijke laag, kan dit voorkomen en ervoor zorgen dat de (grote) natuurlijke kwaliteiten van de provincie (weer) mede beeldbepalend worden.
Afbeelding 6.3: Laagveengebieden (in cultuur gebracht)
Laagveengebieden (in cultuur gebracht)
Zoals op afbeelding 6.3 is te zien, valt het plangebied binnen de natuurlijke laag aangemerkt als 'Laagveengebieden (in cultuur gebracht)'.
Grote gebieden, waar onder invloed van stagnerend water en grondwater uitgestrekte veenmoerassen zijn ontstaan. Hier bestonden diverse verlandingsstadia naast elkaar: open water – rietmoeras – opgaand moerasbos. Ambitie is de Wieden en Weerribben als grootste laagveenmoeras van Europa, aan elkaar verbinden via een brede overgangszone en ontwikkelen als een groot aaneengesloten (half) natuurlijk vaar- en recreatielandschap, met hoge biodiversiteit, met aanliggende kernen als poorten naar de natuur. Ook in de overige veenweidelandschappen is een hoog waterpeil van belang om inklinking tegen te gaan. Het open karakter is zowel ruimtelijk waardevol, als voor weidevogels en ganzen.
Doorwerking plangebied
De gronden in het plangebied zijn in cultuur gebracht ten behoeve van de landbouw en ingericht als erf. Met het planvoornemen zal onder andere een bouwvlak voor agrarische bedrijfsgebouwen verdwijnen en hiervoor in de plaats een aanzienlijk kleiner bouwvlak voor woondoeleinden worden gerealiseerd. Dit heeft tot gevolg dat het achterland van het plangebied terug zal worden gegeven aan het agrarische cultuurlandschap. Deze ontwikkeling zal een positieve uitwerking hebben op de natuurlijke laag. Geconcludeerd wordt dat het plan in overeenstemming is met het gestelde in de 'Natuurlijke laag'.
2. Laag van het agrarisch cultuurlandschap
Afbeelding 6.4: Laag van het agrarische cultuurlandschap (Bron: Provincie Overijssel)
Laagveenontginningen
Het plangebied is op de gebiedskenmerkenkaart van de 'laag van het agrarisch cultuurlandschap' aangeduid met het gebiedstype 'Laagveenontginningen'. In afbeelding 6.4 is dat weergegeven. De laagveenontginningen betreffen een open, laag en nat landschap ontstaan door occupatie vanuit de bewoonde hogere randen. Deels door vervening, deels door alleen ontwatering. Kenmerkende zonering van intensief gebruik langs de bewoonde randen en extensief gebruik naar het achterland. Boerderijen langs vaarten en wegen. De ambitie is de cultuurhistorische kwaliteiten van het laagveenlandschap zoveel als mogelijk in stand te houden en beleefbaar te maken. De grote open ruimtes, het patroon van sloten met beplantingen, de vochtige bloemrijke weides met weidevogels geven dit landschap grote belevingswaarde. De grondgebonden landbouw is de drager van deze kwaliteiten, echter een nieuw perspectief op een gebiedsgerichte bedrijfsvoering - eventueel in combinatie met andere functies - is voor de toekomst van deze gebieden zeer wenselijk. Het karakteristieke bebouwingspatroon (voorkant aan de openbare weg; achterkant aan het landschap en in polder Mastenbroek op terpen) vormt vertrekpunt bij herstructurering, verdichting en uitbreiding van de agrarische bebouwing en de woon-/ werkmilieus.
Doorwerking plangebied
Met het planvoornemen vinden geen wijzigingen plaats in het verkavelings-, wegen- en waterpatroon, de stegen, groenstructuren en de situering van gebouwen. Hiermee wordt geen afbreuk gedaan aan de laag van het agrarische cultuurlandschap.
3. Stedelijke laag
Zoals op afbeelding 6.5 is te zien, valt het plangebied deels binnen de stedelijke laag bebouwingsschil 1900 – 1955. De twee paardenstallen aan de achterzijde van de woonboerderij bevinden zich in de stedelijke laag woonwijken 1955 - nu:
Afbeelding 6.5: De stedelijke laag
Bebouwingsschil 1900-1955
De bebouwingsschil 1900 – 1955 bestaat uit gemengde stadwijken en woonwijken direct aansluitend op de historische centra en binnensteden. Op sommige plaatsen liggen (voormalige) grootschalige fabriekscomplexen direct aansluitend aan woonwijken. Deze stadswijken kennen een gesloten, compacte vorm (bouwblokken) en zijn veelal opdeelbaar in wijken met eigen karakter. De wijken worden van elkaar gescheiden door doorgaande lanen, singels en stadsstraten. Kenmerkend in de bebouwing is de verwantschap in architectuurstijlen en aandacht voor architectonische details en verbijzondering van gebouwen op specifieke plekken als straathoeken. De schil is op te delen in wijken met individuele panden, gekenmerkt door veel variatie in bebouwing en veel (individueel en openbaar) groen. De wijken op basis van de fabrieksdorp-/tuindorp-principes zijn juist herkenbaar aan een hechte stedenbouwkundige en architectonische eenheid op basis van collectieve principes. Stationsomgevingen liggen vaak in deze schil. De stadsassen doorkruisen deze bebouwingsschil veelal en vormen belangrijke verbindingsassen tussen de stedelijke centra, stationsgebieden en het hoofdinfrastructuurnetwerk rond de steden.
Doorwerking plangebied
Bij de uitwerking de planontwikkeling is rekening gehouden met het waardevolle karakter van De Streek. Zowel de locatie van de bebouwing als het stedenbouwkundige ontwerp (materialisering, kleurstelling en dergelijke) sluiten aan bij de karakteristieke opbouw van De Streek. Ook vanuit functioneel oogpunt, onderdeel uitmakend van het bebouwingslint, zijn de woningen als passend aan te merken op deze locatie. De ontwikkeling is als passend aan te merken ten aanzien van de “stedelijke laag”.
4. Laag van de beleving
Afbeelding 6.6: Laag van beleving (Bron: Provincie Overijssel)
'Donkerte'
Het plangebied is op de gebiedskenmerkenkaart van de 'laag van de beleving' aangeduid met het gebiedstype 'donkerte'.
Lichte gebieden geven een beeld van economische dynamiek; zoals de steden en dorpen, de snelwegen, de kassengebieden, attractieparken en grote bedrijventerreinen. De donkere gebieden geven daarentegen een indicatie van het rustige buitengebied van Overijssel. Het zijn relatief luwe en dunbevolkte gebieden met een lage gebruiksdruk. De ambitie is gericht op het koesteren van donkerte als kwaliteit. Het streven is gericht op het handhaven van de donkerte en, waar mogelijk, de gebieden bij ontwikkelingen nog donkerder te maken. De richting van de sturing is gericht op het minimaal toelaten van kunstlicht. Het vereist het selectief inzetten en 'richten' van kunstlicht en het vermijden van onnodig kunstlicht bij ontwikkelingen. De kansen hiervoor doen zich met name voor bij ontwikkelingen die een grote invloed hebben op het aspect donkerte, zoals grotere woon- en werklocaties en wegen. Ook de projectering van passages van auto(snel)wegen en regionale wegen speelt daarbij een grote rol vanwege het feit dat op- en afritten veelal leiden tot stedelijke ontwikkelingen.
Doorwerking plangebied
Met de realisatie van het planvoornemen vindt geen extra uitstraling van kunstlicht plaats. In vergelijking met de huidige planologische bebouwingmogelijkheden, pakt het planvoornemen positief uit voor de uitstraling van kunstlicht. Geconcludeerd wordt dat het aspect 'donkerte' geen belemmering vormt voor het voornemen.
Het planvoornemen is niet in strijd met het Provinciaal beleid. Geconcludeerd wordt dat het planvoornemen in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel verwoordde en in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.
Het gemeentelijk beleid is verwoord in tal van plannen. Met betrekking tot de in dit bestemmingsplan besloten ruimtelijke ontwikkeling zijn de hierna genoemde beleidsstukken het belangrijkst.
De Omgevingsvisie Staphorst is gericht op verbetering van de ‘omgevingskwaliteit’. De visie geeft de kaders voor (particuliere) initiatieven en nodigt inwoners en partijen uit met ontwikkelingen te komen die bijdragen aan de kwaliteit van de leefomgeving. Daarbij gaat het niet alleen om ruimtelijke kwaliteit, maar ook om kwaliteitsverbetering op bijvoorbeeld het gebied van recreatie, ecologie, leefbaarheid, zorg, duurzaamheid en (agrarische) economie. De omgevingsvisie bevat de koers van Staphorst richting de toekomst met 2030 als stip op de horizon en een doorkijk naar 2050.
De visie is onderverdeeld in verscheidene doelstellingen. In dit geval is met name visie en doelstelling op het gebied van wonen: ‘een fantastisch woon- en leefklimaat’ van belang. Hierna wordt hierop nader ingegaan.
In de periode tot 2025 zal het aantal huishoudens naar verwachting toenemen. Dit komt doordat de gemeente Staphorst een jonge bevolking heeft. Ook is er sprake van huishoudensverdunning (meer één- en tweepersoonshuishoudens). Daardoor is er in de kernen nog steeds ruimte om te bouwen. Ten aanzien van de Streek en Rouveen wordt in de visie vermeld dat het ombouwen van boerderijen tot meerdere woningen wordt aangemoedigd. Vanwege de binding aan Staphorst en Rouveen is het wonen in de Streek bijzonder geliefd. Op enkele plekken in het lint kunnen woningen worden toegevoegd door nieuwbouw of splitsing. Ook kan de ruimte benut worden, die vrijkomt door een vertrekkend bedrijf. Om de cultuurhistorische waarden in dit gebied te waarborgen, is het nodig bij inbreiding zorgvuldig te werk te gaan. De slagenstructuur moet herkenbaar blijven en tegelijkertijd moeten woningen goed ontsloten kunnen worden.
Afbeelding 5.5 omvat een uitsnede van de omgevingsvisiekaart. Te zien is dat het plangebied is gelegen op een locatie waar incidenteel inbreiding mogelijk is. Tevens is het de doelstelling om hier recreatie te versterken en de bestaande kern te verduurzamen.
Afbeelding 6.7: Uitsnede omgevingsvisiekaart - Incidenteel uitbreiden mogelijk
Zoals aangegeven op afbeelding 6.7 is het plangebied gelegen in een gebied aangemerkt als ‘incidenteel inbreiding mogelijk (de Streek)’. De voorgenomen ontwikkeling, het splitsen van een woonboerderij in twee woningen en het realiseren van een twee-onder-een-kapwoning sluit aan bij het gemeentelijk beleid zoals verwoord in de omgevingsvisie. Tevens wordt bijgedragen aan het streven om de bestaande kern te verduurzamen, aangezien de nieuwe woningen gasloos zal worden gerealiseerd.
Op 14 maart 2017 is de beleidsnotitie ‘Transformatielocaties aan de Streek’ door de raad van de gemeente Staphorst vastgesteld. Doelstelling van de beleidsnotitie is kaders bieden voor de wijze waarop transformatielocaties kunnen worden herontwikkeld. Uitgangspunt in alle gevallen is dat de nieuwe bebouwing een versterking moet zijn voor de bebouwingsstructuur van het beschermde dorpsgezicht. Daarnaast is het doel om op de locaties zelf een ruimtelijke kwaliteit te ontwikkelen die als passend wordt ervaren is het beschermd dorpsgezicht.
Het gebied waarop de beleidsnotitie ‘Transformatielocaties aan de Streek’ van toepassing is wordt in de ‘nota Belvedère’ aangeduid als “Beschermd Dorpsgezicht”. Dit gebied is in 1993 ministerieel vastgelegd:
“Het beschermde gezicht Staphorst omvat de kerkdorpen Staphorst en Rouveen met het gehele bebouwingslint, de Streek. Vanwege de vele verspringingen van de perceelsgrenzen ligt de grens in beginsel op circa 250 meter ter weerszijden van de Gemeenteweg en de Oude Rijksweg. In het noordoosten is de grens getrokken bij de weg Berkenstouwe, omdat hier het bebouwingslint breekt en overgaat in lossere bebouwing. In het zuiden vormt de aansluiting van de Oude Rijksweg op de autoweg de grens. De nieuwbouw in Rouveen en Staphorst is buiten de bescherming gelaten, waar deze niet direct aan de Gemeenteweg of Oude Rijksweg grenst.”
De bebouwing aan de Streek is onder te verdelen is twee bebouwingstypen. Langs de Oude Rijksweg en de Gemeenteweg bestaat de bebouwing voornamelijk uit de typische Staphorster boerderij. Dit is een langgerekt bouwwerk waarbij woonhuis, de deel/stal en hooiopslag in elkaars verlengden liggen. Langs de dwarswegen bestaat de bebouwing voornamelijk uit vrijstaande woningen die vooral na 1950 zijn opgericht.
Voor de nieuw te ontwikkelen saneringslocaties zijn drie documenten van belang:
De beleidsstukken en beleidsnota vormen de basis voor het komen tot een Programma van Eisen voor een Transformatielocatie. Door gebruik te maken van bestaand en gedragen beleid is de kans van slagen bij transformatie met de gewenste ruimtelijke kwaliteit groot. Gedeelde waarden worden daarmee gezamenlijk tot een gedragen plan gevormd.
Voor de ontwikkeling van een transformatielocatie zijn vier richtingen opgesteld. Welke richting van toepassing is hangt af van de bestaande bebouwing, afmeting van het kavel of de wens van een initiatiefnemer.
Mocht blijken dat de bestaande bebouwing (boerderij of stal of bedrijfsgebouw) goed te hergebruiken is, met aanpassingen dan, is herontwikkeling de eerste te onderzoeken stap. Dit kan gaan om het geschikt maken voor wonen of andere functies die niet milieubelastend zijn voor de omgeving. Het in originele staat herstellen en anders in gebruik nemen (functiewijziging) van het gebouw draagt daarmee optimaal bij aan de doelstelling van het transformatiebeleid; het bereiken van ruimtelijke kwaliteit en leefbaarheid zonder afbreuk te doen aan het bebouwingslint.
Het “Open plekken-beleid” (herzien in 2016) is van toepassing bij kleine transformatielocaties. Op deze locaties wordt maar 1 (dubbele) woning mogelijk gemaakt op basis van de voorwaarden die in het “Open plekkenbeleid” staan.
Bij grotere transformatielocaties zijn ook de uitgangspunten van het “Open plekken-beleid” leidend. Wel kan op deze locaties meer dan één bebouwingsvolume gerealiseerd worden. Hier staan extra prestaties tegenover, de +. Deze + is gebaseerd op de KGO- regeling die geldt voor het buitengebied. De + heeft vooral betrekking op de aansluiting van het kavel op het achter liggende gebied (buitengebied) en een groene of openbare inpassing op de locatie zelf. Dit kan dus in de vorm van het terugbrengen van beplantingstructuren of bijvoorbeeld het aanbrengen van openbare speelvoorzieningen (in overleg met de gemeente in verband met beheer en onderhoud).
Indien de historie van de locatie of de wens van de opdrachtgever afwijkt van de kaders uit het “Open plekkenbeleid (+)” met betrekking tot de bestaande structuur, vormgeving en architectuur, zoals opgenomen in Belvedère nota, wordt maatwerk toegepast.
Bij maatwerk wordt gezamenlijk (met deskundigen) vooraf tot een Programma van Eisen (PvE) gekomen. Dit komt tegemoet aan de Omgevingswet waarin bestuurders meer afwegingsruimte krijgen om hun verantwoordelijkheid te nemen voor de leefomgeving. Anders gezegd, lokaal maatwerk is mogelijk. Concreet betekent dit dat het bestuur kan bepalen wat zij voor een locatie belangrijk vinden en waardoor niet hoeft te worden voldaan aan wettelijke normen op andere gebieden, zoals geluid. Het werkt als een soort mengpaneel.
Door te schuiven met aspecten (milieu, archeologie, bodem, etc.) die de leefomgeving aangaan, wordt gekomen tot een maatwerkoplossing. Bij het traject van maatwerk is burgerparticipatie van groot belang. Zij kunnen invloed hebben op welke aspecten prioriteit moeten krijgen.
De splitsing van de boerderijwoning in twee woningen kan middels de hiervoor in het geldende bestemmingsplan ‘De Streek’ opgenomen wijzigingsbevoegdheid worden gerealiseerd. Deze splitsing kan worden geschaard onder stap 1 van het beleid: hergebruik van bestaande bebouwing. De bouw van de het plan voldoet aan de van toepassing zijnde regels voor woningsplitsing enerzijds en invullen open plek anderzijds. Het nieuwe volume wordt in voldoende mate goed ingepast in de directe omgeving. Het bijgebouw bij de achterste woning is relatief fors, maar vanwege de positionering passend op, en qua omvang bij, de woonkavel. Te meer omdat de voorste woning wel is voorzien van een kleiner bijgebouw. Ten aanzien van de te splitsen boerderij zijn de parkeerplaatsen mooi uit het zicht gepositioneerd. De voortuin is al fraai vorm gegeven, passend bij het cultuurhistorische karakter aan De Streek.
Op deze plaats wordt gesteld dat aan de voorwaarden wordt voldaan, waardoor er een meerwaarde ontstaat. Het plan is daarmee in overeenstemming met het transformatiebeleid
Het landschap van Staphorst is een begrip. Het is een voor Nederland uniek landschap, rijk aan specifieke, gebiedsgebonden cultuurhistorische waarden. Het is een karakteristiek landschap, met een sterk onderscheidende ruimtelijke identiteit. Derhalve is het landschap van Staphorst aangewezen als Belvedèregebied. In de Nota Belvedère is het rijksbeleid neergelegd over de relatie tussen cultuurhistorie en ruimtelijke inrichting. Centrale doelstelling van de nota is dat de cultuurhistorische identiteit sterker richtinggevend wordt voor de inrichting van de ruimte in ons land. In het kader van de Nota Belvedère zijn de cultuurhistorisch meest waardevolle gebieden en steden in Nederland op kaart gezet. Staphorst is één van deze gebieden.
Om de ruimtelijke karakteristiek van Staphorst te kunnen duiden is in “Staphorst een eigen wereld” uitgegaan van verschillende schaalniveaus: het schaalniveau van het landschap (direct grenzend aan het lint); het schaalniveau van De Streek en het schaalniveau van de afzonderlijke boerderijen met hun bijhorende tuin- en erfinrichting. De samenhang van deze schaalniveaus bepaalt het karakteristieke beeld van Staphorst.
Het landschap
Karakteristiek voor het Staphorster landschap zijn de elzensingels. In het verleden is De Streek omgeven door deze kleinschalige wereld. In de huidige situatie zijn delen van het landschap veel opener van karakter. Met de ruilverkaveling / landinrichting zijn veel singels opgeruimd, om zo tot grotere percelen te komen. Ten noorden van Staphorst is het singellandschap nog zichtbaar, maar vooral in het gebied tussen De Streek en de snelweg zijn de perceelsrandbeplantingen en de smalle verkaveling beeldbepalend.
De Streek
De Streek is het twaalf kilometer lange lint tussen Lichtmis en Halfweg. Het lint heeft een min of recht verloop ter plaatse van Staphorst. Het Rouvener tracé (tussen Dekkersweg en Lichtmis) kent een meer slingerend verloop. Er is sprake van een grote ruimtelijke continuïteit langs het lint. De Streek kent grotendeels een dichte bebouwingsstructuur van monumentale boerderijen die een sterke architectonische verwantschap hebben.
Opvallend is de verdraaiing van de perceelsrichting ten opzichte van de weg: in Staphorst staat deze vrijwel haaks op de weg terwijl verder naar het zuiden, in Rouveen, de verkavelingsrichting onder een scherpe hoek staat met de weg. Ook de boerderijen staan hier niet haaks op de weg maar volgen de richting van de percelen.
Het karakteristieke patroon van achter elkaar geplaatste boerderijen, waarbij de richting ten opzichte van de weg vaak een hoek vertoont, is het beeldmerk van Staphorst. Het is het resultaat van een langdurig proces van vererving, opsplitsing en nieuwbouw van boerderijen. Deze bijzondere bebouwingsstructuur moet gewaarborgd blijven.
De boerderij & erf
70% van de boerderijen in De Streek is aangeduid als monument. In totaal staan er 294 rijksmonumenten en 313 gemeentemonumenten in het lint. De typisch Staphorster boerderij is een langgerekt bouwwerk waarbij woonhuis, deel, stal en hooiopslag in elkaars verlengde liggen. De boerderijen dateren uit de 19e en 20e eeuw. Naast de (vaak monumentale) boerderijen zijn ook de bijgebouwen beeldbepalend voor het Staphorster lint. Van oudsher gaat het hierbij om eenvoudige, vaak houten bouwwerken.
Het groene karakter van het lint wordt voor een belangrijk deel gedragen door de erfbeplantingen. De maat en de vorm van de erven variëren langs het lint. Waar boerderijen op relatief grote afstand van de weg staan is sprake van een groene en besloten wereld met grote, soms monumentale bomen.
In paragraaf 3.2 is uitgebreid ingegaan op de kenmerken de aspecten van De Streek en het landschap. Aangetoond is dat het plan passend is binnen de kenmerkende aspecten van De Streek. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar paragraaf 3.2.
De gemeenteraad heeft op 26 mei 2020 de woonvisie Samen met Elkaar voor de periode 2020-2024 vastgesteld. De woonvisie is een document waarin de koers voor de komende jaren is vastgelegd op het gebied van wonen. De gemeente heeft een actuele woonvisie nodig voor afstemming met buurgemeenten en voor het maken van prestatieafspraken met woningcorporatie VechtHorst.
In de gemeente Staphorst zijn meer woningen nodig. De gemeente gaat de woningproductie aanjagen, zodat er in de toenemende woningbehoefte van huishoudens kan worden voorzien. Het is de verwachting dat het aantal huishoudens in de gemeente Staphorst de komende jaren blijft groeien. In de periode 2019 tot en met 2030 gaat het naar verwachting om een toename met 610 huishoudens en in de periode 2030 tot en met 2040 om 220 huishoudens. In totaal gaat het om 830 huishoudens in de periode 2019 tot en met 2040. Er is in de huidige situatie sprake van een tekort aan plancapaciteit van circa 390 woningen.
De woningmarkt in de gemeente Staphorst betreft een echte kopersmarkt. Woningzoekenden willen bij voorkeur een eigen koopwoning. Tot 2030 is er een tekort van circa 110 woningen in het segment €265.000 -€350.000.
In navolgende tabel is weergegeven aan welk woningtype op kortere en langere termijn behoefte is.
De gemeente Staphorst heeft onder meer de doelstelling geformuleerd dat ze meer voornemens is te sturen op het aanbod van betaalbare koopwoningen om jongeren te binden. Daarnaast is in alle kernen behoefte aan goedkope grondgebonden woningen.
Ten aanzien van duurzaamheid is onder meer bepaald dat nieuwbouw vanaf 2021 bijna energie neutraal dient te zijn. De gemeente Staphorst gaat in 2020 aan de slag met een Transitievisie Warmte. Hierbij wordt sterk ingezet op uitvoeringsplannen voor no-regret-maatregelen (isoleren, ventileren et cetera). No-regretmaatregelen zijn maatregelen waar inwoners technisch en financieel gezien, geen spijt van kunnen krijgen. Met de inzet op no-regret-maatregelen wordt voorgesorteerd op de transitie naar aardgasvrije wijken.
Volgens het open plekken beleid is er ruimte voor de bouw van maximaal 5 woningen per jaar op basis van dit beleid. Het aantal aanvragen ligt in de praktijk echter hoger. In 2017 zijn er reeds 8 locaties welke middels een procedure gereed komen voor de bouw van een woning. Daarnaast zijn er nog 8 verzoeken in de voorfase gelegen. Naar aanleiding hiervan is in juli 2017 is een appendix opgesteld om te onderzoeken hoe het aantal aanvragen voor de bouw van woningen op open plekken zich verhoudt tot het gestelde in het open plekken beleid dat er maximaal 5 woningen per jaar gebouwd mogen worden op open plekken. Via de weg van deze appendix mag het aantal van maximaal 5 per jaar gelezen worden dat dit gemiddeld per jaar geldt over de periode waarin dit beleid van kracht is. Middels deze appendix wordt er daardoor een mate van flexibiliteit aan het open plekken beleid gegeven. Voor een nadere toetsing aan het open plekken beleid wordt verwezen naar paragraaf 6.3.5.
In de “Beleidsnotitie Open plekken in Staphorst” geeft de gemeente aan welke open plekken en locaties achter de stegen aan De Streek in aanmerking komen voor bebouwing. Uitgangspunt daarbij is dat de nieuwe bebouwing een versterking moet zijn voor de bebouwingsstructuur.
Een ‘open plek’ wordt in de beleidsnotitie als volgt gedefinieerd: locatie vrij van bebouwing c.q. bebouwingsmogelijkheden en daaraan gelijk te stellen locaties. Op deze locaties mag maximaal 1 (dubbele) woning per aanvraag worden gebouwd. Bij het uitwerken van de randvoorwaarden is een onderverdeling gemaakt in:
Het plangebied is gelegen aan de Gemeenteweg 341. De daar bijbehorende stedenbouwkundige randvoorwaarden zijn reeds behandeld in paragraaf 3.1 (Beeldkwaliteitseisen). Hierna wordt ingegaan op de algemene randvoorwaarden.
Het aantal te bebouwen locaties is vastgelegd op gemiddeld 5 per jaar (zie paragraaf 6.3.4). Om inzicht te krijgen in de bouwplannen van de initiatiefnemer dient, voorafgaand aan de bestemmingsplanprocedure, een schetsplan en inrichtingsplan te worden overlegd die inzicht geven in hoe de bebouwing eruit komt te zien en hoe het erf wordt ingericht. Het schetsplan en het inrichtingsplan zullen aan de beleidsnotitie ´Open plekken Staphorst, 5e wijziging´ worden getoetst.
Overigens dient te worden vermeld dat het hier niet enkel gaat om een open plek, aangezien het wordt gezien als een transformatielocatie. Ter onderbouwing is wel getoetst dat de ontwikkeling aansluit op de omgeving.
De economische uitvoerbaarheid van het plan is beschreven in paragraaf 9.1 van deze toelichting. Hieruit blijkt dat het plan economisch uitvoerbaar is.
Het is mogelijk om m.b.v. een algemene wijzigingsbevoegdheid als genoemd in art. 36a1 van het bestemmingsplan een woning te realiseren op een open plek zoals bedoeld in de beleidsnotitie “open plekken Staphorst, vijfde wijziging” onder voorwaarde dat:
Het voornemen past dan ook binnen het ‘Open plekken beleid’ met de bijbehorende appendix.
Het bestemmingsplan “De Streek, Veegplan” is in beginsel een conserverend plan, dat voortbouwt op bestaand beleid en waarin geen grote nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Het bestemmingsplan “De Streek, Veegplan” is op 9 juli 2019 vastgesteld.
Zoals aangegeven bestaat het voornemen om de voormalige boerderijwoning aan de Gemeenteweg 341 te splitsen in twee wooneenheden. De gemeente Staphorst heeft het woningsplitsingsbeleid opgenomen in een wijzigingsbevoegdheid (artikel 22.6 onder b) in het bestemmingsplan “De Streek, Veegplan”. In voorliggende geval wordt geen gebruik gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid (het gaat immers om een grotere ontwikkeling dan enkel de woningsplitsing), maar dient wel getoetst te worden aan de voorwaarden voor het splitsen van de bestaande voormalige bedrijfswoning. De voorwaarden die gelden voor het splitsen van een woning worden hierna opgesomd:
Hierna wordt puntsgewijs getoetst aan de voorwaarden voor het splitsen van een woning:
Gelet op het vorenstaande wordt geconcludeerd dat wordt voldaan aan de voorwaarden voor het splitsen van de boerderijwoning aan de Gemeenteweg 341.
In het beleid 'Transformatielocaties aan De Streek' wordt ingegaan op de wijze waarop we de locaties die nu een milieutechnisch of ruimtelijk knelpunt vormen, kunnen veranderen (transformeren) in locaties die waarde toevoegen aan De Streek.
Het beleid “Transformatielocaties aan De Streek” is het resultaat van een evaluatie van het beleidskader voor saneringslocaties. In deze evaluatie is onder andere naar voren gekomen:
Op basis hiervan zijn de volgende aanbevelingen voor dit beleidskader gedaan:
De algemene doelstelling van het beleid is om kaders te bieden voor de wijze waarop transformatielocaties herontwikkeld kunnen worden. Het uitgangspunt hierbij is dat nieuwe bebouwing een versterking moet zijn voor de bebouwingsstructuur van het beschermde dorpsgezicht. Daarnaast is het doel om op de locaties zelf een ruimtelijke kwaliteit te ontwikkelen die als passend wordt ervaren in het beschermde dorpsgezicht.
Voor het ontwikkelen van een transformatielocatie zijn in de beleidsnotitie vier denkrichtingen mogelijk. Op basis van bestaande bebouwing, afmeting van het kavel en de wens van een initiatiefnemer wordt bepaald welke denkrichting van toepassing is. De denkrichtingen zijn:
Op de gewenste ontwikkeling is denkrichting 1 van toepassing. Deze richting wordt het volgende omschreven:
"Mocht blijken dat de bestaande bebouwing (boerderij of stal of bedrijfsgebouw) goed te hergebruiken is, met aanpassingen dan, is herontwikkeling de eerste te onderzoeken stap. Dit kan gaan om het geschikt maken voor wonen of andere functies die niet milieubelastend zijn voor de omgeving. Het in originele staat herstellen en anders in gebruik nemen (functiewijziging) van een gebouw draagt daarmee optimaal bij aan de doelstelling van het transformatiebeleid: het bereiken van ruimtelijke kwaliteit en leefbaarheid zonder afbreuk te doen aan het bebouwingslint."
Doorwerking plangebied
Met het planvoornemen is er sprake van hergebruik van de bestaande bebouwing. Dit is een denkrichting voor het ontwikkelen van een transformatielocatie, met de minste impact op de bestaande ruimtelijke kwaliteiten van De Streek. Zoals aangegeven in paragraaf 5.2, zijn veel van de typische voor het beschermd dorpsgezicht gegeven waarden in het plangebied aanwezig. Het erf zal op een verantwoorde wijze worden vormgegeven waarbij rekening is gehouden met de historische context van het bebouwingslint en de overgang van het erf naar het landschap. Op deze manier vindt er een versterking plaats voor het beschermd dorpsgezicht. Het planvoornemen sluit hiermee aan bij de beleidsuitgangspunten zoals opgenomen in de Transformatielocaties aan De Streek.
De Ruimtelijke Atlas en Welstandnota van de gemeente Staphorst dient als vervanging van de voorgaande welstandsnota, die als te knellend werd ervaren. Daarvoor in de plaats is er een globaler welstandbeleid op basis van een welstandskaart. De atlas is een analyse en verhaal in kaartbeelden van de gemeente. De welstandsnota is meer dan voorheen gebaseerd op de ruimtelijke opbouw van de gemeente en haar verschillende kernen. De welstandskaart is een specifieke uitwerking van de atlas voor het welstandsbeleid.
De Ruimtelijke Atlas en Welstandsnota bieden samen een ruimtelijk kader, waar een welstandscommissie of stadsbouwmeester maar ook stedenbouwkundige(n), architecten en andere adviseurs zich op kunnen baseren. Op deze manier fungeert de atlas als een soort raamwerk voor het ruimtelijk beleid en de welstandskaart als een overzichtelijk toetsinstrument.
Bij nieuwe ontwikkelingen vormen een goed ruimtelijk beleid en hierop afgestemde bestemmingsplannen de basis voor het welstandsbeleid, omdat hierin de bebouwingsvlakken, bouwenveloppen en/of bouwvolumes worden vastgelegd.
Dit regime blijft voornamelijk beperkt tot de meest karakteristieke delen van de bebouwde kommen. Onder het bijzonder regime vallen de bebouwingslinten van Staphorst en Rouveen. Deze omvatten de oudste delen van beide dorpen waar zich ook de vele rijks- en gemeentelijke monumenten bevinden. Cultuurhistorie is een belangrijke reden om voor een bijzonder regime te kiezen. Vanwege het bijzondere karakter hebben daarom ook het oorspronkelijke kerkdorp IJhorst en het historische buurtschap Hamingen een bijzonder regime gekregen.
Doorwerking plangebied
Bij de aanvraag omgevingsvergunning zal worden getoetst aan de welstandsnota. Er zijn geen indicaties dat de omgevingsvergunning niet zou kunnen voldoen aan de welstandsnota.
Het buitengebied van Staphorst heeft bijzondere landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten. Een deel van het buitengebied is dan ook opgenomen in de landschappelijke canon van Nederland. De dynamiek in het buitengebied in de vorm van verschillende processen en ontwikkelingen hebben hun weerslag op het landschap. De gemeente wil ruimte bieden aan de ontwikkelingen in het buitengebied en wil werken aan behoud en versterking van de landschappelijke kwaliteiten.
Op het hoogste schaalniveau is de herkenbaarheid van de twee grote eenheden van het dekzandgebied en het laagveengebied, en de duidelijke overgang daartussen, waardevol. De basis van de landschappelijke kwaliteit van Staphorst is de samenhang binnen de verschillende deelgebieden en de herkenbaarheid van de verschillende landschapstypen. De landschapstypen hebben elk hun eigen kenmerken, kwaliteiten, structuren en waarden. Deze zijn duidelijk bepaald door de ondergrond, de bodem/ het water en de ontginningsgeschiedenis. Daarnaast heeft het buitengebied van Staphorst veel specifieke kwaliteiten zoals karakteristieke (historische) landschapsstructuren, cultuurhistorische objecten, natuurwaarden, landschapsbelevingswaarden en oriëntatiepunten. Al deze kwaliteiten maken onderdeel uit van de identiteit van Staphorst.
Het plangebied is gelegen in Houtsingellandschap De Streek.
Voor het houtsingelgebied wordt gestreefd naar behoud, herstel en versterking vanwege de hoge en bijzondere landschappelijke kwaliteiten en omdat het gebied in belangrijke mate bepalend is voor de identiteit van Staphorst en Rouveen. De bouwstenen zijn elzensingels, sloten, grasland, wegen met laanbeplanting en erven met erfbeplanting. Daarbij wordt aandacht besteed aan het accentueren van de karakteristieke knikken in de verkaveling. In afbeelding 6.12 zijn de karakteristieken van het houtsingellandschap opgenomen.
Houtsingellandschap De Streek | |
![]() - tamelijk kleinschalig gebied met kenmerkende houtsingels - elzensingels - eikenkanen - viaducten over A28 in het groen - steeds meer elzensingels verdwijnen - karakteristiek onderscheid tussen houtsingellandschap bij Staphorst en bij Rouveen |
karakteristiek |
- unieke lintbebouwing van Staphorst-Rouveen met meerdere boerderijen achter elkaar |
bebouwing |
- elzensingels (één rij) op perceelgrenzen - laanbeplanting van eik langs wegen - rijke erfbeplanting met solitaire kastanje en/of beuk - sortiment: omgeving Rouveen vooral els, omgeving Staphorst ook eik |
beplanting |
smalle percelering, tamelijk langgerekt, soms met knikken zoals in het open slagenlandschap |
verkaveling |
overgang zand - veen (veldpodzolgronden en gooreerdgronden) |
bodem |
hoofdzakelijk grasland |
bodemgebruik |
kleinschalig halfopen landschap, bestaande uit kleine langgerekte kamers |
maat van de ruimte |
nagenoeg vlak |
reliëf |
- rationeel blokvormig wegenpatroon - grote infrastructuur A28 en spoor doorsnijden landschap |
wegenpatroon |
weinig sloten | waterpatroon |
- landschap: zeer hoog - bebouwing: (veelal) zeer hoog, typisch kleurgebruik (groen en blauw) |
beeldkwaliteit |
- gemeente - eigenaren (particulier en agrarisch, huiskavels) - landbouw (kavels achter huiskavels) |
invloedsferen / spanningsvelden |
Afbeelding 6.12: Kenmerken Houtsingellandschap De Streek (Bron: Gemeente Staphorst)
Door Vestus bouwadvies is een erfinrichtingsplan opgesteld. Hiervoor zijn de uitgangspunten uit het landschapsplan leidend geweest. Het planvoornemen is dan ook in overeenstemming met het landschapsplan Staphorst.
Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in dit hoofdstuk een beschrijving opgenomen van de wijze waarop de milieu- en omgevingsaspecten bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de in dit kader van belang zijnde milieu- en omgevingsaspecten.
Milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) in de directe omgeving van zogenoemde milieuhinder gevoelige bestemmingen (zoals wonen) kunnen hinder vanwege geur, stof, geluid, gevaar en dergelijke veroorzaken. Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening, zoals dat uitgangspunt is van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), dient te worden aangetoond dat ter plaatse van milieuhinder gevoelige bestemmingen sprake is van een 'goed woon- en leefklimaat'.
Om niet alle ontwikkelingen bij voorbaat te onderwerpen aan een onnodig langdurig en kostbaar onderzoek is door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' uitgebracht. Deze uitgave maakt gebruik van het principe 'functiescheiding'. Door voldoende afstand aan te houden tussen nader bepaalde milieubelastende activiteiten en milieugevoelige bestemmingen kan eenvoudigweg in veel gevallen worden aangetoond dat sprake is een 'goed woon- en leefklimaat'. De VNG-publicatie betreft zgn. pseudowetgeving (geen wetgeving maar een algemeen door de rechter aanvaarde methode).
De VNG-publicatie maakt gebruik van een basiszoneringslijst waarin voor nader gedefinieerde bedrijfscategorieën richtafstanden zijn bepaald. Een richtafstand wordt beschouwd als de minimaal aan te houden afstand tussen een milieubelastende activiteit en de milieuhinder gevoelige bestemming waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van milieubelastende (bedrijfs)activiteiten betreffende geluid, geur, stof en gevaar redelijkerwijs kan worden uitgesloten. De genoemde maten zijn indicatief; met een goede motivering kan hiervan worden afgeweken.
Naast de gegeven richtafstanden hanteert de VNG-publicatie twee omgevingstypen, namelijk: een rustige woonwijk/buitengebied en een gemengd gebied. In een rustige woonwijk of buitengebied (omgevingstype 1) wordt functiescheiding nagestreefd. Tussen milieuhinder gevoelige functies en bedrijven dient de minimaal aan te houden 'richtafstand' in acht te worden genomen. In geval van een gemengd gebied (omgevingstype 2), waar sprake is van functiemenging, kan een verkleinde richtafstand worden gehanteerd. In tegenstelling tot rustige woongebieden worden in dergelijke levendige gebieden milieubelastende activiteiten op kortere afstand van milieuhinder gevoelige functies acceptabel geacht. De richtafstand mag in deze gebieden met één afstandsstap worden verkleind (10 meter behorende bij milieucategorie 1 wordt 0 meter, 30 meter van milieucategorie 2 wordt 10 meter van milieucategorie 1, etc.).
Vanwege de aanwezigheid van een aantal bedrijven in de directe omgeving is hier sprake van het omgevingstype ‘gemengd gebied’.
In de directe omgeving bevinden zich bestemmingen die van invloed kunnen zijn op deze ontwikkeling, te weten:.
Adres | Bedrijf | Categorie | Richtafstand | Werkelijke afstand |
Gemeenteweg339 | Aannemersbedrijf met werkplaats <1000m2 (hoofdvestiging uitgeschreven uit handelsregister op deze locatie) | 2 | 10 m | > 13 m |
Jan Lubbertsland 1 | Kraanverhuur, Loonbedrijf (kraanbedrijf is verhuis naar het industrieterrein) | 3.1 | 30 m | > 40 m |
Jan Lubbertsland 6 | Aannemersbedrijf met werkplaats >1000m2 | 3.1 | 30 m | > 65 m |
Omdat deze richtafstanden niet worden overschreden kan ook worden geconcludeerd dat ter sprake van het plangebied sprake is van een 'goed woon- en leefklimaat'.
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt het toetsingskader voor vergunningsplichtige veehouderijen, als het gaat om geurhinder. Voor meldingsplichtige veehouderijbedrijven is het beoordelingskader voor geurhinder opgenomen in het Activiteitenbesluit.
De Wgv stelt één landsdekkend beoordelingskader met een indeling in twee categorieën. Voor diercategorieën waarvan de geuremissie per dier is vastgesteld, wordt deze waarde uitgedrukt in een ten hoogste toegestane (berekende) geurbelasting op een geurgevoelig object. Voor de andere diercategorieën is die waarde een wettelijke vastgestelde afstand die ten minste moet worden aangehouden.
Voor diercategorieën waarvoor in de Wgv een geuremissie per dier is vastgesteld geldt dat, buiten een concentratiegebied, de geurbelasting op geurgevoelige objecten binnen de bebouwde kom niet meer dan 2 odour units per kubieke meter lucht mag bedragen. Voor geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom mag deze niet meer bedragen dan 8 odour units per kubieke meter lucht.
Op grond van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) dient voor diercategorieën waarvoor per dier geen geuremissie is vastgesteld (bijvoorbeeld melkkoeien en paarden) en een geurgevoelig object de volgende afstanden aangehouden te worden:
Voor meldingsplichtige veehouderijbedrijven gelden tevens vaste afstandseisen. Deze eisen zijn gebaseerd op en komen overeen met de vaste afstanden zoals opgenomen in de Wgv.
Op 1 juli 2016 is de Verordening Geurhinder en Veehouderij van de gemeente Staphorst in werking getreden. Deze verordening is van toepassing voor 'De Streek' en de overige woonkernen binnen een bebouwde kom. In artikel 6 van deze verordening is in afwijking van de Wet geurhinder en veehouderij een andere maximale waarde voor de geurbelasting van een veehouderij op een geurgevoelig object in de bebouwde kom bepaald ('In afwijking van artikel 6, lid 1 onder c van de Wet bedraagt de maximale waarde voor de geurbelasting van een veehouderij op een geurgevoelig object in het gebied als benoemd in artikel 3 van deze verordening binnen de bebouwde kom 3 ouE/m³ (voorgrondbelasting). De achtergrondbelasting bedraagt maximaal 4 ouE/m³.').
Om functieveranderingen binnen 'De Streek' maximaal mogelijk te maken heeft de gemeente Staphorst in het voorjaar van 2008 beleidsregels vastgesteld waarmee de vaste afstandcirkels binnen de bebouwde kom zijn teruggebracht van 100 naar 50 meter. Om te voorkomen dat de niet-intensieve bedrijven rond de overige woonkernen van de gemeente Staphorst voor wat betreft het aspect 'geurhinder' zwaarder worden belast, zijn de hindercirkels van deze bedrijven eveneens teruggebracht naar 50 meter. Een deelonderzoek heeft vervolgens plaatsgevonden naar eventuele aanpassing van de geurnormen nabij agrarische bedrijven aan 'De Streek' waar dieren worden gehouden waarvoor wel geuremissiefactoren zijn vastgesteld. Uit dit deelonderzoek is naar voren gekomen dat het aanpassen van de geurnorm in de omgeving van genoemde bedrijven een zeer beperkte bijdrage leverde aan de doelstelling om meer functieveranderingen mogelijk te maken. Het aanpassen van de geurnorm in dit deelgebied is dan ook niet zinvol geacht.
Op de hierna weergegeven kaart zijn de geurcontouren weergegeven van de agrarische bedrijven die zich in de buurt van het plangebied bevinden. De te bouwen woningen zijn gelegen buiten de geurcontouren van andere agrarische bedrijven, zodat het aspect geurhinder geen belemmering is voor de realisatie van de woningen.
Afbeelding 7.1: Geurkaart Staphorst
Met betrekking tot het aspect geur is de geurkaart van de gemeente Staphorst geraadpleegd, zie afbeelding 7.1. Op basis daarvan is te zien dat de locatie binnen de rondom gelegen geurcontour geplaatst kan worden/wordt.
Een nadere beschouwing en inmeting ter plaatse geeft aan de hindercirkel verder naar achter ligt dan op de geurkaart is aangegeven, de stallen bevinden zich verder achterin de boerderij van Jan Lubbertsland 3 (bron: gemeente Staphorst). Gemeten vanaf dat punt (start stallen) is de hindercirkel weergegeven op het erf-indelingsplan (zie Bijlage 1).
Veel ruimtelijke plannen hebben te maken met geluid; als ontvanger van geluid of als veroorzaker van geluid. Het aspect geluid wordt geregeld in diverse wet- en regelgeving. De belangrijkste wet- en regelgeving omtrent het aspect geluid betreffen:
Het begrip 'geluidgevoelige objecten' is in de Wet geluidhinder en de Wet milieubeheer bepaalt. De Wet geluidhinder maakt onderscheid in de volgende drie categorieën:
In de Wet milieubeheer wordt dit onderscheid niet gemaakt, maar deze wet gaat wel uit van dezelfde objecten. Als middels een plan een geluidbron of een geluidgevoelig object wordt mogelijk gemaakt, of een uitbreiding van een geluidbron of een geluidgevoelig object plaatsvindt, dan is een toetsing in het kader van geluid nodig. Voor voorliggend plan is een toets aan de Wet geluidhinder en de Wet ruimtelijke ordening doorlopen.
In de Wgh zijn regelingen opgenomen ten behoeve van geluid in de omgeving afkomstig van de drie geluidbronnen wegen (met uitzondering van rijkswegen), spoorwegen (met uitzondering van hoofdspoorwegen) en industrielawaai. Deze geluidbronnen hebben een geluidzone. Bij plannen waarbij binnen deze geluidzones een geluidgevoelig object mogelijk wordt gemaakt, of een uitbreiding plaatsvindt van een geluidsgevoelig object dient de geluidbelasting op dit object te worden getoetst.
Volgens artikel 74 van de Wet geluidhinder (Wgh) liggen rond diverse wegen (met uitzondering van Rijkswegen) geluidzones.
Wegen in een woonerf of waarvoor een maximale snelheid geldt van 30 km/uur hebben geen geluidzone. De geluidzone rond spoorwegen zijn vastgelegd in de Regeling Zonekaart spoorwegen (met uitzondering van de spoorwegen die vallen onder de geluidproductieplafonds conform de Wet milieubeheer). De zones voor industrielawaai worden vastgelegd in een bestemmingsplan rond een gezoneerd industrieterrein.
De voorkeursgrenswaarde voor de geluidsbelasting op de gevels van een woning ten gevolge van een weg bedraagt 48 dB. Onder bepaalde voorwaarden kan er door het college van B & W een ontheffing worden verleend tot een hogere grenswaarde. Voorwaarde hiervoor is dat de optredende geluidsbelasting lager dient te zijn dan de maximaal toelaatbare gevelbelasting (53 dB buitenstedelijk en 63 dB binnenstedelijk) en de situatie moet passen binnen het gemeentelijk geluidsbeleid ten aanzien van vaststelling van hogere grenswaarden.
De gemeente Staphorst heeft middels de nota 'Geluidsbeleid in het kader van de Wet geluidshinder' beleid opgesteld rondom hogere geluidswaardes. Zo zijn hogere geluidswaardes vastgesteld voor vervangende nieuwbouw (waaronder ook het splitsen van een woning valt). Afwijken kan enkel als de maatregelen overwegende bezwaren van financiële, stedenbouwkundige, verkeerskundige of landschappelijke aard met zich meebrengen. Daarnaast dient er aan ten minste één van de negen opgestelde ontheffingscriteria te worden voldaan.
Met voorliggend plan worden geluidgevoelige objecten mogelijk gemaakt. De geluidbelasting op de geluidgevoelige objecten dient te worden berekend.
Door de gemeente Staphorst is via de gemeentelijke website een geluidsniveaukaart beschikbaar gesteld, waarin is aangegeven wat de te verwachten geluidsniveau's zijn in 2030 als gevolg van wegverkeerslawaai. In afbeelding 7.2 is de ligging van het plangebied in de geluidskaart aangegeven. Ter plaatse van het plangebied bedraagt de geluidsbelasting ten hoogste 53 dB. Hiermee wordt niet voldaan aan de voorkeurswaarde uit de Wgh.
Afbeelding 7.2: Uitsnede geluidskaart (bron: Arcgis Online)
Vanaf de Gemeenteweg is er een geluidsbelasting op de gevels van de nieuwe woningen van circa 0 tot 43 dB (zie afbeelding 7.2). Dit is onder de grenswaarde, hiervoor behoeft geen hogere grenswaarde procedure te worden gevolgd. De geluidsbelasting is geen belemmering voor dit plan.
De geluidsbelasting op de nieuwe woning in het achterhuis bedraagt niet meer dan 48dB (zie afbeelding 7.3), in eerste instantie kan worden gesteld dat er ook hier geen procedure hogere grenswaarde nodig is.
Afbeelding 7.3: Uitsnede geluidskaart (bron: Arcgis Online)
Railverkeerslawaai is in voorliggend geval niet van toepassing aangezien er in de directe omgeving van het plangebied geen spoorweg aanwezig is.
In de nabijheid van het plangebied zijn geen geluidsgezoneerde bedrijventerreinen aanwezig. In paragraaf 7.2 wordt nader ingegaan op milieuhinder (o.a. geluid) als gevolg van individuele bedrijven. Het aspect industrielawaai vormt geen belemmering.
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor het initiatief.
Volgens artikel 3.1.6 van het Besluit op de ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van en plan onderzoek te worden verricht naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Bovendien dient op asis van het bouwbesluit altijd een bodemonderzoek uitgevoerd te worden indien een woning wordt gerealiseerd. Er dient bepaald te worden of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik an die bodem en of deze aspecten optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd.
In oktober 2021 is door Lycens B.V. een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 2 Verkennend bodemonderzoek) op een deel van de locatie aan de Gemeenteweg 341 te Staphorst. Het doel van het onderzoek is het bepalen van de bodemkwaliteit op de locatie en daarmee mogelijke verontreinigingen in grond en grondwater te signaleren welke consequenties kunnen hebben voor de geplande bestemmingsplanwijziging en de geplande aanvraag van een omgevingsvergunning, activiteit bouwen ten behoeve van het realiseren van een woning met bijgebouw. Hiervoor is de milieuhygiënische kwaliteit van de grond en het grondwater beoordeeld door het verrichten van een aantal boringen en het analyseren van een aantal grond- en grondwatermonsters.
Het onderzoek is conform de Nederlandse Norm "Onderzoeksstrategie bij verkennend bodemonderzoek" (NEN5740) uitgevoerd.
Uit het onderzoek blijkt dat:
Resultaten grond
Chemisch-analytisch zijn in zowel de boven- als ondergrond geen parameters in een verhoogd gehalte aangetoond.
Resultaten grondwater
Chemisch analytisch zijn in het grondwater geen verhoogde concentraties gemeten.
De opzet van het uitgevoerde onderzoek heeft geleid tot een goed beeld van de bodemkwaliteit ter plaatse van de onderzoekslocatie. Uit de resultaten van het verkennend bodemonderzoek kan worden geconcludeerd dat er, milieuhygiënisch gezien geen belemmeringen zijn voor de geplande bestemmingsplanwijziging en de geplande aanvraag van een omgevingsvergunning, activiteit bouwen ten behoeve van het realiseren van de woningen met bijgebouw.
De gestelde hypothese dat de locatie als "niet-verdacht" beschouwd kan worden ten aanzien van chemische parameters is juist gebleken aangezien geen van de onderzochte parameters in een verhoogd gehalte (grond) of concentratie (grondwater) is gemeten.
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de realisatie van het plan.
Cultuurhistorische structuren
Het lint Gemeenteweg is aangewezen als beschermd dorpsgebied. Ontwikkelingen die het aanzicht en de te behouden waarden in dit dorpsgebied schaden zijn niet toegestaan. In het onderhavige plan worden deze structuren niet aangetast. De karakteristieke perceleringen en zijtakken c.q. stegen van de Gemeenteweg blijven intact en groenstructuren worden versterkt. In paragraaf '6.3 Gemeentelijk beleid' wordt dit aspect uitgebreid gemotiveerd. Daarnaast is een inrichtingsplan opgesteld waarin met deze cultuurhistorische waarden rekening wordt gehouden. Dit inrichtingsplan is in paragraaf 5.2.3 Inrichtingsplan toegelicht en als Bijlage 1 bij de regels opgenomen.
Monumenten
Er zijn geen monumenten aanwezig die gesloopt worden.
In oktober 2021 heeft Lycens een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (BO en IVO-O, uitgevoerd met betrekking tot het plangebied (zie Bijlage 3 Archeologisch onderzoek)
In het vigerende bestemmingsplan De Streek, Veegplan, heeft het plangebied een enkelbestemming 'agrarisch met waarden' en de dubbelbestemmingen 'Archeologie 3' en 'beschermd dorpsgezicht'.
Op de beleidskaart van de gemeente Staphorst (zie afbeelding 7.4) valt het plangebied geheel binnen een zone met "hoge verwachting voor middeleeuwen en nieuwe tijd bij cultuurhistorisch element of in dorpskern". In dit gebied dient, voorafgaand aan ingrepen groter dan 100 m2 en dieper dan 0,5 m, archeologisch onderzoek plaats te vinden
Afbeelding 7.4: Uitsnede van de beleidsadvieskaart van de gemeente Staphorst
Het onderzoek is uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA versie 4.1) en het archeologiebeleid van de gemeente Staphorst.
Het doel van het bureauonderzoek is het verkrijgen van inzicht in bekende en te verwachten archeologische waarden in en in de omgeving (onderzoeksgebied) van het plangebied. Op basis van de verkregen informatie wordt een gespecificeerde archeologische verwachting voor het plangebied opgesteld. Hierin wordt beschreven of er archeologische resten aanwezig (kunnen) zijn in het plangebied, wat de potentiële aard en omvang van de voorgenomen werkzaamheden zijn en of deze een bedreiging vormen voor het bodemarchief. Indien dit het geval is, wordt geadviseerd op welke wijze hiermee in het vervolgtraject van de plannen rekening dient te worden gehouden.
Het doel van het inventariserend veldonderzoek is het toetsen van de gespecificeerde verwachting.
Op basis van het bureauonderzoek heeft het plangebied een hoge archeologische verwachtingswaarde gekregen voor het aantreffen van resten uit de nieuwe tijd. Deze verwachting is in het veld getoetst door middel van het uitvoeren van een booronderzoek (IVO-O). Tijdens het booronderzoek zijn geen aanwijzingen voor een archeologische vindplaats aangetroffen.
Zoals blijkt uit voorgaande, vormen erfgoed en archeologie geen belemmering voor de uitvoering van voorliggend plan. Omdat geen onderzoek is uitgevoerd, en het plangebied niet is gevrijwaard van archeologische resten, blijft de archeologische bestemming behouden.
Ook voor het vrijgegeven plangebied bestaat altijd de mogelijkheid dat er tijdens graafwerkzaamheden toch losse sporen en vondsten worden aangetroffen. Op grond van artikel 5.10 van de Erfgoedwet 2016, dient zo spoedig mogelijk melding te worden gemaakt van de vondst bij de gemeente, provincie of de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
Externe veiligheid gaat om het beperken van de kans op en het effect van een ernstig ongeval voor de omgeving door het gebruik, de opslag, de productie en het transport van gevaarlijke stoffen. Bij nieuwe ontwikkelingen dient rekening gehouden te worden met eventueel aanwezige externe risico's die de veiligheid negatief kunnen beïnvloeden. Hiertoe zijn de risico's gekwantificeerd door middel van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Het plaatsgebonden risico van een bepaalde activiteit is de kans per jaar op een bepaalde plaats, dat een continu daar aanwezig gedacht persoon die onbeschermd is, komt te overlijden als gevolg van een mogelijk ongeluk met die activiteit. Elke ruimtelijke ontwikkeling wordt getoetst aan het plaatsgebonden risico van 10-6 als grenswaarde. Het groepsrisico is de kans per jaar dat in één keer een groep mensen van een bepaalde omvang komt te overlijden bij een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het groepsrisico geldt geen grenswaarde maar een oriënterende waarde die de personendichtheid binnen een invloedsgebied relateert aan een bepaalde maat voor risicoaanvaarding.
Aan hand van de Risicokaart is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond het plangebied. Op de Risicokaart staan meerdere soorten risico's, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. In totaal worden op de Risicokaart dertien soorten rampen weergegeven.
Afbeelding 7.5: Uitsnede risicokaart
Uit de inventarisatie blijkt dat het plangebied:
Op enige afstand van het plangebied (circa 1.450 meter) ligt de buisleiding N-550-41 (114 mm - 40 bar). De 1% letaliteitsgrens ligt op 45 meter en de 100% letalitietsgrens op 30 meter. Deze buis is dus geen enkele belemmering voor de relisatie van de woningen.
Het project is in overeenstemming is met wet- en regelgeving ter zake van externe veiligheid.
Wet natuurbescherming
De natuurwetgeving voor Nederland is per 1 januari 2017 vastgelegd in de Wet natuurbescherming. Binnen de wet zijn de beschermingsregimes voor Natura 2000-gebieden, soortbescherming en houtopstanden opgenomen als afzonderlijke hoofdstukken, waardoor de wet via duidelijke en eenvoudige regels voorziet in een heldere implementatie van de Europese natuurbeschermingsrichtlijnen. Naast de Wet natuurbescherming bestaat in Nederland het Natuur Netwerk Nederland (NNN), waarvoor de provincies beleid maken.
Natura 2000
De wetgeving met betrekking tot Natura 2000-gebieden is vastgelegd in Hoofdstuk 2 van de Wet Natuurbescherming. Natura 2000-is de overkoepelende naam voor gebieden die op Europees niveau worden beschermd vanuit de Vogel- en Habitatrichtlijn. Vanuit deze richtlijnen worden specifieke diersoorten en hun habitat beschermd om de biodiversiteit te behouden, te herstellen of uit te breiden. Het ondernemen van projecten, plannen of activiteiten in en in de omgeving van een Natura 2000-gebied kan mogelijkerwijs leiden tot (significant) negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen. Indien het niet mogelijk is om negatieve effecten op voorhand uit te sluiten, dan is er sprake van een vergunningsplicht en moet een habitattoets uitgevoerd worden. In een habitattoets worden de projecten, plannen of activiteiten getoetst op hun invloed op de instandhoudingsdoelstellingen en of (onder bepaalde voorwaarden) toestemming voor de uitvoering kan worden verleend.
Soortbescherming
De Wet natuurbescherming kent naast het beschermingsregime voor Natura 2000-gebieden drie beschermingscategorieën onder het hoofdstuk 'soortbescherming':
De Soortbescherming is alleen (met uitzondering van de zorgplicht) van toepassing op soorten genoemd onder deze drie beschermingscategorieën.
Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Naast de Wet natuurbescherming bestaat in Nederland het Natuur Netwerk Nederland (NNN), waarvoor de provincies beleid maken. Het NNN is ruimtelijk in de Provinciale Structuurvisie vastgelegd. Het vormt een robuust netwerk van natuurgebieden en tussenliggende verbindingszones. Dit netwerk bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuw aan te leggen natuur en verbindingszones tussen deze gebieden.
Ook de beheersgebieden voor agrarisch natuurbeheer behoren tot het NNN. De planologische verankering van het NNN vindt plaats in (gemeentelijke) bestemmingsplannen. Wanneer bij ruimtelijke ontwikkelingen een bestemmingsplan wijziging moet worden doorgevoerd dient altijd een 'Nee, tenzij'- toets te worden uitgevoerd. Hierin wordt beoordeeld of er als gevolg van de voorgenomen maatregelen significante effecten op de wezenlijke waarden en kenmerken van het netwerk optreden.
In oktober 2021 is door Bureau Natuurlijk een QuickScan Wet Natuurbescherming uit te voeren t.b.v. het vergunning traject en inzicht te verschaffen of de geplande uit te voeren werkzaamheden conflicteren met de Wet Natuurbescherming (zie Bijlage 4 Quickscan natuurtoets).
Gebiedsbescherming
Natura 2000
De planlocatie is gelegen op circa 7 km van N2000-gebied Olde Maten & Veerslootslanden en circa 6 km van N2000-gebied de Wieden. Gezien de afstand tot het Natura2000 gebied, in relatie tot de geplande ontwikkelingen, worden er geen significante invloeden op de beschermde natuurwaarden of aangewezen (beheer)doelstellingen. Externe werking zal naar verwachting niet optreden.
Stikstof
De gemeente Staphorst heeft een worst-case berekening gemaakt voor woningbouwprojecten in De Streek. De berekening ging uit van het realiseren van 10 woningen binnen De Streek zo kort mogelijk gesitueerd bij Natura 2000 gebieden. Uit deze berekening kwam naar voren dat betreffend plan geen significant effect hebben op de stikstofdepositie in nabij gelegen Natura-2000 gebieden. Naar aanleiding van deze resultaten heeft het college van Staphorst op 5 november 2019 besloten dat voor woningbouwplannen die vergelijkbaar zijn met, of kleiner dan, de nieuwbouw van 10 woningen en plaatsvinden binnen De Streek in beginsel geen AERIUS-berekening benodigd is. Voorliggend plan voorziet in het splitsen van een woning naar twee woningen en de bouw van één vrijstaande woning binnen De Streek. Gelet op het vorenstaande zal van een toename van stikstofdepositie hoger dan 0,00 mol/ha/j geen sprake zijn. Er is daarmee geen sprake van een stikstofdepositie met significant negatief effect op Natura 2000-gebieden. Het project is in het kader van de Wet natuurbescherming, ten aanzien van de effecten van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden, niet vergunningsplichtig
Natuur Netwerk Nederland
Aangezien het plangebied is gelegen buiten het NNN van Overijssel of de groene ontwikkelingszone hiervan en het NNN in Overijssel geen externe werking kent, is nadere toetsing niet aan de orde.
Soortbescherming
Flora
Het terrein is nauwkeurig onderzocht op inheemse en uitheemse beschermde vegetatie. Er zijn geen (groeiplaatsen van) beschermde soorten aangetroffen.
Vleermuizen
Schade op onmisbare vliegroutes en foerageergebieden, verblijfplaatsen van vleermuizen is niet te verwachten. Het foerageergebied blijft intact. Een nader onderzoek naar gebouwbewonende vleermuizen is niet noodzakelijk.
Zoogdieren
Tijdens het veldbezoek zijn geen vaste verblijfplaatsen van overige zoogdieren die zijn opgenomen op Habitatrichtlijn en de Verdragen van Bern en Bonn aangetroffen.
Vogels
Door de splitsing en de nieuwbouw worden er geen vogel soorten verstoort of verdwijnen verblijfplaatsen.
Overige soorten
Er kan worden gesteld dat binnen het plangebied geen overige zoogdieren voorkomen.
Houtopstanden
Op de planlocatie worden geen bomen gekapt zoals bedoeld in het onderdeel houtopstanden van de Wet Natuurbescherming. Overtreding op dit onderdeel Wet natuurbescherming is niet aan de orde.
Flora en fauna is geen belemmering voor de realisatie van de plannen.
De Europese Unie wil dat de lucht overal schoon genoeg is om de gezondheid van de mensen zo goed mogelijk te beschermen. Daarom heeft de Europese Unie normen gesteld voor de concentraties van vervuilende stoffen in de lucht. Luchtverontreiniging is afkomstig van verschillende bronnen. Denk bijvoorbeeld aan het gemotoriseerde verkeer, industriële en agrarische inrichtingen en achtergrondconcentraties van verontreinigende stoffen.
De Europese richtlijnen voor luchtkwaliteit zijn in Nederland uitgewerkt in de volgende wet- en regelgeving:
Wet milieubeheer
In de Wet milieubeheer (Wm) is hoofdstuk 5 (titel 5.2) de landelijke wetgeving voor luchtkwaliteit weergegeven. In bijlage 2 van deze titel zijn de grenswaarden aangegeven waaraan moet worden voldaan voor wat betreft de luchtkwaliteit. In artikel 5.16 is de toets voor de luchtkwaliteit weergegeven. In dat artikel is bepaald dat ten behoeve van een ruimtelijke ontwikkeling het volgende moet worden getoetst in het kader van luchtkwaliteit:
Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007
De regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 bevat voorschriften voor het meten en berekenen van de concentratie, en depositie, van luchtverontreinigende stoffen. De regeling legt onder andere de standaardrekenmethoden vast waarmee de gevolgen van ruimtelijke plannen voor de luchtkwaliteit worden berekend. Veel regels uit de Rbl volgen uit de Europese richtlijn voor luchtkwaliteit uit 2008.
Toetsing aan de grenswaarden is niet op alle plekken nodig. De twee criteria zijn:
Ook als een project 'niet in betekenende mate bijdraagt' aan de verslechtering van de luchtkwaliteit, hoeft geen toets plaats te vinden aan de grenswaarden luchtkwaliteit.
Niet in betekenende mate bijdragen
De toets aan het besluit 'Niet in betekenende mate bijdragen' (NIBM) heeft betrekking op projecten of activiteiten waarvan de bijdrage aan de luchtverontreiniging klein is. Leidt een project tot een toename voor NO2 en PM10 die lager is dan de NIBM grens, dan is het toetsen van het project aan de grenswaarden luchtkwaliteit niet nodig en kan het project zonder verdere maatregelen doorgaan. Wel moet het project nog voldoen aan het Besluit gevoelige bestemmingen en er moet sprake zijn van een goede ruimtelijke ordening. De uitvoeringsregels voor NIBM staan in de algemene maatregel van bestuur (AMVB) 'Niet in betekenende mate bijdragen' en de Regeling 'Niet in betekenende mate bijdragen'. In bijlage 5 van de Regeling NIBM zijn vier gebieden opgenomen waar de Regeling NIBM niet op van toepassing is omdat daar structureel een hoge waarde heerst. Dit zijn delen van de gemeenten Asten, Nederweert, Deurne en Barneveld.
Volgens het Besluit NIBM is sprake van een NIBM project als het project of de activiteit maximaal 3% van de jaargemiddelde grenswaarde bijdraagt aan de concentraties fijnstof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met een toename van maximaal 1,2 µg/m3 voor zowel PM10 als NO2. Of een project een NIBM project betreft, kan op twee manieren worden bepaald. Het project kan getoetst worden aan de categorieën van gevallen die zijn vastgesteld, of er kan een berekening plaatsvinden:
In regeling NIBM zijn de volgende getalsmatige categorieën van gevallen vastgesteld, om te bepalen of sprake is van een NIBM project:
Woningbouwlocaties; 3% criterium ligt bij:
De berekening of de activiteit maximaal 3% van de jaargemiddelde grenswaarde bijdraagt aan de concentraties fijnstof en stikstofdioxide kan ook worden uitgevoerd als een project de getalsmatige grenzen van de Regeling NIBM overschrijdt. Het is dan mogelijk om alsnog via berekeningen aannemelijk te maken dat de 3% grens niet wordt overschreden. Soms kan een kwalitatieve beschrijving voldoende zijn.
In paragraaf 7.9.1 zijn voorbeelden van de lijst met categorieën van gevallen opgenomen, die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Gelet op de aard en omvang van de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling in vergelijking met de voorgenoemde categorieën, kan worden aangenomen dat voorliggende ontwikkeling 'niet in betekenende mate bijdraagt' aan de luchtverontreiniging.
Het vorenstaande wordt tevens bevestigd door de NIBM-tool. De toename van het aantal verkeersbewegingen is afgerond op 32 verkeersbewegingen per weekdag. Op basis hiervan is een berekening gemaakt met de NIBM-tool, waarvan het resultaat in afbeelding 7.6 is weergegeven. Opgemerkt wordt dat het aandeel vrachtverkeer op 0% is gezet, aangezien het voornemen uitsluitend de functie ‘wonen’ betreft.
Afbeelding 7.6: Berekening NIBM-tool luchtkwaliteit
Uit de berekening blijkt dat voorliggend plan 'niet in betekenende mate bijdraagt' aan de luchtverontreiniging. Vervolgonderzoek naar effecten op de luchtkwaliteit is niet noodzakelijk. Tot slot wordt geconcludeerd dat deze ontwikkeling niet wordt aangemerkt als een gevoelige bestemming in het kader van het Besluit gevoelige bestemmingen.
Het aspect lucht kwaliteit is geen belemmering voor de realisatie van dit plan.
Bij nieuwe ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de parkeerbehoefte en verkeersgeneratie die ontstaat. In dit geval wordt voor wat betreft de parkeerbehoefte en de verkeersgeneratie aangesloten bij publicatie 'Toekomst bestendig parkeren (december 2018)' van het CROW. Deze kencijfers zijn landelijk (en juridisch) geaccepteerd en worden gezien als de meest betrouwbare gegevens met betrekking tot het bepalen van de verkeersgeneratie en het benodigde aantal parkeerplaatsen. Overigens wordt opgemerkt dat bij iedere functie, in de CROW-publicatie, een maximum en minimum wordt genoemd.
Qua functie, verstedelijkheidsgraad, stedelijke zone, parkeernorm en verkeersgeneratie worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:
Het plan zal gepaard gaan met een toename aan verkeersbewegingen. Voor het plan zal een overzichtelijke in- en uitrit worden gerealiseerd, zodat geen verkeersonveilige situaties ontstaan. Het plangebied wordt via de steeg ontsloten op de Oude Rijksweg.
Beoordeeld dient te worden of de verkeerswegenstructuur berekend is op de toename die met het plan zal ontstaan. Onderstaand zijn de berekeningen op basis van de CROW publicatie 'Toekomstbestendig parkeren' weergegeven.
Rest bebouwde kom, niet stedelijke gemeente | |||||
Verkeersgeneratie per eenheid | aantal eenheden | totaal | |||
Koop twee onder een kap | 7,8 | 4 | 31,2 |
Met de realisatie van het plan zal de verkeersgeneratie met 32 motorvoertuigen per etmaal toenemen (afgerond naar boven).
Uitgaande van 10% tijdens de spits resulteert dit in 1 auto per 18 minuten. Dit is voor de omliggende wegen geen enkel probleem. Deze beperkte toename aan verkeersbewegingen kunnen de omliggende wegen eenvoudig opvangen. Het verkeersafwikkelend vermogen wordt niet (onevenredig) aangetast en het plan heeft geen belangrijke nadelige gevolgen voor de verkeersveiligheid en verkeersafwikkeling.
Uitgaande van de uitgangspunten zoals vermeld in paragraaf 4.10.1.2 geldt op basis van de CROW-publicatie een parkeernorm van 2,3 parkeerplaatsen per woning, inclusief een aandeel van 0,3 parkeerplaatsen voor bezoekers. In het plangebied zijn ruim voldoende mogelijkheden om aan de parkeernorm te kunnen voldoen.
Het aspect 'verkeer en parkeren' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van de in dit plan besloten ontwikkeling.
Europees- en rijksbeleid
De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is op 22 december 2000 in werking getreden en is bedoeld om in alle Europese wateren de waterkwaliteit chemisch en ecologisch verder te verbeteren. De Kaderrichtlijn Water omvat regelgeving ter bescherming van het binnenlandse oppervlaktewater, overgangswateren (waaronder estuaria worden verstaan), kustwateren en grondwater. Streefdatum voor het bereiken van gewenste waterkwaliteit is 2015. Eventueel kan er, mits goed onderbouwd, uitstel (derogatie) verleend worden tot uiteindelijk 2027. Voor het uitwerken van de doelstellingen worden er op (deel)stroomgebied plannen opgesteld. In deze (deel)stroomgebiedbeheersplannen staan de ambities en maatregelen beschreven voor de verschillende (deel)stroomgebieden. Met name de ecologische ambities worden op het niveau van de deelstroomgebieden bepaald.
Het Rijksbeleid op het gebied van waterbeheer is vastgelegd in het Nationaal Waterplan (NWP) 2016-2021 (vastgesteld 17 december 2015). Het plan geeft op hoofdlijnen de ambities weer van het Rijk ten aanzien van het nationale waterbeleid en het daaraan gerelateerde ruimtelijke beleid. De belangrijkste ambities richten zich op waterveiligheid, zoetwater en waterkwaliteit. Maar ook de Deltabeslissingen en enkele waterafhankelijke thema's als natuur en duurzame energie hebben in het plan een plek gekregen. De doorwerking van de beleidsambities/uitgangspunten naar lagere overheden is geregeld in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012), het Bestuursakkoord Water (2011) en de Waterwet (2009).
Provinciaal beleid
In de Omgevingsvisie Overijssel wordt ruim aandacht besteed aan de wateraspecten. De ambities zijn, naast de uitvoering van de Kaderrichtlijn Water, gericht op de verbetering van de kwaliteit van de kleinere wateren, de veiligheid, de grondwaterbescherming, bestrijding van wateroverlast, de kwantiteit en kwaliteit van grond- en oppervlaktewater en waterbeleving zowel in de groene ruimte als stedelijk gebied.
Water Drents Overijsselse Delta
Het Waterbeheerplan 2016-2021 is door het algemeen bestuur van Waterschap Drents Overijsselse Delta op 29 oktober 2015 vastgesteld. In het Waterbeheerplan zijn de doelen uitgewerkt voor vier thema's: 1 waterveiligheid, 2 voldoende water, 3 schoon water en 4 het zuiveren van afvalwater. Naast de beschreven doelen zijn de belangrijkste maatregelen die worden uitgevoerd opgenomen.
Zoals in voorgaande paragrafen uiteen is gezet, wordt in het moderne waterbeheer (waterbeheer 21e eeuw) gestreefd naar duurzame, veerkrachtige watersystemen met minimale risico's op wateroverlast of watertekorten. Belangrijk instrument hierbij is de watertoets, die sinds 1 november 2003 in ruimtelijke plannen is verankerd. In de toelichting op ruimtelijke plannen dient een waterparagraaf te worden opgenomen. Hierin wordt verslag gedaan van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie (watertoets).
Het doel van de watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).
Het Waterschap Drents-Overijsselse Delta is geïnformeerd in december 2020 door EDOK-RO over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat de 'korte procedure' van de watertoets is toegepast. De bestemming en de grootte van het plan hebben een geringe invloed op de waterhuishouding en de afvalwaterketen. De procedure in het kader van de watertoets is goed doorlopen. Waterschap Drents Overijsselse Delta geeft een korte procedure moet worden gevolgd. (zie Bijlage 5).
Invloed op de waterhuishouding
Het plan heeft geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. Binnen het bestemmingsplan worden niet meer dan tien wooneenheden gerealiseerd en de toename van het verharde oppervlak bedraagt niet meer dan 1500 m2. Binnen het plangebied is geen sprake van (grond)wateroverlast. Voor de aanleghoogte wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 centimeter. Dit is de afstand tussen de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) en onderzijde bouwvloer. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een kleinere ontwateringsdiepte. Om wateroverlast binnen woningen en bedrijven te voorkomen adviseren wij om een drempelhoogte van 30 centimeter boven het straatpeil te hanteren (as van de weg). Voor lager gelegen ruimtes, zoals kelders en parkeergarages, wordt aandacht besteed aan het voorkomen van wateroverlast door bijvoorbeeld instromend hemelwater.
Voorkeursbeleid hemelwater
Bij de afvoer van overtollig hemelwater moet het afstromend hemelwater ter plaatse in de bodem dan wel op het oppervlaktewater worden teruggebracht. Het waterschap heeft de voorkeur om het hemelwater, daar waar mogelijk, te infiltreren in de bodem. Oppervlakkige afvoer naar de infiltratievoorziening en infiltratie via wadi’s heeft daarbij de voorkeur. Als oppervlakkige infiltratie niet mogelijk is, is ondergrondse infiltratie door middel van bijvoorbeeld een infiltratieriool (IT-riool) of infiltratiekratten een mogelijkheid. Als infiltratie niet mogelijk is dan kan hemelwater via een bodempassage worden geloosd op oppervlaktewater. De afvoer van overtollig hemelwater uit het plangebied mag, ongeacht de toegepaste methode, niet tot wateroverlast leiden op aangrenzende percelen of het omliggende watersysteem. Schoon hemelwater (bijvoorbeeld vanaf dakoppervlakken) kan direct worden afgevoerd naar oppervlaktewater.
Planspecifiek
Het hemelwater van de daken en de verhardingen wordt geïnfiltreerd d.m.v. infiltratiekratten. De berekening en de locatie van de infiltratiekratten wordt bij de omgevingsaanvraag ingediend ter beoordeling.
Voor het afvoeren van het afvalwater zal de gemeente riolering leggen vanaf het aansluitpunt van nr.345c tot aan de nieuwe kavelgrens. Hiervoor is dan toestemming van de eigenaar van nr.345c nodig, dit moet de initiatiefnemer t.z.t. regelen.
Het plangebied ligt niet in een zone waar er kans bestaat op overstromingsrisico. Dit aspect is in dit kader niet relevant.
In dit geval de toename aan verhard oppervlakte beperkt, in de nieuwe situatie blijft er in het plangebied voldoende ruimte om water te infiltreren.
Het aspect 'water' vormt geen belemmering voor de realisatie van dit plan.
De milieueffectrapportage is een wettelijk instrument met als doel het aspect milieu een volwaardige plaats in deze integrale afweging te geven. Een bestemmingsplan kan op drie manieren met milieueffect-rapportage in aanraking komen:
In het Besluit m.e.r. neemt het bestemmingsplan een bijzondere positie in, want het kan namelijk tegelijkertijd opgenomen zijn in zowel kolom 3 als in kolom 4 van het Besluit m.e.r.. Of het bestemmingsplan in deze gevallen voldoet aan de definitie van het plan uit kolom 3 of aan de definitie van het besluit uit kolom 4 is afhankelijk van de wijze waarop de activiteit in het bestemmingsplan wordt bestemd. Als voor de activiteit eerst één of meerdere uitwerkings- of wijzigingsplannen moeten worden vastgesteld dan is sprake van 'kaderstellend voor' en voldoet het bestemmingsplan aan de definitie van het plan. Is de activiteit geheel of gedeeltelijk als eindbestemming opgenomen voldoet het aan de definitie van het besluit.
Een belangrijk element in het Besluit m.e.r. is het (in feite) indicatief maken van de gevalsdefinities (de drempelwaarden in kolom 2 in de D-lijst). In het geval dat een activiteit wel genoemd staat in de D-lijst maar onder de genoemde drempelwaarde blijft, is een vormvrije m.e.r.-beoordeling nodig.
Bij elke activiteit die een extra stikstofdepositie met zich meebrengt, dient te worden getoetst of er sprake is van significant negatieve effecten op Natura 2000 gebieden. In dit geval gaat het om de ontwikkeling van 3 woningen, welke circa 24 extra verkeersbewegingen met zich meebrengt. Wanneer er verwacht wordt dat er sprake is van significante negatieve effecten op Natura 2000-gebieden, dient een passende beoordeling te worden opgesteld. Tevens zal er dan een berekening naar de stikstofdepositie benodigd zijn.
In dit geval ligt het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied ' De Wieden op een afstand van circa 6 kilometer, waardoor volgens het beleid van de gemeente géén sprake is van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden (<0,00 mol/ha/jr) in de gebruiksfase.
In het voorliggende geval is geen sprake van activiteiten die op grond van onderdeel C van het Besluit milieueffectrapportage m.e.r.-plichtig zijn. Wel is sprake van een activiteit die is opgenomen in onderdeel D van het Besluit m.e.r., namelijk: 'de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen'.
Daarom dient te worden getoetst of er sprake is van m.e.r-beoordelingsplicht. Hier is sprake van indien de activiteiten de volgende drempelwaarden uit onderdeel D overschrijden:
Gezien de drempelwaarden wordt geconcludeerd dat voor dit bestemmingsplan geen sprake is van een m.e.r. beoordelingsplicht. Echter, zoals ook in het voorgaande aangegeven, dient ook wanneer ontwikkelingen onder drempelwaarden blijven, het bevoegd gezag zich er van te vergewissen of activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben.
Gelet op de aard- en omvang van de voorgenomen ontwikkeling is het de vraag of er sprake is van een 'stedelijk ontwikkelingsproject' als bedoeld in onderdeel D 11.2 van het Bestluit milieueffectrapportage. Uit jurisprudentie (ABRvS 15 maart 2017, ECLI:NL:RVS:2017:694) volgt dat het antwoord op deze vraag afhankelijk is van de concrete omstandigheden van het geval, waarbij onder meer aspecten als de aard en de omvang van de voorziene ontwikkeling moet worden beoordeeld of sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject. Niet relevant is of per saldo aanzienlijke negatieve gevolgen voor het milieu kunnen ontstaan.
Gelet op de kenmerken van het project (zoals het karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r., de verwachte milieuhinder en cumulatie met andere projecten), de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke nadelige milieugevolgen optreden. Eén en ander is tevens bevestigd in de in Hoofdstuk 7 opgenomen milieu- en omgevingsaspecten en de daarvoor, indien van toepassing, uitgevoerde onderzoeken. Deze paragraaf wordt in dit geval beschouwd als de vormvrije m.e.r.-toets.
Dit bestemmingsplan is niet m.e.r.-plichtig. Tevens zijn geen nadelige milieugevolgen te verwachten als gevolg van de vaststelling van dit bestemmingsplan.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
Bij de voorbereiding van een ruimtelijke procedure dient op grond van artikel 3.1.6 lid f van het Besluit ruimtelijke ordening onderzoek plaats te vinden naar de economische uitvoerbaarheid van het plan.
Met de inwerkingtreding van de Wro op 1 juli 2008 rust op de gemeente op grond van artikel 6.12 lid 1 van die wet de verplichting tot kostenverhaal bij grondexploitatie. Deze verplichting houdt in dat als de gemeente er bij een ruimtelijke ontwikkeling niet in slaagt met alle particuliere eigenaren in het gebied een overeenkomst te sluiten over grondexploitatie, de gemeente publiekrechtelijk de kosten moet verhalen bij alle eigenaren in het exploitatiegebied waarmee niet is gecontracteerd. Gemaakte kosten (limitatief opgesomd in artikelen 6.2.3 tot en met 6.2.5 van het Bro) zoals plankosten, onderzoekskosten, kosten van inrichting van de openbare ruimte etc. kunnen worden verhaald door middel van een exploitatieplan dat gelijktijdig met het bestemmingsplan/ wijzigingsplan moet worden vastgesteld.
De toepassing voor het afdwingbare kostenverhaal richt zich op bouwplannen. De definitie van wat onder een bouwplan wordt verstaan is opgenomen in artikel 6.2.1 Bro (o.a. bouw van 1 of meer woningen, bouw van 1 of meer hoofdgebouwen). Het wijzigingsplan voorziet in de ontwikkeling van één extra woning. Deze ontwikkeling maakt daarmee een bouwplan mogelijk in de zin van artikel 6.2.1 Bro.
De gemeente heeft met de eigenaar een overeenkomst gesloten over grondexploitatie (een anterieure overeenkomst). Hierin zijn afspraken gemaakt over de betaling van de gemeentelijke kosten. De kosten van grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden zijn hiermee anderszins verzekerd. Het maken van een exploitatieplan is niet nodig.
Voorafgaand aan de formele zienswijze procedure is het plan voorgelegd aan omwonenden. Omwonenden hebben laten weten geen bezwaren te hebben tegen de voorgenomen ontwikkeling. Belanghebbenden hebben daarnaast de mogelijkheid het plan in te zien tijdens de ter inzage termijn van 6 weken. Het bestemmingsplan heeft vanaf 6 april 2022 gedurende 6 weken voor een ieder ter inzage gelegen. Gedurende deze periode is één zienswijzen ingediend. Naar aanleiding van een gesprek tussen de initiatiefnemer en de reclamant is het erfinrichtingsplan aangepast en is de zienswijze ingetrokken. Het bestemmingsplan wordt gewijzigd vastgesteld.
Voorafgaand aan de formele zienswijze procedure is het plan voorgelegd aan omwonenden. Omwonenden hebben laten weten geen bezwaren te hebben tegen de voorgenomen ontwikkeling.
Het Rijk
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen/wijzigingsplannen. Geoordeeld wordt dat dit bestemmingsplan geen nationale belangen schaadt. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.
Provincie Overijssel
Op basis van artikel 3.1.1, lid 2 heeft de provincie de mogelijkheid om plannen aan te wijzen waarvoor geen vooroverleg is vereist. Voor plannen in bestaand stedelijk gebied/bestaand bebouwd gebied welke voorzien in woningbouw is, op basis van lid A onder 1 van de vooroverleglijst ruimtelijke plannen, geen vooroverleg vereist indien deze plannen in lijn zijn met de tussen gemeente en provincie gemaakte en geldende prestatieafspraken Wonen.
Het voorliggende plan is in overeenstemming met de geldende afspraken tussen gemeente en provincie. Het plan hoeft daarom niet voor te worden voorgelegd aan de provincie Overijssel.
Waterschap Drents-Overijsselse Delta
De beantwoording van de vragen heeft ertoe geleid dat de korte procedure van de watertoets is toegepast. De bestemming en de grootte van het plan hebben een geringe invloed op de waterhuishouding en de afvalwaterketen. De procedure in het kader van de watertoets is goed doorlopen. Waterschap Drents Overijsselse Delta geeft een positief wateradvies. Nader vooroverleg kan achterwege blijven.
Inspraak
Conform de gemeentelijke inspraakverordening kan het bestuursorgaan zelf besluiten of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid. In voorliggend geval is er geen inspraak verleend.
De nieuw te realiseren woningen zullen eveneens als de bestaande woning gebruik maken van de bestaande steeg, waarbij sprake is van recht van overpad. Dit wordt schriftelijke vastgelegd.
Het voorliggende plan ondervindt geen belemmeringen van omliggende kabel of leiding zoals behandeld in paragraaf 7.7 Externe veiligheid Voor de realisatie van de drie woningen worden enkel extra kabels en leiding aangelegd naar de dichstbijzijnde aansluiting.
Het plangebied is goed toegankelijk doormiddel van de steeg. De steeg is vrij toegankelijk vanaf de Oude Rijksweg en dus ten alle tijden bereikbaar voor onder anderen hulpdiensten indien toegang benodigd is.
n.v.t.
In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op het plangebied, het relevante beleid en de milieu- eno mgevingsaspecten. De informatie uit deze hoofdstukken is gebruikt om keuzes te maken bij het maken van het juridische deel van het bestemmingsplan: de verbeelding en de regels. In dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de opzet van dit juridische deel. Daarnaast wordt een verantwoording gegeven van de gemaakte keuzes op de verbeelding en in de regels. Dat betekent dat er wordt aangegeven waarom een bepaalde functie ergens is toegestaan en waarom bepaalde bebouwing daar acceptabel is.
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden, is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De digitaliseringsverplichting geldt vanaf 1 januari 2010. In de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen. Naast de SVBP zijn ook het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening en de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten normerend bij het vastleggen en beschikbaar stellen van bestemmingsplannen.
De SVBP geeft normen voor de opbouw van de planregels en voor de digitale verbeelding van het bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan is opgesteld conform de normen van de SVBP2012. Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende verbeelding waarop de bestemmingen zijn aangegeven. Deze verbeelding kan zowel digitaal als analoog worden verbeeld.
De verbeelding en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken. De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en bevatten:
In dit artikel zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen. Hiermee is een eenduidige interpretatie van deze begrippen vastgelegd.
Dit artikel geeft op een eenduidige manier aan op welke wijze bouwhoogtes, afstanden, dakhellingen en oppervlakten moeten worden gemeten en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.
Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de in het plangebied voorkomende bestemmingen.
De regels zijn onderverdeeld in o.a.:
Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied. Dit hoofdstuk is opgebouwd uit:
Deze regel is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze verdichting kan zich met name voordoen, indien een perceel of een gedeelte daarvan, meer dan één keer betrokken wordt bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage.
In dit artikel staat beschreven welk gebruik van gronden en bouwwerken in elk geval strijdig zijn met het bestemmingsplan. Ook zijn hier vormen van toegestaan gebruik omschreven.
In dit artikel worden de algemene afwijkingsregels beschreven. Deze regels maken het mogelijk om op ondergeschikte punten van de regels in het bestemmingsplan af te wijken.
Dit artikel beschrijft de algemene wijzigingsregels. Deze regels maken het onder andere mogelijk om het plan te wijzigen en geringe wijzigingen aan te brengen voor wat betreft de situering en vergroting van het bouwvlak.
In dit artikel is een bepaling opgenomen omtrent de procedure voor het stellen van een nadere eis.
In de overige regels zijn voorschriften opgenomen om te voorzien in voldoende parkeergelegenheid en/of voldoende laad- en losruimte.
In hoofdstuk 4 van de regels staan de overgangs- en slotregels. In de overgangsregels is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan. In de slotregels wordt aangegeven hoe het bestemmingsplan wordt genoemd.
Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing mag worden opgericht. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn keuzes gemaakt over welke functies waar worden mogelijk gemaakt en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig toegestaan kan worden. Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is.
In deze paragraaf worden de gemaakte keuzes nader onderbouwd. Ten aanzien van de plansystematiek voor de bestemmingen is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de plansystematiek van het geldende bestemmingsplan “De Streek, Veegplan”. Op enkele onderdelen is maatwerk geleverd in de juridische regeling.
Deze systematiek is opgesteld met oog op een goede ruimtelijke kwaliteit, levensloopbestendig wonen, praktijkgerichtheid, rechtszekere en juridisch houdbare regels en handhaafbare regels. Deze uitgangspunten zijn in het bestemmingsplan vertaald.
“Wonen - 1” (Artikel 3)
Het nieuwe woonerf, inclusief de tuin, heeft een woonbestemming gekregen. Ter plaatse van de gewenste dubbele woning en de bestaande voormalige bedrijfswoning is een bouwvlak opgenomen.
De voor ‘Wonen – 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen (al dan niet in combinatie met nevenactiviteiten), tuinen en erven, groenvoorzieningen, cultuurgrond, water, verkeers- en verblijfsdoeleinden, openbare nutsvoorzieningen en speelvoorzieningen. De nieuw te bouwen twee-onder-een-kapwoning dient deels te worden voorzien van dove gevels. Dit houdt in dat daar geen te openen ramen en/of deuren aanwezig mogen zijn. Hiervan kan worden afgeweken als blijkt dat de ruimte(s) achter deze dove gevels niet geluidgevoelige ruimtes zijn.
“Waarde – Archeologie 3” (Artikel 4)
De voor ‘Waarde – Archeologie 3’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van hoge archeologische verwachtingswaarden. Voor gebieden met een hoge archeologische verwachting geldt een archeologische onderzoekplicht bij ontwikkelingen die voorzien in ingrepen dieper dan 50 cm en met een oppervlakte van minimaal 100 m2.
“Waarde – Beschermd dorpsgezicht” (Artikel 5)
De voor ‘Waarde – Beschermd dorpsgezicht’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud, herstel en versterking van het karakteristieke dorpsgezicht (De Streek).
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op behoud, herstel en versterking van het karakteristieke dorpsgezicht (De Streek), alsmede het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
nadere eisen stellen aan de goot- en bouwhoogte van gebouwen, de oppervlakte van gebouwen, de plaats van bijgebouwen en aan- of uitbouwen en de plaats en (nok)richting van gebouwen op het bouwperceel.
Onder strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijvingen, waaronder in elk geval wordt begrepen:
Het bestemmingsplan wil een sturend instrument zijn voor de ruimtelijke en functionele inrichting van het plangebied. Aan de hand van de in het bestemmingsplan opgenomen regels worden voorgenomen activiteiten (bouwactiviteiten en gebruik van gronden en gebouwen) getoetst.
Middels het stelsel van vergunningverlening worden de regels toegepast. Als blijkt dat zonder of in afwijking van de regels activiteiten plaatsvinden, is handhaving in enge zin aan de orde, gericht op het ongedaan maken van een overtreding.
Handhaving is belangrijk om de sturing die het bestemmingsplan beoogt tot haar recht te laten komen. Handhaving heeft echter alleen zin wanneer de noodzaak en het nut hiervan kunnen worden aangetoond, een grondige inventarisatie van de feitelijke situatie (grondgebruik en bebouwing) heeft plaatsgevonden en draagvlak onder betrokkenen kan worden verkregen voor het beleid.
Handhavend optreden tegen overtredingen van bestemmingsplannen vindt plaats via de publiekrechtelijke weg. Bij ernstige overtredingen zal handhaving via het (regulier) bestuursrechtelijke traject worden ingezet. Het ontwikkelen van beleid en de vertaling hiervan in een bestemmingsplan heeft weinig zin, indien na de vaststelling van het bestemmingsplan de regels van het plan niet gehandhaafd (kunnen) worden. Daarom is het belangrijk al tijdens het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van de opgestelde voorschriften. Hierbij is een aantal punten in het bijzonder van belang:
Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degenen die het moeten naleven. De inhoud van het plan kan slechts gehandhaafd worden, indien het beleid en de regeling in grote kring ondersteund wordt door de gebruikers van het bestemmingsplan. Een algemene positieve benadering van het bestemmingsplan is om die reden wenselijk. Uiteraard zal niet iedereen zich kunnen vinden in elk onderdeel van het plan.
Een juridische regeling dient inzichtelijk en realistisch te zijn. Dat wil zeggen, dat het plan niet onnodig beperkend of inflexibel dient te zijn. De planregels dienen niet meer, maar ook niet minder te regelen dan noodzakelijk is.
Het sluitstuk van een goed handhavingsbeleid is voldoende controle op de feitelijke situatie in het plangebied. Indien de regels worden overtreden moeten adequate maatregelen worden getroffen. Indien dit wordt nagelaten ontstaat een grote mate van rechtsonzekerheid.