Plan: | De Streek, wijzigingsplan Oude Rijksweg 136 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0180.2112018001-VS01 |
De initiatiefnemer is geïnteresseerd in de koop van de bestaande bedrijfswoning op het perceel Oude Rijksweg 136 in Staphorst. Op het perceel vond voorheen agrarische bedrijvigheid plaats. De aanwezige woning op het perceel deed dienst als bedrijfswoning. In 2015 is de melding van bedrijfsbeëindiging gedaan, waardoor geen agrarische bedrijfsuitoefening meer is toegestaan.
De initiatiefnemer wenst in de bestaande bedrijfswoning te wonen zonder de exploitatie van een agrarisch bedrijf. Onder het vigerende bestemmingsplan is dit niet toegestaan. Teneinde de woonfunctie zonder agrarische bedrijvigheid mogelijk te maken, moet er gebruik worden gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid uit het bestemmingsplan.
Afbeelding: perceel Oude Rijksweg 136 Staphorst (rood)
Het wijzigingsplan gaat slechts om een functiewijziging. Het betreft een bestaande woning welke niet verbouwd (uitsluitend intern) en/of gesloopt zal worden. De schuren op het perceel zijn/worden gedeeltelijk gesloopt. De rest van de schuur achter de woning blijft bestaan.
Het bestemmingsplan 'De Streek', vastgesteld op 11 juni 2013, is het vigerend bestemmingsplan voor Oude Rijksweg 136. Het perceel is bestemd met 'Agrarisch met waarden'. Gronden met de bestemming zijn bedoeld voor agrarische bedrijven. Een (bestaande) bedrijfswoning is daarbij toegestaan.
Uitsluitend op de bedrijfswoning is de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kleinschalig' van toepassing. De aanduiding ziet op het toestaan van kleine, agrarische (neven)bedrijven.
Ten slotte is het perceel bestemd met 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht'. Deze dubbelbestemming ziet op het behoud, herstel en de versterking van het karakteristieke dorpsgezicht van De Streek.
Afbeelding: Uitsnede geldend bestemmingsplan
Het wijzigingsplan 'De Streek, wijzigingsplan Oude Rijksweg 136' bestaat uit de volgende stukken:
Een wijzigingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied gelegen gronden aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn regels en bepalingen gekoppeld teneinde de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van deze toelichting. De toelichting heeft geen rechtskracht. In de toelichting zijn de aan het plan ten grondslag liggende onderzoeken en een planbeschrijving opgenomen.
Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 een planbeschrijving gegeven. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op het beleidskader. Hierin wordt het overheidsbeleid voor zover van toepassing beschreven. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op milieu- en omgevingsthema’s. In hoofdstuk 5 komt de juridische aspecten/planverantwoording aan de orde. In hoofdstuk 6 en de economische uitvoerbaarheid en maatschappelijke uitvoerbaarheid aan bod.
Plangebied
Het perceel Oude Rijksweg 136 te Staphorst betreft een (voormalige) agrarische bedrijfswoning. Bij Oude Rijksweg 136 is al geruime tijd geen sprake meer van agrarische bedrijvigheid, waardoor het perceel feitelijk gebruikt wordt voor een reguliere woonfunctie. De globale ligging van het plangebied is op de volgende afbeelding weergegeven.
Afbeelding: Globale ligging plangebied Bron: Google Earth Pro
Bebouwingslint de Streek
De Streek is een bebouwingslint van circa 12 km. Het lint kent bijzondere ruimtelijke en bebouwingskarakteristiek waarvan de oorsprong in de ontginning van het gebied ligt. Het lint ligt tussen Lichtmis en Halfweg. Staphorst en Rouveen zijn als gevolg van de ontginning van het gebied ontstaan en maken voor een deel onderdeel uit van het lint. In het noorden is het huidige Staphorst ontstaan als een verdichting rondom de kerk van Staphorst. Het huidige Rouveen is zuidelijker ontstaan als verdichting rondom de kerk in Rouveen. Beide dorpen werden al in schriften van de dertiende eeuw genoemd, maar lagen toen westelijker.
Het huidige lint wordt in de volksmond ook wel 'De Diek' of 'De Streek' genoemd. Kenmerkend voor het lint is de boogvorm; een directe afgeleide van de vorm van de ontginningsbasis zoals hiervoor beschreven. Opvallend is de verdraaiing van de perceelsrichting ten opzichte van de weg: in Staphorst staat deze vrijwel haaks op de weg terwijl verder naar het zuiden, in Rouveen, de verkavelingsrichting onder een scherpe hoek staat met de weg. Ook de boerderijen staan hier niet haaks op de weg maar volgen de richting van de percelen. Een verklaring hiervoor kan zijn dat de Staphorster kolonisten al verder veeninwaarts waren dan de Rouveners. Vanuit de ontginningsbasis (De Wijk) is te zien dat de vier slagen van Staphorst in vrijwel een rechte lijn naar het zuidoosten lopen. De slagen van Rouveen daarentegen worden, door de beperkte ruimte naar achter toe, gedwongen hun perceelsrichting keer op keer bij te stellen.
De belangrijkste structurele kenmerken van De Streek zijn dus gelegen in de reeds uit de zestiende eeuw daterende combinatie van een patroon van vrijwel parallelle langgerekte perceelsgrenzen met een enigszins gebogen, enkele kilometers lange bebouwingsas (Oude Rijksweg). Hierdoor voegen de ontsluitingswegen naar het achterliggende agrarische gebied zich in deze ruimtelijke hoofdstructuur. De lintbebouwing, waarbij boerderijen vlak naast en achter elkaar aan de bebouwingsas liggen in de richting van de percelering is daarbij eveneens een belangrijke karakteristiek. Aangrenzende erven worden ontsloten door een gemeenschappelijke toegangsweg (stegen). De hoge beeldkwaliteit van de agrarische bebouwing, waaronder meer dan 300 beschermde monumenten levert een belangrijke bijdrage aan het cultuurhistorisch waardevolle karakter van De Streek. Het ruimtelijk beeld wordt behalve door de bebouwing in de belangrijke mate bepaald door de erfbeplanting en de houtsingels op de perceelsgrenzen tussen en direct achter de bebouwing waardoor een ruimtelijke beslotenheid is ontstaan die waar het bebouwingslint plaatselijk transparant of onderbroken is, markante contrasten oplevert met het open agrarisch gebied. In de kern Rouveen en Staphorst is de historische samenhang met het achterliggende landschap plaatselijk verdwenen door naoorlogse nieuwbouw en wegaanleg.
Het beschermingsbelang is gelegen in het unieke karakter van Staphorst en Rouveen als een zeer langgerekt streekdorp met en duidelijk herkenbare historische ruimtelijke structuur en een karakteristiek bebouwingsbeeld. Opmerkelijk is het verschil in situering van de bebouwing ten opzicht van de Oude Rijksweg. Zoals aangegeven, staat in Rouveen de bebouwing schuin aan de weg en in Staphorst staat de bebouwing haaks op de weg. De scheiding is de Dekkersweg die vanouds de grens vormt tussen de oude dorpsgebieden.
In De Streek is sprake van een afnemende agrarische functie. Veel boeren hebben de laatste jaren gekozen voor bedrijfsbeëindiging of verplaatsing naar het buitengebied, met als gevolg leegstaande boerderijen aan De Streek. Om deze leegstand en verval tegen te gaan, worden de boerderijen op dit moment veelal gesplitst in meerdere wooneenheden. Op deze manier blijft het beeld van Staphorst intact. Daarnaast komen in De Streek veel verschillende functies voor, zoals maatschappelijke functies, manege, opslag, detailhandel(centrum) en overige bedrijvigheid.
Het voornemen is om de voormalige agrarische boerderij op de locatie Oude Rijksweg 136 te Staphorst te wijzigen in een 'Wonen - 1' bestemming, dusdanig dat de woonfunctie in de voormalige boerderij zonder agrarische bedrijvigheid mogelijk te maken. Met het voorliggende wijzigingsplan wordt daaraan medewerking verleend. Ten behoeve van de 'Wonen - 1' bestemmingswijziging is een erfinrichtingsplan opgesteld. Dit plan is als Bijlage 3 toegevoegd. Op het erfinrichtingsplan is de bestaande woning ingetekend.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 door de minister vastgesteld. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Om de bestuurlijke drukte te beperken brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij burgers en bedrijven, laat het meer over aan gemeenten en provincies en komen de burgers en bedrijven centraal te staan. Het Rijk kiest voor een voor een meer selectieve inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsruimte voor het faciliteren van ontwikkelingen.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels voor de 13 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Deze ruimtelijke onderbouwing raakt geen Rijksbelangen zoals deze genoemd zijn in het Barro.
Om een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte te bevorderen, is in 2012 de Ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Dat betekent: eerst kijken of er vraag is naar een bepaalde nieuwe stedelijke ontwikkeling, vervolgens kijken of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt en mocht nieuwbouw echt nodig zijn, dan altijd zorgen voor een optimale inpassing en multimodale bereikbaarheid. De Ladder is derhalve een instrument voor de borging van een efficiënt ruimtegebruik, met een motiveringsvereiste voor het bevoegd gezag als nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt. Op 1 juli 2017 is een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening in werking getreden, waarbij een nieuwe Laddersystematiek gaat gelden. De nieuwe Ladder kenmerkt zich ten opzichte van de nu geldende Ladder als volgt:
De definitie voor een stedelijke ontwikkeling (artikel 1.1.1, lid 1, Bro) luidt als volgt: Stedelijke ontwikkeling: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.
Er is geen ondergrens bepaald voor wat een 'stedelijke ontwikkeling' is. Op basis van jurisprudentie blijkt dat één of enkele woningen niet gezien worden als een stedelijke ontwikkeling:
Het begrip "woningbouwlocatie" (zoals opgenomen in de omschrijving van het begrip "stedelijke ontwikkeling" in artikel 1.1.1 Bro) is niet nader gedefinieerd. Gelet op de kleinschalige woningbouw die bovenstaande plannen mogelijk maken, is de Afdeling van oordeel " dat de plannen niet voorzien in een woningbouwlocatie als bedoeld in artikel 1.1.1 Bro. De plannen kunnen dan ook niet worden aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling".
Beoordeling van het voorliggende project aan de hand van de Ladder
Het voorliggende bestemmingsplan betreft planologische vastlegging van de woonfunctie in de voormalige bedrijfswoning. Er vindt daarmee geen nieuwbouw plaats en de woningvoorraad neemt niet toe. Daarnaast is deze ontwikkeling van een dusdanig klein karakter dat hier niet gesproken kan worden van een stedelijke ontwikkeling als hiervoor genoemd.
Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling past binnen de Ladder voor duurzame verstedelijking.
In de Omgevingsvisie Overijssel heeft de provincie het integrale beleid voor de fysieke leefomgeving aangegeven, voor de ontwikkeling van Overijssel tot 2030 en verder. De hoofdambitie van de Omgevingsvisie is 'een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden'. Leidend voor de beleidskeuzes die op dit gebied worden gemaakt, zijn de thema's duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit.
Voor de groene en stedelijke omgeving geeft de provincie ontwikkelingsperspectieven. Deze kunnen worden gezien als de ruimtelijke ontwikkelingsvisie om de beleidsambities en kwaliteitsambities te realiseren. Het perceel Oude Rijksweg 136 maakt deel uit van een gebied dat aangeduid is als 'Woon- en werklocaties buiten de stedelijke netwerken '. Dit zijn gebieden waar de ambitie; 'Bouwen voor de lokale behoefte aan wonen, werken en voorzieningen, inclusief lokaal gewortelde bedrijvigheid, mits onderbouwd en regionaal afgestemd' voorop staat.
Bij het sturen op ruimtelijk kwaliteit is in de Omgevingsvisie een sleutelrol weggelegd voor de gebiedskenmerken. Dit zijn de ruimtelijke kenmerken van een gebied of een gebiedstype, die bepalend zijn voor de karakteristiek en kwaliteit ervan. Om de gebiedskenmerken inzichtelijk te maken, onderscheidt de Omgevingsvisie een viertal lagen: de natuurlijke laag, de laag van het agrarisch cultuurlandschap, de stedelijke laag en de 'laag van de beleving'. Elk gebied in de provincie wordt gekarakteriseerd door kenmerken uit de vier verschillende lagen. Vaak liggen ze over elkaar heen en is op één plek sprake van kenmerken van verschillende lagen. Op andere plekken is dat niet zo en domineert een bepaalde laag.
Voor perceel Oude Rijksweg 136 te Rouveen komen gebiedskenmerken voor uit de natuurlijke laag, de laag van het agrarisch cultuurlandschap de stedelijke laag en de laag van de beleving.
De natuurlijke laag
In de natuurlijke laag maakt het perceel deel uit van een gebied dat aangeduid is als 'Laagveengebieden (in cultuur gebracht)'.
In de veenweidelandschappen is een hoog waterpeil van belang om inklinking tegen te gaan. Het open karakter is zowel ruimtelijk waardevol, als voor weidevogels en ganzen.
Laag van het agrarisch cultuurlandschap
In de laag van het agrarisch cultuurlandschap maakt het plangebied deel uit van een gebied dat is aangeduid als 'Laagveenontginningen'.
De ambitie is de cultuurhistorische kwaliteiten van het laagveenlandschap zoveel als mogelijk in stand te houden en beleefbaar te maken. De grote open ruimtes, het patroon van sloten met beplantingen, de vochtige bloemrijke weides met weidevogels geven dit landschap grote belevingswaarde. De grondgebonden landbouw is de drager van deze kwaliteiten, echter een nieuw perspectief op een gebiedsgerichte bedrijfsvoering - eventueel in combinatie met andere functies - is voor de toekomst van deze gebieden zeer wenselijk. Het karakteristieke bebouwingspatroon (voorkant aan de openbare weg; achterkant aan het landschap) vormt vertrekpunt bij herstructurering, verdichting en uitbreiding van de agrarische bebouwing en de woon-/werkmilieus.
Stedelijke laag
Er is in het plangebied sprake van een gebiedskenmerk uit de stedelijke laag, te weten 'Bebouwingsschil 1900-1955' en "Informele trage netwerk.
De bebouwingsschil 1900-1955 bestaat uit gemengde woonwijken die direct aansluiten op historische centra. Kenmerkend is de verwantschap in architectuurstijlen en aandacht voor architectonische details en de verbijzondering van gebouwen op specifieke plekken als straathoeken. De ambitie is gericht op individueel opdrachtgeverschap. Toevoeging van bebouwing draagt bij aan het behoud, versterking en vernieuwing van individuele bebouwing met een eigen karakter en uitstraling. Ontwikkelingen voegen zich in maat, schaal en ritme naar de omliggende bebouwing. Wat betreft de gebiedskenmerk “Informele trage netwerk” spelen ambities geen betekenis voor dit project.
Laag van de beleving
De zogenaamde laag van de beleving is het domein van de belevenis, betekenis en identiteit. In deze laag maakt het plangebied deel uit van de 'donkere' gebieden. Donkere gebieden vragen alleen minimaal noodzakelijke toepassing van kunstlicht en het vermijden van onnodig kunstlicht bij ontwikkelingen in het buitengebied. Daarnaast is het plangebied onderdeel van de 'IJssellinie inundatieveld'.
Conclusie
Het voorliggende bestemmingsplan betreft planologische vastlegging van de woonfunctie in de voormalige bedrijfswoning. Dit heeft geen gevolgen voor de kenmerken van de hiervoor genoemde lagen.
Het uitvoeringsinstrument dat aan de omgevingsvisie is gekoppeld is de Omgevingsverordening Overijssel 2017 van de provincie. In deze verordening is juridisch vastgelegd dat bij bestemmingsplannen ingegaan moet worden op de verschillende lagen zoals deze zijn vastgelegd in de catalogus gebiedskenmerken, waarbij wordt onderbouwd dat de ontwikkeling bijdraagt aan versterking van de ruimtelijke kwaliteit.
Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling past binnen de beleidskeuzes en uitgangspunten van de provincie Overijssel.
Toepassing uitvoeringskader hergebruik Vrijkomende Agrarische Bebouwing (VAB) in de gemeente Staphorst
In oktober 2006 is door de gemeente Staphorst de notitie "Toepassing uitvoeringskader hergebruik Vrijkomende Agrarische Bebouwing (VAB) in de gemeente Staphorst" vastgesteld. De notitie kan gezien worden als een uitwerking van het provinciale uitvoeringskader voor hergebruik van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen.
Het hoofddoel van het VAB-beleid is sociaal-economisch: het draagt bij aan het realiseren van nieuwe economische dragers voor het landelijk gebied ofwel het benutten van de resterende economische waarde van VAB voor andere functies. Hergebruik in plaats van kapitaalsvernietiging. Startende bedrijven worden gestimuleerd. De terugloop in de landbouw maakt het voor de leefbaarheid en de economische vitaliteit van het landelijk gebied noodzakelijk dat er zich in VAB andere functies kunnen vestigen, waaronder ook extra burgerwoningen. Een bijkomende doelstelling is het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit. Immers is een blijvende landelijke uitstraling van de omgeving en gebouwen gewenst.
Eén van de criteria van het VAB-beleid is dat agrarische bedrijfswoningen kunnen worden omgezet naar burgerwoningen. De woonboerderij in het plangebied voldoet aan de voorwaarde voor het omzetten naar een burgerwoning. Het omzetten naar een burgerwoning past binnen het VAB beleid.
Het VAB- beleid voor het buitengebied kan niet één op één worden toegepast voor deze boerderij binnen de bebouwde kom van Staphorst. In dit kader is het goed vast te stellen dat een vrijkomende boerderij hergebruikt wordt als burgerwoning. Hiermee krijgt het gebouw een logische en nieuwe functie.
Geluidsbeleid in het kader van de Wet geluidhinder
De gemeenteraad heeft in 2011 het Geluidsbeleid in het kader van de Wet geluidhinder vastgesteld. De Wet geluidhinder regelt de beheersing van de geluidhinder van het wegverkeer, van het spoorverkeer en van de gezoneerde industrieterreinen. Voor zijn doorwerking is de wet veelal gekoppeld aan de Wet ruimtelijke ordening. Bij het opstellen van ruimtelijke plannen dient te worden voldaan aan de geluidsnormen. Het wettelijk regime maakt in het algemeen onderscheid tussen bestaande en nieuwe situaties.
Het beleid heeft betrekking op de ontheffingsmogelijkheden voor zover het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Staphorst bevoegd is om ontheffingen te verlenen. Dit betreft weg- en railverkeerslawaai en industrielawaai vanwege het gezoneerde industrieterrein.
In het moederplan is in de regels bij de wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van burgerwoning een relatie gelegd met de Wet geluidhinder. Zie paragraaf 4.4. Hieruit blijkt dat bij de voorgenomen ontwikkeling wordt voldaan aan de Wet geluidhinder.
Landschapsplan Staphorst
De gemeenteraad heeft in 2011 het Landschapsplan Staphorst vastgesteld. Het buitengebied van Staphorst heeft bijzondere landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten. De dynamiek in het buitengebied in de vorm van verschillende processen en ontwikkelingen hebben hun weerslag op het landschap. Aanleiding tot het opstellen van een landschapsplan zijn onder andere: de behoefte aan een integratiekader voor de afstemming van diverse functies in het buitengebied, ontwikkelingen in het landelijk gebied, die van invloed zijn op en kansen bieden voor de ontwikkeling van het landschap.
Het plangebied heeft als landschapstype 'Open slagenlandschap' en ligt in het deelgebied 'Houtsingelgebied'. Het houtsingelgebied kenmerkt zich door een afwisselend landschap van deels gaaf, deels ‘gesleten’ houtsingellandschap, eikenlanen en lintbebouwing binne het beschermd dorpsgezicht De Streek. In het gemeentelijk beleid worden mogelijkheden voor het investeren in ruimtelijke kwaliteit genoemd, zoals het herstel van karakteristieke waarden van bebouwing of landschapselementen en het nieuw aanleggen van singel- of erfbeplanting. In het kader van de voorgenomen ontwikkeling is een erfinrichtingsplan opgesteld. Hierbij is ingespeeld op de landschappelijke karakteristieken van het gebied.
Externe veiligheidsvisie gemeente Staphorst
De gemeente heeft het eigen externe veiligheidsbeleid uitgewerkt in de Externe Veiligheidsvisie gemeente Staphorst. Aanleiding hiervoor is dat op landelijk niveau is afgesproken dat elke gemeente zijn eigen externe veiligheidsbeleid dient te voeren.
Conform het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zijn milieukwaliteitseisen op het gebied van externe veiligheid geformuleerd. De milieukwaliteitseisen zijn wettelijke normen die zijn gericht op bestuursorganen en moeten leiden tot een bepaalde veiligheidssituatie in een bepaald gebied. De wettelijke eisen zijn te onderscheiden in grenswaarden en richtwaarden. Uit het begrip milieukwaliteitseis vloeit voort dat de eisen moeten worden vertaald in bronmaatregelen, effectgerichte maatregelen of een combinatie van beide. Om aan vorenstaande een adequate invulling te geven, dient de Externe Veiligheidsvisie van de gemeente Staphorst als hulpmiddel. In het beleid is dan ook vastgelegd hoe in ruimtelijke plannen en bij het verlenen van vergunningen dient te worden omgegaan met externe veiligheid.
In paragraaf 4.8 is nader ingegaan op het aspect externe veiligheid in verband met de voorgenomen ontwikkeling.
Uit de nationale risicokaart blijkt dat het perceel niet in het invloedgebied van risicovolle inrichtingen, transportroutes en leidingen is gelegen. Op circa 60m van het perceel ligt een transportbuis voor methaan. Echter is het perceel gelegen buiten het risicogebied van de buisleiding.
Ruimtelijke Atlas en Welstandsnota
De Ruimtelijke Atlas en Welstandsnota van de gemeente Staphorst dient als vervanging van de voorgaande welstandsnota, die als te knellend werd ervaren. Daarvoor in de plaats is er een globaler welstandsbeleid op basis van een welstandskaart. De atlas is een analyse en verhaal in kaartbeelden van de gemeente. De welstandsnota is meer dan voorheen gebaseerd op de ruimtelijke opbouw van de gemeente en haar verschillende kernen. De welstandskaart is een specifieke uitwerking van de atlas voor het welstandsbeleid.
De Ruimtelijke Atlas en Welstandsnota bieden samen een ruimtelijk kader, waar een welstandscommissie of stadsbouwmeester maar ook stedenbouwkundige(n), architecten en andere adviseurs zich op kunnen baseren. Op deze manier fungeert de atlas als een soort raamwerk voor het ruimtelijk beleid en de welstandskaart als een overzichtelijk toetsinstrument.
Bij nieuwe ontwikkelingen vormen een goed ruimtelijk beleid en hierop afgestemde bestemmingsplannen de basis voor het welstandsbeleid, omdat hierin de bebouwingsvlakken, bouwenveloppen en/of bouwvolumes worden vastgelegd.
Bij een beperkt welstandsregime wordt het gebouw of object alleen in relatie tot haar omgeving getoetst, de stedenbouwkundige benadering. Op dit niveau doet het bestemmingsplan in de regel uitspraken over oppervlakte en hoogte van de bebouwing, zonder in te gaan op de ruimtelijke vormgeving. Een beperkt welstandsregime beperkt zich tot het aansluiten bij de ruimtelijke structuur van de omgeving, het reageren op de bebouwing aan laan, straat of plein of in bouwblok, het handhaven of versterken van de specifieke kenmerken van het gebied, de vormgeving van de overgang tussen openbaar en privé gebied en de materiaaltoepassing en het kleurgebruik ten opzichte van de omgeving.
Conform de Ruimtelijke atlas en Welstandsnota 'De karakteristiek van Staphorst' (november 2013) valt het project binnen het gebied 'beschermd dorpsgezicht'. Dit komt tevens terug in de dubbelbestemming 'Waarde – Beschermd dorpsgezicht' welke van toepassing is op de locatie. In de Welstandsnota kent het gebied een bijzonder welstandsregime. Bebouwing wordt, naast de toetsing als zelfstandig object, getoetst in haar details. Aangezien de bebouwing ten behoeve van de functiewijziging naar Wonen in stand wordt gelaten, zijn er geen gevolgen voor de ruimtelijke uitstraling dan wel de uitstraling van de bestaande bebouwing.
Planologische mogelijkheden
Het perceel is bestemd met 'Agrarisch met waarden' in het vigerende bestemmingsplan 'De Streek'. In artikel 3.7 van het bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor een wijziging van de bestemming naar 'Wonen - 1'.
Door toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid wordt het bouwvlak gewijzigd conform bijgaande verbeelding. Het bouwvlak wordt 'strak' om de voormalige bedrijfswoning gelegd.
Splitsing is niet aan de orde. Formeel is dit ook niet mogelijk, omdat de inhoud van de woning kleiner is dan 500 m3.
Door deze wijzigingsbevoegdheid wordt de bestemming 'Wonen – 1' van toepassing op het perceel. De regels die verbonden zijn aan deze bestemming (artikel 17) zijn onverminderd van toepassing.
Er vindt geen agrarische bedrijvigheid meer plaats.
Bij de bedrijfsbeëindiging in 2015 is al 150 m2 van de bestaande schuren afgebroken (rode kruis) om het perceel te transformeren naar een woonperceel. Ook zal de bestaande garage aan de voorzijde van de woning worden gesloopt (blauwe kruis). De garage heeft een oppervlakte van circa 35 m2. Door sloop kan de voorruimte van de woning volledig als voortuin worden ingericht.
Het resterende deel van de schuur achter de woning blijft bestaan. Deze biedt onderdak voor het parkeren van 2 personenauto's en een bedrijfsauto. Verder vindt opslag plaats van haardhout, tuinmeubelen en dergelijke om verrommeling van het erf ter voorkomen. Een gedeelte van de schuur wordt benut als hobbywerkplaats.
De bedrijfswoning bij het agrarisch bedrijf heeft al een woonfunctie. Door wijziging naar de bestemming 'Wonen - 1' verandert de feitelijke woonfunctie niet. De gevoeligheid van de woning is niet verandert, waardoor de omliggende bedrijven (zoals de Welkoop) niet gehinderd worden in ontwikkelingsmogelijkheden ten opzichte van de bestaande situatie.
Er wordt een inrichtingsplan opgesteld ter waarborging van een goede landschappelijke inpassing.
Het inrichtingsplan is opgenomen als voorwaardelijke verplichting in de regels van het wijzigingsplan om de uitvoer van het inrichtingsplan te garanderen. Het niet-uitvoeren en/of in stand houden van de inrichting conform het inrichtingsplan wordt dan gezien als strijdig gebruik waartegen handhavend kan worden opgetreden.
Aan deze functiewijzigingen zijn de volgende voorwaarden verbonden:
Het aantal wooneenheden bedraagt één. Dit aantal wordt niet vermeerderd bij de functiewijziging.
Na sloop is er één grote schuur op het perceel aanwezig voor opslag van goederen,huisraad en dergelijke.
De bedrijfswoning bij het agrarisch bedrijf heeft al een woonfunctie. Door wijziging naar de bestemming 'Wonen - 1' verandert de feitelijke woonfunctie niet. De gevoeligheid van de woning is niet verandert, waardoor de omliggende bedrijven (zoals de Welkoop) niet gehinderd worden in ontwikkelingsmogelijkheden ten opzichte van de bestaande situatie.
Door de functiewijziging van agrarisch naar wonen, ontstaat er geen onaanvaardbare verkeerssituatie. De verwachting is dat zelfs een vermindering van het aantal voertuigen van en naar het perceel plaatsvindt. De agrarische bedrijvigheid wordt gestopt, waardoor in ieder geval het specifiek agrarisch vervoer (tractoren en dergelijke) komt te vervallen.
Er vindt geen detailhandel plaats.
Reeds besproken.
De bestaande (bedrijfs-) woning is al in het kader van de Wgh een geluidgevoelig object. Daar verandert door dit wijzigingsplan niets aan. Een akoestisch onderzoek is niet nodig.
De beleidsnotitie ziet op de (her)gebruiksmogelijkheden van cultuurhistorische, waardevolle schuren. Het gaat hier om een functiewijziging . De agrarische bedrijfswoning wordt omgezet naar gewoon wonen binnen de bestemming 'Wonen - 1' De beleidsnotitie is niet van toepassing.
Watertoetsproces
Witpaard heeft het Waterschap Drents Overijsselse Delta geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van http://www.dewatertoets.nl. De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat er geen procedure van de watertoets is toegepast. De bestemming en de grootte van het plan hebben geen invloed op de waterhuishouding en de afvalwaterketen. De procedure in het kader van de watertoets is goed doorlopen. Waterschap Drents Overijsselse Delta geeft een positief wateradvies. De volledige watertoets is opgenomen in Bijlage 1.
Standaard waterparagraaf
Watertoets In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het verplicht ruimtelijke plannen te 'toetsen op water', de zogenaamde Watertoets. De Watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten. Relevant beleid Het beleid van het Waterschap Drents Overijsselse Delta staat beschreven in het Waterbeheerplan 2016-2021, de beleidsnota Water Raakt!, Strategische Nota Rioleringsbeleid 2007, Visie Beheer en Onderhoud 2050, Beleid Beheer en Onderhoud Stedelijk water 2013-2018 en het Beleidskader Recreatief Medegebruik. Daarnaast is de Keur een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. De genoemde beleidsdocumenten kunnen worden ingezien op het hoofdkantoor van het Waterschap Drents Overijsselse Delta. Ook zijn deze te raadplegen op de internetsite: www.wdodelta.nl. Op gemeentelijk niveau is het in overleg met het waterschap opgestelde gemeentelijk Waterplan en het (verbreed) gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) van belang.
Conclusie
Het aspect 'water' levert geen problemen op bij de voorgenomen ontwikkeling.
Ten aanzien van de bodemkwaliteit geldt de Wet bodembescherming (Wbb) en het (bijbehorende) Besluit bodemkwaliteit. Gestreefd wordt naar een duurzaam gebruik van de bodem. Bij een ruimtelijk plan moet de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk worden gemaakt. Hierbij is van belang te weten of er bodemverontreiniging is die de functiedoelen kan frustreren, of er gezondheidsrisico's of ecologische risico's daardoor zijn en wat de mogelijkheden zijn om er tijdig iets aan te doen. Hiervoor is wettelijk verplichte informatie over de bodemkwaliteit nodig.
Het uitgangspunt wat betreft de bodem in het plangebied is, dat de kwaliteit ervan zodanig dient te zijn dat er geen risico's zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik van het plangebied voor de voorgenomen functie(s).
Voor het plangebied is geen bodemvervuiling bekend en er is ook geen aanleiding om te veronderstellen dat deze aanwezig is. Nader onderzoek wordt niet nodig geacht.
Conclusie
Het aspect 'bodem' levert geen belemmeringen op bij de voorgenomen ontwikkeling.
Sinds 1 januari 2017 vervangt de Wet Natuurbescherming de Flora & Faunawet, de Natuurbeschermingswet en de Boswet.
Voor de uitvoering van de wet heeft de provincie de bevoegdheid gekregen om vrijstellingen, ontheffingen en vergunningen te verlenen voor gebiedsbescherming, soortenbescherming, schadebestrijding en behoud van houtopstanden. Voor een aantal specifieke taken blijft het Rijk bevoegd.
De wet regelt de volgende onderwerpen:
Gebiedsbescherming
Bij iedere ruimtelijke ontwikkeling is een gemeente verplicht om te onderzoeken of het plangebied in of bij een speciale beschermingszone (sbz) als bedoeld in de Wet natuurbescherming ligt. Hierbij wordt uitvoering gegeven aan de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. De kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten mogen niet worden aangetast.
Het plangebied zelf is niet aangewezen als speciale beschermingszone. Wel liggen rond Staphorst enkele Natura 2000-gebieden. Dit Natura 2000-netwerk bestaat uit gebieden die zijn aangewezen onder de Vogelrichtlijn en aangemeld onder de Habitatrichtlijn.
In deze gebieden geldt voor activiteiten of projecten die schadelijk zijn voor de beschermde natuur een vergunningplicht. De provinciale overheid is hiervoor verantwoordelijk.
Aangezien er geen ontwikkelingen in het bestemmingsplan zijn meegenomen, hoeft een natuurtoets ten behoeve van de gebiedsbescherming niet plaats te vinden. Bij nieuwe ontwikkelingen geldt dat onderzoek wel nodig kan zijn.
Soortbescherming
De Wet Natuurbescherming regelt ook de bescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. Deze wet heeft tot doel om beschermde flora- en faunasoorten te beschermen. Ruimtelijke ontwikkelingen kunnen tot gevolg hebben dat beschermde soorten in het geding komen. Indien dergelijke soorten aanwezig zijn en door de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling bedreigd worden, moet een ontheffing aangevraagd worden.
Gelet op het feit dat het enkel een wijziging van het bestemmingsplan is en geen daadwerkelijke wijzigingen aan de omgeving en bebouwing, hoeft in het kader van dit bestemmingsplan geen nader onderzoek plaats te vinden in het plangebied.
Initiatiefnemers van nieuwe plannen moeten zelf voor een natuurtoets zorgen.
Conclusie
In het kader van het voorliggende plan zijn er geen belemmeringen vanuit het aspect ecologie.
De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de volksgezondheid en het milieu te beschermen tegen geluidsoverlast ten gevolge van weg-, spoorweg- of industrielawaai. In deze wet is een zonering van industrieterreinen, wegen en spoorwegen geregeld. Enerzijds betekent dit dat (geluids)eisen worden gesteld aan de milieubelastende functies, anderzijds betekent dit dat beperkingen worden opgelegd aan milieugevoelige functies.
De verplichting tot het uitvoeren van een akoestisch onderzoek in relatie tot het opstellen van een bestemmingsplan geldt indien in dat bestemmingsplan mogelijkheden worden geboden voor het realiseren van nieuwe woningen en andere geluidgevoelige objecten.
De bestaande (bedrijfs-) woning is reeds in het kader van de Wgh een geluidgevoelig object. Daar verandert na de bestemmingsplanwijziging niets aan. Een akoestisch onderzoek is derhalve niet nodig.
Conclusie
Het aspect 'geluid' levert geen problemen op bij de voorgenomen ontwikkeling.
De modernisering van de monumentenzorg (MOMO) heeft erin geresulteerd dat per 1 januari 2012 het Besluit ruimtelijke ordening is aangepast. Met deze aanpassing is cultureel erfgoed ingebed in de ruimtelijke ordening. Het is verplicht om in bestemmingsplannen aandacht te geven aan cultuurhistorie en de effecten van het initiatief op cultuurhistorische waarden die in het plangebied voorkomen. Daar waar nodig dient de bescherming van deze waarden ook te worden vastgelegd in de regels en verbeelding bij het bestemmingsplan.
Archeologie
In 1992 is het Europese Verdrag van Valletta/Verdrag van Malta gesloten. Bedoeling van het verdrag is om de archeologische waarden in de bodem zoveel mogelijk te beschermen door ze in de bodem (in situ) te behouden. Het verdrag heeft in Nederland geleid tot de Erfgoedwet, welke in 2017 van kracht is geworden. De wet vervangt onder meer de Monumentenwet en de Wet tot behoud van cultuurbezit. De wet verplicht gemeenten om bij het vaststellen van bestemmingsplannen rekening te houden met belangrijke archeologische waarden die zich in de bodem kunnen bevinden. De belangrijkste uitgangspunten van de wet zijn:
Op de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart van de gemeente Staphorst heeft het plangebied een hoge archeologische verwachting. Bij ingrepen dieper dan 50 cm en met een oppervlakte van minimaal 100 m2 is archeologisch onderzoek noodzakelijk. In dit geval gaat het om de splitsing van een woning, er vinden dus geen ingrepen dieper dan 50 cm en met een oppervlakte van minimaal 100 m2 plaats.
Cultuurhistorie
De bestaande woning is in het geldende bestemmingsplan 'De Streek' aangemerkt als 'karakteristiek'. Dit betekend dat de woning een bepaalde bescherming geniet. De verschijningsvorm van de boerderij wordt niet aangepast waardoor het karakteristieke dorpsgezicht (De Streek) kan worden behouden of versterkt.
Conclusie
Het aspect archeologie en cultuurhistorie levert geen belemmeringen op voor de voorgenomen ontwikkeling.
Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet milieubeheer (Wm), hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen.
Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld, indien:
Ruimtelijk-economische besluiten die 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de concentraties in de buitenlucht van stoffen waarvoor bijlage 2 van de Wet milieubeheer een grenswaarde bevat, worden niet individueel getoetst aan die grenswaarden. De effecten van deze projecten op de luchtkwaliteit worden verdisconteerd in de trendmatige ontwikkeling van de luchtkwaliteit, zoals beschreven in het Nationaal Samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL).
Bij besluitvorming is het dus van belang om te bepalen of een initiatief 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtkwaliteit. In de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate' (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM.
Het begrip 'niet in betekenende mate' is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.
Vooralsnog geldt dat:
Bij de voorgenomen ontwikkeling zal per saldo geen sprake zijn van een verslechtering van de luchtkwaliteit als gevolg van de wijziging van het bestemmingsplan. Nader onderzoek is dan ook niet nodig.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit levert geen belemmering op voor de voorgenomen ontwikkeling.
Het aspect bedrijven en milieuzonering gaat in op de invloed die bedrijven en inrichtingen kunnen hebben op hun omgeving. Deze invloed is afhankelijk van de afstand tussen een gevoelige bestemming en de bedrijvigheid. Milieugevoelige bestemmingen zijn gebouwen en terreinen die naar hun aard bestemd zijn voor het verblijf van personen gedurende de dag of nacht of een gedeelte daarvan (bijvoorbeeld woningen). Daarnaast kunnen ook landelijke gebieden en/of andere landschappen belangrijk zijn bij een zonering tot andere, minder gevoelige, functies zoals bedrijven.
Bij een ruimtelijke ontwikkeling kan sprake zijn van al aanwezige bedrijvigheid en van nieuwe bedrijvigheid. Milieuzonering zorgt er voor dat nieuwe bedrijven een juiste plek in de nabijheid van de gevoelige functie krijgen en dat de (nieuwe) gevoelige functie op een verantwoorde afstand van bedrijven komen te staan. Het doel hiervan is het waarborgen van de veiligheid en het garanderen van de continuïteit van de bedrijven als ook een goed klimaat voor de gevoelige functie.
Milieuzonering beperkt zich tot milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie zoals: geluid, geur, gevaar en stof. De mate waarin de milieuaspecten gelden en waaraan de milieucontour wordt vastgesteld, is voor elk type bedrijvigheid verschillend. In de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) is een lijst opgenomen met daarin de minimale richtafstanden tussen een gevoelige bestemming en bedrijven. Indien van deze richtafstanden afgeweken wordt, dient een nadere motivatie gegeven te worden waarom dat wordt gedaan.
In de VNG-publicatie zijn richtafstanden opgenomen. Op de aangegeven richtafstanden kan een correctie worden toegepast, afhankelijk van de vraag of het gaat om rustige dan wel minder rustige woongebieden. In dit geval gaan het om een zogenaamd 'gemengd gebied'.
Het belang van milieuzonering wordt steeds groter aangezien functiemenging steeds vaker voorkomt. Hierbij is het motto: 'scheiden waar het moet, mengen waar het kan'. Het scheiden van milieubelastende en milieugevoelige bestemmingen dient twee doelen:
In het vigerende bestemmingsplan heeft de aanwezige woning de functie als bedrijfswoning. Wanneer de agrarische bestemming wordt omgezet naar een woonbestemming, dan is er sprake van een reguliere woning.
Van plangebied naar omgeving
Binnen het plangebied worden geen milieubelastende activiteiten mogelijk gemaakt. Vanuit het plangebied naar de omgeving zijn daarom geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling.
Van omgeving naar plangebied
De voor het plangebied van belang zijnde bedrijvigheid vormt gelet op de afstand tot het plangebied geen belemmering voor de beoogde functiewijziging. De gevoeligheid van de woning tot de omliggende bedrijven, zoals de Welkoop op circa 15 meter afstand, wijzigt door de bestemmingswijzigingr niet. Dit betekent dat de omliggende bedrijven niet worden gehinderd wanneer de bedrijfswoning wordt herbestemd tot een reguliere woning.
Conclusie
In het kader van de voorgenomen ontwikkeling zijn er geen belemmeringen vanuit het aspect bedrijven en milieuzonering.
Van de ramptypes die verband houden met externe veiligheid zijn met name ongevallen met brandbare/explosieve of giftige stoffen van belang. Deze ongevallen kunnen nader worden onderscheiden in ongevallen met betrekking:
Inrichtingen
De risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in inrichtingen dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daartoe zijn in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) regels gesteld. Bij het toekennen van bepaalde bestemmingen dient onderzocht te worden:
Het plangebied ligt niet binnen de invloedssfeer van een risicovolle Bevi-inrichting.
Buisleidingen
Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans dat een persoon die (onafgebroken aanwezig en onbeschermd) op een bepaalde plaats overlijdt als gevolg van een calamiteit met een inrichting of een transportmodaliteit. Het GR bestaat uit de cumulatieve kans per jaar dat een groep van een bepaalde omvang overlijdt als gevolg van een calamiteit met een inrichting of een transportmodaliteit.
Uit een inventarisatie van de nationale risicokaart (2013) blijkt dat het projectgebied niet in het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen, van transportroutes en van leidingen ligt. Op een afstand van circa 60 m ligt een transportbuis voor methaan. De voorgenomen ontwikkeling ligt buiten het risicogebied van deze buisleiding.
Vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor
In en in de directe nabijheid van het plangebied vinden geen routes met transport van gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor plaats.
Kabels
In en in de directe nabijheid van het plangebied bevinden zich geen kabel welke van invloed zijn op de voorgenomen ontwikkeling.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
De raad heeft gebruik gemaakt van de mogelijkheid om aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid te geven om een bestemmingsplan 'binnen bij het plan te bepalen grenzen' te wijzigen. Deze mogelijkheid is gebaseerd op artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening.
In de artikel 17.6 onder b van het bestemmingsplan 'De Streek' heeft de gemeenteraad bepaald dat burgemeester en wethouders het plan kunnen wijzigen.
Van deze bevoegdheden wordt met dit wijzigingsplan gebruik gemaakt.
Voor de duidelijkheid (zichtbaarheid) zijn de overige bestemmingen en aanduidingen die op het perceel blijven rusten, opgenomen in dit plan.
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient een onderzoek te worden ingesteld naar de uitvoerbaarheid van het plan.
Dit wijzigingsplan regelt alleen de functiewijziging waarbij de bestaande bedrijfswoning wordt omgezet naar de bestemming 'Wonen - 1' op het perceel.
De kosten die verbonden zijn aan de bestemmingsplanwijziging en de uitvoering van het wijzigingsplan zijn voor rekening van initiatiefnemer. Een beschrijving van de economische uitvoerbaarheid wordt derhalve achterwege gelaten. Het is in dit geval niet nodig om een exploitatieplan op- en vast te stellen.
Inspraak
De omwonenden zijn afzonderlijk door de initiatiefnemer benaderd. Tijdens het gesprek is besproken dat de agrarische bestemming wordt omgezet naar enkel een woonbestemming. Er is verder aangegeven dat de woning blijft bestaan en dat de garage aan de oostkant van het huis zal verdwijnen. Ook is gewezen op de mogelijkheid om eventueel een zienswijze in te dienen na publicatie in de krant.
De omwonenden hebben aangegeven geen bezwaar te hebben tegen de verandering van de Oude Rijksweg 136. De bedrijfsleider van Welkoop heeft aangegeven dat hij het bestuur op de hoogte zal brengen, maar ziet hierbij zelf geen bezwaar.
Het wijzigingsplan 'De Streek, wijzigingsplan Oude Rijksweg 136' wordt conform artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening voorbereid met de procedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Dat betekent dat er gelegenheid wordt gegeven voor het indienen van zienswijzen. Het plan heeft vanaf 18 april 2018 zes weken ter inzage gelgen. Er zijn geen zienswijzen ingediend.
juni 2018.