Plan: | Buitengebied, wijziging Bosplantsoenen N340-N48 |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0175.buiten2012wp0076-on01 |
Het plan "Buitengebied, wijziging Bosplantsoenen N340-N48" is een wijziging van het bestemmingsplan “Buitengebied” zoals is vastgesteld door de gemeenteraad van Ommen op 18 februari 2010 en (voor het grootste deel) onherroepelijk is geworden 10 april 2012 en voor zover sindsdien is herzien. In dit hoofdstuk wordt de aanleiding voor dit nieuwe bestemmingsplan en de ligging en begrenzing van het plangebied aangegeven.
De aanleiding voor dit wijzigingsplan is de beoogde aanplant van een aantal bosplantsoenen nabij de N340 ten noordoosten van de kruising Varsenerweg - Hessenweg West, en de N48 ten zuiden van de kruising met de Balkerweg. De betreffende bosplantsoenen zijn aangegeven in Hoofdstuk 2.
De aanplant van de bosplantsoenen wordt uitgevoerd in het kader van de Landschapsvisie en het Landschapsplan Vechtdalverbinding N340, N48, N377. Beide documenten zijn opgenomen in respectievelijk Bijlage 1 en Bijlage 2. Deze documenten zijn opgesteld door (dan wel in opdracht van) Provincie Overijssel en bevatten een plan voor de aanleg van diverse bosplantsoenen en bomen langs (of in de nabijheid van) de N340, N48 en N377. In aanvulling op het plan zijn nog enkele andere percelen geselecteerd om te worden beplant met bomen (zie Bijlage 3).
Uit een toetsing van het landschapsplan (inclusief de aanvulling) aan het geldende bestemmingsplan is gebleken dat niet alle bosplantsoenen daarmee in overeenstemming zijn. De gemeente Ommen wil medewerking aan de uitvoering van het landschapsplan verlenen door toepassing te geven aan een wijzigingsbevoegdheid in het geldende bestemmingsplan Buitengebied (artikel 26.11). Om gebruik te kunnen maken van deze bevoegdheid is dit wijzigingsplan opgesteld, waarmee de wettelijke procedure wordt doorlopen.
Met het bestaan van de wijzigingsbevoegdheid in een bestemmingsplan mag de planologische aanvaardbaarheid van de nieuwe bestemming binnen het gebied waarop de wijzigingsbevoegdheid betrekking heeft in beginsel als een gegeven worden beschouwd, indien is voldaan aan de bij het bestemmingsplan gestelde wijzigingsvoorwaarden. Dit neemt echter niet weg dat het bij het vaststellen van een wijzigingsplan gaat om een bevoegdheid en niet om een plicht. Het feit dat aan de in een bestemmingsplan opgenomen wijzigingsvoorwaarden is voldaan, laat de plicht van het college onverlet om in de besluitvorming over de vaststelling van een wijzigingsplan ook na te gaan of uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening, gelet op de betrokken belangen, wijziging van de oorspronkelijke bestemming gerechtvaardigd is. In deze toelichting wordt ingegaan op deze vereisten.
Het Buitengebied, wijziging Bosplantsoenen N340-N48 bestaat uit de volgende stukken:
Het plan voorziet in de aanleg van bosplantsoenen op twee locaties. Het gaat in totaal om vijf bosplantsoenen die hierna zijn aangegeven. Het betreft de locaties met de nummers 12, 1002, 1003, 1004 en 1006 uit het landschapsplan. Met uitzondering van de eerstgenoemde betreffen deze bosplantsoenen een aanvulling op de compensatie in het kader van de Vechtdalverbinding. Ze maken onderdeel uit van afspraken tussen Provincie Overijssel en Rijkswaterstaat om extra groen aan te leggen op gronden die al in eigendom van Provincie Overijssel zijn.
Hierna worden de inrichtingsplannen voor de betreffende locaties toegelicht.
Bosplantsoen nrs. 12, 1002, 1003 (Varsenerbos)
De locaties 12, 1002 en 1003 liggen aan de N340, ten oosten van de oversteek bij de Hessenweg West. Deze locaties worden het Varsenerbos genoemd. De locaties zijn in de onderstaande figuur aangegeven. Voor de goede orde wordt opgemerkt dat de nrs. 11 en 108 alsmede de losse bomen geen deel uitmaken van dit wijzigingsplan.
Met de inrichting van dit perceel wordt ingespeeld op kansen voor soorten van het Conditie voor Soorten (programma Natuur voor elkaar), onderdeel ontwikkeling van bosranden. Sleedoornpage is één van deze aandachtsoorten die in het Vechtdal voorkomt. De ontwikkeling van Sleedoornmantels is daarom onderdeel van de inrichting. Vanwege de voorgeschiedenis als akker zullen snelgroeiende soorten in de eerste jaren sterk concurreren met het jonge plantsoen.
In de zone langs de N340 wordt een talud aangelegd dat leefgebied wordt voor bijvoorbeeld bladmossen en bossoorten. Om Bospest-opslag en ruigte te onderdrukken wordt op de overgang van het oude bos naar het nieuwe bos een zone met Hazelaar geplant. Hierdoor krijgen ook bosplanten zoals de Grote muur een kans zich uit te breiden. De Hazelaar biedt voorts vruchten voor diverse diersoorten.
Gezien het omringde opgaande Zomereikenbos en de singel aan de oostzijde wordt de Zomereik de hoofdsoort. Binnen centrale vak worden het midden en de zuidzijde tot op de wal beplant met drie vakken met Zoete kers, Haagbeuk en Hazelaar. Ook wordt een vak Haagbeuk aangeplant. Deze soort is sterk schaduwgevend en zorgt er voor dat de verwachte verruiging voor deel van nieuwe bos vanaf jeugdfase wordt onderdrukt. Omwille van beschaduwing en overgangen tussen licht en donker wordt ook nog een vak Hazelaar geplant.
Bosplantsoen nrs. 1004, 1006 en 1007 (Duvelshutte bos)
De locaties 1004, 1006 en 1007 uit het beplantingsplan liggen ten noorden van afslag Ommen-Noord van de N340/N48. Voor de goede orde wordt opgemerkt dat de overige gebieden in onderstaande afbeelding geen deel uitmaken van dit wijzigingsplan.
Het plangebied wordt ingericht zoals in bovenstaande figuur globaal is aangegeven. In het hart van het gebied worden de volgende soorten aangeplant: Zomereik, Scherpe berk, Grove den, Hazelaar, Winterlinde en Haagbeuk. Deze vakgewijze inrichting versterkt het succes van overleving: bij menging van soorten zal altijd de één de ander overgroeien en wegdrukken, waarbij de Zomereik weinig kansen maakt.
Het gebied wordt omzoomd door een mantel, bestaande uit een schakering van Sleedoorn, Eenstijlige meidoorn, Hondsroos, Hazelaar, Sporkenhout, Zomereik, Lijsterbes en Krentenboompje.
Achtergrondinformatie
Het bredere visie- en ontwerpkader van de in dit plan beoogde bosplantsoenen staat beschreven en verbeeld in de Landschapsvisie (zie Bijlage 1), het Landschapsplan-plus (zie Bijlage 2) en de aanvullende rapportage "N340 Vechtdalverbinding - Nieuw bos langs een provinciale verbinding", die opgenomen is in Bijlage 3. Deze rapportages zijn opgenomen als achtergrondinformatie en gaan ook over diverse andere groenvoorzieningen. Maar hetgeen van belang is voor (de toelichting van) dit wijzigingsplan is opgenomen in de hoofdtekst van deze toelichting.
Artikel 26.11 van het bestemmingsplan Buitengebied bevat de bevoegdheid waarop dit wijzigingsplan is gebaseerd:
26.11. Wijzigingsbevoegdheid realisatie kleinschalige groengebieden
Burgemeester en wethouders zijn met toepassing van artikel 3.6 Wro bevoegd ten behoeve van de realisatie van kleinschalige groengebieden de bestemming te wijzigen in de perceelsbestemming Landschapselement (LE), met inachtneming van het volgende:
Verantwoording wijzigingscriteria
In Hoofdstuk 3 is aangegeven dat het plan past binnen het provinciaal beleid inzake bos- en natuurcompensatie. Bij de inpassing van de bosplantsoenen is specifiek rekening gehouden met de natuurlijke en landschappelijke kenmerken binnen het plangebied en de directe omgeving. Eveneens is, met name in Hoofdstuk 4, de milieutechnische uitvoerbaarheid en toelaatbaarheid aangetoond.
Provincie Overijssel is eigenaar van de gronden binnen dit wijzigingsplan en tevens initiatiefnemer en verantwoordelijk voor de uitvoering en het beheer. De gemeente Ommen en de provincie sluiten een anterieure overeenkomst, waarin onder andere de afspraken als bedoeld onder a. worden opgenomen.
Ten aanzien van het bepaalde onder b. wordt verwezen naar genoemd Hoofdstuk 4 alsmede naar de bijlagen van dit wijzigingsplan, waarin het complete landschapsplan is opgenomen. Daarin wordt tevens ingegaan op het beheer van de groenaanplant.
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (hierna: NOVI) vastgesteld. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken; te kiezen voor slimme combinaties van functies; uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. En er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI.
Binnen de NOVI zijn acht voorlopige aandachtsgebieden geformuleerd als zogeheten NOVI-gebied. Regio Zwolle is aangewezen als NOVI-gebied. In een NOVI-gebied krijgt een aantal concrete vraagstukken extra prioriteit. Dit helpt om grote veranderingen en ruimtelijke opgaven in een regio beter te realiseren.
Er is in Nederland sprake van een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost. Ze moeten in samenhang bekeken worden. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan, niet alles kan overal. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in vier opgaven:
In de NOVI is een tweetal instrumenten opgenomen om de opgaven te realiseren:
1. De Omgevingsagenda.
Voor Oost-Nederland is een omgevingsagenda opgesteld, waar Regio Zwolle onderdeel vanuit maakt. In de Omgevingsagenda agenderen het Rijk en regio de gezamenlijke vraagstukken en de gewenste aanpak daarvan. De Omgevingsagenda biedt een basis voor uitvoeringsafspraken en inzet van programma's en projectbesluiten van Rijk en regio.
2. De NOVI-gebieden.
Een NOVI-gebied is een instrument waarbij Rijk en regio meerdere jaren verbonden zijn aan de gezamenlijke uitwerking van de verschillende opgaven in het ruimtelijke domein. Vaak wordt voortgebouwd op bestaande samenwerkingstrajecten. Denk aan een Regio Deal en een verstedelijkingsstrategie
Er zijn op grond van het rijksbeleid geen belemmeringen voor dit wijzigingsplan. De aanleg van (extra) bosplantsoenen sluit aan bij het leefbaarder maken van ons land.
De Kaderrichtlijn Water (KRW), is een Europese richtlijn. Deze richtlijn is bedoeld om de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater in Europa op goed niveau te houden en te krijgen. Het doel is om in 2015 een goede ecologische en chemische toestand voor alle oppervlaktewateren te hebben en een goede chemische en kwantitatieve toestand voor alle grondwateren. Voor grondwater betekent dit onder meer dat er geen directe lozingen mogen plaatsvinden en de toename van chemische verontreiniging moet worden voorkomen.
Het grondgebied van de gemeente Ommen behoort tot het stroomgebied van de Rijn, deelgebied Rijn-Oost. Voor dit deelgebied is in 2009 het stroomgebiedsbeheerplan vastgesteld.
Het Nationaal Waterplan geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Het plan is een volgende ambitieuze stap in het robuust en toekomstgericht inrichten van het watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit, een duurzaam beheer en goede milieutoestand van de Noordzee en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart. Uitgangspunt is het streven naar een integrale benadering, door economie (inclusief verdienvermogen), natuur, scheepvaart, landbouw, energie, wonen, recreatie en cultureel erfgoed zo veel mogelijk in samenhang met de wateropgaven te ontwikkelen.
Met het Waterbeleid 21e eeuw wordt ingespeeld op toekomstige ontwikkelingen
die hogere eisen stellen aan het waterbeheer. Het gaat hierbij om onder andere de klimaatverandering, bodemdaling en zeespiegelrijzing. Het Waterbeleid 21e eeuw heeft twee principes voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd, te weten de tritsen:
- vasthouden, bergen en afvoeren;
- schoonhouden, scheiden en zuiveren.
De trits vasthouden, bergen en afvoeren houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. vervolgens wordt zo nodig het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen te weinig opleveren, wordt het water afgevoerd. Bij de trits schoonhouden, scheiden en zuiveren gaat het erom dat het water zoveel mogelijk wordt schoongehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste wanneer schoonhouden en scheiden niet mogelijk is, komt het zuiveren van verontreinigd water aanbod.
Voor dit wijzigingsplan is met name de doorwerking van het waterbeleid in a) de watertoets en b) de geldende bestemmingsplannen van belang. Met beide aspecten wordt in dit wijzigingsplan rekening gehouden. Hiervoor wordt verwezen naar paragraaf 4.1.7 van deze toelichting.
Natura 2000 is een netwerk van beschermde natuurgebieden, dat door de lidstaten van de Europese Unie wordt opgezet. Het Natura 2000-netwerk dient ter bescherming van zowel de gebieden (natuurlijke habitats) als wilde flora en fauna op het Europese grondgebied van de lidstaten. Natura 2000 wordt op zijn beurt weer gevormd door de Vogelrichtlijn (1979) en de Habitatrichtlijn (1992). Deze richtlijnen richten zich op de (directe) bescherming van soorten en op de instandhouding van hun leefgebieden en andere natuurlijke habitats. Sinds 1 oktober 2005 vallen de Natura 2000-gebieden samen met de beschermde natuurmonumenten (voorheen (staats)natuurmonumenten) onder de Natuurbeschermingswet 1998. Daarnaast was het soortenbeleid uit de Vogel- en Habitatrichtlijn vertaald in de Flora- en faunawet. Per 1 januari 2017 is deze wetgeving opgenomen in de Wet Natuurbescherming.
Vanaf 1 januari 2017 is de wet natuurbescherming in werking getreden. Deze wet vervangt 3 wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet.
Met het onderdeel gebiedsbescherming uit de Wet natuurbescherming (Wnb) worden waardevolle, kwetsbare Natura 2000-gebieden beschermd. Hiermee voldoet de provincie aan internationale verdragen en de Europese regelgeving voor de beschermde natuurgebieden en beschermde soorten planten en dieren in die gebieden. De provincie Overijssel kent 25 Natura 2000-gebieden. Voor ontwikkelingen in de gemeente Ommen moet (in elk geval) rekening worden gehouden met het Vecht- en Beneden-Reggegebied.
De aanwezigheid van veel verschillende planten- en dierensoorten in voldoende aantallen, in ecologisch gezonde natuurgebieden, zorgen ervoor dat de natuur tegen een stootje kan. Sommige soorten, zoals vleermuizen, gierzwaluwen, steenuilen en huismussen, zijn kwetsbaar. In een dichtbevolkt land als Nederland is daarom goede bescherming voor de aanwezige natuur belangrijk. Wanneer het met de natuur goed gaat, kunnen we economische en andere maatschappelijke activiteiten meer ruimte te bieden.
Via het onderdeel soortenbescherming in de Wet natuurbescherming (Wnb) beschermt de provincie plant- en diersoorten die in het wild voorkomen. Alle vogels en ruim 230 plant- en diersoorten vallen onder de bescherming van deze wet, met als doel de biodiversiteit te bevorderen. In de wet is een aantal verboden opgenomen. Het is bijvoorbeeld verboden om beschermde dieren opzettelijk te doden, te verstoren of te verjagen of om voortplantingsplaatsen en rustplaatsen te beschadigen en vernielen. In bepaalde situaties is het mogelijk deze verboden te overtreden, maar daarvoor is dan wel een vrijstelling of een ontheffing nodig.
Zorgplicht: Of dieren en planten nu beschermde soorten zijn of niet: de Wnb schrijft voor dat we nadelige gevolgen voor planten en dieren moeten voorkomen. We moeten dus zorgvuldig omgaan met onze omgeving. Deze zogenoemde zorgplicht geldt voor iedereen
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is het Nederlands netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden. Het netwerk moet natuurgebieden beter verbinden met elkaar en met het omringende agrarisch gebied. In het Natuurnetwerk Nederland liggen:
Binnen de provincie Overijssel heeft de begrenzing van deze gebieden op perceelsniveau vastgelegd in de provinciale Omgevingsvisie. De bescherming is geregeld in de provinciale Omgevingsverordening Overijssel.
In paragraaf 4.1.6 van deze toelichting wordt op de verschillende natuuraspecten ingegaan. De conclusie is dat het plan niet strijdig met het beleid en de regels voor natuurbescherming zoals hiervoor uiteen is gezet.
Het provinciaal beleid is verwoord in tal van plannen. Het belangrijkste plan betreft de Omgevingsvisie- en de daarbij behorende verordening Overijssel. Op 12 april 2017 zijn de nieuwe omgevingsvisie- en verordening door Provinciale Staten vastgesteld en op 1 mei 2017 in werking getreden en sindsdien geactualiseerd en vastgesteld op 26 september 2018.
De Omgevingsvisie is het integrale provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel. De hoofdambitie van de Omgevingsvisie is een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. Enkele belangrijke beleidskeuze waarmee de provincie haar ambities wil realiseren zijn:
Om te bepalen of een initiatief bijdraagt aan de provinciale ambities wordt gebruik gemaakt van het 'Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel'. In dit uitvoeringsmodel staan de stappen of, waar en hoe centraal. Bij een initiatief voor bijvoorbeeld woningbouw, een nieuwe bedrijfslocatie, toeristisch-recreatieve voorzieningen, natuurontwikkeling, et cetera kan aan de hand van deze drie stappen worden bepaald of een initiatief binnen de geschetste visie voor Overijssel mogelijk is, waar het past en hoe het uitgevoerd kan worden.
De eerste stap, het bepalen van de of-vraag, lijkt in strijd met de wens zoveel mogelijk ruimte te willen geven aan nieuwe initiatieven. Met het faciliteren van initiatieven moet echter wel gekeken worden naar de (wettelijke) verantwoordelijkheden zoals veiligheid of gezondheid. Het uitvoeringsmodel maakt helder wat kan en wat niet kan.
Om een goed evenwicht te vinden tussen het bieden van ruimte aan initiatieven en het waarborgen van publieke belangen, varieert de provinciale sturing: soms normstellend, maar meestal richtinggevend of inspirerend.
Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel (Bron: provincie Overijssel)
Dit uitvoeringsmodel is gebaseerd op de volgende drie niveaus:
De drie hierboven genoemde begrippen worden hieronder toegelicht.
Of - generieke beleidskeuzes
Maatschappelijke opgaven zijn leidend in ons handelen. Allereerst is het dan ook de vraag of er een maatschappelijke opgave is. Of een initiatief mogelijk is, wordt onder andere bepaald door generieke beleidskeuzes van EU, Rijk of provincie. Denk hierbij aan beleidskeuzes om basiskwaliteiten als schoon drinkwater en droge voeten te garanderen. Maar ook aan beleidskeuzes om overaanbod van bijvoorbeeld woningbouw- en kantorenlocaties – en daarmee grote financiële en maatschappelijke kosten – te voorkomen.
In de omgevingsvisie zijn de provinciale beleidskeuzes hieromtrent vastgelegd.
De generieke beleidskeuzes zijn vaak normstellend. Dit betekent dat ze opgevolgd moeten worden: het zijn randvoorwaarden waarmee iedereen rekening moet houden vanwege zwaarwegende publieke belangen. De normstellende beleidskeuzes zijn vastgelegd in de omgevingsverordening.
Waar - ontwikkelingsperspectieven
Na het beantwoorden van de of-vraag, is de vraag waar het initiatief past of ontwikkeld kan worden. In de omgevingsvisie op de toekomst van Overijssel onderscheid de provincie zes ontwikkelingsperspectieven. Deze ontwikkelingsperspectieven schetsen een ruimtelijk perspectief voor een combinatie van functies en geven aan welke beleids- en kwaliteitsambities leidend zijn. De ontwikkelingsperspectieven geven zo richting aan waar wat ontwikkeld zou kunnen worden.
De ontwikkelingsperspectieven zijn richtinggevend. Dit betekent dat er ruimte is voor lokale afweging: een gemeente kan vanwege maatschappelijke en/of sociaal-economische redenen in haar Omgevingsvisie en bestemmings- of omgevingsplan een andere invulling kiezen. Die dient dan wel te passen binnen de – voordat ontwikkelingsperspectief – geldende kwaliteitsambities. Daarbij dienen de nieuwe ontwikkelingen verbonden te worden met de bestaande kenmerken van het gebied, conform de Catalogus Gebiedskenmerken (de derde stap in het uitvoeringsmodel). Naast ruimte voor een lokale afweging t.a.v. functies en ruimtegebruik, is er ruimte voor een lokale invulling van de begrenzing: de grenzen van de ontwikkelingsperspectieven zijn signaleringsgrenzen.
Hoe - gebiedskenmerken
Tenslotte is de vraag hoe het initiatief ingepast kan worden in het landschap. De gebiedskenmerken spelen een belangrijke rol bij deze vraag. Onder gebiedskenmerken worden verstaan de ruimtelijke kenmerken van een gebied of gebiedstype die bepalend zijn voor de karakteristiek en kwaliteit van dat gebied of gebiedstype. Voor alle gebiedstypen in Overijssel is de Catalogus Gebiedskenmerken beschreven welke kwaliteiten en kenmerken van provinciaal belang zijn en behouden, versterkt of ontwikkeld moeten worden.
De gebiedskenmerken zijn soms normstellend, maar meestal richtinggevend of inspirerend. Voor de normerende uitspraken geldt dat deze opgevolgd dienen te worden; ze zijn dan ook in de omgevingsverordening geregeld. De richtinggevende uitspraken zijn randvoorwaarden waarmee in principe rekening gehouden moet worden. Hier kan gemotiveerd van worden afgeweken, mits aannemelijk is gemaakt dat met het alternatief de kwaliteitsambities even goed of zelfs beter gerealiseerd kunnen worden. De inspirerende uitspraken bieden een wenkend perspectief: het zijn voorbeelden van de wijze waarop ruimtelijke kwaliteitsambities ingevuld kunnen worden. Initiatiefnemers kunnen zich hierdoor laten inspireren, maar dit hoeft niet.
In deze paragraaf wordt aangegeven in hoeverre de bosplantsoenen zich verhouden tot het beleid van het uitvoeringsmodel.
Of - Generieke beleidskeuzes
De provinciale beleidskeuzes bepalen onder andere of een initiatief mogelijk is. In de provincie Overijssel is een aantal beleidskeuzes van toepassing op nagenoeg alle thema's en locaties. Dit zijn de volgende:
Samen geven deze beleidskeuzes invulling aan de Overijsselse ladder voor duurzame verstedelijking.
Integraliteit
De eis van integraliteit houdt in dat alle belangen die bij een ontwikkeling betrokken zijn, zorgvuldig tegen elkaar worden afgewogen. Met deze wettelijke eis uit het Besluit ruimtelijke ordening wordt verzekerd dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening.
Toetsing initiatief
Voor dit initiatief is een integrale afweging gemaakt waarbij beleid, ruimtelijke kwaliteit, omgeving en behoefte meewegen. De toelichting op dit wijzigingsplan omvat deze afweging. De ontwikkeling sluit aan op de versterking van de landschappelijke structuur langs de N340. De kwaliteit waarmee de ontwikkeling wordt vormgegeven is door middel van het landschapsplan afgestemd op de fysieke leefomgeving. Omwonenden zijn eerder al geïnformeerd over het landschapsplan. Hieruit zijn geen overwegende bezwaren voortgekomen.
Toekomstbestendigheid
De eis dat gekozen oplossingen voor maatschappelijke opgaven toekomstbestendig moeten zijn, houdt in dat een initiatief de mogelijkheden van toekomstige generaties om in hun behoeften te kunnen voorzien niet in gevaar mag brengen. Initiatieven moeten bijdragen aan een duurzame benadering van ontwikkelingen die voorzien in de behoefte van de huidige generatie, maar die opties openhoudt om ook te voorzien in behoeften van toekomstige generaties. Het gaat dan om een evenwichtige benadering van het welzijn van mensen, economische welvaart en van het beheer van natuurlijke voorraden. Bij toekomstbestendigheid gaat het ook om de effecten van ingrepen op verschillende schaalniveaus (van directe buren tot ver over de grens) en over de vraag of het project over 20 of 30 jaar nog steeds toegevoegde waarde heeft.
Toetsing initiatief
Door dit initiatief wordt een nieuwe functie toegekend aan het plangebied, namelijk natuur ter plaatse van agrarische percelen. Eerder zijn deze percelen door Provincie Overijssel aangekocht met het oog op de verbreding van de N340 en N48. Nu dat plan niet door is gegaan bieden deze percelen een goede gelegenheid voor een (sterkere) duurzame en toekomstbestendige landschappelijke inpassing van de N340 en N48. Daarmee wordt voorzien in de behoefte van huidige en toekomstige generaties.
Concentratiebeleid
Het concentratiebeleid van de provincie Overijssel houdt in dat stedelijke ontwikkelingen
(wonen, werken en voorzieningen) zoveel mogelijk geconcentreerd worden in de stedelijke netwerken Twente (Enschede, Hengelo, Almelo, Oldenzaal en Borne), Zwolle-Kampen en Cleantech regio Deventer. Daar mag gebouwd worden voor de (boven)regionale behoefte. De kernen Hardenberg en Steenwijk kunnen bouwen voor de regionale behoefte mits dit past binnen de regionale programmering.
Toets aan initiatief
Het betreft geen stedelijke ontwikkeling. Het concentratiebeleid is niet van toepassing op dit initiatief.
Bovenregionale afstemming
De verplichting tot (boven)regionale afstemming is erop gericht gemeenten gezamenlijk verantwoordelijkheid te laten nemen voor de regionale programmering van woningbouw, werklocaties en stedelijke voorzieningen. Ook wanneer een gemeente alleen voorziet in haar eigen (lokale) behoefte is onderlinge afstemming gewenst, omdat het aanbod in een gemeente aan woningen, werklocaties en voorzieningen onderdeel uitmaakt van een regionale markt.
Toetsing initiatief
Dit onderliggende initiatief betreft geen stedelijke ontwikkeling, waardoor bovenregionale afstemming niet van toepassing is.
Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik
Voorzien uitsluitend in stedelijke ontwikkelingen die een extra ruimtebeslag door bouwen en verharden leggen op de groene omgeving wanneer aannemelijk is gemaakt:
De eis van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik is erop gericht om onnodig nieuw ruimtebeslag - zowel ondergronds als bovengronds - te voorkomen. De provincie wil het onderscheid tussen het bestaande bebouwde gebied en de onbebouwde groene omgeving scherp houden.
Toetsing initiatief
Dit onderliggende initiatief betreft de aanplant van bosplantsoenen en is daarom geen ontwikkeling die extra ruimtebeslag leggen door bouwen en verharden op de groene omgeving.
Waar - Ontwikkelperspectieven
De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. In dit initiatief zijn de ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving van toepassing. De locaties binnen het plangebied van dit wijzigingsplan zijn op de Ontwikkelingsperspectievenkaart aangemerkt als 'Wonen en werken in een kleinschalig mixlandschap".
Het ontwikkelingsperspectief Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap richt zich op het in harmonie met elkaar ontwikkelen van de diverse functies in het buitengebied. Aan de ene kant melkveehouderij, akkerbouw en opwekking van hernieuwbare energie als belangrijke vormen van landgebruik. Aan de andere kant gebruik voor natuur, recreatie, wonen en andere bedrijvigheid.
De ontwikkelingsmogelijkheden voor de landbouw, maar ook die voor de andere sectoren, willen we in dit ontwikkelingsperspectief nadrukkelijk verbinden met behoud en versterking van cultuurhistorische, natuurlijke en landschapselementen. Het waterbeheer richt zich op optimale condities voor de lokaal aanwezige functies, rekening houdend met de klimaatopgave en de kenmerken van het watersysteem.
Toetsing initiatief
De ontwikkeling van bosplantsoenen past binnen dit beleid en sluit aan op de ambitie tot versterking van natuur en landschap. De aanplant van bosplantsoenen op de locaties in dit plan vormen geen belemmering voor handhaving of ontwikkeling van overige functies in de omgeving.
Hoe - Gebiedskenmerken
De provincie wil nieuwe ruimtelijke opgaven verbinden met bestaande gebiedskenmerken. De gebiedskenmerken spelen zo een belangrijke rol bij de vraag hoe een initiatief invulling kan krijgen. Onder gebiedskenmerken verstaat de provincie de ruimtelijke kenmerken van een gebied of een gebiedstype die bepalend zijn voor de karakteristiek en kwaliteit van dat gebied of gebiedstype. De provincie onderscheidt de gebiedskenmerken in vier lagen:
Bij toetsing van dit plan aan de gebiedskenmerken in vier lagen is van belang dat de locatie een al bestaande locatie betreft en niet in stedelijk gebied ligt. In deze paragraaf wordt aangegeven waarom de bosplantsoenen aansluiten op het beleid voor de genoemde lagen.
Bosplantsoenen 12, 1002, 1003
Natuurlijke laag: dekzandvlakte en ruggen
De ambitie is de natuurlijke verschillen tussen hoog en laag en tussen droog en nat functioneel meer sturend en beleefbaar te maken. Dit kan bijvoorbeeld door een meer natuurlijk watersysteem en door beplanting met ‘natuurlijke’ soorten. En door de (strekkings)richting van het landschap te benutten in gebiedsontwerpen.
De drie bosplantsoenen begeleiden de N340 en sluiten aan op het bestaande bosgebied naast deze locatie. De bosplantsoenen worden ingericht met natuurlijke beplanting.
Laag van het agrarisch cultuurlandschap: oude hoevenlandschap
Oude hoevenlandschap
"De ambitie is het kleinschalige, afwisselende oude hoevenlandschap vanuit de verspreid liggende erven een ontwikkelingsimpuls te geven. Deze erven bieden veel ruimte voor landbouw, wonen, werken, recreatie, mits er wordt voortgebouwd aan kenmerkende structuren van het landschap: de open esjes, de routes over de erven, de erf- en landschapsbeplantingen."
Toetsing initiatief
Het bosplantsoen vormt een versterking van de groenstructuur in deze omgeving en draagt op die manier bij aan de versterking van het oude hoevenlandschap.
Bosplantsoenen 1004, 1006
Natuurlijke laag: dekzandvlakte en ruggen
De ambitie is de natuurlijke verschillen tussen hoog en laag en tussen droog en nat functioneel meer sturend en beleefbaar te maken. Dit kan bijvoorbeeld door een meer natuurlijk watersysteem en door beplanting met ‘natuurlijke’ soorten. En door de (strekkings)richting van het landschap te benutten in gebiedsontwerpen.
Toetsing initiatief
De beide bosplantsoenen begeleiden enerzijds de N48 en sluiten anderzijds aan op het bestaande bosgebied naast deze locatie. De bosplantsoenen worden ingericht met natuurlijke beplanting.
Laag van het cultuurlandschap: jong heide- en broekontginningslandschap
De ambitie is de ruimtelijke kwaliteit van deze gebieden een stevige impuls te geven en soms een transformatie wanneer daar aanleiding toe is. De dragende structuren worden gevormd door landschappelijke raamwerken van lanen, bosstroken en waterlopen, die de rechtlijnige ontginningsstructuren versterken.
Toetsing initiatief
De bosplantsoenen dragen bij aan versteviging van het landschappelijke raamwerk, enerzijds begeleiding van de N48, anderzijds past hier een versteviging van de groenstructuur.
Overige lagen
Laag van de beleving
Deze laag biedt voor dit plan geen nader beleid.
Stedelijk laag
Deze laag biedt voor dit plan geen nader beleid.
Conclusie toetsing uitvoeringsmodel
Gelet op het bovenstaande past het plan in het uitvoeringsmodel zoals opgenomen in de Omgevingsvisie Overijssel.
In de Omgevingsvisie Overijssel zijn twee kaarten opgenomen: Ontwikkelingsperspectieven Omgevingsvisie Overijssel en de functiekaart Water. Op de kaart van de ontwikkelings- perspectieven zijn zoveel mogelijk de functie weergegeven die een rol spelen bij ruimtelijke- en gebiedsontwikkelingen (de oppervlaktewateren, drinkwaterwinlocaties). Op de functiekaart water zijn vooral de gebruiksfuncties opgenomen. In de waterparagraaf (zie paragraaf 4.1.7) zijn de relevante wateraspecten nader beschreven.
De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. Het gaat er daarbij om steeds de meest optimale mix van instrumenten toe te passen, zodat effectief en efficiënt resultaat wordt geboekt voor alle ambities en doelstellingen van de Omgevingsvisie. De keuze voor inzet van deze instrumenten is bepaald aan de hand van een aantal criteria. In de Omgevingsvisie is bij elke beleidsambitie een realisatieschema opgenomen waarin is aangegeven welke instrumenten de provincie zal inzetten om de verschillende onderwerpen van provinciaal belang te realiseren.
Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening Overijssel. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor de onderwerpen waarvoor de provincie hecht aan de juridische borging van de doorwerking van het Omgevingsvisiebeleid.
Dit wijzigingsplan is in overeenstemming met het provinciaal beleid uit de Omgevingsvisie- en verordening Overijssel, in het bijzonder met het uitvoeringsmodel.
Ommen heeft de ambitie om de landschappelijke kwaliteiten en de verscheidenheid van de daarbinnen aanwezige kwaliteiten te behouden en waar mogelijk te versterken. Het beleid is gericht op het mogelijk maken van toekomstbestendige ontwikkelingen van landbouw, landgoederen en recreatie en nieuwe transformatieopgaven inpassen. Daarnaast is het beleid gericht op het beschermen van de waarden van natuur, water en biodiversiteit. Daarbij is steeds de vitaliteit, gezondheid en leefbaarheid in de kernen en buitengebied bepalend voor wat kan. De natuur, het water van Vecht en Regge en de landgoederen zijn en blijven beleefbaar en toegankelijk. Er wordt gestreefd naar een gezonde en veilige omgeving om in te wonen, werken en verblijven. Daarbij wordt voldaan aan de normen zoals die voor onder meer milieu, water en natuur gelden.
Kenmerkend voor Ommen is de grote variatie in landschappen. Een variatie en kwaliteit die behouden moet blijven. Op relatief kleine schaal wisselen rivieren, bos, heide, open en halfopen agrarisch gebied elkaar af. Binnen de gemeente Ommen zijn twee grotere landschappelijke eenheden te onderscheiden: het oude cultuurlandschap en het jongere ontginningslandschap.
Het landschap zoals het er nu ligt, is grotendeels een cultuurlandschap dat onder invloed van menselijk
handelen en door landbouw is ontstaan. Het landschap vraagt om onderhoud en beheer, om de landschappelijke kwaliteit en de variatie in ons landschap te kunnen behouden. Natuurbeheerders, landgoederen, landbouw en de waterschappen leveren daarin een aandeel.
Spelregels
In de omgevingsvisie wordt meer ontwikkelruimte geboden en worden vooraf minder regels gesteld. Initiatiefnemers die daar gebruik van willen maken moeten zich aan een aantal spelregels houden:
In het Landschapsontwikkelingsplan van de gemeente Ommen wordt, op basis van een beschrijving van landschappelijke karakteristieken, een toekomstbeeld voor het landschap gegeven. De locaties die tot dit wijzigingsplan behoren vallen binnen de karakteristiek "essen- en kampenlandschap". Het toekomstbeeld van dit landschapstype bestaat uit "(...) een ruimtelijke afwisseling van open en besloten delen met essen, kampen, boerderijen, bosjes en houtwallen. Deze afwisseling vormt een belangrijke kwaliteit in dit landschap. De cultuurhistorische waarden in de vorm van oude landwegen, boerderijen en bijzondere objecten zijn hersteld en vormen een onderdeel van een lokaal ommetje. De ecologische waarden zijn vergroot door het behoud en versterken van landschapselementen, akkerranden en het verschralen van bermen".
Als mogelijke maatregelen (voor zover hier relevant) worden genoemd:
Het wijzigingsplan voorziet op lokaal niveau in een versterking van de landschappelijke structuur en vormt op die manier een bijdrage aan de vervulling van het landschappelijk beleid zoals dat is neergelegd in de omgevingsvisie van de gemeente Ommen. De ontwikkeling van de nieuwe landschapselementen die met dit plan mogelijk worden gemaakt, sluit aan bij het beschreven toekomstbeeld en de daarbij vermelde maatregelen in het Landschapsontwikkelingsplan.
Voor een uitvoerige motivering zie paragraaf 3.4 van deze toelichting. De landschappelijke inpassing op gemeentelijk (beleids-)niveau sluit namelijk grotendeels aan op het provinciale beleid.
Ten aanzien van de spelregels uit de omgevingsvisie kan worden geconludeerd dat dit wijzigingsplan hierop voldoende aansluit. Het landschapsplan (met aanvulling) waarop dit wijzigingsplan is gebaseerd is in overleg met verschillende instanties tot stand gekomen. Ook is de bevolking daarbij betrokken door middel van een informatiemoment en staat de provincie met direct betrokkenen in contact. De ontwikkeling zelf is gericht op versterking van de omgevingskwaliteit en draagt intrinsiek bij aan de duurzaamheid en leefbaarheid van de omgeving.
Voor de beoordeling wordt gekeken naar de mate waarin belangen van de bewoners en/of eigenaren van de aangrenzende gronden door de uitwerking kunnen worden geschaad. Gekeken wordt hierbij naar de verkeerssituatie, natuur en landschap, milieutechnische aspecten en water.
De effecten van de uitvoering van het bestemmingsplan zijn in het bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Ommen al aan de orde geweest. Dit bestemmingsplan voorziet in een verandering van de bestemming van specifiek aangegeven percelen. Voor aanvullende onderdelen wordt verwezen naar het genoemde bestemmingsplan Buitengebied.
Begin 1992 ondertekende Nederland het Verdrag van Valletta/Malta. Daarmee heeft de zorg voor het archeologisch erfgoed een prominentere plaats gekregen in het proces van de ruimtelijke planvorming. Uitgangspunten van het verdrag zijn het vroegtijdig betrekken van archeologische belangen in de planvorming, het behoud van archeologische waarden ter plaatse en de introductie van het zogenaamde “veroorzaker principe”. Dit principe houdt in dat degene die de ingreep pleegt, financieel verantwoordelijk is voor behoudsmaatregelen of een behoorlijk onderzoek van eventueel aanwezige archeologische waarden.
Bij het opstellen en uitvoeren van ruimtelijke plannen wordt rekening gehouden met zowel de bekende als de te verwachten archeologische waarden. Hiervoor zijn de bosplantsoenen binnen dit wijzigingsplan getoetst aan het geldende bestemmingsplan Buitengebied. De percelen zijn daarin niet aangemerkt als archeologisch waardevol gebied. Dat betekent dat geen nader archeologisch onderzoek nodig is en dat het plan uit het oogpunt van archeologie geen belemmeringen heeft. Uiteraard geldt te allen tijde de zorgplicht op grond van de Erfgoedwet, hetgeen in de praktijk betekent dat toevallige archeologische vondsten bij de uitvoering terstond bij het bevoegd gezag moeten worden gemeld.
Het Besluit ruimtelijke ordening schrijft voor dat de bodemkwaliteit geschikt moet zijn voor de nieuwe functie of gebruik. Activiteiten in het verleden kunnen een bodemvervuiling hebben veroorzaakt. Mogelijk moet eerst deze vervuiling worden opgeruimd. De Wet Bodembescherming geeft hiervoor kaders.
In 2013 heeft de gemeente Ommen, in samenwerking met andere gemeenten in de regio, een bodemkwaliteitskaart gemaakt en vastgesteld. De kaart geeft aan dat de algemene bodemkwaliteit voldoende is voor alle functies en gebruik. Als op een locatie geen bodembedreigende activiteiten hebben plaatsgevonden, is bodemonderzoek niet nodig. Een vrijstelling voor bodemonderzoek kan worden aangevraagd. Bodemonderzoek is noodzakelijk als in het verleden bodembedreigende activiteiten hebben plaatsgevonden. Op basis van het bodemonderzoek wordt bepaald of bodemsanering noodzakelijk is.
In het plangebied hebben geen bodembedreigende activiteiten plaatsgevonden, voor zover bekend. Er is daarom geen aanleiding voor het uitvoeren van nader bodemonderzoek.
Er zijn geen risicobronnen binnen (of in de nabijheid van) het plangebied van dit wijzigingsplan. De ontwikkeling zelf voorziet niet in kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten. Het wijzigingsplan heeft ook geen gevolgen voor de omgeving qua externe veiligheid.
De Wet geluidhinder heeft als doel de mensen te beschermen tegen geluidsoverlast. Op basis van deze wet moet bij ruimtelijke ontwikkelingen aandacht worden besteed aan het aspect geluid.
Het wijzigingsplan voorziet niet in geluidhinderlijke activiteiten.
Alleen tijdens de aanleg kan beperkte geluidhinder ontstaan als gevolg van de aanvoer van plantmateriaal met vrachtwagens en door gebruik van graaf- of boormachines. Deze hinder is echter tijdelijk. Omwonenden worden van tevoren in kennis gesteld wanneer de werkzaamheden plaatsvinden.
Tevens wordt opgemerkt dat het plan zelf niet voorziet in de realisatie van geluidgevoelige objecten.
De in paragraaf 4.1.4 genoemde tijdelijke effecten gelden ook voor de luchtkwaliteit. Het wijzigingsplan voorziet niet in objecten waarop de Wet luchtkwaliteit van toepassing is. Het plan zorgt wel voor een verbetering van de luchtkwaliteit op de langere termijn door de aanplant van een substantieel bosplantsoen (als onderdeel van een veel groter landschapsplan).
Het landschapsplan en daarmee samenhangende beplantingsplan is zorgvuldig tot stand gekomen. Bij de keuze voor de wijze van beplanting is per perceel nagegaan welke beplanting ter plaatse het best passend is. Hierop wordt in Hoofdstuk 4 nader ingegaan. Daarbij is er rekening gehouden met de bestaande ecologische, natuur- en landschapswaarden. Daarvoor is gebruik gemaakt van het uitvoerige onderzoek dat door de provincie is uitgevoerd in het kader van de optimalisatie van de Vechtdalverbinding. In bijlage Bijlage 3 wordt een korte omschrijving van de actuele ecologische waarde gegeven.
Bij de feitelijke aanplant van bosplantsoen geldt verder de zorgplicht als bedoeld in artikel 1.11 van de Wet natuurbeheer. Deze voorziet in een algemene verplichting voor een ieder om voldoende zorg te dragen voor Natura 2000-gebieden, bijzondere nationale natuurgebieden en voor in het wild levende dieren en planten en hun directe leefomgeving.
De bosplantsoenen zelf dragen bij aan een verdere aaneenschakeling van groene elementen en daarmee aan het robuuster maken van de ecologische, natuur- en landschapswaarden in het gebied.
Het plangebied valt overigens niet samen met gebieden die zijn aangewezen als Natuurnetwerk Nederland en is niet van invloed op NNN-gebieden in de omgeving van het plangebied.
Het plan heeft evenmin negatieve gevolgen voor Natura-2000-gebieden, gelet op de aard van de wijziging en de relatief beperkte omvang. Daarbij merken we op dat de aanlegwerkzaamheden vallen onder de partiële vrijstelling van de Natura 2000-vergunningplicht op grond van artikel 2.9a Wet natuurbescherming. De vrijstelling geldt namelijk ook voor het aanleggen, veranderen of verwijderen van een werk, met inbegrip van de daarmee samenhangende vervoersbewegingen.
Op grond van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het wijzigingsplan uit het oogpunt van natuurbescherming uitvoerbaar is.
Uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening moet naar het aspect water worden gekeken. Daarvoor is een watertoetsprocedure gestart bij het waterschap.
Bij het opstellen van het landschapsplan is onder meer het waterschap betrokken. Er is bij het bepalen van de inrichting en de beplanting rekening gehouden met de waterhuishoudkundige situatie. De bosaanplant is in het kader van de lokale waterhuishouding inpasbaar.
Het plan is uit het oogpunt van een goede waterhuishouding daarom aanvaardbaar en uitvoerbaar.
In dit hoofdstuk worden, voor zover nodig, de van het bestemmingsplan deel uitmakende regels nader toegelicht. De regels geven inhoud aan de op de digitale verbeelding aangegeven bestemmingen.
In dit artikel zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen. Hiermee is een eenduidige uitleg van deze begrippen vastgelegd.
Dit artikel bevat regels die aangeven hoe bepaalde maten en afmetingen gemeten moeten worden.
Artikel 3 Landschapselement (LE)
De wijziging betreft het toekennen van de bestemming Landschapselement (LE) op gronden waarop tot nu toe de bestemming Agrarisch met landschappelijke waarden (bosplantsoenen nrs. 12, 1002, 1003) en de bestemming Agrarisch (bosplantsoenen nrs. 1004 en 1006) rust. In dit artikel zijn de regels van artikel 18 van het bestemmingsplan Buitengebied overgenomen.
Deze regel moet op grond van wettelijke verplichting worden opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze verdichting kan zich met name voordoen, als een perceel of een gedeelte daarvan, meer dan één keer wordt meegeteld bij de berekening van (bijvoorbeeld) een maximaal bebouwingspercentage.
Dit artikel bevat het overgangsrecht, zoals dat wettelijk is bepaald. In de overgangsregels is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan.
In de slotregel wordt aangegeven hoe het bestemmingsplan wordt genoemd en moet worden aangehaald.
Alle gronden zijn in bezit van Provincie Overijssel. De provincie heeft een sluitende begroting voor de uitvoering van het landschapsplan, waaronder de aanleg van de bosplantsoenen binnen het plangebied van dit wijzigingsplan. Ook wordt een anterieure overeenkomst gesloten tussen de gemeente Ommen en Provincie Overijssel, deze strekt mede ter voldoening aan de wijzigingscriteria. Het wijzigingsplan is daarom economisch uitvoerbaar.
Het is niet nodig om een exploitatieplan vast te stellen, aangezien het plan geen ontwikkelingen mogelijk maakt die exploitatieplanplichtig zijn. Dit blijkt uit artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening en artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening. Alleen bepaalde bouwplannen zijn exploitatieplanplichtig.
De aanleg van de bosplantsoenen is gepland in het vroege voorjaar van 2023.
Deze zogenaamde maatschappelijke uitvoerbaarheid heeft als doel om aan te tonen dat het bestemmingsplan maatschappelijk draagvlak heeft. Er heeft geen voorontwerp van het bestemmingsplan voor inspraak ter inzage gelegen.
Het concept van het landschapsplan, waarop dit wijzigingsplan is gebaseerd, is besproken met de provincie, gemeenten, waterschap, Rijkswaterstaat en een vertegenwoordiging van de aanliggende plaatselijke belangen. De opmerkingen uit die gesprekken zijn verwerkt in het definitieve landschapsplan.
Daarnaast zijn de direct omwonenden geïnformeerd door de omgevingsmanager Vechtdalverbinding van de provincie, hetzij via een huisbezoek, hetzij op andere wijze. De gemeente is op de hoogte gesteld met wie is gesproken.
Gelet op het bovenstaande wordt eveneens voldaan aan de spelregels uit de omgevingsvisie voor wat betreft de voorgeschreven samenwerking en communicatie met instanties, bedrijven en burgers.
Uit de gesprekken is gebleken dat over het algemeen positief op het landschapsplan wordt gereageerd. In een beperkt aantal gevallen zijn op- of aanmerkingen gemaakt.
Tijdens de inloopbijeenkomst op 16 mei 2022 voor de beplantingsplannen is met ongeveer tien personen besproken. Een deel daarvan is tevens eigenaar van een van de percelen.
Het ontwerpwijzigingsplan heeft zes weken ter inzage gelegen van [PM].
Hierna zijn de zienswijzen samengevat en beantwoord. [PM]
Deze paragraaf wordt verder ingevuld na de tervisielegging.