direct naar inhoud van Regels
Plan: Buitengebied, herziening Varseneresweg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0175.buiten2012bp0023-va01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 bestemmingsplan

het bestemmingsplan 'Buitengebied, herziening Varseneresweg' van de gemeente Ommen, bestaande uit de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0175.buiten2012bp0023- va01, met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.2 verbeelding
  • a. de digitale verbeelding van het bestemmingsplan 'Buitengebied, herziening Varseneresweg';
  • b. de verbeelding op papier van het bestemmingsplan 'Buitengebied, herziening Varseneresweg', bestaande uit de kaart met tekeningnummer NL.IMRO.0175.buiten2012bp0023-va01
1.3 aan huis verbonden beroep/bedrijf:

een dienstverlenend beroep/bedrijf, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.4 aanbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.9 bebouwingspercentage:

een in de planregels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van de nader in de planregels omschreven gronden aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.10 bed & breakfast:

een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt binnen de woning. Onder een bed & breakfast wordt niet verstaan overnachting noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid, of permanente kamerverhuur;

1.11 bestaand:

de bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) aanwezige bouwwerken en de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, en het overige gebruik, die bestaan ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan;

1.12 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen:

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van vaststelling van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);

1.13 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.14 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.15 bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.16 bijbehorend bouwwerk:

een opzichzelfstaand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door een verschil in bouwhoogte (bij een bouwhoogte van een hoofdgebouw vanaf 5,00 meter een verschil van minimaal 2,00 meter) en vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.17 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.18 bouwgrens:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.19 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.20 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.21 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.22 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.23 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.24 dak:

iedere bovenbeëindiging van een bouwwerk;

1.25 erf:

het binnen de (woon)bestemming gelegen gedeelte van het bouwperceel, met uitzondering van het binnen het bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel;

1.26 evenementen:

gebeurtenissen, gericht op een groot publiek, met betrekking tot kunst, sport, ontspanning en cultuur;

1.27 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.28 gebruiksmogelijkheden:

de mogelijkheden om gronden en bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming te gebruiken;

1.29 hoofdgebouw:

een gebouw dat, gelet op de bestemming, zowel in ruimtelijk als in functioneel opzicht als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.30 meetverschil:

een door de feitelijke terreininrichting aanwezig verschil tussen het beloop van lijnen in het veld en een aangegeven bestemmings- of bouwgrens;

1.31 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden:

werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden en bouwwerken, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;

1.32 nutsvoorzieningen

een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;

1.33 ondergeschikt gebruik:

gebruik dat in functioneel en ruimtelijk opzicht ondergeschikt is aan de ingevolge het bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie;

1.34 overkapping:

elk ander bouwwerk dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één tot de constructie behorende wand;

1.35 peil:

voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:

  • de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:

  • de bouwhoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

voor het bouwen van bouwwerken in, op of over het water:

  • de hoogte van het gemiddelde waterpeil;
1.36 ruimtelijk kwaliteitsplan

een plan dat beschrijft op welke wijze het erf landschappelijk gezien is ingepast in zijn omgeving, hoe de sterke gebiedskenmerken worden doorvertaald in de inrichting van het erf en hoe de nieuwe ontwikkeling op het erf en waar nodig compenserende maatregelen elders, bijdragen aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit in de omgeving;

1.37 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan een seksbioscoop of sekstheater, een seksautomatenhal, een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een parenclub en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.38 straat- en bebouwingsbeeld

de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede bouwhoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;

1.39 uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.40 voorgevel:

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt;

1.41 weg:

weg als bedoeld in artikel 1, eerste artikel onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze luidt op het moment van vaststelling van dit plan;

1.42 woning/wooneenheid:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van personen.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Gebouwen en bouwwerken
  • a. De bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

  • b. De goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

  • c. De inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

  • d. De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

  • e. De afstand tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel:

vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel.

De bouwhoogte van een bouwwerk

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

2.3 Maatvoering

Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:

  • a. voor lengten in meters (m);
  • b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
  • c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
  • d. voor verhoudingen in procenten (%);
  • e. voor hoeken/hellingen in graden (°).
2.4 Relatie

Daar waar twee of meer bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken door middel van aanduiding ‘relatie’ met elkaar zijn verbonden, gelden die bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken bij de toepassing van deze regels als één bestemmingsvlak respectievelijk één bouwvlak

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - Essen- en kampenlandschap

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Essen- en kampenlandschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch gebruik, waaronder hobbymatig agrarisch gebruik;
  • b. behoud en bescherming van landschapswaarden;
  • c. behoud, ontwikkeling en bescherming van landschapselementen ter plaatse van de functieaanduiding 'landschapswaarden';
  • d. extensief recreatief medegebruik;
  • e. kleinschalige natuurontwikkeling;

met daarbijbehorende voorzieningen:

  • f. (ontsluitings)wegen;
  • g. in- en uitritten;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. parkeervoorzieningen;
  • k. tijdelijke waterberging en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer en sierwater.
3.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op de voor 'Agrarisch - Essen- en kampenlandschap' bestemde gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde als bedoeld in 3.2.a geldt:

  max. bouwhoogte (m)  
erf- of terreinafscheidingen:
- vóór de voorgevelrooilijn
- overige plaatsen*  

1
2  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   3  

* Meer dan 1 m achter de voorgevelrooilijn en het verlengde daarvan en meer dan 1 m van de weg of openbaar groen.

3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

3.3.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden zoals genoemd in onderstaande tabel indien en voor zover een "O" is vermeld, met dien verstande dat:

afbeelding "i_NL.IMRO.0175.buiten2012bp0023-va01_0018.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0175.buiten2012bp0023-va01_0019.png"

Tabel: Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

O = Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden vereist

R = Rechtstreeks zonder meer toelaatbaar

3.3.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het in 3.3.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

  • a. werken en werkzaamheden die betrekking hebben op het normale onderhoud en beheer;
  • b. werken en werkzaamheden die reeds in uitvoering of aanwezig zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. werken en werkzaamheden ten behoeve van realisering van bestemmingen en bouwmogelijkheden op grond van een wijzigingsbevoegdheid of afwijkingsbevoegdheid;
  • d. werken en werkzaamheden die worden uitgevoerd ter ontwikkeling van landschaps- en natuurwaarden.

3.3.3 Toelaatbaarheid werken werkzaamheden

Een omgevingsvergunning als bedoeld in 4.7.1 wordt slechts verleend indien kan worden aangetoond dat de betrokken waarden niet onevenredig worden geschaad, gelet op:

  • a. het belang dat met de ingreep is gediend;
  • b. de belangen van landschap, natuur en cultuurhistorie tot uitdrukking zijn gebracht;
  • c. het waterhuishoudkundig belang (kwantitatief en kwalitatief), met het oog op de waterhuishoudkundige doelstellingen.

Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en wandel- en fietspaden ten behoeve van doorgaand en overig verkeer;
  • b. parkeer- en groenvoorzieningen;
  • c. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
4.2 Bouwregels

Bouwen is toegestaan uitsluitend ten dienste van de in artikel 4.1 omschreven bestemming met inachtneming van de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen niet worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt maximaal 3 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken.

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. aan-huis-gebonden beroep, kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en bed & breakfast in de woning met dien verstande dat het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 100 m2;

met daarbijbehorende:

  • c. (ontsluitings)wegen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, tijdelijke waterberging en sierwater.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Toegestane bebouwing

Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. woningen met aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in 5.2.1.a gelden de volgende regels:

  • a. voor woningen ter plaatse van de functieaanduiding:
    • 1. 'specifieke vorm van wonen - 1'

geldt:

  max aantal per bestem- mingsvlak
 
max. inhoud (m3)   max. oppervlak (m2)   max. goothoogte (m)   max.
bouwhoogte (m)
 
dak-
helling (graden)
 
Woningen, incl aan- en uitbouwen  
1  

1500  
 
3,5  

8,5  

30-50  
bijbehorende bouwwerken en over- kappingen      
300  

3,5  

6,5  

30-50  

  • b. voor woningen ter plaatse van de functieaanduidingen:
    • 1. 'specifieke vorm van wonen - 2'
    • 2. 'specifieke vorm van wonen - 4'

geldt:

  max aantal per bestem- mingsvlak   max. inhoud (m3)   max. oppervlak (m2)   max. goothoogte (m)   max.
bouwhoogte (m)  
dak-
helling (graden)
 
Woningen, incl aan- en uitbouwen  
1  

1200  
 
3,5
 

10  

30-55  
bijbehorende bouwwerken en over- kappingen      
120  

3,5  

6,5  

30-55  

  • c. voor woningen ter plaatse van de functieaanduidingen:
    • 1. 'specifieke vorm van wonen - 3'
    • 2. 'specifieke vorm van wonen - 5'

geldt:

  max aantal per bestem- mingsvlak   max. inhoud (m3)   max. oppervlak (m2)   max. goothoogte (m)   max.
bouwhoogte (m)  
dak-
helling (graden)
 
Woningen, incl aan- en uitbouwen  
1  

1200  
 
4,5
 

10  

30-55  
bijbehorende bouwwerken en over- kappingen      
120  

4,5  

6,5  

30-55  

waarbij tevens geldt dat het bijbehorende bouwwerk inpandig gerealiseerd dient te worden.

  • d. voor woningen ter plaatse van de functieaanduiding
    • 1. 'specifieke vorm van wonen - 6'

geldt:

  max aantal per bestem- mingsvlak   max. inhoud (m3)   max. oppervlak (m2)   max. goothoogte (m)   max.
bouwhoogte (m)  
dak-
helling (graden)
 
Woningen, incl aan- en uitbouwen  
1  

750  
 
3,5
 

10  

30-55  
bijbehorende bouwwerken en over- kappingen      
120  

4,5  

6,5  

30-55  

  • e. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde als bedoeld in 5.2.1.b geldt:
  max. bouwhoogte (m)  
erf- of terreinafscheidingen:
- vóór de voorgevelrooilijn
- overige plaatsen*  

1
2  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   3  

* Meer dan 1 m achter de voorgevelrooilijn en meer dan 1 m van de weg of openbaar groen.

5.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het plan voor het toestaan van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten teneinde bij (bedrijfs)woningen behorende bijgebouwen te mogen gebruiken voor deze activiteiten, voor zover:

  • a. de activiteiten geen hinder opleveren voor de woonsituatie;
  • b. de activiteiten geen detailhandel en/of horeca betreffen, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • c. de activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale verkeersafwikkeling en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken;
  • d. de activiteiten, de bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven niet onevenredig beperken;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 100 m².
5.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering van bebouwing, het ontwerp van de bebouwing en de landschappelijke inrichting, voor zover dit noodzakelijk is voor een landschappelijk en stedenbouwkundig aanvaardbare en verantwoorde inpassing in de omgeving. 

5.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd gronden direct grenzend aan een woonperceel te betrekken bij de bestemming 'Wonen' ten behoeve van een optimale inrichting van het perceel, met inachtneming van het volgende:

  • a. van de wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt indien aanwezige landschapswaarden, zoals genoemd in de bestemmingsomschrijving, niet in onevenredige mate worden geschaad;
  • b. de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  • c. er een ruimtelijk kwaliteitsplan dient te worden overlegd, waaruit blijkt dat een substantiële kwaliteitsverbetering heeft plaatsgevonden met betrekking tot de inrichting van het erf en de landschappelijke inpassing ervan;

Artikel 6 Leiding - Gas

6.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding als zodanig aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van ondergrondse hoge druk gastransportleidingen (inclusief voorzieningen) met de daarbij behorende belemmeringenstroken.

6.2 Voorrangsbepaling

De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.

6.3 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, geldt dat op of in de in 6.1. bedoelde gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de leiding(en) mogen worden gebouwd. Overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan uit oogpunt van externe veiligheid en energieleveringszekerheid.

6.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

6.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan van goederen, met uitzondering het opslaan van goederen t.b.v. van inspectie en onderhoud van de gastransportleiding.
6.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.6.1 Verbodsbepaling

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding – Gas' zonder of in

afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
6.6.2 Uitzondering

Het verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:

  • a. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • b. die het normale beheer en onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  • c. zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten;
  • d. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
6.6.3 Omgevingsvergunning
  • a. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden de belangen van de leiding niet schaden.
  • b. Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning, als bedoeld in 6.6.1, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen van de leiding niet worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.

Artikel 7 Leiding - Hoogspanning

7.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding als zodanig aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de aanleg, het beheer en instandhouding van een hoogspanningsverbinding (inclusief voorzieningen) met de daarbij behorende belemmeringenstroken.

7.2 Voorrangsbepaling

De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.

7.3 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, geldt dat op of in de in 7.1. bedoelde gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de hoogspanningsverbinding mogen worden gebouwd. Overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan, met uitzondering van bestaande (vergunde) gebouwen.

7.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en), indien vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de hoogspanningsleiding.

7.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerkzijnde, of van werkzaamheden
7.5.1 Verbodsbepaling

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding – Hoogspanning' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • b. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  • c. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en aanleggen van drainage;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • g. het opslaan van goederen of materialen;
  • h. het aanleggen van een zonnepark.
7.5.2 Uitzondering

Het verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:

  • a. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • b. b. die verband houden met de aanleg of instandhouding van de betreffende hoogspanningsverbinding;
  • c. zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet Informatie-uitwisseling Ondergrondse netten.
  • d. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
7.5.3 Omgevingsvergunning
  • a. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de hoogspanningsverbinding.
  • b. Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning, als bedoeld in 7.5.1, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de betrokken leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen van de hoogspanningsverbinding niet worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met de bestemming wordt verstaan:

9.1 Algemeen
  • a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud, met dien verstande dat de opslaghoogte van goederen minder dan 4 meter moet bedragen;
  • b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • c. een gebruik van gronden en opstallen ten behoeve van horeca, detailhandel, de opslag en verkoop van motorbrandstoffen, prostitutie en/of als seksinrichting, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik van opstallen en gronden;
  • d. een gebruik van bed & breakfastaccommodaties ten behoeve van permanente bewoning.

9.2 Voorwaardelijke verplichting
  • a. Onder strijdig gebruik met dit bestemmingsplan wordt begrepen het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de bestemming 'Wonen' en 'Agrarisch - Essen- en kampenlandschap', zonder de aanleg en instandhouding van de landschappelijke inrichting conform het in de Bijlage 1 van de regels opgenomen 'Ruimtelijk kwaliteitsplan'.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a mogen gronden en bouwwerken overeenkomstig de bestemming 'Wonen' en 'Agrarisch - Essen- en kampenlandschap', worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen twee jaar na het tijdstip van onherroepelijk worden van het bestemmingsplan uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van de landschappelijke inrichting conform het in de Bijlage 1 van de regels opgenomen 'Ruimtelijk kwaliteitsplan', teneinde te komen tot een goede erfinrichting en landschappelijke inpassing.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

10.1 Afwijkingsbevoegdheid mantelzorg

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het plan ten behoeve van het gebruik van een (vrijstaand) bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte, met inachtneming van het volgende:

  • a. een afhankelijke woonruimte is uit het oogpunt van mantelzorg noodzakelijk;
  • b. de afhankelijke woonruimte wordt bewoond door de mantelzorgbehoevende(n);
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische bedrijven);
  • d. de afhankelijke woonruimte voldoet aan de regels inzake bijbehorend bouwwerk, met dien verstande dat de oppervlakte ten dienste van mantelzorg niet meer dan 75 m² bedraagt;
  • e. er wordt gebruik gemaakt van het dichtst bij de hoofdwoning gelegen bijbehorend bouwwerk, tenzij op grond van doelmatigheidsmotieven een ander op het perceel gelegen bijbehorend bouwwerk meer geschikt is;
  • f. de afhankelijke woonruimte voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit;
  • g. in aanvulling op de vergunning wordt een overeenkomst tussen de gemeente en de betrokkenen gesloten.
10.2 Afwijkingsbevoegdheid kleinschalige duurzame energievoorzieningen

Voor zover niet vergunningsvrij, kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken van de regels van het plan voor:

  • a. het bouwen en gebruiken van één of meer collectoren voor warmteopwekking of één of meer panelen voor elektriciteitsopwekking met een maximale hoogte van 2 meter binnen bouwvlakken dan wel in een zone van 50 m vanaf de grens van het bouwvlak, met dien verstande dat:
  • b. de bouwhoogte wordt gemeten vanaf maaiveld
  • c. voor zover plaatsing plaatsvindt op een dakvlak gerekend wordt ten opzichte van het dakvlak;
  • d. het plaatsen en gebruiken van één of meer kleinschalige windturbines tot een maximale tiphoogte van 15 meter binnen bouwvlakken, met dien verstande dat windturbines niet zijn toegestaan in de EHS en bij recreatiewoningen.

waarbij een afwijking slechts wordt verleend:

  • a. indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. indien sprake is van een goede landschappelijke inpassing en voor zover aanwezige cultuurhistorische, natuur- en landschapswaarden niet in onevenredige mate worden geschaad; .
10.3 Afwijkingsbevoegdheid paardenbak buiten bestemmingsvlak

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het plan ten behoeve van het toestaan van een paardenbak buiten het bouwvlak, met inachtneming van het volgende:

  • a. De realisatie van een paardenbak niet mogelijk is binnen een bestemmingsvlak dan wel bouwvlak;
  • b. de paardenbak dient op minimaal 50 m van een woning van derden te worden geplaatst;
  • c. de paardenbak dient in een zone van 50 m vanaf de grens van het bestemmingsvlak dan wel bouwvlak te worden geplaatst;
  • d. de bouwhoogte van de omheining mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • e. de bouwhoogte van de lichtmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • f. bestaande natuur- en landschapswaarden mogen niet onevenredig worden aangetast;

10.4 Afwijkingsbevoegdheid voorwaardelijke verplichting

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 7.2 onder a indien in plaats van de landschapsmaatregelen zoals opgenomen in Bijlage 1 andere landschapsmaatregelen wordt getroffen, met dien verstande dat:

  • a. de landschapsmaatregelen minimaal gelijk zijn aan de in Bijlage 1 opgenomen landschapsmaatregelen en voorzien in een minimaal gelijk beschermingsniveau van de landschappelijke waarden waarvoor de in Bijlage 1 genoemde landschapsmaatregelen zijn bepaald;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken
11.1.1 Vergroten van bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
11.1.2 Afwijking overgangsrecht bouwwerken

Bij omgevingsvergunning kan medewerking worden verleend aan het afwijken van het bepaalde in artikel 11.1.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk met maximaal 10%.

11.1.3 Uitzondering afwijkingsmogelijkheid

Artikel 11.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

11.2 Overgangsrecht gebruik
11.2.1 Voortzetten strijdig gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

11.2.2 Verbod wijziging strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 11.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

11.2.3 Onderbreking strijdig gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 11.2.1, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

11.2.4 Uitzondering overgangsrecht gebruik

Artikel 11.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied, herziening Varseneresweg'.

21 december 2017