1.1 Plan:
het bestemmingsplan Buitengebied, Coevorderweg 19 en 19a Stegeren met identificatienummer NL.IMRO.0175.buiten2012bp0020-va01 van de gemeente Ommen;
1.2 Bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0175.buiten2012bp0020-va01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
1.3 Aan huis verbonden beroeps- en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:
vrije beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten horend bij de woonfunctie die ten hoogste vallen binnen de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten in bijlage 1 van de
bijlagen bij de regels waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van artikel 1.1, derde lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht geldt, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.4 Aanbouw:
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw én dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.5 Aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.6 Aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.7 Afhankelijke woonruimte:
een aanbouw, bijgebouw of recreatiewoning dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin (een gedeelte van) een huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;
1.8 Bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.9 Bed & breakfast:
het verstrekken van logies met ontbijt binnen de bestaande (bedrijfs)woning al dan niet met deelruimte in een omvang die ondergeschikt is aan de woonfunctie.
1.10 Bedrijfsgebouw:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.
1.11 Bedrijfswoning
een woning in of nabij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein vereist is, ten dienste van staat.
1.12 Bestaande bouwwerken:
bouwwerken, die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan zijn of worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.
1.13 Bestaand gebruik:
het op het tijdstip van het inwerking treden van het plan aanwezige gebruik.
1.14 Bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.15 Bestemmingsvlak:
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.16 Bijgebouw:
een, al dan niet vrijstaand, gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en niet gebruikt mag worden voor bewoning.
1.17 Bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.18 Bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.19 Bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
1.20 Bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende, bebouwing is toegelaten.
1.21 Bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel.
1.22 Bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.23 Bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.24 Dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw of bouwwerk.
1.25 Detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.26 Eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond.
1.27 Erf:
een al of niet omheind stuk grond, in ruimtelijk opzicht direct behorend bij, in functioneel opzicht ten dienste van en in feitelijk opzicht direct aansluitend aan een woning (of ander gebouw) dat in beginsel behoort tot de kavel waarop de woning is geplaatst, zoals blijkt uit de kadastrale gegevens.
1.28 Gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.29 Gebruiken:
gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven.
1.30 Groepsaccommodatie
een gebouw bedoeld voor recreatief nachtverblijf van groepen.
1.31 Hoofdgebouw:
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.32 Horecabedrijf
een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van erotisch getinte vermaaksfunctie.
1.33 Horecabedrijf categorie II
een horecabedrijf waar in hoofdzaak bedrijfsmatig overwegend ter plaatse bereide maaltijden worden verstrekt, al dan niet in combinatie met het bedrijfsmatig verstrekken van alcoholhoudende dranken, en die in het algemeen gedurende de avonduren zijn geopend.
1.34 Mantelzorg:
langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie n de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt;
1.35 Opslag:
het bewaren van goederen, materialen en stoffen zonder dat ter plaatse sprake is van productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard.
1.36 Overkapping:
een bouwwerk, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een bouwwerk geen gebouw zijnde, bestaande uit een slechts van boven afgesloten ruimte van lichte constructie die niet of slechts gedeeltelijk met wanden is omgeven, waaronder in ieder geval een carport wordt verstaan.
1.37 Peil:
- voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk grenst aan de weg en voor dijkbebouwing: de hoogte van de kruin van de weg;
- voor andere gevallen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.38 Prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.39 Restaurant
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken.
1.40 Seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.41 Staat van Bedrijfsactiviteiten:
de Staat van Bedrijfsactiviteiten die als bijlage 1 van de
bijlagen bij de regels onderdeel van de regels uitmaakt.
1.42 Uitbouw
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.43 Voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt.
1.44 Voorgevellijn
langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing:
- de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;
langs een wegzijde waarlangs geen bebouwing als onder a bedoeld aanwezig is en waarlangs mag worden gebouwd:
- bij een wegbreedte van ten minste 10 m, de lijn gelegen op 15 m uit de as van de weg;
- bij een wegbreedte geringer dan 10 m, de lijn gelegen op 10 m uit de as van de weg.
1.45 Weg:
alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of paden behorende bermen en zijkanten en bermsloten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig gebruikte parkeerterreinen.
1.46 Wijziging:
een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening;
1.47 Woning:
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;
1.48 Zijdelingse perceelsgrenzen:
de perceelsscheiding van een bouwperceel, niet gelegen aan de voor- of achterzijde van het perceel.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 Gebouwen en bouwwerken
2.1.1 De bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
2.1.2 De goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.1.3 De inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.1.4 De oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.1.5 De afstand tot de (zijdelingse) perceelgrens:
vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) perceelgrens.
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
2.3 Maatvoering
Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:
- voor lengten in meters (m);
- voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
- voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
- voor verhoudingen in procenten (%);
- voor hoeken/hellingen in graden (°).
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- een horecabedrijf categorie II;
- één bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
- wonen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen' in de bestaande bedrijfswoning;
- aan-huis-gebonden beroep, voor zover het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 100 m²;
- groepsaccommodatie, ter plaatse van de aanduiding 'groepsaccommodatie';
met daarbij behorende;
- (ontsluitings)wegen;
- nutsvoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- parkeervoorzieningen
- water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, tijdelijke waterberging en sierwater.
3.2.1 Toegestane bebouwing
Op de voor 'Horeca' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- gebouwen met aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2.2 Bouwen
Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in
artikel 3.2.1 gelden de volgende regels:
- het totale oppervlak aan bestaande bedrijfsgebouwen mag met maximaal 25% worden uitgebreid;
- overigens geldt het volgende:
| Maximum oppervlak | Maximum inhoud | Maximum oppervlakte | Maximum goothoogte | Maximum bouwhoogte |
Bedrijfsgebouwen | bestaand + 25% | | | 5,5 m | 10 m |
(Bedrijfs)woning | | 750 m³ | | 4,5 m | 10 m |
Bijgebouwen en overkappingen bij de (bedrijfs)woning | | | 150 m² | 4 m | 6 m |
Erf- of terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn | | | | | 1 m |
Erf- of terreinafscheidingen op overige plaatsen | | | | | 2 m |
Overige bouwwerken geen gebouwen zijnde | | | | | 3 m |
Speel- en sporttoestellen | | | | | 12 m |
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Ruimere bouwmogelijkheden
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in
artikel 3.2.2 sub b en kan een uitbreiding van het maximum oppervlak van bedrijfsgebouwen worden toegestaan van 50% in plaats van de bij recht toegestane uitbreiding van 25%, indien dit voor een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is, met dien verstande dat indien reeds gebruik is gemaakt van eerdere uitbreiding van het bestaande oppervlak, dit oppervlak meegerekend dient te worden bij de 50%.
3.3.2 Uitbreiding laagbouw
Bij een omgevingsvergunning kan in aanvulling op
artikel 3.3.1 worden afgeweken van het bepaalde in
artikel 3.2.2 sub b en kan een uitbreiding van het maximum oppervlak van bedrijfsgebouwen worden toegestaan van 75% van het bestaande oppervlak, met inachtneming van het volgende:
- de uitbreiding dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering;
- de nieuwbouw mag ten hoogste bestaan uit 1 bouwlaag met een kap met een goot- en bouwhoogte van ten hoogste 4,5 m respectievelijk 10 m;
- indien reeds gebruik is gemaakt van eerdere uitbreiding van het bestaande oppervlak, al dan niet via ontheffing, dan dient dit oppervlak meegerekend te worden bij de 75%.
3.3.3 Bouwhoogte speel- en sporttoestellen
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in
artikel 3.2.2 sub b en kan worden toegestaan dat de maximum bouwhoogte van speel- en sporttoestellen wordt overschreden, met inachtneming van het volgende:
- de maximale bouwhoogte mag worden overschreden tot ten hoogste 18 m;
- er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing, waarbij de speel- en sporttoestellen niet mogen leiden tot een onevenredige aantasting van de in de directe omgeving voorkomende natuurlijke en landschappelijke waarden; er dient sprake te zijn van een toegevoegde waarde voor het bestaande recreatieve product.
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wegen, bruggen en viaducten;
- boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- bijbehorende voorzieningen zoals: fiets- en voetpaden en andere verhardingen, bermen en bermsloten, picknickplaatsen, parkeer- en groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.
4.2.1 Toegestane gebouwen
Op de voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2.2 Bouwen
Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in
artikel 4.2.1 gelden de volgende regels:
- de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 8 m bedragen.
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene bouwregels
6.1 Situering van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
6.1.1 Situering
Voor de situering van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ten behoeve van de woonfunctie geldt het volgende:
- aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ten behoeve van de woonfunctie mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
- de bebouwing dient binnen een zone van 30 m op het achtererf en zijerf, gemeten ten opzichte van het gedeelte van de woning dat als oorspronkelijk hoofdgebouw moet worden aangemerkt, te worden geplaatst;
- de bebouwing dient minimaal 3 m achter de voorgevel van de woning te worden gesitueerd;
- bijgebouwen en overkappingen met een plat dak en een bouwhoogte van maximaal 3 m moeten minimaal op 1 m achter de voorgevelrooilijn worden geplaatst;
- aanbouwen en uitbouwen dienen op minimaal 2,5 m uit de zijdelingse perceelsgrenzen te worden gebouwd;
- bijgebouwen en overkappingen dienen op minimaal 1 m uit de zijdelingse perceelsgrens te worden gebouwd, tenzij op de perceelsgrens wordt gebouwd;
- bebouwing op het achtererf en op het zijerf dient op minimaal 10 m uit de as van de langs het erf gelegen weg te worden gebouwd.
6.1.2 Afwijking
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in
artikel 6.1.1, met inachtneming van het volgende:
- de omgevingsvergunning slechts wordt verleend indien de aanvraag vergezeld gaat met een goed onderbouwd inrichtingsplan;
- de nieuwe indeling dient te leiden tot een verhoging van de beeldkwaliteit op het bouwvlak;
- de nieuwe indeling leidt niet tot beperking van omliggende agrarische bedrijven.
6.2 Bestaande afstanden en andere maten
6.2.1 Bestaande maatvoering
Ten aanzien van bestaande afstanden en andere maten geldt het volgende:
voor een bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringsbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
- bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
- bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
- in geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
- op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing;
6.2.2 Afwijking
Bij een omgevingvergunning kan worden afgeweken van de herbouw op dezelfde plaats zoals bepaald in
artikel 6.2.1 sub b, met inachtneming van het volgende:
- afwijking wordt slechts verleend indien de aanvraag vergezeld gaat met een goed onderbouwd inrichtingsplan;
- de nieuwe indeling dient te leiden tot een verhoging van de beeldkwaliteit op het bouwvlak c.q. bestemmingsvlak;
- de nieuwe indeling leidt niet tot beperking van omliggende agrarische bedrijven.
6.3 Afstand tussen woningen en agrarische bouwvlakken
6.3.1 Minimale afstand
- Bij (ver)bouw van woningen (inclusief aan- en uitbouwen) die niet tot het eigen agrarische bedrijf behoren, mag de afstand tot binnen een straal van 100 m gelegen agrarische bouwvlakken ten behoeve van de grondgebonden veehouderij en akker- en vollegrondstuinbouw niet minder bedragen dan de afstand, zoals aanwezig op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.
- Bij (ver)bouw van woningen (inclusief aan- en uitbouwen) die niet tot het eigen agrarische bedrijf behoren, mag de afstand tot binnen een straal van 200 m gelegen agrarische bouwvlakken ten behoeve van intensieve veehouderij niet minder bedragen dan de afstand, zoals aanwezig op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.
6.3.2 Afwijken
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in
artikel 6.3.1, mits de (ver)bouw van woningen niet leidt tot onevenredige beperkingen voor de betreffende agrarische bedrijven.
6.4 Overschrijding voorgevelrooilijn
De voorgevelrooilijn mag uitsluitend worden overschreden door tot het hoofdgebouw behorende stoepen, stoeptreden, funderingen, balkons, erkers en entreeportalen die direct aan het hoofdgebouw worden aangebouwd, mits de overschrijding niet meer dan 1,2 m bedraagt, met dien verstande dat:
- de breedte van het overschrijdende deel maximaal 60% van de voorgevelbreedte bedraagt;
- de afstand van het overschrijdende deel tot de voorste perceelsgrens minimaal 3 m bedraagt.
Artikel 7 Algemene gebruiksregels
7.1 Strijdig gebruik
Onder een strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c van de Wabo wordt in elk geval verstaan:
- een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud, met dien verstande dat de opslaghoogte van goederen minder dan 4 meter moet bedragen;
- een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- een gebruik van gronden en opstallen ten behoeve van detailhandel, de opslag en verkoop van motorbrandstoffen, prostitutie en/of als seksinrichting, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik van opstallen en gronden;
- een gebruik van bed & breakfastaccommodaties ten behoeve van permanente bewoning.
Artikel 8 Algemene afwijkingsregels
8.1 Afwijkingsbevoegdheid overschrijding maatvoering en bouwgrenzen
8.1.1 Afwijkingsbevoegdheden
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het plan voor:
- overschrijding van - voor bouwen geldende - afstands-, oppervlakte-, inhouds- en hoogtematen met ten hoogste 10%;
- overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen.
- overschrijding van de maximum bouwhoogte ten behoeve van erf- en terreinafscheidingen, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen.
8.1.2 Afwegingskader
- indien daardoor onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- indien er sprake is van een overschrijding van de inhouds-, oppervlakte- en hoogtematen van woningen;
- indien daardoor onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld.
8.2 Afwijkingsbevoegdheid mantelzorg
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het plan ten behoeve van het gebruik van een (vrijstaand) bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte, met inachtneming van het volgende:
- een afhankelijke woonruimte is uit het oogpunt van mantelzorg noodzakelijk;
- de afhankelijke woonruimte wordt bewoond door de mantelzorgbehoevende(n);
- er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische bedrijven);
- de afhankelijke woonruimte voldoet aan de regels inzake bijbehorende bouwwerk, met dien verstande dat de oppervlakte ten dienste van mantelzorg niet meer dan 75 m² bedraagt;
- er wordt gebruik gemaakt van het dichtst bij de hoofdwoning gelegen bijgebouw, tenzij op grond van doelmatigheidsmotieven een ander op het perceel gelegen bijgebouw meer geschikt is;
- de afhankelijke woonruimte voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit;
- in aanvulling op de vergunning wordt een overeenkomst tussen de gemeente en de betrokkenen gesloten.
8.3 Afwijkingsbevoegdheid kleinschalige duurzame energievoorzieningen
8.3.1 Afwijkingsbevoegdheid
Voor zover niet vergunningsvrij, kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken van de regels van het plan voor:
het bouwen en gebruiken van één of meer collectoren voor warmteopwekking of één of meer panelen voor elektriciteitsopwekking met een maximale hoogte van 2 meter binnen bouwvlakken dan wel in een zone van 50 m vanaf de grens van het bouwvlak, met dien verstande dat:
- de bouwhoogte wordt gemeten vanaf maaiveld
- voor zover plaatsing plaatsvindt op een dakvlak gerekend wordt ten opzichte van het dakvlak;
- het plaatsen en gebruiken van één of meer kleinschalige windturbines tot een maximale tiphoogte van 15 meter binnen bouwvlakken, met dien verstande dat windturbines niet zijn toegestaan in de EHS en bij recreatiewoningen.
8.3.2 Afwegingskader
Een afwijking als bedoeld in
artikel 8.3.1 wordt slechts verleend:
- indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- indien sprake is van een goede landschappelijke inpassing en voor zover aanwezige cultuurhistorische, natuur- en landschapswaarden niet in onevenredige mate worden geschaad.
8.4 Afwijkingsbevoegdheid aan-huis-gebonden beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het plan voor het toestaan van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten teneinde bij (bedrijfs)woningen behorende bijgebouwen te mogen gebruiken voor deze activiteiten, voor zover:
- de activiteiten geen hinder opleveren voor de woonsituatie;
- de activiteiten geen detailhandel en/of horeca betreffen, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
- de activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale verkeersafwikkeling en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken;
- de activiteiten, de bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven niet onevenredig beperken;
- de gezamenlijke oppervlakte ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 100 m².
Artikel 9 Algemene wijzigingsregels
9.1 Wijzigingsbevoegdheid overschrijden bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen.
Artikel 10 Overige regels
10.1 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
- het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
- de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen, en
- de ruimte tussen bouwwerken.
10.2 Afstemming welstandstoets
Voor zover de regels in het bestemmingsplan met betrekking tot:
- de voorgeschreven maximale goothoogte en maximale bouwhoogte;
- de plaatsing op het bouwperceel;
- de dakhelling; ruimte bieden voor verschillende mogelijkheden van het realiseren van gebouwen, is deze ruimte tevens bedoeld voor het kunnen stellen van voorwaarden op basis van de in artikel 12a van de Woningwet aangegeven welstandscriteria, (voor zover die binnen het betreffende gebied van toepassing zijn) mits:
- ten aanzien van het gestelde onder a. de vermindering van de goot- en bouwhoogte niet meer bedraagt dan 15% van de maximaal toegestane goot- en bouwhoogte;
- ten aanzien van het gestelde onder b. de binnen de regels te realiseren oppervlakte niet wordt verminderd.
10.3 Afstemming APV
Dit bestemmingsplan verzet zich niet tegen het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van evenementen en andere meerdaagse of regelmatig terugkerende activiteiten met een maximum van vijf evenementen per jaar en een duur van ten hoogste 15 dagen per evenement, mits, voor zover noodzakelijk, een vergunning op basis van de APV is verleend, en met dien verstande dat indien evenementen in een bestemming uitdrukkelijk zijn bestemd, het eerder gestelde maximum in aantal en in duur van evenementen niet geldt.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
11.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van de beheersverordening, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- Het bevoegd gezag kan in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheerverordening, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
- Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- Het is verboden het met de beheersverordening strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met de beheersverordening strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 12 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied, Coevorderweg 19 en 19a Stegeren'.
Behoort bij het besluit van de raad van de Gemeente Ommen van ..............