1.1 Aanleiding en doel
Voor het perceel Wolfveldseweg 1 en 1a is op 8 mei 2014 een bestemmingsplan vastgesteld dat voorziet in de uitbreiding van een bestaande werkplaats van Stoevelaar Machinery en de verplaatsing van de woning in noordoostelijke richting. In de regels van het bestemmingsplan is toen opgenomen dat de inhoud van deze woning maximaal 750 m³ mag bedragen. Initiatiefnemer heeft de gemeente verzocht een grotere woning te mogen bouwen. De gemeente heeft hiermee ingestemd en gesteld dat de inhoud van de woning maximaal 1.200 m³ mag bedragen. Omdat deze inhoud groter is dan wat normaal wordt toegestaan in het buitengebied, dient er voormalige agrarische bedrijfsbebouwing gesloopt te worden. De initiatiefnemer heeft hiertoe met de eigenaar van het perceel Stegerdijk 19 een overeenkomst gesloten, waarin is afgesproken dat de ligboxenstal op dit perceel op kosten van de initiatiefnemer wordt gesloopt en dat enkele aanvullende maatregelen ter verbetering van de landschappelijke kwaliteit worden genomen.
Deze ontwikkelingen passen niet in het geldende bestemmingsplan. Daarom is voor de percelen Wolfveldseweg 1 en Stegerdijk 19 het voorliggende bestemmingsplan opgesteld.
1.2 Ligging en begrenzing plangebied
Het plangebied bestaat uit twee locaties. Locatie 1 wordt gevormd door het perceel Wolfveldseweg 1 en locatie 2 door het perceel Stegerdijk 19.
Uitsnede van de topografische kaart van de gemeente Ommen met daarop de ligging van de plangebieden ten opzichte van Ommen aangegeven (bron: www.opentopo.nl)
Locatie 1: Wolfveldseweg 1
Locatie 1 ligt in het buitengebied van de gemeente Ommen, ruim zes kilometer ten noordoosten van de dorpskern van Ommen, aan de Wolfveldseweg 1 in Stegeren. Het bedrijf ligt in de noordoost hoek van een open en rationeel verkaveld landbouwgebied dat wordt omgeven door grootschalige (verblijfs)recreatieve terreinen en bospercelen. In het zuiden grenst dit landbouwgebied aan het stroomgebied van de Vecht.
Het plangebied wordt omgeven door gras-/bouwland. De noordoostgrens bestaat uit een forse houtsingel, die aansluit op de wegbeplanting langs de Coevorderweg en de boscomplexen ten noorden van de weg.
Uitsnede van de topografische kaart ter plaatse van het plangebied aan de Wolfveldseweg 1 (bron: www.opentopo.nl)
Locatie 2: Stegerdijk 19
Ook locatie 2 ligt in het buitengebied van de gemeente Ommen, bijna zes kilometer ten oosten van de dorpskern van Ommen, aan de Stegerdijk 19 in Stegeren. Ter plaatse van het perceel vormt de Stegerdijk de overgang tussen de uiterwaarden van de Vecht en landbouw- en bosgebied ten noordoosten hiervan. Het plangebied wordt omgeven door gras-/bouwland en ligt in een kleinschalig bebouwingscluser met woningen en een melkvee bedrijf.
Uitsnede van de topografische kaart ter plaatse van het plangebied aan de Stegerdijk 19 (bron: www.opentopo.nl)
1.3 Geldend bestemmingsplan
Voor het plangebieden verschillende bestemmingsplannen.
Locatie 1: Wolfveldseweg 1
Voor Locatie 1 geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied Ommen, Wolfveldseweg 1 - 1a, Stegeren'. Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 8 mei 2014. In dit bestemmingsplan geldt voor het plangebied de bestemming 'Wonen'. In deze bestemming is het toegestaan één woning met een maximum inhoud van 750 m³ te bouwen. Onderdeel van dit bestemmingsplan was een ruimtelijk kwaliteitsplan ten behoeve van de landschappelijke inpassing van de voorgenomen ontwikkelingen.
Uitsnede van de verbeelding van het bestemmingsplan 'Buitengebied Ommen, Wolfveldseweg 1 - 1a, Stegeren' (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)
Locatie 2: Stegerdijk 19
Voor Locatie 2 geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied'. Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 18 februari 2010. Het plangebied is bestemd voor Agrarische doeleinden met een bouwvlak en de aanduiding 'kleinschalig agrarisch bedrijf.
Uitsnede van de verbeelding van het bestemmingsplan 'Buitengebied'
1.4 Opzet van de toelichting
Het tweede hoofdstuk van deze toelichting geeft een beschrijving van de bestaande situatie en de voorgenomen ontwikkeling. In hoofdstuk drie en vier wordt het bouwplan getoetst aan respectievelijk het relevante ruimtelijk beleid en milieu- en omgevingswaarden. Hoofdstuk vijf bevat een toelichting op de regels. In hoofdstuk zes en zeven komen achtereenvolgens de financiële en maatschappelijke uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan aan de orde.
2 Beschrijving van de huidige en toekomstige situatie
2.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt aan de hand van de historische ontwikkeling, het landschap, de stedenbouwkundige structuur en de omliggende bebouwing de huidige situatie beschreven.
2.2 Historische ontwikkeling
Het plangebied aan de Wolfveldseweg is onderdeel van een grotere ruimtelijke eenheid tussen de Coevorderweg en de Vecht met de veelzeggende naam ‘Het Vlier’. Op de topografische kaart van 1850 is deze ruimtelijke eenheid al te herkennen. Ook de naam was al aan het gebied gegeven. De gebieden rondom ‘Het Vlier’ worden ‘Veld’ genoemd. Het verschil in naamgeving toont het verschil in grondgebruik aan, respectievelijk weideland en woeste grond. Ter plekke van het plangebied, in het noordwestelijke deel van ‘Het Vlier’, zijn de eerste ontginningen van het ‘Het Vlier’ zichtbaar. Ook de eerste verdichting van het landschap door houtsingels zijn op de kaart aangegeven.
Het gebied rondom de Stegerdijk 19 ligt op de hoger gelegen dekzandruggen langs de Vecht. Door de hogere ligging en de relatief goede ontwatering was dit gebied al voor 1850 in cultuur gebracht. De bebouwing ligt in enkele clusters voornamelijk langs de Stegerdijk, op de overgang van de uiterwaarden naar de oeverwallen.
2.3 Landschap
In de huidige situatie zijn de velden rondom ‘Het Vlier’ bebost. Oorspronkelijk heeft de bebossing plaatsgevonden voor de houtproductie ten behoeve van de mijnbouw. Momenteel zijn de bossen hoofdzakelijk in gebruik als natuurgebied en/of recreatieterrein. ‘Het Vlier’ is in gebruik als landbouwgebied. Het ruimtelijk contrast tussen de beboste ‘velden’ en het open landbouwgebied is groot.
‘Het Vlier’ is een relatief nat gebied. Dit is zichtbaar aan de smalle stroken verkaveling en het gebruik van het gebied als grasland. Langs de westgrens van het gebied ligt de Wolfsvelder Waterleiding, die loopt van het hoger gelegen Wolfsveld in zuidelijke richting naar de Vecht. Centraal in het gebied loopt een watergang vanuit Stegerveld in westelijke richting naar de Wolfsvelder Waterleiding. De strokenverkaveling watert af naar de Wolfsvelder Waterleiding. Verspreid in ‘Het Vlier’ staan een aantal veehouderijen.
Het gebied rondom de Stegerdijk 19 wordt gekenmerkt door hoogteverschillen en afwisseling tussen open en meer gesloten gebieden. De verkaveling van het gebied vertoond een onregelmatig patroon, het wegenpatroon is aan deze onregelmatigheden aangepast en volgt het verloop van het relief in het gebied. Het grondgebruik varieert, afhankelijk van de hoogteligging en ontwatering, er komen kleine bospercelen, natuurterreinen, akkers en grasland voor. De bebouwing komt geconcentreerd in kleine clusters voor, vooral langs de Stegerdijk en bestaat uit agrarische en voormalige agrarische bedrijven.
2.4 Plangebied
Locatie 1: Wolfveldseweg 1
Het plangebied ligt in de noordwest hoek van ‘Het Vlier’. De noordrand van het gebied is in vergelijking tot de overige delen van het gebied kleinschaliger. De Coevorderweg is aan weerszijden beplant met forse bomenrijen met onderbegroeiing. Vanuit deze bomenrij steken er op een aantal punten boomsingels het open landbouwgebied in. Langs de Coevorderweg liggen, ten oosten en westen van het plangebied, twee erven. De bebouwing en de erfbeplanting zorgen ervoor dat de schaal van het landschap langs de noordelijke rand verder wordt verkleind.
Het bedrijfsperceel gezien vanuit zuidelijke richting. Op de achtergrond de bomenrijen langs de Coevorderweg.
Rondom het bedrijfs- en woonerf liggen open ruimtes met verschillende afmetingen. Tussen het plangebied en de Coevorderweg is de ruimte het kleinst. In zuidelijke richting wordt de openheid steeds groter. Zichtlijnen zorgen voor visuele verbindingen tussen deze open ruimtes en dat de verschillende ruimtelijke eenheden (open ruimtes, erven) niet ‘aan elkaar plakken’. Deze open ruimtes zijn in gebruik als akker- en grasland.
Overzichtsfoto van het plangebied, gezien vanuit westelijke richting, met de verschillende functies daarop aangegeven.
Het plangebied is onderdeel van het bedrijfserf van Stoevelaar Machinery bv en ligt ten noorden van het bedrijf. Het bedrijfserf bestaat uit een voormalig agrarisch erf dat in de loop van de tijd is omgebouwd naar de huidige functie: bouwen van machines voor de land- en bosbouw. In eerste instantie zijn hiervoor de agrarische bedrijfsgebouwen aangepast.
Het terrein rondom de bedrijfsgebouwen is geheel verhard met betonklinkers. Aan de zuid- en oostzijde is het bedrijfserf geheel omgeven door een houtsingel die de activiteiten op het erf afschermt van het omliggende open landschap. Aan de Wolfveldseweg staat de voormalige agrarische bedrijfswoning, die nu ook als zodanig in gebruik en bestemd is.
De tweede woning staat tegen forse houtwal, die aansluit op bomenrij langs de Coevorderweg en de bosgebieden ten noorden van deze weg. De locatie van de woning is ten opzichte van de werkplaats ongelukkig. De afstand tussen de gevel van de werkplaats en de bestemmingsgrens van de woning is kleiner dan 50 meter. Hierdoor wordt de bedrijfsvoering van het bedrijf belemmerd. De woning bestaat uit één bouwlaag met een flauwhellende kap. De gevel bestaat uit licht gele bakstenen en het dak is afgedekt met grijze pannen. Het geheel heeft een verouderde uitstraling. De houtwal bestaat voor een deel uit uitontwikkelde eiken met onderbegroeiing.
Locatie 2: Stegerdijk 19
Het plangebied aan de Stegerdijk 19 bestaat uit een voormalig agrarisch bedrijf. Het erf is onderdeel van een bebouwingscluster rondom een splitsing van de Stegerdijk in een oostelijk en een zuidelijk wegdeel, beide delen komen overigens een kleine kilometer verderop in oostelijke richting weer bij elkaar. In het bebouwingscluster is de Stegerdijk aan de westelijke zijde van de weg voorzien van wegbeplanting. De bebouwing in het cluster bestaat hoofdzakelijk uit woningen, alleen het erf ten noorden van de splitsing is een agrarisch erf, waarvan de bebouwing aan de westzijde bestaat uit de bedrijfswoning en enkele schuren en aan de oostzijde van de Stegerdijk uit een ligboxenstal. Het bebouwingscluster wordt aan alle zijden omgeven door hooi- en weidelanden en enkele akkers.
Luchtfoto van het bebouwingscluster rondom de Stegerdijk 19 (bron: www. ruimtelijkeplannen.nl)
In het plangebied staan een oude ontginningsboerderij met een schuur en een ligboxenstal. De huidige eigenaren voeren er geen agrarische activiteiten uit, zij wonen in de ontginningsboerderij. Het erf wordt ontsloten vanaf de Stegerdijk door een smalle insteekweg, die tevens het erf ten noorden van het plangebied ontsluit. Het terrein ten noorden van de ontginningsboerderij is verhard ten behoeve van de entree tot het erf en het parkeren. De overige delen van het erf bestaat uit gras en siertuin. In de noordwestelijke hoek van het plangebied, aan het uiteinde van de insteekweg ligt een klein verwaarloosd erfbosje. Dit bosje bestaat uit onderbegroeiing en enkele bomen.
Het voormalige agrarische erf gezien vanaf de Stegerdijk, met op de voorgrond de ontginningsboerderij, erachter de ligboxenstal en de bomen ter plaatse van de waterkering.
De insteekweg met links de entree tot het plangebied en in de achtergrond het erfbosje.
De westelijke grens van het bebouwingscluster wordt gevormd door een lage waterkering tegen eventuele hoge waterstanden van de Vecht. De waterkering is als een kade of een laag dijkje herkenbaar in het landschap. Ter hoogte van het plangebied staan op de waterkering een aantal bomen. Deze bomen schermen het erf af van de weidse uiterwaarden van de Vecht.
2.5 Voorgenomen ontwikkeling
De voorgenomen ontwikkelingen vinden op beide locaties plaats, waarbij de ontwikkelingen op het perceel Stegerdijk 19 een compensatie vormen voor het toestaan van de ontwikkeling op het perceel aan de Wolfveldseweg.
Locatie 1: Wolfveldseweg 1
Met de vaststelling van het bestemmingsplan 'Buitengebied Ommen, Wolfveldseweg 1 - 1a, Stegeren' was het toegestaan binnen de bestemming 'Wonen' van dat bestemmingsplan één woning te realiseren met een maximum inhoud van 750 m³. De initiatiefnemer heeft de gemeente verzocht het bestemmingsplan aan te passen om één woning met een maximum inhoud van 1.200 m³ te kunnen realiseren.
Onderdeel van het bestemmingsplan 'Buitengebied Ommen, Wolfveldseweg 1 - 1a, Stegeren' is een plan voor de landschappelijke inpassing van het bedrijf, inclusief de te bouwen woning. Rondom de nieuwe te bouwen woning is in diverse plantvakken bosplantsoen aangeplant, die de woning noordelijke en oostelijke richting aan het zicht onttrekken. De woning is georienteerd op het weiland ter hoogte van de aansluiting van de Wolfveldseweg op de Coevorderweg. Het landschapsplan is als bijlage 1 opgenomen in
bijlagen bij toelichting.
Plan voor landschappelijke inpassing bij het bestemmingsplan 'Buitengebied Ommen, Wolfveldseweg 1 - 1a, Stegeren'.
Het plan voor landschappelijke inpassing is ter plaatse van de nieuwe woning verder uitgewerkt. Op onderstaande afbeelding is de positie en uitsluiting van de woning weergegeven en het beplantingsplan nader ingevuld. Deze ontwikkeling is daarmee landschappelijk ingepast.
Voorstel voor positionering van de nieuwe woning en de beplanting rondom de woning
Locatie 2: Stegerdijk 19
Ter compensatie voor het vergroten van de maximum inhoud van de nieuw te bouwen woning aan de Wolfveldseweg laat de initiatiefnemer op het perceel Stegerdijk 19 enkele maatregelen genomen ter vergroting van de ruimtelijke kwaliteit uitvoeren. Deze maatregelen bestaan uit:
- het wijzigen van de bestemming 'Agrarische doeleinden' in 'Wonen';
- het slopen van een ligboxenstal met een oppervlakte van circa 670 m²;
- het plegen van onderhoud aan het verwaarloosde erfbosje;
- het kappen van 4 bomen de waterkering;
- het planten van drie bomen in een groep achter de ontginningsboerderij;
- het aanleggen van een hoogstam fruitboomgaard voor de ontginningsboerderij.
Plan voor de landschappelijke inpassing van het perceel Stegerdijk 19.
Te slopen voormalige agrarische bebouwing.
Op deze manier verdwijnt er een erf met een agrarische bestemming uit het buitengebied en wordt er een landschapontsierend voormalig agrarische bedrijfsgebouw gesloopt. Dit heeft een positieve uitwerking op de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied en omgeving. Met de maatregelen uit het landschapsplan wordt het deel van het plangebied langs de Stegerdijk enigszins verdicht en het deel van het plangebied achter de ontginningsboerderij, op de overgang naar de uiterwaarden openen gemaakt. Dit is in lijn met de landschappelijke uitstraling van agrarische bedrijven in de omgeving.
Borging
In artikel 3 'Wonen - 1' van de regels van dit bestemmingsplan is een voorwaardelijke verplichting opgenomen. Deze voorwaardelijke verplichting regelt dat het bouwen en gebruiken van de woning met een maximum inhoud van 1.200 m³ slechts is toegestaan indien de ligboxenstal is gesloopt en het beplantingsplan is uitgevoerd.
3 Relevant ruimtelijk beleid
3.1 Inleiding
Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover van belang, het relevante ruimtelijke beleid. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifieke voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven. Het beleid is in dit bestemmingsplan afgewogen en doorvertaald op de verbeelding en in de regels.
3.2.1 Kaderrichtlijn Luchtkwaliteit
In de Europese Kaderrichtlijn Luchtkwaliteit worden de grondbeginselen van het Europese luchtkwaliteitsbeleid gegeven. De doelstellingen van dit beleid zijn het omschrijven en vastleggen van de luchtkwaliteit om de schade voor mens en milieu te voorkomen, verhinderen of te verminderen, de luchtkwaliteit te kunnen beoordelen, de bevolking te kunnen informeren over de kwaliteit van de lucht en het in stand houden van of verbeteren van de kwaliteit. In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (Wm) van 15 november 2007 is de Europese kaderrichtlijn opgenomen in Nederlandse wetgeving. In
paragraaf 4.5 worden de gevolgen voor de luchtkwaliteit beschreven als gevolg van het realiseren van het plan.
3.2.2 Kaderrichtlijn Water
De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is op 22 december 2000 in werking getreden en is bedoeld om een gecoördineerd beheer in alle Europese stroomgebieden te realiseren, de waterkwaliteit verder te verbeteren en het publiek sterker bij het waterbeheer te betrekken. De Kaderrichtlijn Water omvat regelgeving ter bescherming van het binnenlandse oppervlaktewater, overgangswateren (waaronder estuaria worden verstaan), kustwateren en grondwater. De gevolgen voor de realisatie van het plan worden beschreven in
paragraaf 4.6.
3.2.3 Natura 2000
Om de natuur in Europa te beschermen en te ontwikkelen, werken de lidstaten van de Europese Unie (EU) samen aan Natura 2000: een samenhangend netwerk van beschermde natuurgebieden in alle lidstaten. Dit netwerk vormt de hoeksteen van het EU-beleid voor behoud en herstel van biodiversiteit. De Nederlandse bijdrage hieraan bestaat uit 162 gebieden.
Natura-2000 omvat alle gebieden die zijn beschermd op grond van de Vogelrichtlijn (1979) en Habitatrichtlijn (1992), die zijn opgenomen in de Natuurbeschermingswet. In beide richtlijnen staan ook maatregelen voor soortenbescherming. Deze zijn opgenomen in de Flora- en faunawet.
In en rond Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten geldt voor activiteiten of projecten die schadelijk zijn voor de natuur een vergunningplicht. Activiteiten uitvoeren zonder vergunning is strafbaar. In
paragraaf 4.7 wordt besproken in hoeverre de bestemmingswijziging de aanwezige natuurwaarden raakt.
3.2.4 Verdrag van Malta
Het Europese Verdrag van Malta uit 1992 regelt de bescherming van archeologisch erfgoed, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen. Nederland heeft dit verdrag ondertekend en goedgekeurd. Invoering ervan gebeurt onder meer door de Wet op de archeologische monumentenzorg. In
paragraaf 4.8 wordt beschreven op welke manier wordt omgegaan met archeologische en cultuurhistorische waarden.
3.3.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden. In de SVIR geeft de rijksoverheid haar visie op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 en op de manier waarop zij hiermee om zal gaan. Eén van de kernbegrippen in de SVIR is decentralisatie. Het kabinet wil beslissingen over ruimtelijke ontwikkelingen dichter bij burgers en bedrijven brengen en provincies en gemeenten meer ruimte geven om maatwerk te leveren voor regionale opgaven.
Het motto van deze structuurvisie is 'Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig'. Dit is vertaald naar drie concrete doelstellingen:
- concurrentiekracht verbeteren;
- bereikbaarheid verbeteren;
- leefbare en veilige leefomgeving met unieke en cultuurhistorische waarden.
De drie doelstellingen die het motto van de SVIR vertegenwoordigen, zijn terug te vinden in dertien nationale (gelijkwaardige) belangen. Voor de realisatie van de nationale belangen zijn vier instrumenten voorhanden:
- kaders (gebiedsgerichte of thematische uitwerkingen van de SVIR, relevante wetgeving);
- bestuurlijke prestatieafspraken (bijvoorbeeld met provincies en gemeenten);
- financieel (bijvoorbeeld infrastructuurfonds);
- kennis (bijvoorbeeld inzetten College van Rijksadviseurs bij ruimtelijke ontwikkelingen).
In de realisatieparagraaf van het SVIR is per nationaal belang aan de hand van de
hierboven genoemde instrumenten aangegeven hoe het belang gerealiseerd zal worden.
3.3.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
De basis van juridische borging van de realisatie van de nationale belangen ligt in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Barro geeft juridische kaders voor borging van het ruimtelijke rijksbeleid. Het Barro is in werking getreden op 30 december 2011. In het Barro wordt een aantal onderwerpen dat van rijksbelang is concreet benoemd.
3.3.3 Realisatieparagraaf National Ruimtelijk Beleid
De nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) verlangt niet alleen dat verantwoordelijkheden en belangen worden benoemd, maar ook dat inzichtelijk is hoe deze belangen zullen worden verwezenlijkt. Het Rijk heeft de nationale ruimtelijke belangen opgenomen in de zogenaamde 'Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid'. Nationale ruimtelijke belangen zijn zaken waarvoor de rijksoverheid een specifieke verantwoordelijkheid neemt, hetgeen blijkt uit de inzet van diverse bevoegdheden en instrumenten om deze belangen te behartigen en te realiseren. Het overzicht van nationale belangen in de Realisatieparagraaf is gebaseerd op een zorgvuldige analyse van de Planologische Kernbeslissingen (PKB's) van het Rijk. De uitspraken in deze PKB's zijn op een beleidsneutrale wijze, dat wil zeggen inhoudelijk ongewijzigd, verwerkt in het overzicht van nationale ruimtelijke belangen, aangevuld en waar aan de orde geactualiseerd. Een beperkt aantal belangen zal worden geborgd met de (toekomstige) AMvB Ruimte.
Het Rijk geeft met deze werkwijze een transparante en scherp geselecteerde invulling aan de sturingsfilosofie 'decentraal wat kan, centraal wat moet'. Het resultaat hiervan is een heldere en scherpe markering van datgene wat centraal moet. Hierdoor wordt niet alleen voor medeoverheden duidelijk wanneer afstemming moet worden gezocht met het Rijk, maar wordt ook voor burgers, maatschappelijke en andere private organisaties duidelijk waar het Rijk voor staat. De Realisatieparagraaf heeft de status van structuurvisie.
3.3.4 Ladder voor duurzame verstedelijking
De voorgenomen ontwikkeling voorziet in de uitbreiding van de maximum inhoud van een woning van 750 m³ tot 1.200 m³. Het bouwen van een woning is reeds toegestaan volgens het geldende bestemmingsplan. Met het voorliggend bestemmingsplan wordt geen nieuwe woning mogelijk gemaakt. Het doorlopen van de Ladder voor duurzame verstedelijking is niet noodzakelijk.
3.3.5 Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling past gezien de aard en schaal ervan en het feit dat er geen nieuwe woning mogelijk wordt gemaakt binnen het relevante ruimtelijke beleid van het Rijk. De voorgenomen ontwikkeling raakt geen nationale ruimtelijke belangen.
3.4.1 Omgevingsvisie Overijssel 2017
Op 12 april 2017 hebben provinciale staten van de provincie Overijssel de Omgevingsvisie Overijssel 2017 vastgesteld. De omgevingsvisie is vanaf 1 mei 2017 van kracht. De visie gaat over hoe de provincie de leefomgeving wil inrichten en ontwikkelen. In de omgevingsvisie worden onderwerpen als ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en vervoer, ondergrond en natuur in samenhang voor een duurzame ontwikkeling van onze leefomgeving bekeken. Het beleid voor de fysieke leefomgeving staat primair in dienst van de sociaal-economische ontwikkeling van Overijssel. Ontwikkeling die nodig is om Overijssel toekomstbestendig te houden. Hierbij hanteert de provincie drie rode draden: duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit.
Uitvoeringsmodel
Om te bepalen of een initiatief bijdraagt aan onze ambities, gebruiken we het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel. In dit uitvoeringsmodel staan de stappen of, waar en hoe centraal. Bij een initiatief voor bijvoorbeeld woningbouw, een nieuwe bedrijfslocatie, toeristisch-recreatieve voorzieningen, natuurontwikkeling, etcetera kan aan de hand van deze drie stappen worden bepaald of een initiatief binnen de geschetste visie voor Overijssel mogelijk is, waar het past en hoe het uitgevoerd kan worden.
Generieke beleidskeuzes
Voor Locatie 1 is in 2014 het bestemmingsplan 'Buitegebied Ommen, Wolfveldseweg 1 - 1a, Stegeren' vastgesteld. De voorgenomen ontwikkeling voorziet in de uitbreiding van de maximum inhoud van een woning van 750 m³ tot 1.200 m³. Het bouwen van een woning is reeds toegestaan volgens het geldende bestemmingsplan. Met het voorliggend bestemmingsplan wordt geen nieuwe woning mogelijk gemaakt. Ten behoeve van het vergroten van de bestemde woning wordt een voormalig agrarisch bedrijfsgebouw in de omgeving gesloopt en enkele maatregelen ten behoeve van de landschappelijke kwaliteit genomen.
Ontwikkelingsperspectieven
Voor Locatie 1 geldt het ontwikkelingsperspectief ‘Buitengebied: accent veelzijdige gebruiksruimte’. In dit ontwikkelingsperspectief is sprake van verweving van functies. Aan de ene kant melkveehouderij en akkerbouw als belangrijke vorm van landgebruik. Aan de andere kant gebruik voor landschap, natuur, milieubescherming, cultuurhistorie, recreatie, wonen en andere bedrijvigheid.
In dit perspectief heeft de provincie de ambitie de ontwikkelingsmogelijkheden van de landbouw, maar ook van andere sectoren zoals recreatie, nog nadrukkelijker verbinden met behoud en versterking van cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke elementen. Grootschalige landbouw krijgt ook hier de ruimte, maar de inpassing in kleinschalige landschappen vraagt om heldere gebruiksregels.
Het vergroten van de maximum inhoud van de woning past binnen dit ontwikkelingsperspectief.
Gebiedskenmerken
De 'Atlas van Overijssel' toont voor het plangebied de gebiedskenmerken met de bijbehorende ambities. Ter plekke van het bedrijfserf geldt voor de Natuurlijke laag het gebiedskenmerk ‘Beekdalen en natte laagtes’. Dit gebied wordt gekenmerkt door het natte karakter van het Overijsselse zandlandschap. De ambitie voor deze gebieden is ruimte te geven aan water en de continuïteit van het systeem leidend te laten zijn. Tevens is de ambitie afwenteling van wateroverlast op stroomafwaarts gelegen gebieden te voorkomen. Ter plekke van de locatie van de nieuwe woning geldt voor de Natuurlijke laag het gebiedskenmerk ‘Dekzandvlakte/rug. Dit gebied wordt gekenmerkt door een reliëfrijk, door de wind gevormd, zandlandschap met relatief grote verschillen tussen hoog/droog en laag/nat gebied. De ambitie is de natuurlijke verschillen tussen hoog en laag en tussen droog en nat functioneel meer sturend en beleefbaar te maken. Dit kan bijvoorbeeld door een meer natuurlijk watersysteem en door beplanting met ‘natuurlijke’ soorten.
Voor het plangebied geldt voor de Laag van het agrarisch cultuurlandschap het gebiedskenmerk ‘Maten- en flierenlandschap’. Dit landschap wordt gekenmerkt als een laaggelegen kleinschalig landschap dat zich in de natuurlijke laagten heeft ontwikkeld. Langs de ontwateringssloten werd vaak hakhout aangeplant. Dit landschap kende veel variatie in ruimtelijke opbouw: de open ruimte van de watergang, de coulissen van hakhoutstruweel, de open kamers van de hooi- en weilanden, met hier en daar een broekbos op de nattere plekken. De ambitie is dit landschapstype weer herkenbaar te maken. De nog gave delen verdienen een intensief op cultuurhistorische waarden gerichte inrichting en beheer. Voor de andere delen is het aanzetten van de randen, het beleefbaar maken van het waterrijke karakter, de continuïteit van het landschap het uitgangspunt.
Voor de Lust- en leisurelaag geldt ter plekke van het plangebied het gebiedskenmerk ‘Donkerte’. De donkere gebieden zijn een indicatie van de ‘buitengebieden’ van Overijssel: de natuurcomplexen en de grote landbouwgebieden. Het zijn de relatief ‘luwe’ dun bewoonde gebieden met een lage gebruiksdruk.
De ambitie is de huidige ‘donkere’ gebieden, ten minste zo donker te houden, maar bij ontwikkelingen ze liever nog wat donkerder te maken. Dit betekent op praktisch niveau terughoudend zijn met het aanbrengen van verlichting. Structureel is het vrijwaren van donkere gebieden van verhoging van de dynamiek het perspectief. De ambitie is het rustige en onthaaste karakter te behouden, zodat passages van autosnelwegen en regionale wegen niet leiden tot stedelijke ontwikkeling aan eventuele op- en afritten.
3.4.2 Omgevingsverordening Overijssel 2017
Op 12 april 2017 hebben provinciale staten van de provincie Overijssel de Omgevingsvisie Overijssel 2017 vastgesteld. De omgevingsvisie is vanaf 1 mei 2017 van kracht. De omgevingsverordening is een vertaling van de omgevingsvisie in bindende regels voor derden.
Ten aanzien van het vergroten van de maximum inhoud tot 1.200 m³ zijn in verordening geen regels opgenomen.
3.4.3 Conclusie
Het bouwen van de woning is reeds geregeld in het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Ommen, Wolfveldseweg 1 - 1a, Stegeren'. Een ruimtelijk kwaliteitsplan voorziet in de landschappelijke inpassing hiervan. De vergroting van de maximum inhoud tot 1.200 m³ kan worden toegestaan door de sloop van landschapsontsierende voormalige agrarische bedrijfsgebouwen. Dit bestemmingsplan voorziet in de sloop van een voormalige ligboxenstal aan de Stegerdijk 19. Dit vormt een kwaliteitsimpuls voor het landschap ter plaatse.
De voorgenomen ontwikkeling past gezien de aard en schaal ervan en het feit dat er geen nieuwe woning mogelijk wordt gemaakt binnen het relevante ruimtelijke beleid van de provincie Overijssel.
3.5.1 Gemeentelijke Omgevingsplan Ommen
In het Gemeentelijk Omgevingsplan (GOP) wordt de missie uit het Ommer Motief concreet uitgewerkt. Het plan bundelt voor het eerst de ambities op alle voor het omgevingsbeleid relevante beleidsterreinen: sociaal, economisch en fysiek. Het plan biedt een integrale visie en een helder en compact fundament voor het gemeentelijk beleid en de uitvoering ervan. Het plan kent een gecombineerde thematische en gebiedsgerichte opbouw. De kaders, opgaven en beoogde realisatie zijn per gebied en thema uitgewerkt. De belangrijkste onderwerpen en raakvlakken met het plangebied uit het Omgevingsplan zijn hieronder opgenomen.
Het omgevingsplan doet dit door op duurzame wijze in te zetten op het behouden en versterken van haar ruimtelijke kwaliteit en de leefbaarheid. De kernambitie van Ommen is als opmaat voor het omgevingsplan te vertalen in meerdere thematische beleidsambities. Per invalshoek zijn de beleidsambities zoveel mogelijk geïntegreerd en gebundeld voor de drie centrale thema’s:
- Welzijn en leefbaarheid (Thema’s: Wonen/Onderwijs/Veiligheid, gezondheid, zorg, sport en cultuur);
- Welvaart en economie (Thema’s: Bedrijvigheid en voorzieningen/Landbouw/Recreatie en toerisme);.
- Omgevingskwaliteit (Thema’s: Milieu, klimaat en duurzaamheid en openbare ruimte/Natuur, landschap, water en erfgoed/Infrastructuur, verkeer en vervoer en bereikbaarheid).
In het gebiedsgerichte deel van het plan heeft gemeente haar toekomstvisie voor het buitengebied beschreven. Ommen wil de differentiatie in het landschap en de landschappelijke, ecologische en cultuurhistorische waarden en kwaliteiten van het buitengebied behouden en versterken. Tegelijkertijd wil de gemeente in haar buitengebied de ontwikkelingen in de landbouw, het beheer van landgoederen en recreatiebedrijven niet op slot zetten. Daarvoor is het belang van deze partijen voor de economische ontwikkeling, maar ook als belangrijke drager van het landschap en de sociale cohesie en leefbaarheid te groot. Dit plan biedt kaders voor een meer flexibele en toekomstgerichte benadering van ontwikkelingen in het buitengebied. De focus ligt daarbij op het bieden van ontwikkelruimte aan de bestaande bedrijven en partijen in het buitengebied en niet op nieuwe vestiging (met uitzondering van verplaatsing van bestaande bedrijven binnen de gemeente).
In het omgevingsplan wordt het plangebied geschaard onder het ‘jonger ontginningslandschap’, met als landschapstype ‘vlierenlandschap’. Ommen wil de differentiatie in het landschap en de landschappelijke, ecologische en cultuurhistorische waarden en kwaliteiten van het buitengebied behouden en versterken, maar tegelijkertijd ontwikkelingen in het buitengebied niet op slot zetten. Daarvoor is het belang van deze partijen voor de economische ontwikkeling, maar ook als belangrijke drager van het landschap te groot.
3.5.2 Landschapsontwikkelingsplan Ommen
In het landschapsontwikkelingsplan (LOP) wordt het plangebied geschaard onder het ‘vlierenlandschap’. Dit landschapstype wordt gekarakteriseerd door:
- openheid met beplanting langs wegen en op erven;
- weinig reliëf;
- smalle, lange kavels, veelal onbeplant;
- een nat gebied, terug te zien aan de vele sloten;
- verspreide bebouwing.
In het toekomstbeeld voor de landschapsstructuur van het vlierenlandschap bestaan deze gebieden uit open agrarisch landschap met verdichting langs de randen van bossen en beplante wegen. Het karakteristieke kavelpatroon is onbeplant en draagt bij aan de openheid van de gebieden. Agrarische erven zijn ingericht met streekeigen beplanting en liggen als groene enclaves in het landschap.
3.5.3 Erfgoednota gemeente Ommen
Inleiding
In november 2008 heeft de gemeente het erfgoedbeleid vastgesteld. In deze nota is het monumentenbeleid en het archeologiebeleid gecombineerd. De beleidsambities zijn geformuleerd aan de hand van de thema’s behouden, ontwikkelen en beleven, de missie die de gemeente aan de hand daarvan heeft opgesteld is als volgt:
- het erfgoed zorgvuldig behouden en beheren;
- het erfgoed zichtbaar maken en integraal meewegen als inspiratiebron bij ontwikkelingen in de omgeving of door ontwikkeling van het erfgoed zelf;
- het erfgoed in het gebruik en in de beleving een waardevol en gewaardeerd onderdeel uit laten maken van de samenleving.
In de nota is deze missie verder uitgewerkt in ambities. Daarnaast heeft de nota geleid tot een beleidsvoorstel archeologie en ruimtelijke ordening. Daarbij is ook een archeologische verwachtingskaart opgesteld. Het archeologische beleid uit de erfgoednota is vertaald in de volgende paragraaf.
Archeologische verwachting
De gemeente Ommen heeft in augustus 2008 een Archeologische verwachtings- en waardenkaart opgesteld. Deze kaart geeft voor het hele grondgebied van de gemeente Ommen aan waar een lage, gemiddelde, hoge of onbekende archeologische verwachting geldt, en ook waar archeologische waardes aanwezig zijn. Bij de verschillende verwachtingswaardes horen verschillende vrijstellingen. Deze vrijstellingen geven weer bij welke ingrepen in de bodem archeologisch vooronderzoek noodzakelijk is. Deze uitgangspunten zijn benoemd in de erfgoednota van de gemeente Ommen.
Het plangebied heeft een gematigde archeologische verwachting. Hier geldt een onderzoeksplicht
bij ingrepen groter dan 2.500 m² en bij een verstoring dieper dan 50 cm.
3.5.4 Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling past functioneel gezien binnen de gemeentelijke ambities van het GOP. De belangrijkste ambities zijn een leefbaar buitengebied met ruimte voor economische ontwikkeling en een goede ruimtelijke kwaliteit. De focus ligt daarbij op het ruimte bieden aan de ontwikkeling van in het buitengebied gevestigde ondernemers en een goede inpassing van het bedrijf in het omliggende landschap. De voorgenomen ontwikkeling betreft de vergroting van de maximum inhoud van de woning tot 1.200 m³. De landschappelijke inpassing van de uitbreiding is reeds geregeld in het geldende bestemmingsplan. Dit plan is opgesteld onder meer in het kader van het LOP. Het inrichtingsplan voor het bedrijf sluit aan bij de karakteristiek van het omliggende landschap, waardoor de inpassing in het landschap is gewaarborgd. De vergroting van de maximum inhoud wordt mogelijk gemaakt doordat elders een voormalig agrarisch bedrijfsgebouw wordt gesloopt.
3.6 Conclusie relevant ruimtelijk beleid
De voorgenomen ontwikkeling past gezien de aard en schaal ervan en het feit dat er geen nieuwe woning mogelijk wordt gemaakt binnen het relevante ruimtelijke beleid.
4 Milieu- en omgevingsaspecten
4.1 Inleiding
In dit hoofdstuk worden de relevante milieu- en omgevingsaspecten beschreven.
4.2.1 Onderzoek
De bouw van de woning aan de Wolfveldseweg is reeds toegestaan op grond van het bestemmingsplan 'Buitengebied Ommen, Wolfveldseweg 1 - 1a, Stegeren'. Voor het vergroten van de te bouwen woning is het uitvoeren van een verkennend bodemonderzoek niet noodzakelijk.
Ter plaatse van de Stegerdijk 19 worden met dit bestemmingsplan geen nieuwe bouwmogelijkheden gecreeerd. Het uitvoeren van een verkennend bodemonderzoek is derhalve niet noodzakelijk.
4.2.2 Conclusie
Het aspect 'bodem' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
4.3.1 Verkeer
De voorgenomen ontwikkeling betreft het vergroten de maximum inhoud van de te bouwen woning aan de Wolfveldseweg en de functiewijziging van 'Agrarische doeleinden' naar 'Wonen' van het perceel aan de Stegerdijk 19. Als gevolg van deze ontwikkeling is er geen sprake van een verkeersaantrekkende werking met consequenties voor de bestaande infrastructuur.
4.3.1.1 Conclusie verkeer
Het aspect 'verkeer' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
4.3.2 Parkeren
De voorgenomen ontwikkeling betreft het vergroten de maximum inhoud van de te bouwen woning aan de Wolfveldseweg en de functiewijziging van 'Agrarische doeleinden' naar 'Wonen' van het perceel aan de Stegerdijk 19. Als gevolg van deze ontwikkeling is er geen sprake van een toename van de parkeerbehoefte. Beide percelen bieden voldoende ruimte om in de bestaande parkeerbehoefte op eigen terrein te voorzien.
4.3.2.1 Conclusie parkeren
Het aspect 'parkeren' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
4.3.3 Conclusie
Het aspect 'verkeer en parkeren' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmigsplan.
4.4.1 Beoordelingskader
Met de nieuwbouw van de woning wordt er een geluidsgevoelige functie wordt toegevoegd aan de omgeving. In de Wet geluidhinder (Wgh) is bepaald dat langs wegen geluidszones liggen. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen stedelijk en buitenstedelijk gebied. Het plangebied ligt in buitenstedelijk gebied. De breedte van de geluidszones is als volgt:
- één of twee rijstroken: 250 meter;
- drie of vier rijstroken: 400 meter;
- vijf of meer rijstroken: 600 meter.
De afstand wordt gemeten vanaf de buitenste begrenzing van de buitenste rijstrook van de weg tot de gevel van het gebouw.
4.4.2 Onderzoek
De voorgenomen ontwikkeling betreft het vergroten de maximum inhoud van de te bouwen woning aan de Wolfveldseweg en de functiewijziging van 'Agrarische doeleinden' naar 'Wonen' van het perceel aan de Stegerdijk 19. Het plangebied aan de Wolfveldseweg is reeds bestemd als 'Wonen'. De vergroting van de maximum inhoud leidt er niet toe dat de bestemmingsgrens wordt overschreden en dat de woning dichter bij de Coevorderweg wordt gerealiseerd. Voor het perceel aan de Stegerdijk 19 geldt dat het voorliggende bestemmingsplan geen nieuwe woonbebouwing mogelijk maakt die dichter op de Stegerdijk ligt. Voor beide locaties geldt dat een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai niet noodzakelijk is.
4.4.3 Conclusie
Het aspect 'wegverkeerslawaai' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
4.5.1 Beoordelingskader
Om een goede luchtkwaliteit in Europa te garanderen heeft de Europese Unie een viertal kaderrichtlijnen opgesteld. De hiervan afgeleide Nederlandse wetgeving is vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Deze wetgeving staat ook bekend als de Wet luchtkwaliteit.
In de Wet luchtkwaliteit staan onder meer de grenswaarden voor de verschillende luchtverontreinigende stoffen. Onderdeel van de Wet luchtkwaliteit zijn de volgende Besluiten en Regelingen:
- Besluit en de Regeling 'niet in betekenende mate' bijdragen (Luchtkwaliteitseisen);
- Besluit gevoelige bestemmingen (Luchtkwaliteitseisen);
- Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007.
Besluit en de Regeling 'niet in betekenende mate' bijdragen (luchtkwaliteitseisen)
Het Besluit 'niet in betekenende mate' bijdragen (NIBM) staat bouwprojecten toe wanneer de bijdrage aan de luchtkwaliteit van het desbetreffende project niet in betekenende mate is. Het begrip 'niet in betekenende mate' is gedefinieerd als 3% van de grenswaarden uit de Wet milieubeheer. Het gaat hierbij uitsluitend om stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). Toetsing aan andere luchtverontreinigende stoffen uit de Wet luchtkwaliteit vindt niet plaats.
In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Enkele voorbeelden zijn:
- woningen: 1.500 met een enkele ontsluitingsweg;
- woningen: 3.000 met twee ontsluitingswegen;
- kantoren: 100.000 m2 bruto vloeroppervlak met een enkele ontsluitingsweg.
Als een ruimtelijke ontwikkeling niet genoemd staat in de Regeling NIMB kan deze nog steeds niet in betekenende mate bijdragen. De bijdrage aan NO2 en PM10 moet dan minder zijn dan 3% van de grenswaarden. Met grenswaarden voor beide stoffen van 40 µg/m³ komt dit neer op een bijdrage van 1,2 µg/m³.
Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)
Dit besluit is opgesteld om mensen die extra gevoelig zijn voor een matige luchtkwaliteit aanvullend te beschermen. Deze 'gevoelige bestemmingen' zijn scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Woningen en ziekenhuizen zijn geen gevoelige bestemmingen.
De grootste bron van luchtverontreiniging in Nederland is het wegverkeer. Het Besluit legt aan weerzijden van rijkswegen en provinciale wegen zones vast. Bij rijkswegen is deze zone 300 meter, bij provinciale wegen 50 meter. Bij realisatie van 'gevoelige bestemmingen' binnen deze zones is toetsing aan de grenswaarden die genoemd zijn in de Wet luchtkwaliteit nodig.
Regeling Beoordeling luchtkwaliteit 2007
In deze regeling staat staan criteria en eisen vastgelegd waaraan de berekeningen en de rekenmodellen moeten voldoen. Hieronder een overzicht van de rekenmodellen:
- CARII: berekening van emissies voor binnenstedelijk verkeer;
- NIBM-tool: eenvoudige berekening van emissies van verkeer volgens worst case benadering;
- ISL2: berekening van emissies voor buitenstedelijk verkeer;
- ISL3a: berekening van emissies van industrie (onder meer veehouderijen).
4.5.2 Onderzoek
De voorgenomen ontwikkeling betreft het vergroten de maximum inhoud van de te bouwen woning aan de Wolfveldseweg en de functiewijziging van 'Agrarische doeleinden' naar 'Wonen' van het perceel aan de Stegerdijk 19. Deze ontwikkelingen dragen in 'niet betekende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.
4.5.3 Conclusie
Het aspect 'luchtkwaliteit' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
4.6.1 Onderzoek
De voorgenomen ontwikkeling betreft het vergroten de maximum inhoud van de te bouwen woning aan de Wolfveldseweg en de functiewijziging van 'Agrarische doeleinden' naar 'Wonen' van het perceel aan de Stegerdijk 19. Met dit bestemmingsplan worden geen nieuwe bouwmogelijkheden gecreeerd en vindt er geen uitbreiding plaats van het verharde terrein. Van watercompensatie als gevolg van deze ontwikkelingen is dan ook geen sprake. Daarnaast vindt er geen uitbreiding van het aantal woningen plaats. De voorgenomen ontwikkeling heeft dan ook geen gevolgen voor de bestaande riolering en de afvoer van het afvalwater.
4.6.2 Conclusie
Het aspect 'watertoets' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
4.7.1 Onderzoek
De voorgenomen ontwikkeling betreft het vergroten de maximum inhoud van de te bouwen woning aan de Wolfveldseweg en de functiewijziging van 'Agrarische doeleinden' naar 'Wonen' van het perceel aan de Stegerdijk 19. Deze ontwikkelingen leiden niet tot de vernieting van leefgebied van beschermde plant- en diersoorten en hebben geen gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen van nabijgelegen Natura 2000 gebieden en de ecologische hoofdstructuur.
4.7.2 Conclusie
Het aspect 'natuur' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
4.8 Archeologie en cultuurhistorie
4.8.1.1 Beoordelingskader
De uitgangspunten van het Verdrag van Malta zijn geïmplementeerd in de Wet op de archeologische monumentenzorg (2007). De wet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen volgens het principe: 'de verstoorder betaalt'.
In de Wet op de archeologische monumentenzorg is een nadrukkelijke koppeling gelegd tussen bescherming van het archeologisch erfgoed en het bestemmingsplan. De kern van het verdrag van Malta behelst dat archeologische waarden (het bodemarchief) volwaardig mee moet worden gewogen in de besluitvorming over ruimtelijke ontwikkelingen.
De Wet op de archeologische monumentenzorg is onderdeel van de Monumentenwet 1988. In artikel 38a van deze wet is omschreven dat de gemeenteraad bij de vaststelling van een bestemmingsplan rekening dient te houden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden en monumenten.
4.8.1.2 Onderzoek
Op basis van de geldende archeologische beleidskaart worden in het vigerende bestemmingsplan Buitengebied beschermende regelingen opgenomen voor de aanwezige en te verwachten archeologische waarden. Het plangebied heeft in het vigerende bestemmingsplan een 'gematigde archeologische verwachtingswaarde'. Hiervoor geldt een onderzoeksplicht bij ingrepen groter dan 2.500 m² en bij een verstoring dieper dan 50 cm.
De voorgenomen ontwikkeling betreft het vergroten de maximum inhoud van de te bouwen woning aan de Wolfveldseweg en de functiewijziging van 'Agrarische doeleinden' naar 'Wonen' van het perceel aan de Stegerdijk 19. Het bestemmingsplan staat geen bouwmogelijkheden groter dan 2.500 m² en dieper dan 50 cm. Een archeologisch onderzoek is derhalve niet noodzakelijk.
4.8.1.3 Conclusie
Het aspect 'archeologie' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
4.8.2.1 Aanwezige cultuurhistorische waarden
De voorgenomen ontwikkeling betreft het vergroten de maximum inhoud van de te bouwen woning aan de Wolfveldseweg en de functiewijziging van 'Agrarische doeleinden' naar 'Wonen' van het perceel aan de Stegerdijk 19. In en in de directe omgeving van het plangebied komen rijks-, provinciale of gemeentelijke monumenten voor. Daarnaast is het plangebied geen onderdeel van een beschermd dorps- of stadsgezicht. De voorgenomen ontwikkeling heeft geen gevolgen voor de cultuurhistorische waarden in het gebied.
4.8.2.2 Conclusie
Het aspect 'cultuurhistorie' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
4.9 Bedrijven en milieuzonering
4.9.1 Beoordelingskader
Het is gebruikelijk om voor ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van bedrijvigheid gebruik te maken van de afstanden uit de publicatie Bedrijven en milieuzonering (VNG-uitgeverij, 2009). Andersom is deze publicatie te gebruiken voor het verantwoord inpassen van bedrijvigheid in een woon- of werkomgeving. De publicatie geeft informatie over de milieukenmerken van vrijwel alle voorkomende bedrijfstypen. Het biedt daarmee een hulpmiddel om ruimtelijke ordening en milieu op elkaar af te stemmen.
Uitgangspunt is dat de in de bedrijvenlijst genoemde afstanden gelden tussen enerzijds de perceelsgrens van het bedrijf en anderzijds de gevel van de woning. De richtafstanden gelden ten opzichte van rustige woongebieden. Dit kan zowel een rustige woonwijk als een rustig buitengebied zijn.
Het kan zo zijn dat specifieke wet- en regelgeving andere afstanden voorschrijft. Deze gaan dan voor de afstanden uit de VNG-publicatie. Te denken valt aan de Wet geurhinder en veehouderij, het Activiteitenbesluit of het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
4.9.2 Aanwezige bedrijven
In de omgeving van de te bouwen woning aan de Wolfveldseweg zijn twee bedrijven aanwezig. Stoevelaar Machinery bv valt volgens de VNG-publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’ (editie 2009) onder SBI-nummer 016.1 Dienstverlening t.b.v. de landbouw: algemeen (o.a. loonbedrijven) b.o. >500 m². Hiervoor geldt een minimale afstand tot een gevoelige functie (bijvoorbeeld wonen) van 50 meter als gevolg van geluid.
Aan de Coevorderweg 27 is een tankstation met een LPG-vulpunt gevestigd met een vergund doorzetvolume van 200 m³ per jaar. Volgens de VNG-publicatie valt deze activiteit onder SBI-nummer 473.2. Hiervoor geldt een minimale afstand tot een gevoelige functie (bijvoorbeeld wonen) van 50 meter als gevolg van gevaar.
De afstand tussen de grens van het bouwvlak van de werkplaats van Stoevelaar Machinery bv (de grens die het belastende gebruik mogelijk maakt) en de plek waar de woning gebouwd gaat worden is circa 70 meter. De afstand tussen het LPG-station en de nieuw te bouwen woning is circa 200 meter.
In de omgeving van de Stegerdijk 19 liggen enkele grondgebonden agrarische bedrijven. Het dichtstbij zijnde agrarische bedrijf is gevestigd op Stegerdijk 16 en betreft een rundveebedrijf. De bedrijfsgebouwen van dit agrarisch bedrijf liggen aan de overzijde van de Stegerdijk tegenover nummer 16. Volgens de VNG-publicatie valt deze activiteit onder SBI-nummer 0141. Hiervoor geldt een minimale afstand tot een gevoelige functie (bijvoorbeeld wonen) van 100 meter als gevolg van geur.
De afstand tussen de voorgevel van de bestaande woning en de gevel van stallen bedrag circa 110 meter.
De afstanden dienen gemeten te worden tussen de (bestemmings)grens die het belastende gebruik mogelijk maakt en de uiterste situering van de gevel van de woning. De genoemde afstand is een richtafstand en geen harde afstandseis. Dit betekent dat geringe afwijkingen in de lokale situatie mogelijk zijn.
4.9.3 Conclusie
Het aspect 'bedrijven en milieuzonering' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
4.10.1 Beoordelingskader
Voor de beoordeling van het aspect externe veiligheid gelden de volgende kaders:
- Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), inclusief de daaronder vallende Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi);
- Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen;
- Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), inclusief de daaronder vallende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb).
Daarnaast kunnen het Activiteitenbesluit en Vuurwerkbesluit van belang zijn.
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) regelt hoe een gemeente of provincie moet omgaan met risico's voor mensen buiten een bedrijf als gevolg van de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen in een bedrijf.
In de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) staan regels over de veiligheidsafstanden en over de berekening van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Uitgangspunt voor deze circulaire is de Nota risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Deze circulaire heeft betrekking op het beleid van de ministers van Infrastructuur en Milieu en van Veiligheid en Justitie over de afweging van veiligheidsbelangen die een rol spelen bij het vervoer van gevaarlijke stoffen in relatie tot de omgeving. Voor de uitwerking en toepassing van de risiconormen is zoveel mogelijk aangesloten bij Bevi en Revi.
Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) geeft onder andere veiligheidsafstanden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen aan. De normstelling is in lijn met het Bevi. De risicoafstanden en de manier van risicoberekening komen net als bij het Bevi in een regeling te staan. Deze regeling is nog niet gepubliceerd.
Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu adviseert om voor standaard buisleidingen met aardolieproducten de afstanden aan te houden uit het RIVM rapport Risicoafstanden voor buisleidingen met brandbare vloeistoffen K1K2K3 (augustus 2008). Voor afwijkende gevallen en andere brandbare chemische vloeistoffen zijn berekeningen nodig. Voor het berekenen van risico’s van ondergrondse gasleidingen ('hogedruk aardgastransportleidingen') is het computerprogramma CAROLA beschikbaar.
4.10.2 Onderzoek
Op basis van de risicokaart (zie www.risicokaart.nl ) en naar aanleiding van het onderzoek Bedrijven en milieuzonering zijn er in de nabijheid van de te bouwen woning aan de Wolfveldseweg twee risicobronnen aanwezig:
- LPG-station Coevorderweg 27;
- Transportroute gevaarlijke stoffen Coevorderweg.
De nieuw te bouwen woning is volgens het Besluit externe veiligheid (Bevi) artikel 1 lid 1 sub l onder a een woning een kwetsbaar object.
Voor het LPG-station geldt een risicoafstand voor het plaatsgebonden risico van (PR 10-6) van 25 meter en afstand tot de grens invloedsgebied verantwoording groepsrisico van 150 m. Voor de transportroute gevaarlijke stoffen over de Coevorderweg geldt een risicoafstand voor het plaatsgebonden van 0 meter.
In de omgeving van Stegerdijk 19 komen geen risicobronnen voor.
4.10.3 Conclusie
Het aspect 'externe veiligheid' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
4.11 Conclusie milieu- en omgevingsaspecten
De relevante milieu- en omgevingsaspecten vormen geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
5 Toelichting op de regels
5.1 Inleiding
In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op de bestaande situatie, het relevante beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. De informatie uit deze hoofdstukken is gebruikt om keuzes te maken bij het opstellen van het bestemmingsplan: de verbeelding (plankaart) en de regels. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de opzet van dit bestemmingsplan. Daarnaast worden de gemaakte keuzes op de verbeelding en in de regels verantwoord. Dat betekent dat er wordt aangegeven waarom bepaalde bestemmingen zijn aangewezen en waarom bepaalde bebouwing acceptabel is.
Het bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, regels en een verbeelding. De regels en de verbeelding vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan en dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. De toelichting vormt de verantwoording voor de gemaakte keuzen voor de inrichting van het plangebied en de toekenning van de bestemmingen.
Met dit bestemmingsplan worden de huidige bestemmingen gewijzigd zodat de vergroting de maximum inhoud van de woning aan de Wolfveldseweg mogelijk worden gemaakt. Dit bestemmingsplan is mede gebaseerd op de bestemmingsplannen 'Buitengebied' en 'Buitengebied Ommen, Wolfveldseweg 1 - 1a, Stegeren en opgesteld aan de hand van de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen SVBP2012, zoals vastgelegd in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012. De regels zijn voor zover nodig op hun beurt weer aangepast aan specifieke situaties in het plangebied.
De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende hoofdstukken:
- Hoofdstuk 1 Inleidende regels;
- Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels;
- Hoofdstuk 3 Algemene regels;
- Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels.
5.2 Opzet regels
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De Standaard voor vergelijkbare bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012) is verplicht.
De Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 maakt het mogelijk bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. Vergelijkbare bestemmingsplannen leiden tot een betere dienstverlening en tot een effectievere en efficiëntere overheid.
Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende verbeelding waarop de bestemmingen zijn aangegeven. Deze verbeelding kan zowel digitaal als analoog worden verbeeld. De verbeelding en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.
5.2.1 Inleidende regels
Hoofdstuk 1 bevat regels die gelden voor het gehele plangebied en bestaat uit:
- artikel 1: In dit artikel zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen, voor een eenduidige interpretatie van deze begrippen.
- artikel 2: Dit artikel geeft onder meer bepalingen waar mag worden gebouwd en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.
Op de verbeelding zijn bouwhoogten en soms bebouwingspercentages aangegeven. Als er geen percentages zijn aangegeven, mag het hele bouwvlak worden bebouwd. De aangegeven bouwhoogte wordt gemeten vanaf peil tot het hoogste punt (exclusief elementen zoals een schoorsteen, liftopbouw en dergelijke). Uitgangspunt is dat alleen gebouwd mag worden binnen de bouwgrenzen.
5.2.2 Bestemmingsregels
Hoofdstuk 2 bevat de juridische vertaling van de verschillende bestemmingen die voorkomen in het plangebied. Voor ieder gebied op de verbeelding is de bestemming aangegeven.
Deze bestemmingen zijn in de regels onderverdeeld in onder meer:
- Bestemmingsomschrijving: omschrijving van de activiteiten die zijn toegestaan (wonen, bedrijvigheid etc.);
- Bouwregels: eisen waaraan de bebouwing moet voldoen (bebouwingshoogte, bebouwingspercentage etc.);
- Afwijken van de gebruiks- en bouwregels: onder welke voorwaarde mag afgeweken worden van de aangegeven bestemmingen en bouwregels;
- Verboden gebruik: welke vormen van gebruik zijn uitgesloten.
In
paragraaf 5.3 worden de verschillende bestemmingen toegelicht en wordt ook per bestemming aangegeven waarom voor bepaalde gronden voor deze is gekozen. Daarnaast wordt, indien gekozen wordt af te wijken van de bestemming uit het geldende bestemmingsplan, aangeven waarom daarvoor is gekozen.
5.2.3 Algemene regels
Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied. Dit hoofdstuk is opgebouwd uit:
- artikel 7: deze regel is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te kunnen voorkomen. Dit kan zich met name voordoen, indien een deel van een bouwperceel, dat reeds bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage was betrokken, wederom - nu ten behoeve van de berekening van het maximale bebouwingspercentage van een ander bouwperceel - wordt betrokken;
- artikel 8: in de algemene gebruiksregels is aangegeven welke functies in ieder geval in strijd zijn met het bestemmingsplan;
- artikel 9: op basis van de algemene afwijkingsregels kunnen Burgemeester en wethouders omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van onderdelen van bestemmingsbepalingen, mocht dat in die bepalingen zelf niet geregeld zijn. Bedoeld worden onder meer geringe afwijkingen van bouw- of bestemmingsgrenzen.
5.2.4 Overgangs- en slotregels
In
hoofdstuk 4 staan de overgangs- en slotbepalingen. In
artikel 10 is het overgangsrecht beschreven. Hierin wordt aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan. De inhoud van deze regels is overgenomen uit de standaardregels uit het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
artikel 11 geeft de officiële benaming van dit bestemmingsplan weer en de datum van vaststelling door de gemeenteraad.
5.3 Nadere toelichting op de regels
Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing opgericht mag worden. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn keuzes gemaakt over welke functies waar mogelijk worden gemaakt en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig toegestaan kan worden. Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is.
In deze paragraaf worden de keuzes die zijn gemaakt nader onderbouwd. Hierbij zullen de bestemmingen in dezelfde volgorde als in de regels worden behandeld.
In dit bestemmingsplan worden de volgende enkel- en dubbelbestemmingen onderscheiden:
- Wonen - 1: dit artikel is overgenomen uit het geldende bestemmingsplan voor de Wolfveldseweg 1 - 1a en staat binnen het bestemmingsvlak één woning met een maximum inhoud van 1.200 m³ toe. Onderdeel van dit artikel is de voorwaardelijke verplichting, waarin is geregeld dat de woning met een maximum inhoud slechts mag worden gerealiseerd en in gebruik mag worden genomen indien de landschappelijke inpassing voor het perceel Stegerdijk 19 is gerealiseerd en het voormalige agrarische bedrijfsgebouw is gesloopt;
- Wonen - 2: dit artikel legt de bestaande situatie van het perceel aan de Stegerdijk 19 vast en staat geen nieuwe bebouwing toe ten opzichte van deze situatie;
- Waarde - Rivieroevers met natuurwaarden: dit artikel heeft tot doel de aanwezige landschappelijke en natuurlijke waarden van de rivieroevers van de Vecht te behouden en te beschermen;
- Waterstaat - Waterstaatkundige functie: dit artikel regelt dat naast de enkelbestemming het plangebied tevens tot doel heeft waterstaatkundige voorzieningen in stand te houden.
6 Financiële uitvoerbaarheid
6.1 Inleiding
In dit hoofdstuk worden de exploitatie van het plan en de eventueel daaruit voortvloeiende planschade besproken.
6.2 Exploitatie
De Grondexploitatiewet (afdeling 6.4 Wet ruimtelijke ordening) gaat ervan uit dat bij het bestemmingsplan een exploitatieplan wordt vastgesteld tenzij het kostenverhaal anders verzekerd is. De voor dit bouwplan en bestemmingsplan te maken kosten, waaronder eventuele tegemoetkoming in schade, zijn voor rekening van de betrokken grondeigenaar en initiatiefnemer. Met hen worden hierover bindende afspraken gemaakt. Deze afspraken worden opgenomen in overeenkomsten tussen de initiatiefnemer en de gemeente, die voor de vaststelling van het bestemmingsplan zijn afgerond. Om die reden maakt een exploitatieplan geen deel uit van dit bestemmingsplan.
7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
7.1 Inleiding
De procedure voor vaststelling van een bestemmingsplan is geregeld in de Wet ruimtelijke ordening. Aangegeven is dat tussen de gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd, voordat een ontwerpbestemmingsplan ter visie kan worden gelegd. Bovendien is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing verklaard (zienswijzenprocedure).
7.2 Overleg
Conform artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening is dit bestemmingsplan toegestuurd aan bevoegde instanties. Eventuele reacties worden in deze paragraaf opgenomen.
7.3 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan ‘Buitengebied Ommen, Wolfveldseweg 1 en Stegerdijk 19, Stegeren’ heeft vanaf donderdag 30 november 2017 tot en met woensdag 10 januari 2018 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Het plan lag in analoge vorm ter inzage bij de afdeling Publieksdienst in het gemeentehuis te Ommen. Het plan was in digitale vorm te raadplegen op de landelijke website www.ruimtelijkeplannen.nl en via de gemeentelijke website. Tijdens de inzage termijn kon een ieder schriftelijk dan wel mondeling zienswijzen naar voren brengen. Woensdag 10 januari 2018 was de laatste dag van de inzagetermijn. De mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen is bekend gemaakt in het huis-aan-huisblad Vechtdal Centraal van dinsdag 27 november 2017 en in de Staatcourant van 29 november 2017 (nr. 68217).
Gedurende deze periode zijn geen zienswijzen tegen het ontwerpbestemmingsplan ingebracht.