direct naar inhoud van Regels
Plan: Buitengebied Ommen, Sluis Junne te Junne
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0175.201310008001-va01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Buitengebied Ommen, Sluis Junne te Junne van de gemeente Ommen;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0175.201310008001-va01 met de bijbehorende regels en eventuele bijlagen.

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.6 bestaande situatie (bebouwing en gebruik):

bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de ter inzagelegging van het ontwerpplan, dan wel zoals die mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde vergunning;

het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen;

1.7 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.8 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.9 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.10 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.11 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.12 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.13 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.14 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.15 dagrecreatie

activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting niet is toegestaan;

1.16 dagrecreatieve voorzieningen

voorzieningen ten behoeve van activiteiten als wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën, ondergeschikte detailhandel en natuurobservatie alsmede ten behoeve van outdoor-activiteiten en vergelijkbare activiteiten in de vorm van bijvoorbeeld aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken;

1.17 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.18 horecabedrijf

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van erotisch getinte vermaaksfunctie.

1.19 horecabedrijf categorie 1

een horecabedrijf, die qua exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen en waar naast overwegend ter plaatse bereide kleinere etenswaren en in hoofdzaak alcoholvrije drank wordt verstrekt. Bij de openingstijden wordt aangesloten op de openingstijden van de winkels.

1.20 horecabedrijf categorie 2

een horecabedrijf waar in hoofdzaak bedrijfsmatig overwegend ter plaatse bereide maaltijden worden verstrekt, al dan niet in combinatie met het bedrijfsmatig verstrekken van alcoholhoudende dranken, en die in het algemeen gedurende de avonduren zijn geopend.

1.21 multifunctionele bosbouw

bosbouw met een multifunctioneel karakter, gericht op natuur, productie en recreatie, vallend onder de Boswet;

1.22 natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en/of fauna;

1.23 opslag

het bewaren van goederen, materialen en stoffen zonder dat ter plaatse sprake is van productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard;

1.24 recreatief medegebruik

extensieve, verspreide dagrecreatie.

1.25 ruimtelijke kwaliteit

het resultaat van menselijk handelen en natuurlijke processen dat de ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mens, plant en dier belangrijk is.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 bebouwingspercentage:

het deel van het bouwblok uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen;

2.7 peil:
  • a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk grenst aan de weg en voor dijkbebouwing: de hoogte van de kruin van de weg;
  • b. voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Natuur

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Natuur aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud, bescherming, beheer en ontwikkeling van actuele en potentiële natuur- en landschapswaarden, mede in de vorm van bossen;
  • b. recreatief medegebruik;
  • c. multifunctionele bosbouw;
  • d. instandhouding van aldaar voorkomende watergangen, sloten en andere waterpartijen met bijbehorende waterhuiskundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Toegestane bebouwing

Op de voor Natuur aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,5 m.
  • b. De bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3m.
3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.3.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

Het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden zoals genoemd in tabel 2 indien en voor zover een "O" is vermeld, met dien verstande dat:

  • a. het vereiste van een omgevingsvergunning en de uitzondering daarop laten onverlet dat voor de betrokken ingreep wellicht (ook) vergunning, afwijking of toestemming uit andere hoofde is vereist (bijvoorbeeld ingevolge de keur van het Waterschap, de milieuwetgeving of provinciale landschapsverordeningen);
  • b. in ieder geval is voor ingrepen vermeld als O2) altijd vergunning van het waterschap vereist.

Werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden     Toelaatbaar  
ontginnen, ophogen, afgraven, bodemverhogen, egaliseren     O2)    
dempen, graven, afdammen, vergroten of herprofileren van sloten of ander oppervlaktewater     O2)  
aanbrengen opgaande beplanting (m.u.v. erfbeplanting)     O2)  
verwijderen opgaande beplanting, vellen/rooien houtopstanden     O2)    
aanleg verharde wandel- of fietspaden en overige verhardingen> 50 m² (niet zijnde kavelpaden)     O  
aanleg kavelpaden     O  
aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verbandhoudende constructies, installaties of apparatuur     O  
het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 50 cm bij wijze van woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en afgraven dan wel ten behoeve van ontginningen met uitzondering van de aanleg van drainage     O2)    
aanleg van nutsvoorzieningen     R  

Tabel 2: Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

R Rechtstreeks zonder meer toelaatbaar
O Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden vereist
O2) Geen omgevingsvergunningplicht indien de betreffende werken en werkzaamheden passen binnen de doeleindenomschrijving van de bestemming 'Natuur' of worden genoemd in een beheersplan voor de betreffende natuurgebieden.

3.3.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het in 3.3.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden: werken en werkzaamheden die betrekking hebben op het normale onderhoud en beheer;

  • a. werken en werkzaamheden die reeds in uitvoering of aanwezig zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • b. verwijderen opgaande beplanting, vellen/rooien houtopstanden met een stamdiameter kleiner dan 30 cm;
  • c. werken en werkzaamheden ten behoeve van realisering van bestemmingen en bouwmogelijkheden op grond van een afwijkingsbevoegdheid.
3.3.3 Toelaatbaarheid werken werkzaamheden

Een omgevingsvergunning als bedoeld in 3.3.1 wordt slechts verleend indien kan worden aangetoond dat de betrokken waarden niet onevenredig worden geschaad, gelet op:

  • a. het belang dat met de ingreep is gediend;
  • b. de belangen van landschap en natuur;
  • c. het waterhuishoudkundig belang (kwantitatief en kwalitatief), met het oog op de waterhuishoudkundige doelstellingen.

Artikel 4 Recreatie

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dagrecreatie en bijbehorende voorzieningen, waaronder horecavoorzieningen;
  • b. horecabedrijvigheid categorie 1 en 2;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. terrasvoorzieningen, met dien verstande dat het oppervlak van het terras niet meer bedraagt dan 200 m2;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder dijken, kaden, dijksloten en andere voorzieningen ten behoeve van de waterkering en -huishouding;
  • g. voet- en/of fietspaden;
  • h. sanitaire voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • i. (ontsluitings)wegen;
  • j. nutsvoorzieningen;
  • k. opslag van materialen;
  • l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

4.2.1 Gebouwen
  • a. Ten behoeve van horecavoorzieningen zijn maximaal 2 gebouwen toegestaan.
  • b. De goot- en bouwhoogte mogen niet meer dan 3 m respectievelijk 6 m bedragen;
  • c. Het grondoppervlak van het hoofdgebouw mag niet meer dan 125 m2 bedragen.
  • d. De oppervlakte van een gebouw ten behoeve van opslag, kleedruimte en sanitaire voorzieningen mag niet meer dan 75 m2 bedragen
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,5 m;
  • b. De bouwhoogte van verwijs c.q. informatieborden mag niet meer bedragen dan 2,50 m;
  • c. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 6 m.
4.3 Specifieke gebruiksbepaling

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het geopend hebben van een horecagelegenheid voor bezoekers of het daarin of op het bijbehorend terras laten verblijven van bezoekers tussen 22.00 uur en 9.00 uur.
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor verlichting zonder afscherming van lichtuitstraling over foerageergebieden en/of vliegroutes van vleermuizen.
4.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen en de materialisering van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. een samenhangend bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • d. bescherming van de natuur- en landschapswaarden.
4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.5.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning houtopstanden te vellen/rooien.

4.5.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het in 4.5.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

  • a. werken en werkzaamheden die betrekking hebben op het normale onderhoud en beheer;
  • b. werken en werkzaamheden die reeds in uitvoering of aanwezig zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. verwijderen opgaande beplanting, vellen/rooien houtopstanden binnen de EHS met een stamdiameter kleiner dan 30 cm (zie kaart bijlage 1),
  • d. vellen/rooien Amerikaanse eik en berk met een stamdiameter groter dan 30 cm binnen de EHS (zie kaart bijlage 1);
  • e. verwijderen van van houtopstanden buiten de de EHS (zie kaart bijlage 1).
4.5.3 Toelaatbaarheid werken werkzaamheden

Een omgevingsvergunning als bedoeld in 4.5.1 wordt slechts verleend indien kan worden aangetoond dat de betrokken waarden niet onevenredig worden geschaad, gelet op:

  • a. het belang dat met de ingreep is gediend;
  • b. de belangen van landschap en natuur;
  • c. het waterhuishoudkundig belang (kwantitatief en kwalitatief), met het oog op de waterhuishoudkundige doelstellingen.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, bruggen en viaducten;
  • b. boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • c. bijbehorende voorzieningen zoals: fiets- en voetpaden en andere verhardingen, bermen en bermsloten, picknickplaatsen, parkeer- en groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen en water;

met de daarbij behorende

  • d. bouwwerken geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Toegestane bebouwing

Op de voor Verkeer aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt de volgende regel:

a. de bouwhoogte mag niet meer dan 8 m bedragen.

Artikel 6 Water

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water, waterberging en oeverstroken;
  • b. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder een stuw en een vistrap;
  • c. een kanopassage en/of een boothelling;
  • d. voorzieningen ten behoeve van watergerelateerde energieopwekking (waterkrachtcentrale);
  • e. recreatief medegebruik;
  • f. steigers, bruggen, sluizen en dammen en/of duikers;
  • g. paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. taluds en bermen;

met de daarbij behorende:

  • j. bouwwerken geen gebouwen zijnde.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Toegestane bebouwing

Op de voor Water aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, uitsluitend ten dienste van de waterhuishouding, alsmede bruggen, sluizen, duikers en keerwanden geldt de volgende regel:

a. de bouwhoogte mag niet meer dan 3 m bedragen.

 

Artikel 7 Waarde - Archeologische verwachting 1

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologische verwachting 1 aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de verwachte archeologische waarden.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 7.1 bedoelde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor aanvullend of definitief archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.

7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Afwijking bouwregels

Gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemmingen zijn op deze gronden slechts toelaatbaar, indien daarvoor omgevingsvergunning door burgemeester en wethouders is verleend. Omgevingsvergunning wordt verleend, indien is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

7.3.2 Uitzondering

Omgevingsvergunning, zoals in lid 7.3.1 bedoeld is niet vereist, indien:

  • a. op basis van een aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • b. het bouwplan betrekking heeft op wijziging of vervanging van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut;
  • c. het nieuw te bebouwen oppervlak kleiner is dan 2.500 m2 en minder diep steekt dan 50 cm.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de in lid 7.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. grondwerkzaamheden diep er dan 50 cm en met een oppervlakte groter dan 2.500 m2, waartoe worden gerekend het ophogen, afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen), woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het (ver)graven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • b. het verlagen van het waterpeil;
  • c. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • d. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • e. het werken met opsporingsapparatuur (waaronder vallen metaaldetectoren, grondradar en andere detectieapparatuur) gevolgd door het opgraven van archeologische vondsten en relicten.

7.4.2 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden

De werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden waarvoor het verbod van lid 7.4.1 geldt, zijn slechts toelaatbaar indien is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

7.4.3 Uitzonderingen

Het verbod, zoals is bedoeld in lid 7.4.1, is niet van toepassing, indien:

  • a. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • b. op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • c. de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden:
    • 1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    • 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden of een ontgrondingsvergunning;
  • d. de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden op aanvullend of definitief archeologisch onderzoek zijn ingericht.

7.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door :

  • a. de dubbelbestemming Waarde - Archeologische verwachting 1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • b. aan gronden alsnog de dubbelbestemming Waarde - Archeologische verwachting 1 toe te kennen indien uit aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze dubbelbestemming, gelet op de ter plaatse aanwezig archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Artikel 8 Waarde - Rivieroevers met natuurwaarden

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Rivieroevers met natuurwaarden aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. de doeleinden en bouwmogelijkheden, zoals in de artikelen 3 tot en met 7 is aangegeven, het zij bij recht, danwel bij via een afwijkings- of wijzigingsbevoegdheid;
  • b. de in dit gebied voorkomende landschappelijke waarden in de vorm van het contrast tussen het open rivierdal en de besloten beboste rivierduinen en het aanwezige microreliëf;
8.2 Bouwregels

Op de voor Waarde - Rivieroevers met natuurwaarden aangewezen gronden zijn gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegelaten overeenkomstig de regels van de andere ter plaatse voorkomende bestemmingen.

 

Artikel 9 Waterstaat - Waterstaatkundige functie

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waterstaat - Waterstaatkundige functie aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de waterhuishouding, waaronder begrepen de wateraanvoer en-afvoer, de waterberging alsmede dijken, kaden, dijksloten en andere voorzieningen ten behoeve van de waterkering.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Toegestane bebouwing

Op de voor Waterstaat - Waterstaatkundige functie aangewezen gronden mogen ten behoeve van de in lid 9.1 bedoelde doeleinden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Ten behoeve van andere daar voorkomende bestemming(en) mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid.

9.3 Afwijken van de bouwregels
9.3.1 Afwijking

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.1 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming, mits het waterstaatsbelang en het belang van de waterkering niet onevenredig wordt geschaad.

9.3.2 Schriftelijk advies

Alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning, als genoemd in lid 9.3.1 te beslissen ten behoeve van andere daar voorkomende bestemmingen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder van de rivier en de waterkering.

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 10 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, met een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de bestemmingsregels voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt, met achtneming van de volgende voorwaarden:
    • 1. de bestemmingsgrenzen mogen niet meer dan 3 m worden verschoven;
    • 2. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers mogen niet onevenredig worden geschaad;
    • 3. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 12 Algemene gebruiksregels

Onder een strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c van de Wabo wordt in elk geval verstaan:

  • a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud, met dien verstande dat de opslaghoogte van goederen minder dan 4 meter moet bedragen;
  • b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen 2 jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%;
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

13.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Buitengebied Ommen, Sluis Junne te Junne.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van ……………………..

De voorzitter, De griffier,

……………… ………………