direct naar inhoud van Artikel 8 Aanvullende werking stedenbouwkundige regels
Plan: Buitengebied, herziening Vilstersedijk 4-6 Dalmsholte
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0175.20111003009-va01

Artikel 8 Aanvullende werking stedenbouwkundige regels

De volgende regels van stedenbouwkundige aard zijn van toepassing:

8.1 Bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer. Brandblusvoorzieningen
8.1.1

Indien de toegang tot een bouwwerk dat voor het verblijf van mensen is bestemd, meer dan 10 m is verwijderd van een openbare weg, moet een verbindingsweg tussen die toegang en het openbare wegennet aanwezig zijn die geschikt is voor verhuisauto's, vuilnisauto's, ziekenauto's, brandweerauto's en het overige te verwachten verkeer.

8.1.2

Een geschikte verbindingsweg in de zin van het eerste lid moet, tenzij de gemeenteraad voor de desbetreffende weg in een bestemmingsplan of in een verordening of anderszins voorschriften heeft vastgesteld:

  • a. een breedte hebben van ten minste 4,5 m, over een breedte van ten minste 3,25 m zijn verhard en een vrije hoogte boven de kruin van de weg hebben van ten minste 4,2 m;
  • b. zijn verhard op een wijze die geschikt is voor motorvoertuigen met een massa van ten minste 23.000 kg en zijn voorzien van de nodige kunstwerken;
  • c. op doeltreffende wijze kunnen afwateren.
8.1.3

Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op een bijgebouw, als bedoeld in bijlage 2, hoofdstuk 2, artikel 2, lid 3, van het Besluit omgevingsrecht, voor zover dit bijgebouw niet tot bewoning bestemd is, maar wel tot een hoofdgebouw behoort dat op hetzelfde terrein is gelegen.

8.1.4

Nabij ieder bouwwerk dat voor het verblijf van mensen is bestemd, moeten zodanige opstelplaatsen voor brandweerauto's aanwezig zijn, dat een doeltreffende verbinding tussen die auto's en de bluswatervoorziening kan worden gelegd.

8.1.5

Bij afwezigheid van een toereikende openbare bluswatervoorziening moet worden zorg gedragen voor een doeltreffende niet-openbare bluswatervoorziening.

8.1.6

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.1.1 en lid 8.1.4, indien de aard, de ligging en het gebruik van het bouwwerk zich daarvoor lenen.

8.2 Bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten
8.2.1

Tussen de toegang van enerzijds:

  • a. een woning of een woongebouw als bedoeld in artikel 4.3 van het Bouwbesluit;
  • b. een gebouw met een al dan niet gemeenschappelijke toegankelijkheidssector, als bedoeld in artikel 4.3 van het Bouwbesluit;
  • c. anderzijds de openbare weg moet een mede voor gehandicapten begaanbare weg of begaanbaar pad aanwezig zijn.
8.2.2

Voor de in lid 8.2.1 bedoelde wegen en paden geldt dat zij:

  • a. ten minste 1,1 m breed moeten zijn;
  • b. geen kleinere vrije doorgang mogen hebben dan 0,85 m;
  • c. ten hoogste een hoogteverschil mogen overbruggen van 0,02 m, tenzij dit plaatsvindt door middel van een hellingbaan die voldoet aan het bepaalde in de artikelen 2.39 en 2.40 van het Bouwbesluit.
8.3 Brandweeringang
8.3.1

Indien een automatische doormelding van brand naar de alarmcentrale van de brandweer plaatsvindt, wordt, indien het gebouw over meerdere toegangen beschikt, in overleg met de brandweer ten minste één van de toegangen als brandweeringang aangewezen.

8.3.2

Een brandweeringang moet automatisch opengaan bij een brandmelding of te openen zijn met behulp van een systeem dat in overleg met de brandweer is bepaald.

8.4 Ligging voorgevelrooilijn

De voorgevelrooilijn is:

  • a. langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;
  • b. langs een wegzijde waarlangs geen bebouwing als onder a bedoeld aanwezig is en waarlangs mag worden gebouwd:
    • 1. bij een wegbreedte van ten minste 10 m, de lijn gelegen op 15 m uit de as van de weg;
    • 2. bij een wegbreedte geringer dan 10 m, de lijn gelegen op 10 m uit de as van de weg.
8.5 Afschuining van hoeken tussen voorgevel rooilijnen
8.5.1

Een naar de weg gekeerd gevelvlak van een gebouw moet in de voorgevelrooilijn zijn geplaatst.

8.5.2

Indien van wegen die elkaar kruisen of van een weg die een knik maakt van 90 graden of minder, de tegenover elkaar liggende voorgevelrooilijnen zich in beide wegen of zich vóór en na de knik op onderlinge tussenafstanden van minder dan 3 m bevinden, moet de bebouwing op de hoeken – over een hoogte op een dergelijke hoek van niet meer dan 4,2 m boven straatpeil – worden afgerond of afgeschuind, met dien verstande dat de daardoor onbebouwd blijvende oppervlakte niet groter dan 2 m2behoeft te zijn.

8.5.3

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.5.1 voor:

  • a. gebouwen behorende tot een complex van gebouwen;
  • b. gebouwen op handels- en industrieterreinen;
  • c. vrijstaande enkele of dubbele eengezinshuizen;
  • d. bijgebouwen, anders dan de in bijlage 2, hoofdstuk 2, artikel 2, lid 3, van het Besluit omgevingsrecht bedoelde gebouwen;
  • e. gebouwen ten dienste van bodemcultuur en veeteelt, pluimveeteelt daaronder begrepen, en de daarbij behorende woningen;
  • f. gedeelten van naar de weg gekeerde gevels;
  • g. gevallen, waarin de welstand bij het toestaan van de afwijking is gebaat.
8.6 Ruimte tussen bouwwerken
8.6.1

De zijdelingse begrenzing van een bouwwerk moet ten opzichte van de zijdelingse grens van het erf zodanig zijn gelegen dat tussen dat bouwwerk en de op het aangrenzende erf aanwezige bebouwing geen tussenruimten ontstaan die:

  • a. vanaf de hoogte van het erf tot 2,2 m daarboven minder dan 1 m breed zijn;
  • b. niet toegankelijk zijn.
8.6.2

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.6.1, indien voldoende mogelijkheid aanwezig is voor reiniging en onderhoud van de vrij te laten ruimte.

8.7 Terrein- en erfafscheidingen
8.7.1

Erf- en terreinafscheidingen, anders dan bedoeld in bijlage 2, hoofdstuk 2, artikel 2, lid 12, van het Besluit omgevingsrecht, zijn niet toegelaten.

8.7.2

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in het eerste lid in het belang van het af te scheiden erf of terrein.

8.8 Parkeergelegenheid

Er dient op eigen terrein te worden voorzien in parkeergelegenheid.