direct naar inhoud van Artikel 6 Algemene bouwregels
Plan: Buitengebied, herziening Vilstersedijk 4-6 Dalmsholte
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0175.20111003009-va01

Artikel 6 Algemene bouwregels

6.1 Situering van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
6.1.1

Voor de situering van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ten behoeve van de woonfunctie geldt het volgende:

  • a. de bebouwing dient binnen een zone van 30 m op het achtererf en zijerf, gemeten ten opzichte van het gedeelte van de woning dat als oorspronkelijk hoofdgebouw moet worden aangemerkt, te worden geplaatst;
  • b. de bebouwing dient minimaal 3 m achter de voorgevel van de woning te worden gesitueerd;
  • c. bijgebouwen en overkappingen met een plat dak en een bouwhoogte van maximaal 3 m moeten minimaal op 1 m achter de voorgevelrooilijn worden geplaatst;
  • d. aanbouwen en uitbouwen dienen op minimaal 2,5 m uit de zijdelingse perceelsgrenzen te worden gebouwd;
  • e. bijgebouwen en overkappingen dienen op minimaal 1 m uit de zijdelingse perceelsgrens te worden gebouwd, tenzij op de perceelsgrens wordt gebouwd;
  • f. bebouwing op het achtererf en op het zijerf dient op minimaal 10 m uit de as van de langs het erf gelegen weg te worden gebouwd.
6.1.2

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de situeringseisen zoals bepaald in lid 6.1.1, met inachtneming van het volgende:

  • a. afwijking is slechts toegestaan indien de aanvraag vergezeld gaat met een goed onderbouwd inrichtingsplan;
  • b. de nieuwe indeling dient te leiden tot een verhoging van de beeldkwaliteit op het bouwvlak;
  • c. de ontwikkeling dient stedenbouwkundig getoetst te worden;
  • d. de nieuwe indeling leidt niet tot beperking van omliggende agrarische bedrijven.
6.2 Overschrijding voorgevelrooilijn

De voorgevelrooilijn mag in afwijking van de verbeelding en hoofdstuk 2 uitsluitend worden overschreden door:

  • a. tot het hoofdgebouw behorende stoepen, stoeptreden, funderingen, balkons, erkers en entreeportalen die direct aan het hoofdgebouw worden aangebouwd, mits de overschrijding niet meer dan 1,2 m bedraagt, met dien verstande dat:
    • 1. de breedte van het overschrijdende deel maximaal 60% van de voorgevelbreedte bedraagt;
    • 2. de afstand van het overschrijdende deel tot de voorste perceelsgrens minimaal 3 m bedraagt.
6.3 Bestaande afstanden en andere maten
6.3.1

Voor een bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, bouwhoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringsregels in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:

  • a. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
  • b. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
6.3.2

In geval van herbouw is artikel 6.3.1 onder a en b uitsluitend van toepassing indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.

6.3.3

Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.

6.3.4

het bepaalde in artikel 6.3.1 onder a en b is niet van toepassing op de oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen op gronden met de bestemming 'Wonen'.