direct naar inhoud van 2.3 Provinciaal beleid Overijssel
Plan: Hardenbergerweg 21, Ommen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0175.20101005003-va01

2.3 Provinciaal beleid Overijssel

2.3.1 Omgevingsvisie Overijssel

De provincie Overijssel heeft het streekplan, verkeer- en vervoerplan, waterhuishoudingsplan en milieubeleidsplan samengevoegd tot één Omgevingsvisie. Hèt provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel. Eén van de instrumenten om het beleid uit deze Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening. Beide documenten zijn op 1 juli 2009 door Provinciale Staten vastgesteld.

In de Omgevingsvisie wordt de visie op de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van de provincie Overijssel tot 2030 weergegeven. Het beleid staat primair in dienst van de sociaal-economische ontwikkeling van Overijssel. Dit betekent dat ruimte wordt gemaakt voor ontwikkeling van werkgelegenheid en dat hoogwaardige woonmilieus tot stand worden gebracht. Die dynamiek moet benut worden als een kans om de ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid te versterken.

De provincie definieert Ruimtelijke kwaliteit als: "Datgene wat ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mensen belangrijk is. Of duurzamer gesteld: Wat voor mens, plant en dier belangrijk is". Ruimtelijke kwaliteit wordt gerealiseerd door naast bescherming vooral in te zetten op het verbinden van bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen. Daarnaast bieden dorpen en kernen weer andere leefmilieus dan het stedelijk gebied. De eigenheid kan gevonden worden door de eigen karakteristieke opbouw trouw te blijven en de verbinding met het omliggende landschap of historische structuren expliciet te maken.

De provincie wil ruimtelijke kwaliteit benaderen via de gebiedskenmerkencatalogus. In de catalogus gaan ze uit van een viertal lagen, de zogenaamde lagenbenadering:

  • De natuurlijke laag: in deze laag heerst de logica van de ondergrond en het watersysteem en hoe abiotische en biotische processen daarop.
  • De laag van het agrarisch cultuurlandschap: in deze laag gaat het om het ten nutte maken van het landschap ten behoeve van agrarische productie.
  • De stedelijke laag: in deze laag draait het om sociale en fysieke dynamiek en diversiteit van de steden, dorpen en landstadjes en het verbindende netwerk er tussen van wegen, paden, spoorwegen en kanalen.
  • Lust- en leisurelaag: in deze laag komen natuurlijke, functionele en sociale processen bij elkaar. Dit is de laag die gaat over beleving (onder andere recreatie) en identiteit (cultuurhistorie)

De Provincie stuurt via de Omgevingsvisie op zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik, ontwikkelingsperspectieven en gebiedskenmerken. Door ontwikkeling conform de gebiedskenmerkencatalogus wordt de identiteit en diversiteit van dorpen (en steden) versterkt. Dat geldt in bijzonder voor de stads- en dorpsrandgebieden.

Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie

Om te sturen op ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid wordt gebruik gemaakt van het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0175.20101005003-va01_0001.png"

Figuur 1: Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

Bron: www.overijssel.nl

2.3.2 Generieke beleidskeuzes

Allereerst wordt bepaald of een beoogde ontwikkeling past binnen de generieke beleidskeuzes. Zo dienen gemeenten in het kader van woningbouw- en bedrijventerreinontwikkeling afspraken te maken met buurgemeenten. Andere generieke beleidskeuzes betreffen onder andere reserveringen voor waterveiligheid, randvoorwaarden voor externe veiligheid, grondwaterbeschermingsgebieden, landbouwontwikkelingsgebieden voor de intensieve veehouderij, begrenzing van Nationale Landschappen, Natura 2000-gebieden, Ecologische Hoofdstructuur en verbindingszones.

Ten aanzien van de generieke beleidskeuzes kan het volgende worden opgemerkt:

  • Waterveiligheid: de plangebieden liggen niet in een buitendijks gebied. De beoogde ontwikkeling heeft geen gevolgen voor de waterveiligheid.
  • Externe veiligheid: De beoogde ontwikkelingen zijn mogelijk vanuit het omgevingsaspect externe veiligheid. Zie ook paragraaf 5.5 van de toelichting.
  • Grondwaterbeschermingsgebied: de plangebieden zijn niet gelegen in een grondwaterbeschermingsgebied.
  • Landbouwontwikkelingsgebieden: De plangebieden zijn niet gelegen in landbouwontwikkelingsgebieden. Ze zijn gelegen binnen de bebouwde kom.
  • De plangebieden zijn niet gelegen in of nabij gebieden die zijn aangeduid als Nationaal Landschap of Nationaal Park. Tevens zijn beide gebieden niet gelegen in of nabij weidevogelbeheer- en ganzengebieden.
  • De plangebieden zijn niet in of nabij Natura 2000-gebieden of de EHS gelegen.
  • Er hoeft vanwege de ligging niet voldaan te worden aan het principe van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik in de groene omgeving.

De beoogde ontwikkeling past hiermee binnen de generieke beleidskeuzes.

2.3.3 Ontwikkelingsperspectief

Op basis van het ontwikkelingsperspectief heeft het te ontwikkelen gebied het perspectief "woonwijk". Hier is ruimte voor herstructurering, inbreiding en transformatie naar diverse woon- werk- en gemengde stadsmilieus. De locatie kan als inbreidingslocatie worden beschouwd binnen de bestaande woonwijk. Daarmee wordt tevens voldaan aan de SER-ladder die aangeeft dat eerst inbreiding moet plaatsvinden en dat daarna pas gezocht kan worden naar een uitbreidingslocatie. De ontwikkeling is dan ook niet in strijd met de ontwikkelingsperspectieven.

2.3.4 Gebiedskenmerken

In de gebiedskenmerkencatalogus wordt het provinciaal belang van alle gebiedstypen en gebiedskenmerken beschreven en worden de aspecten ambitie en sturing toegevoegd. In de ruimtelijke kwaliteit spelen verschillende gebieden en hun kenmerkende eigenschappen een belangrijke rol. Het spectrum aan gebiedskenmerken is gegroepeerd in vier lagen.

De natuurlijke laag

Het plangebied valt onder de natuurlijke laag dekzandvlakte. De ambitie is sturen op het beter zichtbaar maken van hoogteverschillen en het watersysteem. Vanwege de ligging binnen de bebouwde kom is dit niet goed mogelijk. Bovendien blijkt uit het actueel hoogtebestand Nederland dat er weinig relief in het plangebied aanwezig is. De ontwikkeling is niet in strijd met het provinciaal belang.

De laag van het agrarisch cultuurlandschap

In de laag van het agrarisch cultuurlandschap valt het plangebied onder essenlandschap. Randvoorwaarde van de provincie is hier de instandhouding van de karakteristieke openheid, de huidige bodemkwaliteit en het reliëf van de essen. Veanweg die ligging in de bebouwde kom is er geen sprake van een karakteristieke openheid en is ook het relief niet goed zichtbaar. De ontwikkeling is daarom niet in strijd met het provinciaal belang.

De stedelijke laag

In de stedelijke laag is het voorliggende plangebied aangewezen als woonwijken 1955 - nu. Ontwikkelingen dienen zich te voegen in de aard maat en het karakter van het geheel. Discontinuïteiten in de bebouwingsstructuur, in de stedenbouwkundige structuur worden opgeheven. Het plan anticipeert hierop en voegt zich in maat en schaal naar de rest van de woonwijk.

De lust- en leisure laag

In de lust- en leisurelaag is er geen informatie die belemmerend kan zijn ten behoeve van de ontwikkeling van het plangebied.

Het gebied waarin de ontwikkeling plaatsvindt is voornamelijk te kenmerken als woonwijk. Aangezien het beleid van de provincie gericht is op herstructurering van naoorlogse wijken is de onderhavige ontwikkeling in overeenstemming met de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel. De ontwikkeling is niet in strijd met het provinciaal belang.

2.3.5 Omgevingsverordening

Voor bestemmingsplannen geldt dat zij moeten voldoen aan een aantal aspecten die in de omgevingsverordening Overijssel zijn weergegeven. Hieronder worden de belangrijkste aspecten weergegeven.

artikel 2.1.2 Principe van concentratie

Bestemmingsplannen voorzien uitsluitend in woningbouw, om te voldoen aan de lokale behoefte en de behoefte van bijzondere doelgroepen. In dit plan wordt daaraan voldaan omdat het gaat om één woning voor eigen gebruik.

artikel 2.1.4 Principes van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik

Het bestemmingsplan legt geen extra ruimtebeslag op de groene omgeving, omdat er in dit geval sprake is van een herontwikkeling/ inbreidingslocatie.

artikel 2.1.5 Ruimtelijke kwaliteit

De ontwikkelingen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt, draagt bij aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit die aansluit bij de geldende gebiedskenmerken zoals zie zijn genoemd in paragraaf 2.3.4.

De nieuwe ontwikkeling past tevens binnen het ontwikkelingsperspectief uit de Omgevingsvisie Overijssel, zoals eerder is vermeld in paragraaf 2.3.3.

artikel 2.1.6 Kwaliteitsimpuls Groene omgeving

Het plan voorziet niet in nieuwvestiging of grootschalige uitbreiding van bestaande functies in de Groene omgeving. De kwaliteitsimpuls groene omgeving is daarom niet van toepassing.

artikel 2.2 woningbouw

De woningbouwlocatie is in overeenstemming met het Woonplan 2011-2014 van de gemeente Ommen. Dit Woonplan is in overeenstemming met de buurgemeenten en de provincie Overijssel tot stand gekomen.