direct naar inhoud van 3.9 Water
Plan: De Imminkhoeve Lemele
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0175.20101004001-va01

3.9 Water

3.9.1 Algemeen

De watertoets - zoals deze in het kader van ruimtelijke plannen dient te worden uitgevoerd - is het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. De watertoets wordt uitgevoerd binnen de bestaande wet- en regelgeving op het gebied van ruimtelijke ordening en water. De watertoets vormt de verbindende schakel tussen het waterbeheer en de ruimtelijke ordening. Op basis van de waterparagraaf wordt een wateradvies aangevraagd bij waterschap In dit kader worden dan ook alle relevante waterhuishoudkundige aspecten meegenomen in het onderhavige plan.

3.9.2 Beleidskader

De Europese Kaderrichtlijn Water is richtinggevend voor de bescherming van de oppervlaktewaterkwaliteit in de landen in de Europese Unie. Aan alle oppervlaktewateren in een stroomgebied worden kwaliteitsdoelen gesteld die in 2015 moeten zijn bereikt. Ruimtelijk relevant rijksbeleid is verwoord in de Nota Ruimte en het Nationaal Waterplan. Op provinciaal niveau zijn de Omgevingsvisie Overijssel en de bijbehorende Omgevingsverordening richtinggevend voor ruimtelijke plannen.

3.9.3 Waterbeleid 21e eeuw

Met het Waterbeleid 21e eeuw wordt ingespeeld op toekomstige ontwikkelingen die hogere eisen stellen aan het waterbeheer. Het gaat hierbij om onder andere klimaatverandering, bodemdaling en zeespiegelrijzing. Het Waterbeleid 21e eeuw heeft twee principes voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd.

Deze twee principes zijn de volgende zogenaamde tritsen:

  • vasthouden, bergen en afvoeren;
  • schoonhouden, scheiden en zuiveren.

De trits vasthouden, bergen en afvoeren houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Vervolgens wordt zo nodig het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen te weinig opleveren, wordt het water afgevoerd.

Bij de trits schoonhouden, scheiden en zuiveren gaat het erom dat het water zoveel mogelijk wordt schoongehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste wanneer schoonhouden en scheiden niet mogelijk is, komt het zuiveren van verontreinigd water aan bod.

In het waterhuishoudingsplan van de provincie Overijssel geeft de provincie de volgende hoofdlijnen aan voor het waterbeleid in de komende jaren:

  • Water moet zwaarder meewegen bij de keuze van nieuwe en de verbetering van bestaande woon-, werk-, en recreatiegebieden, bij de inrichting van het buitengebied en in het milieubeleid.
  • De veerkracht van watersystemen moet worden hersteld door de opvangcapaciteit van watergangen te vergroten, de sponswerking van de bodem te bevorderen, ruimte te geven aan het hoofdwatersysteem, wateropvanggebieden in te richten en de beleidslijn Ruimte voor de Rivier te volgen.
  • Er worden drie streefbeelden gehanteerd voor het waterbeheer (basis-, belevings- en kwaliteitswater), de waterkwaliteit en -kwantiteit wordt gemonitord bij blauwe knooppunten en er wordt extra aandacht besteed aan de zogenaamde waterparels.
  • Grondwateroverlast in steden moet worden opgeheven, rioolstelsels moeten worden verbeterd, de kwaliteit en de inrichting van stedelijk water moeten beter, de waterketen moet duurzaam worden ingericht en er moet worden gezorgd voor een veilige en betrouwbare drinkwatervoorziening.

Waterschap Regge en Dinkel heeft de beleidskaders nader uitgewerkt in het Waterbeheerplan 2010-2015. Hoofdthema's in het waterbeheerplan zijn het waarborgen van veiligheid, het watersysteembeheer en het ontwikkelen van de afvalwaterketen. Het waterschap Regge en Dinkel kiest daarbij voor ruimtelijke, duurzame oplossingen, zowel in tijd als in kwaliteit, waarbij het gedachtegoed van het rapport Waterbeleid 21e eeuw nadrukkelijk is meegenomen.

3.9.4 De watertoets

Proces en Watertoets

Sinds 1 november 2003 is het wettelijk geregeld dat voor het vaststellen van ruimtelijke plannen de watertoetsprocedure dient te worden doorlopen. Het doel van de Watertoets is om de waterbeheerders vroegtijdig te betrekken bij de ruimtelijke planvorming en waterhuishoudkundige doelstellingen zichtbaar te maken in het plan. Het waterschap kan via een zienswijze op het bestemmingsplan het wateradvies voor het plan afgeven.

In het moderne waterbeheer (waterbeheer 21e eeuw) wordt gestreefd naar duurzame, veerkrachtige watersystemen met minimale risico's op wateroverlast of watertekorten. Door water te laten infiltreren in de bodem, en te bergen op daarvoor aangewezen plekken wordt ongecontroleerde overstroming en droogteschade voorkomen.

Belangrijk instrument hierbij is de watertoets, die wettelijk is verankerd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening. In bestemmingplannen dient een beschrijving opgenomen te worden van de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het doel van de wettelijk verplichte watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).

Het planvoornemen is bij het waterschap kenbaar gemaakt middels de website www.dewatertoets.nl.

Beleid

Waterwet

De Waterwet moderniseert en integreert de bestaande wetgeving op het gebied van waterbeheer. Uitgangspunten van de Waterwet zijn integraal waterbeheer en de watersysteembenadering, volgens welke het waterbeheer zich niet alleen richt op het water als zodanig, maar ook op ecologische en infrastructurele aquatische systemen, met inbegrip van de bodem, de oevers en de de biologische component. Dit in wisselwerking met andere terreinen van overheidszorg als bescherming van het milieu en de zorg voor de ruimtelijke ordening.

De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Daarnaast levert de Waterwet een flinke bijdrage aan kabinetsdoelstellingen, zoals vermindering van regels, vergunningstelsels en administratieve lasten.

Met de Waterwet zijn rijk, waterschappen, gemeenten en provincies beter uitgerust om wateroverlast, waterschaarste en waterverontreiniging tegen te gaan. Ook voorziet de wet in het toekennen van functies voor het gebruik van water zoals scheepvaart, drinkwatervoorziening, landbouw, industrie en recreatie. Afhankelijk van de functie worden eisen gesteld aan de kwaliteit en de inrichting van het watersysteem.

Europees, landelijk, regionaal en lokaal waterbeleid

De Europese Kaderrichtlijn Water is richtinggevend voor de bescherming van de oppervlaktewaterkwaliteit van de landen in de Europese Unie. Aan alle oppervlaktewateren in een stroomgebied worden haalbare doelen gesteld die in 2015 moeten worden bereikt. Ruimtelijk relevant rijksbeleid is verwoord in de Vierde Nota Waterhuishouding, de Nota Ruimte en het Advies Waterbeheer 21e eeuw. In de provincie Overijssel is de in 2009 vastgestelde Omgevingsvisie richtinggevend voor waterschap en gemeenten.

Waterschap Regge en Dinkel heeft in haar waterbeheersplan haar kerntaken opgenomen: zorgen voor voldoende water, schoon water en voor veilig wonen en werken (taakvelden: watersysteem, waterketen en veiligheid). Het waterschap houdt daarbij rekening met het veranderende klimaat. De klimaatsverandering heeft gevolgen voor de manier waarop we onze gebieden beveiligen, het water vasthouden en beheren. Het waterschap bevordert de samenhang, de afstemming en de doelmatigheid in de afvalwaterketen. Zowel in stedelijk als in landelijk gebied geeft het waterschap het water steeds meer ruimte. Dat kan door de instrumenten van de ruimtelijke ordening op een juiste manier toe te passen.

Waterhuishouding: referentiesituatie

Het plangebied is in de huidige situatie grotendeels verhard en ligt aan de voet van de Lemelerberg. Waar de Imminkhoeve op een hoogte van 7,3 à 7,8 m+NAP ligt, loopt het maaiveld van de flank van de Lemelerberg al snel op naar circa 20 m+NAP. De top van de Lemelerberg heeft een hoogte van 60 m+NAP (bron: www.AHN.nl). Op de Bodemkaart van Nederland is het gebied gekarteerd als een Hoge zwarte enkeerdgrond, bestaande uit leemarm en zwak lemig fijn zand. Het gebied is gekarteerd als grondwatertrap VII*. De GHG (Gemiddelde Hoogste Grondwaterstand) is dieper dan 1,4 m-mv. De GLG (Gemiddelde Laagste Grondwaterstand) wordt dieper dan 1,6 m-mv. In Geoweb (waterschap Regge en Dinkel) is het gebied aangegeven als infiltratiegebied.

Tijdens het door Ecoreest in 2010 uitgevoerde milieukundig bodemonderzoek is tot 3,4 m-mv een matig fijn en zwak siltig zandpakket aangetroffen. Op 10 september 2010 is het grondwater tussen 1,5 en 1,9 m-mv aangetroffen. De analyseresultaten geven geen aanleiding tot nader onderzoek of gebruiksbeperkingen van de locatie.

In of in de directe nabijheid van het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Het plangebied is niet gelegen in een grondwaterbeschermingsgebied. Wel ligt het in het intrekgebied van de drinkwaterwinning Archemerberg.

In en in de directe omgeving van het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Wel is langs de Lemelerweg lokaal een zaksloot aanwezig. Ook ter hoogte van de Imminkhoeve is dit het geval.

Omgang met hemelwater in de toekomst

De wijze van afwatering van de te behouden gebouwen wordt niet gewijzigd. De afwatering van de nieuwbouw wordt vormgegeven volgens de principes van een duurzaam stedelijk waterbeheer. Dit betekent dat het planvoornemen geen problemen veroorzaakt in andere tijden, op andere plaatsen en in andere compartimenten. Dit geldt zowel voor waterkwaliteit als waterkwantiteit. Daarbij is de gebruikelijke voorkeursvolgorde gevolgd: hergebruik - infiltratie in de bodem - bergen en vertraagd afvoeren - afvoeren naar oppervlaktewater dan wel riolering. Hergebruik van hemelwater is gezien de kleinschaligheid van het plan en de gezondheidsrisico's niet haalbaar en wenselijk. De infiltratiemogelijkheden binnen het plan zijn naar verwachting goed. De doorlatendheid wordt ingeschat als goed en de grondwaterstanden zijn voldoende laag.

Het hemelwater van verhardingen (daken, wegen, overige verharding) wordt gescheiden van het vuile water ingezameld. Het vuile water wordt aangesloten op de riolering van Lemele. Het schone hemelwater van de terreinverharding en daken wordt separaat ingezameld.

Het hemelwater wordt zo mogelijk bovengronds ingezameld en getransporteerd naar een infiltratievoorziening op het terrein. Hierin wordt het water tijdelijk opgeslagen en kan het op natuurlijke wijze in de bodem infiltreren. De infiltratievoorziening wordt zo mogelijk bovengronds (indien niet mogelijk, ondergronds) uitgevoerd. Een bovengrondse infiltratievoorziening heeft voordelen met betrekking tot beheer en onderhoud en beleving. Ondergrondse infiltratievoorzieningen hebben als voordeel dat de ruimte eveneens gebruikt kan worden voor bijvoorbeeld parkeerplaatsen.

Conform het beleid van waterschap Regge en Dinkel is de infiltratievoorziening voldoende groot om een neerslaggebeurtenis van 40 mm in 75 minuten op te vangen en te verwerken. Wanneer een neerslaggebeurtenis voorkomt die groter of intensiever is, mag de infiltratievoorziening versneld overstorten naar bijvoorbeeld de zaksloot aan de Lemelerweg.

Wanneer de plannen in meer detail bekend zijn, dient een waterhuishoudkundig plan opgesteld te worden. Dit plan gaat nader in op de toename van de verharding (daken en terreinverharding) en wateropgave. Het geeft weer hoe, waar en welke voorziening ten behoeve van opvang van hemelwater wordt gerealiseerd en hoe het hemelwater hier naartoe wordt getransporteerd.

Wateroverlast

Wateroverlast wordt voorkomen door de hemelwatervoorzieningen zo in te richten dat wanneer deze volledig gevuld is, een afvoer naar de detailafwatering buiten het plangebied kan plaatsvinden. Hierbij mag het waterpeil in de voorziening stijgen tot aan het maaiveld. Daarnaast worden de vloeren van de bouwblokken minimaal 0,2 m hoger aangelegd dan het omliggend maaiveld. Zo wordt wateroverlast ter plaatse van de bebouwing door afstromend hemelwater tijdens intensieve neerslaggebeurtenissen voorkomen.

De ontwatering is ruim voldoende voor het realiseren van bebouwing en terreinverharding. Problemen met grondwateroverlast zijn dan ook niet te verwachten.

Waterkwaliteit

Het water dat van daken en woonstraten af stroomt kan licht vervuild zijn. Conform het beleid van het waterschap wordt het hemelwater dan ook via een berm- of bodempassage geleid alvorens het in de bodem wegzakt.

Het gebruik van uitloogbare materialen (lood, koper, zink) wordt zoveel mogelijk beperkt om de waterkwaliteit te bewaken. Daarnaast worden strooizout en chemische onkruidbestrijding niet of met mate gebruikt.

3.9.5 Waterhuishoudkundig plan

Voor de locatie is een waterhuishoudkundigplan opgesteld (opgenomen in Bijlage 6).

Op basis van de bepaling van de GHG en de doorlatendheid van de bodem is geconcludeerd dat de mogelijkheden voor infiltratie van hemelwater in het gehele onderzoeksgebied goed zijn. Voor open verharding als enige infiltratievoorziening is de doorlatendheid van de bodem onvoldoende. Wel kan open verharding op een goed doorlatende en voldoende dikke fundatielaag als aanvullende infiltratievoorziening fungeren, bijvoorbeeld voor het infiltreren van uitsluitend de neerslag die op de verharding zelf valt. In het zuidelijke deel van het onderzoeksgebied zijn vanwege de hogere doorlatendheid infiltratiemiddelen als infiltratieveld, infiltratieput, infiltratiekoffer of -krat, infiltratieriool en infiltratiegreppel bruikbaar. In het noordelijke deel van het onderzoeksgebied ligt vanwege de lagere doorlatendheid de voorkeur bij de wadi en het open water. De overige infiltratiemiddelen zijn hier echter ook toe te passen. In het rapport is de dimensionering per 100 m2 toename in oppervlakte bebouwing en verharding opgenomen. Deze geldt als uitgangspunt bij de definitieve inrichting van de locatie.