direct naar inhoud van 4.7 Water
Plan: Buitengebied, Zorglandgoed, Stegerveld
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0175.20101003002-va01

4.7 Water

Ontwikkeling

De voorgenomen ontwikkeling is gesitueerd op het voormalig munitiemagazijncomplex Stegerveld te Stegeren. Het plan bestaat uit de herontwikkeling van 8 grondgedekte bunkers en een muntitiegebouw tot een zorglandgoed. De overige munitiebunkers zullen worden gesloopt. Vier bunkers worden met elkaar verbonden middels nieuwbouw en het munitiegebouw krijgt een aanbouw. Het terrein heeft een oppervlakte van 13,3 ha.

Het verharde oppervlakte op het terrein bedraagt 14.420 m2 en bestaat grotendeels uit asfalt en klinkerverharding. De te slopen gebouwen hebben een oppervlakte van ca. 2.000 m2, maar de footprint c.q. betonvloer blijft behouden. Dit is zichtbaar in figuur 14. De nieuwbouw heeft een oppervlakte van ca. 1.100 m2. Een deel van de bestaande wegen wordt vervangen door heidevegetatie. In onderstaande afbeelding is dat weergegeven met een paarse kleur. Per saldo betekent dit dat het bebouwd verhard oppervlak afneemt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0175.20101003002-va01_0021.jpg"

Figuur 14: weergave te slopen gebouwen (ter plaatse van footprints) en te slopen infrastructuur (ter plaatse van paars)

In het kader van de ontwikkelingen van dit plan is op 7 april 2010 telefonisch overleg gevoerd met dhr. Legtenberg van Waterschap Velt en Vecht. De afspraken ten aanzien van de waterhuishoudkundige situatie, voor zover relevant in het kader van het bestemmingsplan, zijn opgenomen in deze waterparagraaf.

Uitgangspunt bij de waterhuishoudkundige situatie is Waterbeheer 21e eeuw (WB21) met twee principes voor duurzaam waterbeheer. Dit zijn de tritsen:

1. vasthouden, bergen en afvoeren;
2. schoonhouden, scheiden en zuiveren.

Vanuit het oogpunt van duurzaamheid wordt gestreefd naar een zoveel mogelijk gesloten waterbalans.

De waterhuishoudkundige criteria die Velt en Vecht hanteert bij de advisering van nieuwbouwplannen kunnen resulteren in een benodigde ruimte voor water die overeenkomt met 8 tot 12% van het planoppervlak. Doordat het netto verhard oppervlak afneemt, wordt er geen ruimte gereserveerd binnen het plan.

Huidige situatie waterhuishouding

Het plangebied heeft een hoogteligging variërend van ca. +7,27 tot +9,24 m N.A.P. Het grootste deel van het terrein ligt ongeveer 0,5 – 1,0 m hoger dan het omliggende gebied. De bodem is de bovenste 10 meter opgebouwd uit matig fijn tot matig grof zand. Hierin is infiltratie goed mogelijk.

In het gebied hanteert het waterschap streefpeilen voor zomer en winter. Het streefpeil voor de zomer is +6,75 m N.A.P. en voor de winter +6,05 m N.A.P. De grondwaterstanden zijn in de periode 1965 – 1999 hoger gemeten. De GHG (gemiddeld hoogste grondwaterstand) ligt op ca. +7,0 m N.A.P. en de GLG (gemiddeld laagste grondwaterstand) ligt op ca. + 6,2 m N.A.P. Het water in het betreffende gebied wordt in zuidelijke richting afgevoerd op een legger-watergang die ten zuiden van het plangebied ligt. De huidige afvoernorm is 1,2 l/s/ha. In de huidige situatie zijn er op het terrein zaksloten ten behoeve van infiltratie aanwezig en wordt het hemelwater afkomstig van verhard oppervlak in de bodem geïnfiltreerd.

Toekomstige situatie waterhuishouding

Door de ontwikkelingen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt, is er sprake van een netto afname van verhard oppervlak waardoor het af te voeren water zal afnemen. Om het dakwater van de nieuw te bouwen glazen verbinding tussen de bunkers niet op naastgelegen deelstroomgebieden af te wentelen wordt er een infiltratievoorziening aangelegd om het water in de bodem te infiltreren. Daarnaast wordt een deel van het huidige verhard oppervlak ingericht als heidevegetatie. Dit betekent dat de uitbreiding geen negatieve gevolgen heeft voor de waterhuishoudkundige situatie buiten de plangebiedgrenzen.

Door de functiewijziging zijn ook de eisen betreffende de ontwatering van de her te gebruiken bunkers en de afwatering van de bestaande wegen gewijzigd. Om grondwateroverlast in de bunkers te voorkomen dienen daartegen maatregelen te worden genomen. Het waterschap adviseert om de vloerpeilen voldoende hoog aan te leggen en te kiezen voor een vloerpeil die tenminste 30 centimeter boven de weg ligt. Er is sprake van een bestaande situatie (bestaande bebouwing die een andere functie krijgt) die niet verandert en waarbij er bovendien geen wateroverlast bekend is. Het is daardoor niet nodig de vloerpeilen op 30 cm boven de weg aan te leggen.

Daarnaast dient er bij vernieuwing van de verharde toegangsweg gelet te worden op de hoogteligging van de weg t.o.v. het omliggende maaiveld om een goede afwatering van de weg te garanderen. Bij vernieuwing van verharding adviseert het waterschap om gebruik te maken van waterdoorlatende en/of waterpasseerbare verharding. Hierover wordt opgemerkt dat er in het plangebied geen nieuwe verharding gepland is; het aantal m2 wegverharding neemt juist af. Wanneer er toch nieuwe wegverharding wordt aangelegd is waterdoorlatende verharding niet per sé noodzakelijk, mits er naast die verharding infiltratievoorzieningen worden aangelegd, bijvoorbeeld een berm. Op die manier kan de weg gewoon afwateren op de berm en infiltreren.

Waterketen

Door water langer in het gebied vast te houden, worden verdroging en afwenteling van wateroverlast tegengegaan. Het streven is gericht op het afkoppelen van hemelwater van dakvlakken en oppervlakteverhardingen. In het kader van WB21 betekent dit dat de neerslag die op daken en bestrating valt, niet naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie wordt afgevoerd, maar in de bodem wordt geïnfiltreerd of op het oppervlaktewater wordt geloosd. Dit is in de toekomstige situatie ook het geval. Het hemelwater wordt afgevoerd naar een infiltratievoorziening en middels bodempassage wordt het water gezuiverd. De gemeente streeft bij nieuwbouw en renovaties naar het aanleggen van een gescheiden rioolstelsel waardoor het afvalwater en het regenwater afzonderlijk wordt afgevoerd. Hierdoor wordt tevens een hoger zuiveringsrendement van rioolwaterzuiveringsinstallaties bereikt en wordt de riooloverstortproblematiek verminderd. In de toekomstige situatie wordt het hemelwater niet door middel van riolering afgevoerd, maar in het plangebied geïnfiltreerd. Aan de noordkant van het terrein ligt een persleiding met voldoende capaciteit om vuil water af te voeren. Hierop kan de riolering van het terrein worden aangesloten met daartussen een persgemaal.

Duurzaam stedelijk waterbeheer

In relatie tot duurzaam stedelijk waterbeheer zal bij de inrichting van het plangebied rekening worden gehouden met de te gebruiken materialen in de te realiseren gebouwen of bouwwerken en verhardingen. De nadruk wordt gelegd op het gebruik van duurzame bouwmaterialen om schoon regenwater in het gebied te conserveren.

Conclusie

Met deze waterparagraaf wordt voldaan aan de verplichtingen in het kader van de watertoets. In het plangebied zijn geen knelpunten ten aanzien van water aanwezig die de planontwikkeling kunnen belemmeren.