Plan: | Buitengebied, Zorglandgoed, Stegerveld |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0175.20101003002-va01 |
In de Wet publieke gezondheid is voor volksgezondheid vastgelegd dat het college van burgemeester en wethouders de taak heeft om gezondheidsaspecten in bestuurlijke beslissingen te bewaken.
Het onderwerp gezondheid in relatie tot intensieve veehouderijen is voor de gemeente Ommen een relevant en actueel thema.
In het bestemmingsplan Buitengebied is opgenomen dat bij uitbreiding of nieuwvestiging van intensieve veehouderijen een onderzoek naar gezondheidsrisico's wordt gedaan. Een doorvertaling hiervan leidt ertoe dat bij de vestiging van gezondheidsgevoelige functies binnen 500 m van bestaande intensieve veehouderijen ook beoordeeld moet worden of een gezond woon- en leefklimaat voldoende gegarandeerd wordt (omgekeerde toets).
In het kader van dit bestemmingsplan heeft de gemeente Ommen de GGD IJsselland gevraagd advies te geven over de vraag of op de locatie van het nieuwe zorglandgoed Stegerveld sprake is van een verhoogd risico voor de volksgezondheid als gevolg van twee bestaande intensieve veehouderijen binnen een straal van 500 m van deze locatie. Op 27 augustus 2010 heeft de GGD dit advies uitgebracht. Onderstaand worden de belangrijkste resultaten van dit advies weergegeven. Het advies is als separaat document bijgevoegd bij dit bestemmingsplan.
Intensieve veehouderijen en gezondheid
Intensieve veehouderijen kunnen op verschillende manieren zorgen voor verhoging van de risico's voor de volksgezondheid. Afzonderlijke zal worden stil gestaan bij: zoönosen, hinder door geur en geluid, emissie van fijn stof en de professionaliteit van de bedrijfsvoering.
Zoönosen
Zoönosen zijn infectieziekten die van dieren op mensen overdraagbaar zijn. Dit kan bijvoorbeeld via direct diercontact, lucht, mest en via voedingsmiddelen van dierlijke oorsprong. Wetenschappelijk onderzoek heeft tot nu toe geen duidelijk verhoogd risico voor zoönosen kunnen aantonen voor omwonenden van (intensieve) veehouderijen. Het betreft dan bedrijven waar varkens, pluimvee of rundvee worden gehouden. Dit geldt niet voor bedrijven waar melkgeiten en melkschapen worden gehouden. Aangenomen wordt dat er een verhoogde kans is op het oplopen van Q-koorts in een cirkel van 5 km rond een besmet bedrijf waar geiten of schapen worden gehouden. In de directe omgeving van het Zorglandgoed Stegerveld komen deze bedrijven niet voor.
Geurhinder
Oranjewoud heeft de geurbelasting van de intensieve veehouderijen in beeld gebracht. De geurbelasting van de beide bedrijven is dermate laag dat het percentage mensen dat hiervan ernstige hinder ondervindt heel laag zal zijn (minder dan 5%).
Geluidhinder
Geluidhinder kan met name worden veroorzaakt door de ventilatoren van het bedrijf, de dieren zelf (bijvoorbeeld door hanen) en door vrachtverkeer (transport dieren, mest en voer).
Gezien de afstand tussen de bedrijven en de geplande nieuwe woonbebouwing is (ernstige) geluidhinder niet te verwachten. Het geluid van de ventilatoren van de pluimveehouderij zal worden gemaskeerd door andere geluiden, zoals door het wegverkeer van de N34.
Emissie van fijn stof
Langdurige blootstelling aan concentraties fijn stof, ook onder de grenswaarde, kan gezondheidseffecten veroorzaken.
Oranjewoud heeft het effect van de emissie van fijn stof op het zorglandgoed berekend, veroorzaakt door de pluimveehouderij (Coevordenseweg 43a) en de Coevordenseweg. Het blijkt dat de berekende concentraties fijn stof iets verhoogd zijn ten opzichte van de achtergrondwaarde (21,2 µg/m3 PM10). Deze waarden liggen ruim onder de grenswaarde voor fijn stof. Dit betekent dat er geen extra effecten op de gezondheid te verwachten zijn naast de reguliere effecten door de overal aanwezige achtergrondconcentratie aan fijn stof.
Bedrijfsvoering
Factoren die het risico op infectieziekten en op de blootstelling aan milieuaspecten voor de directe omgeving kunnen vergroten zijn onder meer de hoeveelheid dieren in één stal, het houden van varkens en pluimvee op één bedrijf, de afstand tussen woningen en de intensieve veehouderijen, de hygiëne en bedrijfsvoering en stalontwerp, het antibioticumgebruik en de controle op het functioneren van luchtwassers.
De GGD kan niet beoordelen hoe de kwaliteit is van de huidige bedrijfsvoering van beide intensieve veehouderijen. Gezien de potentiële risico's van dit type bedrijven is het belangrijk dat de gemeente deze bedrijven adequaat blijft controleren.
Conclusie
Op basis van de huidige wetenschap zijn er onvoldoende motieven om de realisatie van het zorglandgoed vanwege zoönosen niet door te laten gaan. Verder verwacht de GGD dat de milieuaspecten geur, geluid en fijn stof geen extra risico's vormen voor de volksgezondheid van de nieuwe bewoners.