direct naar inhoud van Regels
Plan: Terrein Hogt
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0173.BP16038-va02

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan:

Het bestemmingsplan Terrein Hogt van de gemeente Oldenzaal.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0173.BP16038-va02 met de bijbehorende regels (en eventueel bijlagen);

1.3 verbeelding:

de analoge en digitale voorstelling van de in het plan opgenomen digitale ruimtelijke informatie;

1.4 aanbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aan-huis-verbonden beroep:

een beroep op het gebied van zakelijke of maatschappelijke dienstverlening, dat door de gebruiker van de woning wordt uitgeoefend in de woning of een daarbij behorend bijgebouw, waarbij de woonfunctie als hoofdfunctie gehandhaafd blijft

1.7 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.8 aanpijling

een op de kaart blijkens de daarop voorkomende verklaring als zodanig opgenomen aanduiding, die aangeeft, welke bestemming/aanduiding van toepassing is op de aangepijlde gronden;

1.9 afwijking van de bouwregels en/of de gebruiksregels:

een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c. van de Wet ruimtelijke ordening;

1.10 ander werk:

een werk, geen bouwwerk zijnde

1.11 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen bebouwing zijnde

1.12 bebouwingspercentage:

de bebouwde oppervlakte van de gebouwen uitgedrukt in procenten van de totale oppervlakte van nader aangegeven gronden;

1.13 bedrijf:

een bedrijfseconomische eenheid gericht op het behalen van winst;

1.14 bestemmingsgrens:

een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bestemmingsvlak;

1.15 bestemmingsvlak:

een op de plankaart aangegeven vlak met eenzelfde bestemming;

1.16 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak

1.17 bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.18 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.19 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.20 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.21 bouwperceelsgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.22 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.23 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.24 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.25 erf:

de grond deel uitmakende van een bouwperceel, behorende bij één woning, waarop geen hoofdgebouw is of mag worden gebouwd krachtens de vigerende woonbestemming;

1.26 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.27 geluidgevoelige functies:

in een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een gebouw of terrein als geluidsgevoelig object wordt aangemerkt;

1.28 geluidgevoelige objecten:

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.29 halfvrijstaande woning:

een woning van het type twee aaneen gebouwd;

1.30 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn , gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.31 huishouden:

een persoon of groep personen die een huishouding voert;

1.32 inwoning:

de situatie waarin twee huishoudens één woning bewonen, waarbij de woning één hoofdtoegang heeft en de ruimten onderling vrij toegankelijk zijn;

1.33 omgevingsvergunning:

vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.34 peil:

a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;

b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein;

1.35 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.36 restaurant:

één horecabedrijf, waarin in dat bedrijf volledig bereide maaltijden, alsmede alcoholvrije of alcoholhoudende dranken uitsluitend in combinatie met die maaltijden worden verstrekt voor gebruik ter plaatse tussen 10.00 uu en 24.00 uur; een volwaardige bedrijfskeuken maakt deel uit van de vestiging. Het bedrijfsmatig verschaffen van logies en/of het exploiteren van een zaalaccommodatie of discotheek zijn uitgesloten;

1.37 uitbouw:

een gebouw dat als een vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.38 voorgevel:

de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;

1.39 voorgevelrooilijn:

de bouwgrens die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd;

1.40 vrijstaande woning

een woning die met de hoofdmassa niet begrensd is door scheidsmuren van een andere hoofdmassa;

1.41 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van een huishouden;

1.42 wooneenheid

elke ruimte of als eenheid samengesteld aantal ruimten, welke geschikt en bestemd is voor bewoning, zoals eengezinshuizen, bejaardenwoningen, woningen voor 1 en/of 2 persoonshuishoudens, meergezinshuizen en onzelfstandige woonruimte;

1.43 woongebouw

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.44 woonhuis

een gebouw, dat één woning omvat, danwel twee of meer naast elkaar en/of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Algemeen

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, schoorstenen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, dakgoten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m1 bedraagt;

2.2 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak van het dak is geplaatst;

2.3 de afstand tot de bouwperceelsgrens

tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand met kortst is;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de diepte van een hoofdgebouw

vanaf de aan de straat gelegen bouwgrens tot aan de achtergevel van het hoofdgebouw of vanaf de bestaande voorgevel tot aan de achtergevel van het hoofdgebouw;

2.6 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.7 de goothoogte van en bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.8 de hoogte van een dakopbouw

vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw;

2.9 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.10 de inhoud van een bouwwerk

Tussen de bovenkant van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.11 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel

de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen.

2.12 peil
  • a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen; de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein;
2.13 maatvoering:

Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:

  • a. voor lengten in meters (m);
  • b. voor oppervlakten in vierkante meters (m2);
  • c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m3);
  • d. voor verhoudingen in procenten (%).
2.14 meten:

Bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van de lijn.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen, bermen en beplanting;
  • b. parken en plantsoenen;
  • c. informeel parkeren langs de ontsluitingsweg;
  • d. speelvoorzieningen, uitgezonderd mechanische speelvoorzieningen, behorende bij en ondergeschikt aan de bestemming Horeca - Restaurant, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorzieningen';
  • e. water en voorzieningen voor de waterhuishouding.
  • f. groenvoorzieningen met een visueel afschermende functie, zoals hagen en gebiedseigen bomen ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel';
  • g. een dierenweide, behorende bij en ondergeschikt aan de bestemming 'Horeca-Restaurant', uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen – dierenweide'.

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en verhardingen.

3.2 Bouwregels
3.2.1

Gebouwen worden gebouwd ten dienste van de bestemming met dien verstande dat:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen – dierenweide' verspreid over het terrein schuilhokken en nachtverblijven mogen worden gerealiseerd, met dien verstande dat:
  • 1. de bouwhoogte mag maximaal 3 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van één gebouw maximaal 4 meter mag bedragen;
  • 2. de oppervlakte per gebouw mag maximaal 30 m2 bedragen, met dien verstande dat het totaal bebouwd oppervlak maximaal 200 m2 mag bedragen.
3.2.2

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde maximaal:

  • a. lichtmasten 6 m;
  • b. speelvoorzieningen 5 m;
  • c. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.

Artikel 4 Horeca - Restaurant

4.1 Bestemmingomschrijving

De voor Horeca - Restaurant aangewezen gronden zijn bestemd voor één restaurant met daarbij behorende gebouwen andere-bouwwerken, tuinen, erven, terrassen, terreinen, parkeervoorzieningen en water en groenvoorzieningen.

4.2 Bouwregels

Op de tot Horeca - Restaurant bestemde gronden mogen uitsluitende worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:

4.2.1
  • a. het hoofdgebouw mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' mag niet worden overschreden;
  • c. de goot- en bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mag niet worden overschreden;
  • d. de dakhelling bedraagt minimaal 20 en maximaal 50°;
  • e. bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder 4.2.1. onder d voor het afwijken van de voorgeschreven dakhelling, mits dit uit een oogpunt van welstand aanvaardbaar is.
4.2.2

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde maximaal:

  • a. lichtmasten 6 m;
  • b. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 2 m;
  • c. speelvoorzieningen 3 m.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en straten, wandel- en fietspaden met een functie voornamelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer;
  • b. parkeer- groen- en speelvoorzieningen;
  • c. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;

met daarbij behorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels
5.2.1

Gebouwen ten dienste van de bestemming en/of nutsvoorzieningen mogen worden gebouwd met dien verstande dat:

  • a. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m2;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
5.2.2

de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, anders dan voor de verlichting, wegaanduiding, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer dan 4 m bedragen.

Artikel 6 Wonen-Erfwonen

De voor 'Wonen-Erfwonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

6.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. wonen;
  • b. verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van bed en breakfast met een oppervlakte van maximaal 50 m2;
  • c. bijbehorende voorzieningen;
  • d. parkeervoorzienignen;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. tuinen en erven;
  • f. verhardingen;
  • g. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;

met de daarbij behorende:

  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2 Bouwregels
6.2.1

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:

  • a. woningen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. er mogen maximaal vijf woningen worden gebouwd;
  • c. de gezamenlijke inhoud van de woningen mag maximaal 3.500 m3 bedragen;
  • d. de inhoud van de woning in het bouwvlak met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-1' bedraagt minimaal 1.000 m3 en maximaal 1.500 m3;
  • e. de inhoud van de overige woningen mag maximaal 1.000 m3 bedragen;
  • f. per bouwvlak mag uitsluitend één massa worden gebouwd, voorzien van één kap;
  • g. de voorgevel van de woning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-1' mag niet meer dan 2,5 meter achter de voorgevelrooilijn worden gebouwd.
  • h. de dakhelling bedraagt minimaal 20 en maximaal 50°;
  • i. de goothoogte ter plaatse van de aanduiding 'minimum goothoogte (m), maximum goothoogte (m)' mag niet worden overschreden;
  • j. de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag niet worden overschreden;
  • k. de goot- en bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mag niet worden overschreden;
6.2.2

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak en inpandig in de woning worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen mag per woning maximaal 25 m2 bedragen;
  • c. de inhoud van bijgebouwen wordt niet meegenomen bij de berekening van de gezamenlijke inhoud van de woningen conform artikel 6.2.1 onder c.
6.2.3

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat:

  • a. geen erfafscheidingen mogen worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 2,50 meter mag bedragen.
6.3 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.1 voor het toestaan van een aan huis verbonden bedrijf, mits:

  • a. het bedrijf is opgenomen in categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten dan wel het een bedrijf betreft dat voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met een bedrijf genoemd in categorie 1;
  • b. het vloeroppervlak dat (mede) wordt gebruikt voor de uitoefening van het bedrijf niet meer dan 30% van het gebruiksoppervlak van het hoofdgebouw en de bijgebouwen mag bedragen met een maximum van 30 m². Voor medische dienstverlening kan in verband met scheiding van praktijkruimte en wachtruimte een uitzondering worden gemaakt tot een absoluut maximum van 70 m²;
  • c. het geen detailhandel (met uitzondering van ondergeschikte detailhandel behorende bij de dienstverlening van kapsalons, schoonheidssalons, e.d.) en/of horeca activiteiten en/of prostitutieactiviteiten betreft en het aantal bezoekers dat tegelijkaanwezig is maximaal 5 bedraagt;
  • d. er een directe relatie bestaat tussen het bedrijf en de bewoner van de woning en er geen personeel in dienst wordt genomen;
  • e. er voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein of in de directe omgeving aanwezig is waardoor er geen onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte ontstaat.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene bouwregels

8.1

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte en oppervlakte van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet en Wabo tot stand zijn gekomen meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte en oppervlakte in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

8.2

In die gevallen dat de bestaande afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet en Wabo tot stand zijn gekomen minder bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan.

8.3

In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

9.1

Onder gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in elk geval verstaan:

  • a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie.
9.2

Bij het oprichten en gebruiken van gebouwen dient de inrichting van elk perceel zodanig te zijn dat voldoende ruimte aanwezig is om het parkeren op eigen terrein te kunnen afwikkelen, waarbij op eigen terrein dient te zijn voorzien in voldoende parkeeraccommodatie. Hierbij gelden in de volgende parkeernormen:

  • a. woningen: ten minste 2 parkeerplaatsen per woning;
  • b. restaurant: ten minste 12 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo.
9.3 Voorwaardelijke verplichting

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in artikelen 4 en 6 opgenomen bestemmingsomschrijving zonder de aanleg in instandhouding van de in artikel 3.1 onder f genoemde groenvoorzieningen met een visueel afschermende werking, zoals hagen en gebiedseigen bomen ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel'.

Artikel 10 Algemene aanduidingsregels

10.1 Geluidzone
10.1.1

Op de voor Geluidzone aangewezen gronden mag geen toename plaatsvinden van geluidgevoelige functies.

10.1.2

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de aanduiding wordt verwijderd, met dien verstande dat de wijziging uitsluitend plaats vindt nadat de contourbepalende (bedrijfs)activiteit is beëindigd.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

11.1

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlaktematen, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlaktematen, percentages en afstandseisen;
  • b. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  • c. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m;
  • d. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde wordt vergroot tot maximaal 10 m.
11.2

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 11.1 kan slechts worden verleend, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 12 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. bestemmingsgrenzen mogen met niet meer dan 5 m worden verschoven;
  • b. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwen luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
  • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig bij het verlenen van een omgevingsvergunning eenmalig afwijken van sub a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%.
  • c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Titel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Terrein Hogt