direct naar inhoud van Artikel 7 Recreatie - Verblijfsrecreatie
Plan: Het Hulsbeek
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0173.BP16036-va01

Artikel 7 Recreatie - Verblijfsrecreatie

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Recreatie - Verblijfsrecreatie aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsmatig geëxploiteerde verblijfsrecreatieve voorzieningen tot een aantal van 87 kampeermiddelen en/of stacaravans;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' het wonen in één bedrijfswoning;

met daarbij behorende detailhandel en ondergeschikte horeca, gebouwen, andere-bouwwerken, wegen, paden, parkeervoorzieningen, water, voorzieningen voor de waterhuishouding, groenvoorzieningen en terreinen.

7.2 Bouwregels

Op de tot Recreatie - Verblijfsrecreatie bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:

7.2.1

voor gebouwen ten behoeve van algemene voorzieningen, onderhoud en beheer de volgende bepalingen gelden:

  • a. de afstand tot de bestemmingsgrens mag niet minder dan 3 m bedragen, met dien verstande dat de afstand tot de naar de weg gekeerde bestemmingsgrens niet minder dan 5 m mag bedragen;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte – de oppervlakte van de bedrijfswoning en de daarbij behorende aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen daaronder niet begrepen – mag niet meer dan 525 m2 bedragen;
  • c. de goothoogte mag niet meer dan 5 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen.
7.2.2

voor stacaravans de volgende bepalingen gelden:

  • a. het aantal per standplaats mag niet meer dan één bedragen;
  • b. de afstand tot de bestemmingsgrens mag niet minder dan 3 m bedragen;
  • c. de oppervlakte inclusief bergingen, daaronder begrepen niet meer dan 1 vrijstaande berging van niet meer dan 6 m2, mag niet meer dan 60 m2 bedragen;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer dan 3,50 m bedragen;
  • e. de onderlinge afstand mag niet minder dan 5 m bedragen.
7.2.3

voor bedrijfswoningen de volgende bepalingen gelden:

  • a. de inhoud mag niet meer dan 750 m3 bedragen, tenzij op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan een grotere inhoud aanwezig is, in welk geval die grotere inhoud is toegestaan;
  • b. de goothoogte mag niet meer dan 4,50 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen;
  • d. voor niet-inpandige bedrijfswoningen geldt dat:
    • 1. de goothoogte niet meer dan 4 m mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte niet meer dan 9 m mag bedragen;
    • 3. de dakhelling niet minder dan 20º en niet meer dan 60º mag bedragen.
7.2.4

voor aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning de volgende bepalingen gelden:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van aanbouwen, uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen, vrijstaande bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 100 m2 bedragen, met dien verstande dat niet meer dan 50 m2 daarvan mag worden benut voor aanbouwen, uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en overkappingen;
  • b. de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer dan 5 m bedragen.
7.2.5

voor andere-bouwwerken de volgende bepalingen gelden:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2,5 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige andere-bouwwerken mag niet meer dan 6 m bedragen.
7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. het behoud van de ruimtelijke kwaliteiten van het terrein;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de natuurlijke- en landschappelijke waarden;
  • f. de sociale veiligheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
7.4 Afwijken van de bouwregels
7.4.1

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 7.2.1 onder a en worden toegestaan dat de afstand wordt verminderd tot 0 m.

7.4.2

De genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de natuurlijke- en landschappelijke waarden;
  • f. de sociale veiligheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de (aangrenzende) gronden.