direct naar inhoud van Artikel 10 Wonen
Plan: Het Hulsbeek
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0173.BP16036-va01

Artikel 10 Wonen

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woondoeleinden, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroep;
  • b. de huisvesting van twee huishoudens in één woonhuis (inwoning);
  • c. verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van bed & breakfast tot een oppervlakte van niet meer dan 50 m2;
  • d. een buitenrijbaan, zoals deze bestaat op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
  • e. de waterhuishouding;

met daarbij behorende gebouwen, andere-bouwwerken, tuinen en erven.

10.2 Bouwregels

Op de tot Wonen bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:

10.2.1

voor hoofdgebouwen in casu woonhuizen de volgende bepalingen gelden:

  • a. per bestemmingsvlak mag één vrijstaand woonhuis worden gebouwd;
  • b. de inhoud van een woonhuis mag niet meer dan 750 m3 bedragen;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b geldt dat de inhoud van het woonhuis mag worden vergroot tot niet meer dan de inhoud van het gebouw waarvan de oorspronkelijke woning deel uitmaakt;
  • d. de afstand van een vrijstaand woonhuis en van de vrijstaande zijde van een aaneengebouwd woonhuis tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 3 m bedragen;
  • e. de goothoogte mag niet meer dan 4 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte mag niet meer dan 9 m bedragen;
  • g. de breedte mag niet minder dan 5 m bedragen;
  • h. de dakhelling mag niet minder dan 30º bedragen;
  • i. in afwijking van het bepaalde onder a tot en met h geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mogen worden;
  • j. herbouw van bestaande woningen is uitsluitend toegestaan indien en voor zover:
    • 1. de herbouw grotendeels plaatsvindt op de (voor zover aanwezig) bestaande funderingen;
    • 2. de voorgevel van de te herbouwen woning wordt geplaatst in de (voormalige) voorgevelrooilijn;
    • 3. de bouwwijze (vrijstaand of aaneengebouwd) van de te herbouwen woning(en) niet afwijkt van de bouwwijze van de oorspronkelijke woning(en).
10.2.2

voor aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning de volgende bepalingen gelden:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van aanbouwen, uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen, vrijstaande bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 100 m2 bedragen, met dien verstande dat niet meer dan 50 m2 daarvan mag worden benut voor aanbouwen, uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en overkappingen;
  • b. een bijgebouw mag worden gebouwd op een afstand van 4 m achter de naar de weg(en) gekeerde (voor)gevel(s) van het woonhuis en het verlengde daarvan en de afstand tot het woonhuis mag niet meer dan 25 m bedragen;
  • c. de afstand van een bijgebouw tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 1 m bedragen, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd;
  • d. de goothoogte van een aanbouw, uitbouw, overkapping of een aangebouwd bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen met dien verstande dat de goothoogte mag worden vergroot tot ten hoogste 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van het woonhuis;
  • e. de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder a tot en met f geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mogen worden.
10.2.3

voor andere-bouwwerken de volgende bepalingen gelden:

  • a. indien zij vóór de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het woonhuis of het verlengde daarvan worden opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2,50 m bedragen, met uitzondering van vlaggenmasten en lichtmasten waarvan de bouwhoogte niet meer dan 6 m mag bedragen.
10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. het behoud van de ruimtelijke kwaliteiten van het terrein;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de natuurlijke- en landschappelijke waarden;
  • f. de sociale veiligheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
10.4 Afwijken van de bouwregels
10.4.1

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in artikel 10.2.1 onder d en worden toegestaan dat de afstand wordt verminderd tot 0 m;
  • b. het bepaalde in artikel 10.2.1 onder e en worden toegestaan dat de goothoogte wordt vergroot tot de goothoogte van de bestaande bebouwing;
  • c. het bepaalde in artikel 10.2.1 onder j en worden toegestaan dat een woning wordt hergebouwd buiten de bestaande funderingen en/of voorgevelrooilijn en/of afwijkend van de bouwwijze van de oorspronkelijke woning;
  • d. het bepaalde in artikel 10.2.2 onder a ten behoeve van de vervanging van meerdere bijgebouwen, waarvan de gezamenlijke oppervlakte op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan meer bedraagt dan 100 m2, door één of meerdere bijgebouw(en), met dien verstande dat met de vervanging een vermindering (sanering) van de oppervlakte wordt gerealiseerd en dat ten hoogste 100 m2 plus 50% van het meerdere boven de 100 m2 wordt teruggebouwd, en mits de vervanging bijdraagt aan een aanmerkelijke verbetering van de landschappelijke situatie ter plaatse;
  • e. het bepaalde in artikel 10.2.2 en worden toegestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 200 m2 ten behoeve van de stalling van dieren en/op de opslag, mits de noodzaak is aangetoond, er sprake is van eigendom van gronden met een oppervlakte van ten minste 5.000 m2 en hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
10.4.2

De genoemde omgevingsvergunningen kunnen slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de natuurlijke- en landschappelijke waarden;
  • f. de sociale veiligheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de (aangrenzende) gronden.
10.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van een vrijstaand bijgebouw voor zelfstandige bewoning.

10.6 Afwijken van de gebruiksregels
10.6.1

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in artikel 10.1 ten behoeve van een buitenrijbaan tot een oppervlakte van maximaal 200 m2, met dien verstande dat:
    • 1. de afstand tussen de buitenrijbaan en de bestaande rechtmatig geplaatste bebouwing niet meer dan 25 m mag bedragen;
    • 2. de afstand tussen de buitenrijbaan en een woning van derden niet minder dan 70 m mag bedragen;
    • 3. verlichtingsvoorzieningen mogen worden gebouwd tot een hoogte van niet meer dan 8 m;
    • 4. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de waarden van de (aangrenzende) gronden;
  • b. het bepaalde in artikel 10.1 ten behoeve van een kleinschalig kampeerterrein;
  • c. het bepaalde in artikel 10.1 en artikel 10.5 en worden toegestaan dat een bijgebouw wordt gebruikt voor afhankelijke woonruimte (mantelzorg), met dien verstande dat dit plaatsvindt binnen de bestaande bebouwingsregeling en tot een oppervlakte van niet meer dan 75 m2.
10.6.2

De genoemde omgevingsvergunningen kunnen slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de natuurlijke- en landschappelijke waarden;
  • f. de sociale veiligheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de (aangrenzende) gronden.