Plan: | Hanzepoort |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0173.BP15003-va02 |
Bij externe veiligheid gaat het om het risico op een ongeval waarbij een gevaarlijke stof aanwezig is. Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beheersen van risico's die mensen lopen door opslag, productie, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen in hun omgeving. De risico's moeten aanvaardbaar zijn. Met het oog daarop heeft de rijksoverheid risiconormen vastgesteld waarmee bedrijven, wegbeheerders en vervoerders, maar ook gemeenten en provincies, rekening dienen te houden. Voor situaties waarbij het ontwikkelingsgebied binnen het invloedsgebied van een risicobron ligt, moet het resultaat van een risicoanalyse getoetst worden aan de gestelde risiconormen.
Van de ramptypes die verband houden met externe veiligheid ("Indeling Leidraad maatramp") zijn met name ongevallen met brandbare/explosieve of giftige stoffen van belang.
Deze ongevallen kunnen nader worden onderscheiden in ongevallen met betrekking tot:
De risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in inrichtingen dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daartoe zijn in het "Besluit externe veiligheid inrichtingen" (hierna: Bevi) regels gesteld.
Bij het toekennen van bepaalde bestemmingen dient onderzocht te worden:
Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats buiten een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Voor kwetsbare objecten geldt een plaatsgebonden risico PR 10-6 en voor beperkt kwetsbare objecten geldt een richtwaarde voor het plaatsgebonden risico PR 10-6.
Het groepsrisico bestaat uit de cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.
Bevi-inrichting
In het plangebied is de Bevi-inrichting Schenker-BTL B.V. gevestigd (Hanzepoort 10). Bij Schenker vindt opslag en overslag van stukgoederen plaats. Daaronder zijn gevaarlijke stoffen. Op 18-3-2011 is erin het kader van milieubeheer een veranderingsvergunning afgegeven waarin is bepaalt dat er geen sprake meer is van een BRZO (Besluit Risico's Zware Ongevallen), er blijft wel sprake van een Bevi inrichting omdat er meer dan 10.000 kilo gevaarlijke stoffen worden opgeslagen.
Een QRA (Quantative Risk Assessment) is uitgevoerd en als Bijlage 2 bij dit plan gevoegd. Tevens is in het kader van deze vergunningsaanvraag het advies van de regionale brandweer gevraagd. Deze is bijgevoegd als Bijlage 3.
Plaatsgebonden risico 10-6
Ter hoogte van het plangebied wordt geen plaatsgebonden risicocontour berekend voor de grenswaarde van 1.0 10-6 per jaar. Het plaatsgebonden risico vormt daarmee geen belemmering voor bestemmingsplan Hanzepoort.
Groepsrisico
Het berekende maximum aantal slachtoffers is kleiner dan 10. Juridisch gezien is er geen sprake van een groepsrisico.
Vliegveld Twenthe
Hanzepoort ligt onder de vliegroute van luchtverkeer van en naar vliegveld Twenthe. Bij externe veiligheid rond luchthavens gaat het om het beheersen van de risico’s voor omwonenden van het starten en landen van vliegtuigen (en helikopters).
Hoewel de kans op een ongeval tijdens een vlucht erg klein is, leveren deze vluchten gezamenlijk een verhoogd risico op voor de omgeving van de luchthaven. Voor deze omgeving kunnen daardoor beperkingen gelden voor de ruimtelijke ordening.
In het kader van mogelijke ontwikkelingen na sluiting van de militaire vliegbasis Twenthe zijn diverse onderzoeken verricht naar de mogelijkheden van de ontwikkeling van een commerciële burgerluchthaven. Uit deze onderzoeken blijkt dat over een deel van plangebied Hanzepoort de PR 10-6 contour ligt. Dit gebied is opgenomen als Veiligheidszone-luchtvaart in voorliggend bestemmingsplan. Nieuwbouw van een gebouw is niet toegestaan tenzij er mits invulling wordt gegeven aan de verantwoordingsplicht Bevi.
Op 17 september 2010 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) gepubliceerd en op 1 januari 2011 in werking getreden. Het Besluit is gebaseerd op de artikelen 5.1, eerste lid, 5.2, eerste lid, en 5.3, eerste en tweede lid, en 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer en de artikelen 3.37 en 4.3, eerste en tweede lid van de Wet ruimtelijke ordening. Deze AMvB regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen.
In de directe nabijheid van het plangebied ligt een gasleiding van de Gasunie met een uitwendige diameter van 108,0 mm en een maximale werkdruk van 40 bar. Volgens het nieuwe Besluit externe veiligheid buisleidingen wordt in het bestemmingsplan de ligging weergegeven van de aanwezige buisleidingen en ook de volgens artikel 14 lid 1 Bevb daarbijbehorende belemmeringenstrook voor onderhoud van de buisleiding. Deze belemmeringenstrook bedraagt bij 40 bar en meer 5 meter aan weerszijden van een buisleiding, gemeten uit het hart van de leiding. De gronden die zowel binnen deze strook als binnen het plangebied zijn gelegen krijgen de dubbelbestemming "Leiding – Gas”.
Het plaatsgebonden risico en het groepsrisico zijn berekend voor de hogedruk
aardgasleiding N-528-80 van de Gasunie. Deze berekening is als Bijlage 2 bij dit plan gevoegd.
Plaatsgebonden risico
Ter hoogte van het plangebied wordt geen plaatsgebonden risicocontour berekend voor de grenswaarde van 1.0 10-6 per jaar. Het plaatsgebonden risico vormt daarmee geen belemmering voor bestemmingsplan Hanzepoort.
Groepsrisico
De berekeningen hebben niet geleid tot een groepsrisico. Dit wil zeggen dat de kans op 10 of meer slachtoffers kleiner is dan 1.0 10-9.
Basisnet
Het ministerie Infrastructuur en Milieu is belast met de ontwikkeling van beleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor. De Nota Vervoer gevaarlijke stoffen bevat nieuw beleid dat erop is gericht de belangen van vervoer, ruimtelijke ontwikkeling en veiligheid meer met elkaar in evenwicht te brengen. Met dit doel is het Basisnet ontstaan. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) aan de gemeenten duidelijkheid te bieden over de maximale risico’s die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet bestaat uit drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water.
Plasbrandaandachtsgebied (PAG)
Onder een PAG wordt verstaan het gebied tot 30 meter van de rechterrand van de weg waarin, bij realisering van kwetsbare objecten, rekening dient te worden gehouden met de effecten van een plasbrand. Een plasbrand is verbranding van een door bijvoorbeeld lekkage ontstane plas van brandbare vloeistof. Een PAG geldt alleen voor nieuw te bouwen kwetsbare objecten. Bestaande objecten binnen de PAG hoeven niet te worden gesaneerd.
Huidig beleidskader
Op dit moment wordt het beleidskader nog gevormd door de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (circulaire RNVGS, 4 augustus 2004) en de Nota Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (nota RNVGS, 1995/96). De circulaire is een operationalisering en verduidelijking van het beleid uit de nota. Op basis van deze beleidsstukken gelden er normen voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico is de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats langs een transportroute verblijft, komt te overlijden als gevolg van een incident met het vervoer van gevaarlijke stoffen. Wat betreft het plaatsgebonden risico geldt ten opzichte van woningen (kwetsbare objecten) een grenswaarde van 10-6 per jaar.
Groepsrisico
Het groepsrisico is de kans per jaar per kilometer transportroute dat een groep van 10 of meer personen in de omgeving van de transportroute in één keer het (dodelijk) slachtoffer wordt van een ongeval op die transportroute. Het groepsrisico geeft de aandachtspunten op een transportroute aan waar zich mogelijk een ramp met veel slachtoffers kan voordoen en houdt daarmee rekening met de aard en dichtheid van de bebouwing in de nabijheid van de transportroute. Wat betreft het groepsrisico is de oriëntatiewaarde bij het vervoer van gevaarlijke stoffen per transportsegment gemeten per kilometer per jaar:
Weg
Uit de eindrapportage Basisnet Weg blijkt dat de A1 geen 10-6 plaatsgebonden risicocontour (PR) heeft en dat een dergelijke contour voor deze wegen ook niet wordt verwacht op basis van het hoogste groeiscenario (Global Economy). Er hoeft daarom niet met een veiligheidszone rekening te worden gehouden.
Deze weg heeft daarnaast een groepsrisico (GR), dat zowel in de huidige als in de toekomstige situatie beneden de 0,1* oriëntatiewaarde ligt.
Wel moet er bij de A1 rekening worden gehouden met een Plasbrandaandachtsgebied (PAG). Dit is het gebied tot 30 meter van de weg waarin, bij de realisering van kwetsbare objecten, rekening dient te worden gehouden met de effecten van een plasbrand. Deze 30 meter voor het PAG wordt gemeten vanaf de rechterrand van de rechterrijstrook. Op dit moment is er sprake van een afstand van ruim 30 meter tussen de rechterrand van de rijstrook en de meest nabije bebouwing. Deze afstand levert dus geen conflict op. Bij nieuwe situaties, moet de afstand van 30 meter wel in acht worden genomen.
Water
Uit de Risicoatlas Hoofdvaarwegen Nederland blijkt dat het Twenthekanaal het dichtstbijzijnde bevaarbare water is. Dit kanaal is gelegen op circa 8 km van het plangebied, en daardoor voor het plangebied niet relevant in het kader van externe veiligheid.
Spoor
De dichtstbijgelegen spoorlijn is het baanvak Hengelo - Bad Bentheim (Duitsland) op circa 1,5 kilometer van het plangebied. Tussen het plangebied en deze spoorlijn is bebouwing in de vorm van bedrijven aanwezig. Het plangebied niet relevant in het kader van externe veiligheid voor het aspect spoor.
In of nabij het plangebied liggen een aantal risicobronnen. Die risicobronnen kunnen bij een calamiteit een effect hebben binnen het plangebied. Het gaat hierbij om de volgende risicobronnen:
Met betrekking tot de externe veiligheid is door het adviesbureau AVIV een rapport opgesteld voor de aardgasleiding en voor Schenker. Tevens is door Brandweer Twente als onderdeel van de veiligheidsregio Twente advies uitgebracht, zie Bijlage 3.
Schenker Hanzepoort 10
Het invloedsgebied van deze inrichting beslaat en cirkel van 188 meter. Binnen die zone zijn in de dagperiode 261 mensen aanwezig en in de nachtperiode 31 mensen. Uit de risicoberekening is gebleken dat er geen sprake is van een plaatsgebonden risicocontour of dat er sprake is van een groepsrisico in juridische zin.
Beheersmaatregelen; de deuren van de opslagvoorziening zijn automatisch sluitend na branddetectie en waarbij de mechanische ventilatie wordt uitgeschakeld. Voorts is er automatisch werkende lichtschuimblusinstallatie met gebruik van inside air aanwezig.
Aardgasleiding N-528-80.
Het interesse gebied van de gasleiding omvat in deze situatie 380 personen in de dagperiode en 93 personen in de nachtperiode. De risicoberekening heeft niet geleid tot een plaatsgebonden contour en niet tot een groepsrisico.
Autosnelweg A1
Voor de risico van de snelweg is uitgegaan van de eindrapportage Basisnet Weg. Daar uit blijkt dat er geen sprake is van een plaatsgebonden contour. Het groepsrisico blijft onder de 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Voorts zijn er geen objecten aanwezig binnen het plasbrandaandachtsgebied.
Vliegveld Twenthe
In het kader van mogelijke ontwikkelingen om te komen tot een burgerluchthaven zijn diverse onderzoeken verricht. Vooralsnog is in het kader van dit bestemmingsplan uitgegaan van een kleine commerciële burgerluchthaven. In die situatie ligt over een klein deel van het bestemmingsplangebied een plaatsgebonden risicocontour. Nieuwbouw is ter plaatse niet toegestaan tenzij er invulling kan worden gegeven aan de verantwoordingsplicht Bevi. In de op te stellen MER-rapportage zullen de consequenties voor de plaatsgebonden contour en groepsrisico in kaart worden gebracht.
Zelfredzaamheid
Het bevorderen van zelfredzaamheid kan het aantal slachtoffers bij een incident verlagen. Bij zelfredzaamheid kan gedacht worden aan vluchtwegen (op objectniveau de richting van de uitgangen en op bestemmingsplanniveau de capaciteit van de wegen van de risicobron af) en het type aanwezigen in de omgeving. Op basis van het bestemmingsplan zullen in het plangebied voornamelijk zelfredzame personen aanwezig zijn.
Conclusie
De actualisatie van het bestemmingsplan Hanzepoort leidt niet tot een toename van het aantal aanwezigen in het plangebied en ook worden de oriëntatiewaarden nergens overschreden.
Maatregelen aan de bron (Schenker) dragen bij aan een verlaging van de risico's, maar liggen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, door buisleidingen of bij luchtverkeersbewegingen niet binnen de verantwoordelijkheid van de gemeente.
Geconcludeerd kan worden dat het aspect externe veiligheid geen belemmering vormt voor de uitvoering van onderhavig bestemmingsplan.