direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Beheersverordening Landelijk gebied
Status: vastgesteld
Plantype: beheersverordening
IMRO-idn: NL.IMRO.0171.BV00001-VS01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 De beheersverordening

Aanleiding

Een bestemmingsplan moet binnen tien jaar geactualiseerd zijn. Op dit moment maakt de stikstofproblematiek het voor de gemeente Noordoostpolder nagenoeg onmogelijk een nieuw, generiek bestemmingsplan voor het landelijk gebied op te stellen. Om te kunnen voldoen aan de actualisatieplicht kiest de gemeente er daarom voor een beheersverordening op te stellen.

De gemeente Noordoostpolder zet met deze beheersverordening een stap in het traject voor de actualisatie van haar bestemmingsplannen voor het buitengebied. Het doel is om op basis van de nu geldende bestemmingsplannen (o.a. het bestemmingsplan Landelijk gebied 2004) te komen tot één nieuw planologisch kader voor het landelijk gebied.

De wettelijke grondslag voor een beheersverordening

Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. In de Wro is een nieuw ruimtelijk instrument naast het bestemmingsplan geïntroduceerd: de beheersverordening. De gemeenteraad kan, voor de delen van het grondgebied van de gemeente waar geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen worden voorzien, in plaats van een bestemmingsplan, een beheersverordening vaststellen. In een beheersverordening wordt het beheer van het betreffende gebied in overeenstemming met het bestaande feitelijke en/of planologisch toelaatbare gebruik geregeld. Deze beheersverordening vertoont gelijkenis met de (digitale) bestemmingsplannen zoals die voor andere delen van de gemeente zijn vastgesteld. Ook de beheersverordening bestaat uit regels en een verbeelding en gaat vergezeld van een toelichting.

Uitgangspunten voor de beheersverordening

De Beheersverordening Landelijk gebied vormt het kader voor de ruimtelijke ordening voor het landelijk gebied van de gemeente. Het heeft tot doel het gebruik en de inrichting van gronden en het oprichten van gebouwen en bouwwerken te regelen en te beheren. Dit met het oog op het bevorderen van een zo goed mogelijk gebruik van het landelijk gebied. De beheersverordening vormt een stuk gemeentelijke wetgeving: het bindt zowel de burger als de overheid.

Als in de periode waarin deze beheersverordening van kracht is, de situatie zich voordoet dat de gemeente medewerking wil verlenen aan een ontwikkeling die niet past binnen de regels van de beheersverordening, dan is dit, evenals bij een bestemmingsplan, mogelijk middels een separate planologische procedure. De beheersverordening zelf biedt geen basis voor nieuwe ontwikkelingen.

1.2 Ligging verordeningsgebied

De gemeentegrens van Noordoostpolder vormt de buitengrens van het verordeningsgebied. De binnengrenzen zijn afgestemd op de geldende bestemmingsplannen voor de dorpen binnen de gemeente. Daarnaast zijn de gebieden waarvoor een nieuw bestemmingsplan geldt, buiten toepassing van het verordeningsgebied gelaten. De begrenzing van het verordeningsgebied is aangegeven in figuur 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0171.BV00001-VS01_0001.jpg" Figuur 1: Verordeningsgebied

1.3 Vigerende plannen

Bestemmingsplannen/wijzigingsplannen

In het verordeningsgebied zijn de volgende bestemmingsplannen/wijzigingsplannen van kracht:

  • Landelijk gebied (vastgesteld op 24 maart 1977)
  • Landelijk gebied herziening ex art. 30 WRO (vastgesteld op 25-09-1986)
  • Bos en Gaarde (vastgesteld op 23 oktober 1986)
  • Landelijk gebied, Windmolenpark (vastgesteld op 18 december 1986)
  • Landelijk gebied, Tweede Windmolenpark (vastgesteld op 27 september 1990)
  • IJsselmeer (vastgesteld op 19 december 1995)
  • Waterloopbos e.o. (vastgesteld op 18 april 2002)
  • Landelijk gebied 2004 (vastgesteld op 19 september 2005)
  • Landelijk gebied 2004 - Schokkerhaven 2004 (vastgesteld op 22 december 2005)
  • Landelijk gebied 2004 - Vakantiepark Eigen Wijze (vastgesteld op 26 januari 2006)
  • Landelijk gebied 2004 - Oosterringweg 65-1 te Bant (vastgesteld op 25 januari 2007)
  • Landelijk gebied 2004 - Recreatieonderneming Schoterpad 2 te Bant (vastgesteld op 27 maart 2008)
  • Landelijk gebied 2004 - Herziening camping De Kei te Kraggenburg (vastgesteld op 17 december 2009)
  • Landelijk gebied 2004 - Leemringweg/Mammouthweg (vastgesteld op 23 april 2009)
  • Landelijk gebied 2004 - Zwartemeerweg 56 te Kraggenburg (vastgesteld op 26 mei 2010)
  • Landelijk gebied 2004 - Ankerpad 4 te Espel (vastgesteld op 23 april 2009)
  • Landelijk gebied 2004 - Neushoornweg 35 te Kraggenburg (vastgesteld op 26 augustus 2008)
  • Landelijk gebied 2004 - Herziening ex artikel 30 WRO (vastgesteld op 17 december 2009)
  • Landelijk gebied 2004 - Oud Emmeloorderweg 36 te Ens (vastgesteld op 15 april 2008)
  • Landelijk gebied 2004 - Marknesserweg 13 te Emmeloord (vastgesteld op 2 september 2008)
  • Landelijk gebied 2004 - Parallelweg Marknesserweg (vastgesteld op 9 september 2010)
  • Landelijk gebied 2004 - Herziening Uiterdijkenweg 58 te Marknesse (vastgesteld op 25 augustus 2009)
  • Landelijk gebied 2004 - Koppelleiding Flevopolder (vastgesteld op 5 januari 2010)
  • Landelijk gebied 2004 - Schokkerhaven bedrijfsbestemming (vastgesteld op 27 januari 2011)
  • Landelijk gebied 2004 - Noordermiddenweg 10-1 te Creil (vastgesteld op 13 oktober 2009)
  • Landelijk gebied 2004 - Wellerzandweg - ontwikkeling landgoederen (vastgesteld op 24 mei 2012)
  • Landelijk gebied 2004 - Omzetting Agrarisch gebied naar Natuur (vastgesteld op 26 april 2012)
  • Landelijk gebied 2004 - Kalenbergerweg 4b te Luttelgeest (vastgesteld op 18 oktober 2012)
  • Landelijk gebied 2004 - Creilerpad 19b te Creil (vastgesteld op 25 april 2013)
  • Ens, N50 / Ramspol (vastgesteld op 7 oktober 2013)
  • Ens, Drietorensweg 29 en 38-I (vastgesteld op 27 juni 2013)
  • Landelijk gebied 2004 - Johannes Postweg 15 te Nagele (vastgesteld op 9 september 2013)
  • Landelijk gebied 2004 - Professor Brandsmaweg 7-1 te Nagele (vastgesteld op 7 januari 2014)
  • Landelijk gebied 2004 - Hoogspanningsstation Nagelerweg Emmeloord (vastgesteld op 26 mei 2014)
  • Landelijk gebied 2004 - Schokkerringweg 18-1 te Ens (vastgesteld op 5 augustus 2014)
  • Landelijk gebied 2004 - Vollenhoverweg 22 te Marknesse (vastgesteld op 8 december 2015)
  • Landelijk gebied 2004 - Vormtweg 2 te Tollebeek (vastgesteld op 26 januari 2015)
  • Landelijk gebied 2004 - Uiterdijkenweg 7 te Luttelgeest (vastgesteld op 29 juni 2015)
  • Landelijk gebied 2004 - Urkerweg 34 te Tollebeek (vastgesteld op 9 november 2015)
  • Landelijk gebied 2004 - Schoterpad 18 te Rutten ( vastgesteld op 14 juli 2015)
  • Landelijk gebied 2004 - Oosterringweg 31 te Luttelgeest

Inpassingsplannen

In het verordeningsgebied zijn de volgende inpassingsplannen van kracht:

Inpassingsplan Windenergie langs dijken van de Noordoostpolder

In het 'Inpassingsplan Windenergie langs dijken van de Noordoostpolder' is aangegeven dat de gemeente Noordoostpolder gedurende een periode van 7 jaren na vaststelling van het inpassingsplan niet bevoegd is een bestemmingsplan vast te stellen voor de gronden waarop het inpassingsplan betrekking heeft. Nog daargelaten of dit ook van toepassing is voor het opstellen van een beheersverordening is hier een nuancering op aangebracht. De gemeenteraad mag een bestemmingsplan opstellen voor zover de belangen van het windturbinepark niet aangetast worden. In het geval van de beheersverordening worden deze belangen niet aangetast gezien het feit dat er geen wijzigingen plaatsvinden ten opzichte van het inpassingsplan. Alleen de wijzigingen van het juiste gemeentelijke (juridische) toetsingskader worden aangepast.

Inpassingsplan Uitbreiding elektriciteitsnet Noordoostpolder

In het 'Inpassingsplan Uitbreiding elektriciteitsnet Noordoostpolder ' is aangegeven dat de gemeente Noordoostpolder gedurende een periode van 5 jaren na vaststelling van het inpassingsplan niet bevoegd is een bestemmingsplan vast te stellen voor de gronden waarop het inpassingsplan betrekking heeft. Nog daargelaten of dit ook van toepassing is voor het opstellen van een beheersverordening is hier een nuancering op aangebracht. De gemeenteraad mag een bestemmingsplan opstellen voor zover de belangen van het schakelstation en het kabeltracé niet aangetast worden. In het geval van de beheersverordening worden deze belangen niet aangetast gezien het feit dat er geen wijzigingen plaatsvinden ten opzichte van het inpassingsplan. Alleen de wijzigingen van het juiste gemeentelijke (juridische) toetsingskader worden aangepast.

De hiervoor opgesomde bestemmingsplannen, wijzigingsplannen en inpassingsplannen komen, zoals in de Wro is bepaald, bij inwerkingtreding van de beheersverordening te vervallen. Deze plannen zijn wel als onderdeel van de beheersverordening opgenomen (zie Hoofdstuk 5 Juridische toelichting).

1.4 Leeswijzer

De toelichting bij de verordening is als volgt opgebouwd:

  • in hoofdstuk 2 zijn de relevante beleidsstukken samengevat en is beoordeeld in hoeverre de uitgangspunten van deze verordening binnen het geldende beleid passen;
  • in hoofdstuk 3 is de bestaande situatie van het verordeningsgebied beschreven en wordt uitleg gegeven over de regeling die bij deze verordening hoort;
  • in hoofdstuk 4 wordt stilgestaan bij de relevante sectorale aspecten;
  • hoofdstuk 5 geeft een toelichting op de juridische regeling van de verordening;
  • hoofdstuk 6 bevat een korte beschrijving van de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Beleid

Op verschillende niveaus gelden beleidsnota's die betrekking hebben op het verordeningsgebied. Op rijksniveau is dit onder andere de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, die verder is uitgewerkt in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Op provinciaal niveau is dit onder andere het Provinciaal Omgevingsplan Flevoland (2006). Op gemeentelijk niveau zijn dit onder andere de Structuurvisie Noordoostpolder 2025, het Gemeentelijk Verkeer- en Vervoerplan en de gemeentelijke Welstandsnota.

De beleidsnota's op rijks- en provinciaal niveau geven geen specifieke uitgangspunten voor het verordeningsgebied, omdat de bestaande situatie wordt vastgelegd en er geen sprake is van nieuwe, ruimtelijk relevante ontwikkelingen. In algemene zin wordt gestreefd naar een voortzetting en verbetering van het bestaande kwaliteitsniveau. Dit geldt dan ook voor het verordeningsgebied.

De gemeentelijke beleidsnota's geven voor het verordeningsgebied geen ontwikkelingen aan die voor de beheersverordening van belang zijn. Wanneer wel sprake is van ontwikkelingen, zijn deze buiten het verordeningsgebied gehouden. Net als op rijks- en provinciaal niveau wordt gestreefd naar voortzetting en verbetering van het bestaande kwaliteitsniveau.

Hoofdstuk 3 Beschrijving bestaande situatie

3.1 Landschap, natuur en water

Landschap

De Noordoostpolder heeft een uniek landschap. De inrichting van de polder is na de drooglegging volledig gericht op de landbouw. Dit heeft een bijzonder landschap opgeleverd met een grootschalige concentrische opbouw en een grote mate van openheid. Dit landschap is nu 70 jaar oud en het concept van de oorspronkelijke inrichting is nog altijd herkenbaar aanwezig. Het ontwerp van de polder en de uniciteit van het landschap wordt internationaal hoog gewaardeerd. Het gebied is daarom aangewezen als nationaal wederopbouwgebied. Maar daarnaast is de Noordoostpolder ook gewoon een 'levend landschap', waar men woont, werkt en recreëert. Deze combinatie vraagt om een zorgvuldige afstemming.

Natuur

In en nabij de Noordoostpolder liggen enkele waardevolle natuurgebieden. De grote bossen maken samen met de hoofdvaarten, het Vollenhover- en Kadoelermeer, Schokland en enkele kleinere gebieden deel uit van de ecologische hoofdstructuur (EHS) in Flevoland. Buitendijks liggen gebieden die deel uitmaken van een netwerk van Europese beschermde natuurgebieden (de Natura2000- gebieden). Dit zijn het Zwartemeer, Ketelmeer en IJsselmeer. Nabij de gemeente liggen bovendien De Wieden en De Weerribben. De Noordoostpolder herbergt geschikt leefgebied voor specifieke plant- en diersoorten. Dit geldt in het bijzonder voor de zwaar beschermde rugstreeppad.

Bescherming van de bestaande natuur in de Noordoostpolder wordt veelal geborgd vanuit internationale, nationale of provinciale wet- en regelgeving. Dit geldt bijvoorbeeld voor het behoud van de waardevolle kenmerken van de EHS-gebieden en voor het behalen van instandhoudingsdoelstellingen voor de Natura2000-gebieden.

Water

De geschiedenis van Nederland wordt gevormd door het gebruik van, maar ook door de strijd tegen het water. Die situatie is nog steeds actueel. De dijken beschermen ons tegen het water; goed waterbeheer maakt het mogelijk gewassen te telen, wateroverlast te voorkomen en de recreatieve en natuurlijke mogelijkheden van water te benutten. Voor de structuur van de Noordoostpolder vormt water een belangrijk ordenend principe.

3.2 Wonen, werken en recreëren

Wonen

Erven

De erven zijn door hun erfbeplanting de belangrijkste landschapselementen in de polder. Ondanks de grote mate van stedenbouwkundige en architectonische variatie overheerst in het landschap van de Noordoostpolder het beeld van een standaarderf: een vaste kavelmaat, een vierkante hoofdvorm en een uniforme opzet van de erfbeplanting.

Arbeiderswoningen

De arbeiderswoningen vormen een zeer karakteristiek element in de Noordoostpolder. Vanwege hun ligging in het landschap en de relatief grote tuinen zijn het nu geliefde woonplekken.

Cultuurhistorie

Het landschap maakt deel uit van het erfgoed. Maar daarnaast zijn er ook andere erfgoedwaarden aanwezig in de gemeente. Deze worden verder besproken in paragraaf 4.9.

Werken

Landbouw

Noordoostpolder is van oorsprong een agrarische gemeente en ook vandaag de dag is de landbouw - en dan vooral de akkerbouw - economisch en beeldbepalend. Door het relatief grote aandeel van de agrarische sector kennen wij een redelijk stabiele economie. De strategische ligging en goede bereikbaarheid dragen hier aan bij.

Niet-agrarische activiteiten

Tegenwoordig is de werkgelegenheid meer verspreid over verschillende sectoren. Doordat veel agrarische erven vrijkomen, is er een gestage toename van (kleinschalige) niet-agrarische activiteiten, die het landelijk gebied deels een andere kleur geven.

Recreëren

Mensen onttrekken zich in hun vrije tijd vaak aan de hectiek van de stad. Het platteland en de natuur, met de bijbehorende rust en ruimte, vormen een favoriete omgeving om te ontspannen. De gemeente Noordoostpolder heeft op dit vlak veel te bieden. Het cultuurhistorisch waardevolle landschap onderscheidt de polder van andere gebieden en vormt een bijzonder decor voor recreatieve activiteiten. De recreatieve sector in onze gemeente heeft een duidelijk plattelandstoeristisch en cultuurhistorisch profiel. Het unieke ruime polderlandschap, de bossen bij de rand met het oude land, het Werelderfgoed van voormalig eiland Schokland, de bijzondere architectuur en stedenbouwkundige opzet van Nagele en de Orchideeënhoeve bij Luttelgeest; het zijn allemaal recreatieve trekkers van formaat.

Hoofdstuk 4 Sectorale aspecten

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe rekening is gehouden met de in en rond het verordeningsgebied voorkomende relevante omgevingsaspecten. Omdat deze beheersverordening enkel de bestaande planologische situatie voortzet, is de onderzoeksopgave van beperkte omvang. Om die reden is de afweging per aspect beknopt weergegeven.

4.2 Milieuzonering

Ten behoeve van de milieuzonering is door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) het systeem "Bedrijven en milieuzonering" ontwikkeld, in de vorm van een bedrijvenlijst. In deze lijst zijn bedrijven gecategoriseerd op hun milieueffecten. Afhankelijk van de mate waarin de in deze lijst opgenomen bedrijven milieuhinder (uitgaande van de gemiddelde bedrijfssituatie) kunnen veroorzaken, kent de lijst een milieucategorie aan de bedrijven toe. Naarmate de milieuhinder toeneemt, loopt de milieu-indeling op van 1 t/m 6, met bijbehorende richtlijnafstanden.

In het buitengebied van de Noordoospolder zijn op vrijgekomen agrarische erven alleen de lichtere milieucategorieën (1 en 2) toegelaten. Daarnaast zijn er van oudsher enkele agrarisch verwante bedrijven in het landelijk gebied gevestigd met een hogere milieucategorie, die geen milieuhinder op hun omgeving veroorzaken. Uit milieuoogpunt kan dan ook worden geconcludeerd dat de bedrijven in de huidige omvang en op grond van de huidige bedrijfsvoering acceptabel zijn. Daarnaast voorziet de verordening niet in nieuwe ontwikkelingen, waarbij milieubelastende activiteiten nabij milieugevoelige functies worden geplaatst. Naast de bestaande bedrijven zijn slechts andere niet-agrarische bedrijven toegestaan via een partiële herziening van het bestemmingsplan, waarbij de in het bestemmingsplan Landelijk gebied 2004 opgenomen bedrijvenlijst leidend is.

4.3 Planmer-plicht

Op basis van de Wet milieubeheer kan een beheersverordening mer-plichtig zijn.

Een milieueffectrapportage (m.e.r.) levert de informatie die nodig is om het milieubelang volwaardig mee te wegen bij de besluitvorming over plannen en projecten met aanzienlijke milieugevolgen. De rapportage vermeldt de milieugevolgen van een plan of project en de mogelijke (milieuvriendelijkere) alternatieven.

Er is sprake van planmer-plicht indien het volgende aan de orde is:

  • 1. Indien een bestemmingsplan of een beheersverordening activiteiten of ontwikkelingen mogelijk maakt waarmee drempelwaarden uit het Besluit m.e.r. kunnen worden overschreden, is het noodzakelijk dat het bestemmingsplan wordt begeleid door een planmer.
  • 2. Tevens geldt dat wanneer een bestemmingsplan of een beheersverordening activiteiten mogelijk maakt of daarvoor het kader biedt en het aannemelijk is dat een passende beoordeling op grond van de Natuurbeschermingswet dient te worden uitgevoerd het bestemmingsplan “planmer-plichtig” is.

In de onderhavige beheersverordening worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt als bedoeld in ad. 1 en 2. Zodoende is geen planmer nodig.

4.4 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen met betrekking tot de geluidbelasting van geluidsgevoelige gebouwen en terreinen door drie verschillende geluidsbronnen: wegverkeer, spoorwegverkeer en industrie. In Noordoostpolder zijn geen spoorwegen aanwezig.

Het landelijk gebied van de gemeente Noordoostpolder kent enkele wegen met een geluidzone. Een zone geeft aan in welke gevallen wel of niet geluidsonderzoek moet worden verricht. Voor het bouwen van woningen of een ander geluidsgevoelig object buiten de ‘geluidszone’ is een geluidsonderzoek niet verplicht. Voor ontwikkelingen binnen deze zones, waarbij geluidsgevoelige functies worden aangepast of gerealiseerd, dient een akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd. Nieuwe geluidgevoelige functies dienen te voldoen aan de voorkeursgrenswaarde van Lden 48 dB. In het verordeningsgebied zijn geen nieuwe geluidgevoelige functies toegestaan. Gezoneerde industrieterreinen komen in het landelijk gebied van Noordoostpolder niet voor.

Uit het vorenstaande blijkt dat geluid geen belemmering is voor het verordeningsgebied.

4.5 Externe veiligheid

Op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de daarop gebaseerde Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) gelden bepaalde normeringsafstanden tussen risicovolle en risicogevoelige functies. Daarbij wordt er onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. In het Bevi wordt aangegeven hoe met het plaatsgebonden risico en het groepsgebonden risico moet worden omgegaan. De risicovolle inrichtingen zijn op de risicokaart van de provincie Flevoland weergegeven.

Bij aanwezigheid van risicovolle inrichtingen moet onderzoek worden gedaan naar het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).

Bij het PR gaat het om de overlijdenskans van één persoon door een ongeluk bij de gasleiding. Het PR wordt uitgedrukt in contouren op de kaart. Nieuwe kwetsbare objecten mogen niet in de 10-6 risicocontour worden gebouwd.

Het GR houdt rekening met de daadwerkelijke aanwezigheid van personen en geeft de kans dat een bepaalde groep personen gelijktijdig slachtoffer kunnen worden. Voor het GR is geen normstelling, dit moet per situatie berekend worden.

4.5.1 LPG-tankstations

Een drietal tankstations waar ook LPG wordt verkocht is van invloed op het verordeningsgebied. Deze liggen aan beide zijden van de Rijksweg A6 (bij Nagele en Bant) en aan de Marknesserweg.

Voor deze LPG-tankstations is geconstateerd dat de verordening conserverend van aard is en de oprichting van nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten binnen de PR 10-6-contouren van de LPG-stations niet toelaat.

Desalniettemin kennen deze inrichtingen vanwege de rondom geldende invloedszone van 150 meter ten aanzien van het groepsrisico wel een gebied dat tot in het buitengebied reikt en waar rekening mee moet worden gehouden. Buiten het invloedsgebied mogen de effecten in het geval van een calamiteit verwaarloosbaar worden geacht.

Binnen het invloedsgebied maakt de verordening bij de genoemde tankstations geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen mogelijk.

De LPG-tankstations in en nabij het verordeningsgebied vormen dan ook geen belemmering voor de in de nabijheid daarvan aanwezige risicogevoelige functies.

4.5.2 Wegtransport gevaarlijke stoffen

Naast de invloed van de risicovolle inrichtingen ligt de Rijksweg A6 binnen het plangebied. Hierop is de circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen 2010 (cRNVGS 2010) van toepassing. Deze circulaire verplicht het bevoegde gezag om een beoordeling en afweging van de externe veiligheid mee te nemen bij ruimtelijke plannen die in de directe nabijheid zijn gelegen van een transportas waarover transporten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden.

Betreffende circulaire is een voorloper van de in de Nota Vervoer Gevaarlijke Stoffen aangekondigde wettelijke verankering van het beleid, in het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev 2012).

Langs de transportroute (A6) zijn geen kwetsbare objecten (woningen) binnen de PR contouren aanwezig. Het GR is zeer laag, danwel niet aanwezig.

De transportroute vormt dan ook geen belemmering voor de risicogevoelige functies in het verordeningsgebied.

4.5.3 Aardgastransportleidingen

Een hogedrukaardgasleiding kan falen als gevolg van schade door derden. Falen als gevolg van corrosie is (vrijwel) uitgesloten door de veiligheidsmaatregelen die door leidingeigenaren zijn genomen (inherente veiligheid). Door een beschadiging (breuk) van de aardgasleiding kan gas vrijkomen dat vervolgens ontsteekt en een fakkelbrand vormt, waarna secundaire branden ontstaan. In de risicoberekeningen wordt rekening gehouden met twee ontstekingstijdstippen: directe ontsteking en ontsteking op twee minuten na het begin van de gasuitstroom. De kans op een directe ontsteking is hierbij het grootst. In het geval van een fakkelbrand na een directe ontsteking bij een leidingbreuk is er geen tijd om te vluchten en kunnen de personen het invloedsgebied van de leiding slachtoffer worden.

De hulpverleningsdiensten zullen zich bij een volledige breuk richten op het redden van mensen, het ontruimen van het gebied en het blussen van secundaire branden in de omgeving.

In het verordeningsgebied zijn 11 aardgastransportleidingen aanwezig met een werkdruk van 40 bar en diameters variërend tussen de 4 en 12 inch. Voor deze leidingen geldt een minimale bebouwingsafstand van 4 meter. Op grond van het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) moeten deze leidingen gereguleerd worden in een bestemmingsplan. In plaats van een bestemmingsplan kan dit ook in een beheersverordening opgenomen worden.

Bij al deze aardgastransportleidingen is gebleken dat er geen kwetsbare objecten (woningen) binnen de PR contouren aanwezig zijn. Voorts is bij alle hogedruk aardgastransportleidingen gebleken dat het GR zeer laag, dan wel niet aanwezig is (zie ook Bijlage 1 Kwantitatieve risicoanalyse Noordoostpolder) .

In het verordeningsgebied worden geen nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten toegestaan en kunnen bestaande kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten niet worden uitgebreid richting de leiding. Hierdoor kunnen geen wijzigingen plaatsvinden in verband met het PR en het GR.

4.5.4 Conclusie

Gelet op het vorenstaande is externe veiligheid in principe geen belemmering voor het verordeningsgebied.

4.6 Luchtkwaliteit

De Wet luchtkwaliteit is een deel van de Wet milieubeheer. In de wet zijn normen opgenomen voor de luchtkwaliteit. De luchtkwaliteitseisen vormen onder andere geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen als er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde of als een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt.

In het verordeningsgebied worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt dan wel toegestaan. Hierdoor is er geen belemmering voor de luchtkwaliteit.

4.7 Bodem

Met betrekking tot de bodem kan gemeld worden dat in het verordeningsgebied geen nieuwe ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt dan wel toegestaan. Hierdoor is een bodemonderzoek niet noodzakelijk.

4.8 Water

Het verordeningsgebied valt voor een groot deel onder het beheer van het Waterschap Zuiderzeeland, dat zorg draagt voor de kwaliteit van het oppervlaktewater in het gebied en dat de grotere boezemwateren en sloten beheert, alsmede de waterkeringen, zoals geregeld in de Waterwet. Ook is het waterschap belast met het peilbeheer in het verordeningsgebied. Het beheer van de buitendijkse wateren valt onder het beheer van Rijkswaterstaat.

Voor de watergangen en waterpartijen in het verordeningsgebied geldt dat de bestaande situatie wordt gecontinueerd. De kwaliteit- en kwantiteitsfunctie van het water in het verordeningsgebied is hiermee gewaarborgd.

4.9 Archeologie en cultuurhistorie

4.9.1 Archeologie

De archeologische en aardkundige waarden in het landelijk gebied van de Noordoostpolder zijn geïnventariseerd door de toenmalige Rijksdient voor Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB, 2005) en in kaart gebracht op de archeologische monumentenkaart (AMK, 2007).

Daaropvolgend heeft de gemeenteraad op 4 oktober 2007 de Archeologische Basis- en Beleidsadvieskaart vastgesteld als gemeentelijk toetsingskader. Op de Archeologische Basis- en Beleidsadvieskaart is duidelijk aangegeven in welke gebieden er onderzoek moet worden gedaan en in welke gebieden onderzoek achterwege kan blijven. Ook wordt vermeld in welke mate er archeologische waarden verwacht worden of beschermd zijn.

Voorbeelden van archeologische waarden in het landelijk gebied van de Noordoostpolder zijn scheeps- en vliegtuigwrakken, nederzettingen van prehistorische jagers en verzamelaars, de middeleeuwse burchten van Kuinre en het voormalige eiland Schokland. Archeologische waarden zijn aan het oppervlak nagenoeg niet zichtbaar en dus gevoelig voor menselijke en natuurlijke aantasting zoals grondwaterpeilverlaging, diepploegen en inklinking.

Als aardkundige waarden zijn bijvoorbeeld aan te duiden de Kuinder en de keileemopstuwingen van Schokland. Ook de voormalige stroomgebieden van de IJssel, het Zwolse Diep en de Overijsselse Vecht herbergen aardkundige waarden.

Omdat er sprake is van een beheersverordening, waar ontwikkelingen uitsluitend op perceelsniveau mogelijk worden gemaakt, wordt er in het verordeningsgebied vanuit gegaan dat deze ontwikkelingen geen invloed hebben op de mogelijk aanwezige archeologische waarden buiten de AMK-terreinen.

4.9.2 Cultuurhistorie

De Noordoostpolder is een gebied van uitzonderlijke, universele betekenis. Het is een duidelijk voorbeeld van een rationeel landschap uit de 20e eeuw (rond 1940 drooggelegd), waarin de twee voormalige eilanden Urk en Schokland als zelfstandige elementen zijn opgenomen. Dit rationeel vormgegeven landschap is niet alleen ontworpen vanuit het oogpunt van optimale landbouwkundige productie, maar ook als wetenschappelijke, esthetische en intellectuele uitdaging.

Inrichting

Onderdelen van de inrichting van de Noordoostpolder die kenmerkend zijn voor het gebied zijn:

  • de kavelmaat;
  • de erven met bijbehorende erfsingels;
  • de diverse typen boerderijen;
  • de arbeiderswoningen;
  • de kavel- en erfsloten;
  • het grondgebruik.

In het gebied zijn in grote lijnen drie typen boerderijen te onderscheiden met ieder een eigen verschijningsvorm: de Zeeuwse langgevelboerderij, de Wieringermeerboerderij en (het meest voorkomend) het type met montageschuur en losse woning.

De architectuur van de bebouwing is bewust vormgegeven als ondersteuning van het landschappelijke beeld: gesloten aan de achterzijde en open vanaf de openbare weg. In de voorzone is de positie van het woonhuis dominant in het beeld, met een gevel naar de weg. De achterzone wordt bepaald door schuren met een grote kap.

In het verordeningsgebied zijn diverse gebouwen als rijks- en gemeentelijke monumenten aangegeven. De regels vastgelegd in bestemmingsplan landelijk Gebied 2004 blijven ook voor deze monumenten onverkort van toepassing.

Specifiek cultuurhistorisch waardevolle objecten zijn Nagele (dat bekend staat om zijn specifieke stedenbouwkundige structuur van het "nieuwe bouwen"), Oud Kraggenburg (dit is een voormalige haven met lichtwachterswoning) en Schokland (Dit voormalige eiland in de Zuiderzee staat sinds 1995 op de werelderfgoedlijst van de UNESCO).

Tot slot zijn in het Kuinderbos nog twee monumenten aanwezig: de landschappelijke aanduiding van de voormalige burchten van Kuinre. Dit zijn (voormalige) ronde burchtheuvels, in één geval omrand door een gracht.

4.10 Ecologie

Voor het verordeningsgebied kan worden gesteld dat het om een bestaande situatie gaat waarin geen nieuwe (grootschalige) ontwikkelingen worden toegestaan. Wat betreft de gebiedsbescherming zijn er in het verordeningsgebied geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die negatieve gevolgen hebben voor Natura 2000- of EHS-gebieden. Hetzelfde geldt voor de soortenbescherming.

4.11 Kabels, leidingen en zones

In het plangebied lopen hoogspanningsleidingen (bovengronds) die beheerd worden door Tennet (220 kV en 380 kV) en Essent (110 kV). Bij onderstaande hoogspanningslijnen zijn aan weerszijden van de leidingen geen bouwwerken toelaatbaar zonder toestemming van de beheerder:

  • 380 kV-hoogspanningslijn Diemen-Ens (32 meter);
  • 380 kV-hoogspanningslijn Ens-Zwolle (35 meter);
  • 220 kV-hoogspanningslijn Ens-Oudehaske (25 meter);
  • 220 kV-hoogspanningslijn Ens-Hessenweg (25 meter);
  • 110 kV-hoogspanningslijn Emmeloord-Kampen (25 meter);
  • 110 kV-hoogspanningslijn Vollenhove-Lemmer (25 meter);
  • 110 kV-hoogspanningslijn aftakking naar Vollenhove (25 meter).

Daarnaast lopen in het verordeningsgebied twee straalpaden: Lelystad-Joure (langs de Noordermeerdijk) en Emmeloord-Zwolle (van Emmeloord via het gebied ten zuidwesten van Kraggenburg naar Zwolle). Beide hebben een beschermingszone van 100 meter ter weerszijden van het hart van de straalverbinding. De bij de straalverbindingen behorende maximale bouwhoogten bedragen 22 tot 38 meter (boven NAP). Om een ongestoord functioneren te waarborgen, zijn onder het straal verbindingstraject geen bouwwerken toegestaan die hoger zijn dan de genoemde hoogten.

Ook zijn er 2 drinkwatertransportleidingen in het verordeningsgebied aanwezig. Deze lopen van Kuinre naar Bant en van Vollenhoeve via Emmeloord naar Urk. Hier geldt een bebouwingsafstand van 5 meter.

De aardgastransportleidingen zijn behandeld in paragraaf 4.5.3.

De voornoemde leiding- en zonetracés zijn geen belemmering voor het verordeningsgebied.

Hoofdstuk 5 Juridische toelichting

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de keuze voor het instrument beheersverordening uiteengezet en een uitleg gegeven bij de planologische regeling.

5.2 Keuze voor beheersverordening

De gemeente is gehouden aan de zogenoemde actualiseringsplicht op grond van artikel 3.1 Wro. Deze actualiseringsplicht betekent dat de gemeente ervoor dient te zorgen dat het hele grondgebied is voorzien van actuele bestemmingsplannen of beheersverordeningen, dat wil zeggen niet langer dan 10 jaar geleden vastgesteld. Voor het verordeningsgebied vigeert het bestemmingsplan Landelijk gebied 2004, vastgesteld door de raad op 29 september 2005 en gedeeltelijk goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 28 maart 2006.

Voor het verordeningsgebied is momenteel nog geen bestemmingsplan in voorbereiding. Dat heeft te maken met de voortdurende onduidelijkheid rondom de stikstofproblematiek. Omdat het de verwachting is dat er geen nieuw ontwerpbestemmingsplan ter inzage ligt op het moment dat het vigerende bestemmingsplan 10 jaar oud is, heeft het gemeentebestuur ervoor gekozen een beheersverordening vast te stellen voor het landelijk gebied van Noordoostpolder.

De Wro biedt gemeenten de mogelijkheid om in plaats van een bestemmingsplan een beheersverordening voor een gebied vast te stellen. Een beheersverordening vormt, net als het bestemmingsplan, het kader waaraan onder andere voor een aanvraag omgevingsvergunning, worden getoetst en op basis waarvan de gemeente handhavend kan optreden op het moment dat in strijd met bepalingen uit de verordening wordt gehandeld (denk aan illegale gebruiksvormen of illegale bebouwing).

Een beheersverordening betreft een regeling voor het beheer van het gebied overeenkomstig het bestaande gebruik. Een beheersverordening is juridisch vergelijkbaar met een bestemmingsplan met een consoliderende inhoud. Onder beheerregeling wordt zowel een regeling voor de daadwerkelijk aanwezige situatie verstaan, als een regeling voor planologische ruimte.

Deze beheersverordening heeft tot doel de bestaande situatie te beheren. Indien er zich toch ontwikkelingen voordoen, kan voor de betreffende ontwikkeling een andere planologische maatregel worden genomen, zoals het opstellen van een bestemmingsplan of een afwijkingsprocedure ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

Gelet op de typering van het verordeningsgebied, de beleidsuitgangspunten voor dit gebied, de verwachte ontwikkelingen en de daarmee samenhangende mogelijkheden die voor dit gebied blijven bestaan, is er sprake van beheer van de bestaande situatie voor de looptijd van deze verordening. De beheersverordening is om die reden een geschikt instrument voor dit gebied.

De regeling van de geldende bestemmingsplannen biedt nog voldoende mogelijkheden in de huidige situatie. Daarom is ervoor gekozen uit te gaan van de huidige planologische mogelijkheden. Binnen de huidige regeling worden geen ongewenste ontwikkelingen en mogelijkheden geboden, waardoor de huidige bestemmingsplannen de basis vormen voor deze verordening.

5.3 Uitleg van de regeling

De beheersverordening is gebaseerd op de volgende uitgangspunten:

  • beheer van de bestaande legale situatie (gebruik en bouwen);
  • (in principe) het behoud van de planologische ruimte zoals deze in de geldende plannen is opgenomen en de in de tussentijd verleende vrijstellingen, ontheffingen en /of afwijkingen.

Zowel het behoud van de bestaande situatie als het behoud van de planologische ruimte vormen de onderlegger voor de beheersverordening. Daartoe is de regeling uit de geldende bestemmingsplannen in deze verordening overgenomen.

In de regeling is expliciet bepaald dat indien de bestaande legale situatie afwijkt van hetgeen op het kaartbeeld en/of in de regels is bepaald, de bestaande legale situatie alsnog is toegestaan.

Met de inwerkingtreding van de Wabo is een aantal termen die gebruikt werden in de voorgaande bestemmingsplannen niet meer actueel. In plaats van een aanlegvergunning, wordt nu gesproken over een 'omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden' en in plaats van een vrijstelling, is er nu sprake van een afwijking. De inhoud en de bedoeling van de regels wijzigen echter niet, er is sprake van een nieuwe naam van de vergunningen. In deze verordening is aangegeven hoe deze vergunningen nu moeten worden gelezen.

Bestemmingsplan Landelijk gebied 2004

Het bestemmingsplan Landelijk gebied 2004 is het basisplan dat binnen het verordeningsgebied vigeert. De regeling en bijbehorende kaarten zijn om die reden in Artikel 2 lid a vastgelegd en opgenomen als bijlage bij de regels van de verordening.

Overige bestemmingsplannen en andere plannen

Naast het hierboven genoemde bestemmingsplan vallen de onderstaande plannen ook onder deze beheersverordening:

Bestemmingsplannen/wijzigingsplannen

In het verordeningsgebied zijn de volgende bestemmingsplannen/wijzigingsplannen van kracht:

  • Landelijk gebied (vastgesteld op 24 maart 1977)
  • Landelijk gebied herziening ex art. 30 WRO (vastgesteld op 25-09-1986)
  • Bos en Gaarde (vastgesteld op 23 oktober 1986)
  • Landelijk gebied, Windmolenpark (vastgesteld op 18 december 1986)
  • Landelijk gebied, Tweede Windmolenpark (vastgesteld op 27 september 1990)
  • IJsselmeer (vastgesteld op 19 december 1995)
  • Waterloopbos e.o. (vastgesteld op 18 april 2002)
  • Landelijk gebied 2004 (vastgesteld op 19 september 2005)
  • Landelijk gebied 2004 - Schokkerhaven 2004 (vastgesteld op 22 december 2005)
  • Landelijk gebied 2004 - Vakantiepark Eigen Wijze (vastgesteld op 26 januari 2006)
  • Landelijk gebied 2004 - Oosterringweg 65-1 te Bant (vastgesteld op 25 januari 2007)
  • Landelijk gebied 2004 - Recreatieonderneming Schoterpad 2 te Bant (vastgesteld op 27 maart 2008)
  • Landelijk gebied 2004 - Herziening camping De Kei te Kraggenburg (vastgesteld op 17 december 2009)
  • Landelijk gebied 2004 - Leemringweg/Mammouthweg (vastgesteld op 23 april 2009)
  • Landelijk gebied 2004 - Zwartemeerweg 56 te Kraggenburg (vastgesteld op 26 mei 2010)
  • Landelijk gebied 2004 - Ankerpad 4 te Espel (vastgesteld op 23 april 2009)
  • Landelijk gebied 2004 - Neushoornweg 35 te Kraggenburg (vastgesteld op 26 augustus 2008)
  • Landelijk gebied 2004 - Herziening ex artikel 30 WRO (vastgesteld op 17 december 2009)
  • Landelijk gebied 2004 - Oud Emmeloorderweg 36 te Ens (vastgesteld op 15 april 2008)
  • Landelijk gebied 2004 - Marknesserweg 13 te Emmeloord (vastgesteld op 2 september 2008)
  • Landelijk gebied 2004 - Parallelweg Marknesserweg (vastgesteld op 9 september 2010)
  • Landelijk gebied 2004 - Herziening Uiterdijkenweg 58 te Marknesse (vastgesteld op 25 augustus 2009)
  • Landelijk gebied 2004 - Koppelleiding Flevopolder (vastgesteld op 5 januari 2010)
  • Landelijk gebied 2004 - Schokkerhaven bedrijfsbestemming (vastgesteld op 27 januari 2011)
  • Landelijk gebied 2004 - Noordermiddenweg 10-1 te Creil (vastgesteld op 13 oktober 2009)
  • Landelijk gebied 2004 - Wellerzandweg - ontwikkeling landgoederen (vastgesteld op 24 mei 2012)
  • Landelijk gebied 2004 - Omzetting Agrarisch gebied naar Natuur (vastgesteld op 26 april 2012)
  • Landelijk gebied 2004 - Kalenbergerweg 4b te Luttelgeest (vastgesteld op 18 oktober 2012)
  • Landelijk gebied 2004 - Creilerpad 19b te Creil (vastgesteld op 25 april 2013)
  • Ens, N50 / Ramspol (vastgesteld op 7 oktober 2013)
  • Ens, Drietorensweg 29 en 38-I (vastgesteld op 27 juni 2013)
  • Landelijk gebied 2004 - Johannes Postweg 15 te Nagele (vastgesteld op 9 september 2013)
  • Landelijk gebied 2004 - Professor Brandsmaweg 7-1 te Nagele (vastgesteld op 7 januari 2014)
  • Landelijk gebied 2004 - Hoogspanningsstation Nagelerweg Emmeloord (vastgesteld op 26 mei 2014)
  • Landelijk gebied 2004 - Schokkerringweg 18-1 te Ens (vastgesteld op 5 augustus 2014)
  • Landelijk gebied 2004 - Vollenhoverweg 22 te Marknesse (vastgesteld 8 december 2015)
  • Landelijk gebied 2004 - Vormtweg 2 te Tollebeek (vastgesteld op 26 januari 2015)
  • Landelijk gebied 2004 - Uiterdijkenweg 7 te Luttelgeest (vastgesteld op 29 juni 2015)
  • Landelijk gebied 2004 - Urkerweg 34 te Tollebeek (vastgesteld 9 november 2015)
  • Landelijk gebied 2004 - Schoterpad 18 te Rutten ( vastgesteld op 14 juli 2015)
  • Landelijk gebied 2004 - Oosterringweg 31 te Luttelgeest

Inpassingsplannen

Deze plannen zijn toegevoegd vastgelegd in Artikel 2 en opgenomen als bijlage bij de regels van de verordening.

Uitgesloten bepalingen

Wijzigingsbevoegdheden, uit te werken bestemmingen en nadere eisen uit het vigerende plan kunnen in een beheersverordening echter niet worden overgenomen. Voor wijzigingsbevoegdheden en nadere uitwerkingen geldt dat deze ontwikkelingen mogelijk maken die afwijken van ofwel de bestaande ruimtelijke structuur ofwel de bestaande functionele structuur. Om die reden stroken deze regelingen niet met het doel van een beheersverordening als instrument.

Verder zijn de in de bijlagen opgenomen regelingen met betrekking tot het overgangsrecht, de strafbepaling en de slotbepaling niet meer van toepassing binnen het regime van de beheersverordening.

Al deze bepalingen zijn dan ook buiten toepassing van de beheersregeling gelaten (Artikel 2 lid b).

Overige legale situaties 

Situaties die niet voldoen aan de ter plaatse geldende regeling, maar wel legaal tot stand gekomen zijn, blijven eveneens toegestaan. Dit is bepaald in Artikel 2 lid c. Het kan daarbij gaan om zowel bouw- als gebruiksmogelijkheden overeenkomstig een eerder doorlopen ruimtelijke procedure. Denk hier bijvoorbeeld aan verleende vergunningen op basis van artikel 19 van de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening en de meer recentere Wabo-procedures.

Leiding-Gas

Op de verbeelding en in de regels is het besluitvlak Leiding-Gas opgenomen. Op grond van het Besluit externe veiligheid buisleidingen is het verplicht de aardgastransportleidingen op te nemen (zie ook paragraaf 4.5.3 Aardgastransportleidingen).

5.4 Werkinstructie

Deze beheersverordening regelt in principe dat de regelingen van de geldende bestemmingsplannen van kracht blijven, totdat een nieuw bestemmingsplan of omgevingsplan is vastgesteld. Bij aanvragen voor omgevingsvergunning betekent dit concreet dat de bijlagen bij de verordening gehanteerd kunnen worden als toetsingskader. In deze bijlagen zijn de regelingen van de eerdere bestemmingsplannen integraal overgenomen.

Door deze systematiek blijft het toetsingskader voor aanvragen omgevingsvergunning in principe gelijk aan die vóór de inwerkingtreding van deze verordening. Wel moet erop worden gelet dat nadere eisen, uitwerkingsbevoegdheden en wijzigingsbevoegdheden die in de bijlagen voorkomen, niet kunnen worden toegepast. Dit zijn bevoegdheden die ontwikkelingen mogelijk maken, die niet onder het regime van een beheersverordening mogen vallen. Hetzelfde geldt voor het overgangsrecht en de strafbepaling die niet relevant meer zijn, nu er een beheersverordening geldt. In Artikel 2 lid b van deze verordening zijn deze bevoegdheden buiten toepassing verklaard.

De in de bijlage opgenomen vrijstellingsbevoegdheden en aanlegvergunningen kunnen, net als nu al gebeurt, worden beschouwd als respectievelijk afwijkingen en omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk.

Op het moment dat er sprake is van een situatie waarbij bouw of gebruik niet in overeenstemming is met de in de bijlage opgenomen regeling, kan worden getoetst aan de planologische maatregel die hiervoor genomen is, zoals een verleende vrijstelling, ontheffing of afwijking. Binnen de kaders van die verleende vergunning kan een nieuwe aanvraag worden getoetst. In Artikel 2 lid c is dit geborgd. Het mag vanzelf spreken dat een illegaal bouwwerk of illegaal gebruik niet gelegaliseerd is onder het regime van de beheersverordening.

Doordat het laatste bestemmingsplan wordt vervangen door de beheersverordening met dezelfde regeling c.q bestemmingen verandert er voor de aanvrager c.q. burger in principe niets. Een aanvraag voor omgevingsvergunning wordt getoetst aan de bijlagen in de beheersverordening. Een voordeel ten opzichte van het voorheen geldende bestemmingsplan is dat de regeling in de beheersverordening op internet raadpleegbaar is (ruimtelijkeplannen.nl). De bijlagen (planregels en verbeeldingen) die als toetsingskader worden gebruikt zijn daar in pdf-formaat beschikbaar. Voor de burger en voor bedrijven en instanties die over planologische informatie willen beschikken, betekent dit dat de regels makkelijker raadpleegbaar en beter toegankelijker zijn dan dat voorheen het geval was.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

De veranderingen die de beheersverordening mogelijk maakt zijn perceelsgebonden van aard en kleinschalig van karakter. Deze zijn ruimtelijk ondergeschikt. De beheersverordening voorziet niet in ingrijpende veranderingen waarbij particuliere belangen geschaad zouden kunnen worden. De situatie uit de geldende bestemmingsplannen en wijzigingsplannen wordt grotendeels voortgezet (zie voor toelichting Hoofdstuk 5 Juridische toelichting). De maatschappelijke uitvoerbaarheid is hiermee gewaarborgd. Voor een goede communicatie met de belanghebbenden is er voor gekozen de beheersverordening voor inspraak ter visie te leggen. De uitkomst van de inspraak leest in Bijlage 2 Reactienota concept-beheersverordening.

6.2 Grondexploitatie en economische uitvoerbaarheid

De economische uitvoerbaarheid van een ruimtelijke regeling wordt bepaald door de financiële haalbaarheid van daarin mogelijk gemaakte ontwikkelingen en de grondexploitatie.

Door middel van de grondexploitatieregeling in de Wro en het Bro beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten. De vaststelling van een exploitatieplan is bij een beheersverordening niet mogelijk. De beheersverordening regelt immers het bestaande gebruik en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Hierdoor is geen sprake van gemeentelijke kosten voor bijvoorbeeld het opstellen van een plan of planschade.

Het aantonen van de financiële haalbaarheid van deze verordening is dan ook niet nodig.